laten vallen. Of, als dit doorgaat, zal iets anders moe ten verdwijnen. Bij ons bestaat er in dit verband een bijzondere zorg over het G.S.D.-gebouw. Die kwestie zit ons niet lekker. Ik wil duidelijk stellen, dat, als het ooit zover zou komen, dat er gekozen zou moeten wor den tussen G.S.D. en G.G.D., wij kiezen voor het G.S.D.-gebouw. De G.S.D. heeft voor ons beslist pri oriteit. Er is nog gezegd, dat de vrijkomende gebouwen in de binnenstad te groot en ongeschikt voor de S.A.D. zouden zijn. Dat kan allemaal best nog eens worden bezien. Er komen een hele massa gebouwen vrij. Straks komt weer een stuk vrij van het kantoorgebouw aan de Heliconweg. Enfin, er zijn veel meer voorbeelden te noemen. Vóór verschillende gebouwen zal ook wel weer een bestemming worden gevonden. We kunnen duidelijk stellen, dat we binnen afzienbare tijd ruimte genoeg kunnen krijgen voor de S.A.D.als we dat wil len tenminste. Wij tillen er heel zwaar aan, dat er van de zijde van het College onvoldoende geantwoord is op vragen en opmerkingen over het inpassen van de kosten in de begroting; wij dienen te weten welke verplichtingen wij al op ons hebben genomen. Ik heb in de pauze ge probeerd Wethouder De Jong uit de tent te lokken, maar dat is niet gelukt, Hij zei, dat hij in dit stadium daar geen gegevens over kan verstrekken. Maar ik wil die gegevens hebben. Ik vind, dat het College ver plicht was geweest in de raadsbrief te zeggen: Zo en zo staat het er voor, dat en dat hebben we al be sloten, die verplichtingen hebben we; als we dit er bij nemen, ligt het met de betreffende post zo. En nu heb ik daar geen inzicht in. Dan had ik thuis de raadsagenda's van de laatste anderhalf jaar na moe ten zien en, mijnheer de Voorzitter, het spijt me wel, ik wil wel een hele hoop tijd aan het raadswerk be steden dat doe ik ook maar dit was me echt te veel werk. Om hier een verantwoorde beslissing te nemen, behoren wij dat inzicht hier nu te hebben. Daarom hoewel ik al met de heer De Jong drie moties heb ingediend heb ik ook een motie gemaakt en die heeft de heer De Jong met mij ondertekend. De motie luidt als volgt: ,,De Raad, op 13 maart 1972 bijeen; besluit: gezien de financiële consequenties waarin thans geen goed in zicht mogelijk is, de behandeling van het voorstel G.G.D.- S.A.D. uit te stellen tot na de behandeling van de be groting." Wij menen, dat wij echt recht hebben op uitstel. De heer Van Haaren: Ik geloof, dat de tendens bij de heren Heidinga en De Jong vooral deze is: Dit is een overdadige investering; ik dacht, dat het daar hele maal op neer kwam. Het gaat hun niet zo zeer om de technische kant van de zaak. Als je dan spreekt over overdadige investeringen, dan is het natuurlijk een kwestie van prioriteiten; waar moet je die leggen? Ik vind, dat dit een volledig verantwoorde investering is. De heer Heidinga heeft gezegd, dat we, als we dit voorstel aannemen, ergens anders op moeten bezuini gen, of iets anders moeten laten vallen. Dan zou ik eens kijken naar wat op de begroting staat voor het verkeer. De kosten voor verkeer en vervoer maken ongeveer 19% van de totale uitgaven van 1972 uit. Ik dacht, dat we in die sector duidelijk zouden kunnen bezuinigen; maar dat kan niet op dit soort dingen. Het ontkoppelen van G.G.D. en S.A.D. en het ont werpen van een sobere nieuwbouw voor de G.G.D. be tekenen een enorm uitstel. Het gaat dan zeer lang duren eer eindelijk een huisvesting voor de betreffen de diensten gerealiseerd is; die diensten hebben een nieuwe huisvesting broodnodig. Ik geloof, dat het niet verantwoord is een dergelijke wijziging van de plan nen te vragen. Tegen huisvesting van de S.A.D. in een van de vrijkomende gebouwen blijf ik bezwaren hebben. Als je ziet wat de S.A.D. aan outillage nodig heeft, dan is het niet zo eenvoudig zo'n bestaand pand aan te passen en te vertimmeren. En als je het zou doen, wordt het nog verschrikkelijk duur ook. Ik vind het ook verkeerd een beslissing uit te stellen tot na de begrotingszitting. Laten we nu zeggen, dat we in principe akkoord gaan met het voorstellaten we daar eens mee beginnen. (De heer Heidinga: En dan bezuinigen op andere dingen?) Ja, op verkeer bijvoor beeld. De heer Wiersma: Ik wil toch nog wel iets zeggen over de technische aspecten. De heer Heidinga heeft gezegd, dat hij daar niet verder over zou willen debat teren met de Wethouder. Ik ben dat ook niet direct van plan, maar ik dacht wel, dat een aantal zaken, hiermee annex zijnde, aan de orde moesten worden gesteld. Het is mij, eerlijk gezegd, een beetje tegengevallen, dat het plan, dat ons is voorgelegd voor een gebouw ten behoeve van G.G.D. en S.A.D., ons in deze vorm is ge presenteerd. Ik meen mij te herinneren als lid van de Commissie voor de Gezondheidszorg dat wij ons destijds in die commissie hebben bezig gehouden met een plan voor een gebouw voor de G.G.D., dat dan gekoppeld zou worden aan Triotel. Om verschil lende redenen kon dat plan niet doorgaan. Later zijn de nieuwe plannen kennelijk behandeld in een andere commissie en dat spijt mij persoonlijk bijzonder. Want het gebouw, dat we nu voorgeschoteld hebben gekre gen, voldoet, naar mijn smaak, niet aan bouw-econo- mische aspecten wat de opzet betreft. En met die bouw-economische aspecten bedoel ik dit: Leeuwarden is een stad in ontwikkeling, althans laten we hopen, dat we nog eens een groot aantal inwoners krijgen. Gepaard gaande met de ontwikkeling zal ook de G.G.D. groter worden en zal ook de S.A.D. groeien. Als ik de Wethouder goed begrepen heb, dan is de S.A.D. al aardig aan het groeien. Ik zie dat nu wel niet direct, maar de Wethouder kennelijk wel. Enfin, daar wil ik ook niet verder over debatteren. Ik dacht wel, dat het een bijzonder belangrijke zaak was, dat de opdracht, die wordt gegeven aan architecten om een gebouw op papier te zetten, te ontwerpen, ook moet inhouden een opdracht rekening te houden met de bouw-economische aspecten. M.a.w., een gebouw moet zodanig worden opgezet, dat het zich met de tijd mee kan ontwikkelen, d.w.z. zodanig, dat het steeds uitgebreid kan worden. Het is natuurlijk prach tig, dat een architect een opdracht voor het ontwer pen van een gebouw krijgt. Die architect zal zich over het algemeen uitleven op zo'n gebouw; hij wordt daar in meestal vrij sterk gesteund door het Rijk. Het Rijk meent bepaald een status te moeten ophouden en doet dat door allerlei mooie, grote en dure gebouwen neer te zetten. Ik geloof daar niet in; ik vind het een zaak die men zo langzamerhand eens goed moet bekijken. Wanneer een opdracht wordt gegeven, moet daarin verwerkt zijn, dat het ontwerp zodanig wordt opgezet, dat het gebouw moet kunnen meegroeien met de dienst waarvoor het bestemd is. Ik had dan ook graag gezien, dat in dit plan de toren voor de S.A.D. niet op het gebouw van de G.G.D. was gepland, maar er naast en dat we die toren desnoods in een later sta dium hadden kunnen bouwen. Dan zou er een gefa seerde bouw ontstaan, waardoor het gemakkelijk was geweest in dit stadium te besluiten: Wij bouwen het gebouw voor de G.G.D. en, als het nodig is een gebouw voor de S.A.D. te hebben, dat echt daarvoor geoutil leerd is, dan zou dat in een volgende fase gerealiseerd kunnen worden. Ik ben van mening, dat wij zo lang zamerhand iets moeten doen aan dit aspect van de zaak. Ik steun dan ook de motie van de heren De Jong en Heidinga, die inhoudt, dat men moet trach ten te komen met een plan waarin een scheiding is gebracht tussen de bouw voor G.G.D. en S.A.D. Daarbij is het mogelijk om in bepaalde fasen de twee gebouwen te realiseren op een zodanige wijze, dat deze gebouwen beide kunnen groeien met de ontwik keling van de betreffende diensten mee; het moet dan mogelijk zijn op een bepaald moment door een be trekkelijk kleine ingreep deze gebouwen uit te brei den. Men bouwt op een dergelijke wijze ook in het bedrijfsleven. De heer Ten Iïrug (weth.): Voor de pauze hebben de heren Knol en Snel nog een aantal opmerkingen gemaakt. Ik ben het eens met de opmerking van de heer Knol over de bouwkosten. De heer Snel heeft nog eens de noodzaak van een adequate huisvesting van de S.A.D. benadrukt, iets wat ik van harte onderschrijf. De heei* De Jong die na de pauze het eerst aan het woord kwam heeft gezegd, dat de gehorigheid in het F.B.T.O.-gebouw blijkbaar het knelpunt is, maar dat je datzelfde nadeel nu juist met die verplaatsbare wanden ook krijgt. De heer De Jong heeft kennelijk niet goed geluisterd hij heeft aangehaakt op de woorden van de heer Van Haaren want het is niet alleen de gehorigheid, maar ook de niet-aangepaste in deling van de ruimte die de huidige huisvesting onge schikt maakt. Er is veel ruimte waar je niets aan hebt. Er zijn vertrekken waarin, gezien het werk, maar twee mensen kunnen zitten, maar waarin qua ruimte veel meer mensen zouden kunnen werken. Die vertrekken zouden inderdaad belangrijk kleiner kunnen zijn, maar zo is het gebouw nu eenmaal niet ingedeeld. Over die verplaatsbare wanden is ook gesproken in de Commis sie Openbare Werken. Ik ben daar in eerste instantie niet op ingegaan, omdat er ook vanuit de Raad geen opmerkingen over waren gemaakt. Ik herhaal, wat ik ook in die commissie heb gezegd. Wij werken met ver plaatsbare wanden, omdat het, m.n. voor een dienst die nog groeiende is, vrij moeilijk is voor een_ lange periode te bepalen wat de meest efficiënte indeling van de vertrekken zal zijn. Natuurlijk kun je voor deze dienst op dit moment voor 20 man wel de meest efficiënte indeling bepalen, maar als er een uitbreiding zou komen, moet die ook op een gemakkelijke manier zijn op te vangen. Ik weet, dat verplaatsbare wanden gehorigheid kunnen veroorzaken; dat is een punt van uitvoerige bespreking geweest in de bestuurscommis sie van de S.A.D. Men heeft zich van de praktijk over tuigd in het gebouw van het Coöp. Verzekerings Fonds waar ook verplaatsbare wanden van dit soort ver geef me, dat ik niet aangeef welk soort; dat is me te technisch, mijnheer Heidinga, ik ben blij, dat U over dit soort dingen niet wilt strijden worden gebruikt. Men heeft kunnen concluderen, dat deze wanden zeer redelijk voldoen; er is niet meer gehorigheid, dan bij normale wanden het geval is. We kunnen nu wel zeg gen, dat dit alles extra duur maakt, maar als je ziet, dat die verplaatsbare wanden in het totaal van de op zet maar f 45.000,uitmaken, dan is dit niet het punt waar het in feite om gaat; dat tikt niet zo geweldig aan bij de f 285.000,jaarlijkse lasten die wij, gezien dit voorstel, meer moeten ramen in de begroting. Er zijn ons inderdaad nog geen gebouwen in de bin nenstad aangeboden. Maar ik heb erbij gezegd, dat er al een aantal gebouwen een andere bestemming heeft en ook, dat de gebouwen die met name genoemd zijn, ontzaglijk groot zijn. Nu mag de gehorigheid in oude gebouwen wel minder zijn, maar de indeling is zodanig, dat de S.A.D. daar gewoon niet mee kan werken. Dan moeten er wanden worden uitgebroken en verplaatst en dan krijg je weer dezelfde problemen als met een nieuw gebouw. Dat voordeel van het niet gehorig zijn van die oude gebouwen spreekt mij helemaal niet aan. Bovendien verkeren de vrijkomende gebouwen in een uitermate desolate toestand. Er is straks wel gezegd, dat het Rijk allerlei statussymbolen maakt, maar dan zullen ze die nog moeten maken, want wat het Rijk in Leeuwarden aan gebouwen heeft, is meer dan erg. Dat is niet alleen het geval bij het Belastingkantoor; daar bij kan ik het me om psychologische redenen nog wel begrijpen. De moties van de heer De Jong houden in, dat de gebouwen van G.G.D. en S.A.D. worden ontkoppeld en dat voor de G.G.D. een doelmatiger nieuwbouw moet worden ontworpen. Ik dacht, dat dit een zeer doelmatig gebouw voor de G.G.D. was. Dat is in de Raad bij vo rige gelegenheden toen wij de kredieten uittrokken ook nooit ontstreden. In de commissie die belast was met de beoordeling van de bouwplannen voor Triotel inclusief het gebouw voor de G.G.D.; de heer Wiersma heeft daarop gewezen zijn over dit plan voor het G.G.D.-gebouw nooit opmerkingen gemaakt. Toen er een splitsing kwam tussen Triotel en G.G.D. als ik het zo even mag zeggen was het een nor male zaak, dat de commissie, die voor de G.G.D. is in gesteld, de plannen voor het G.G.D.-gebouw ter beoor deling kreeg; hetzelfde geldt ten aanzien van de com missie voor de S.A.D. De heer Heidinga heeft gezegd, dat dit een duur ge bouw is. Ik geloof dat niet. Misschien kan hier en daar wel wat bezuinigd worden, maar die bezuinigingen zul len echt niet in de tonnen lopen, en zij zullen ook niet veel veranderen aan de begrotingspost waar de heer Heidinga zo ongerust over is. Ik heb niet gezegd, dat de combinatie van S.A.D. en G.G.D. noodzakelijk is. Dat kon ik ook moeilijk zeg gen, want wij hadden aanvankelijk plannen de S.A.D. te huisvesten samen met de G.S.D. in de flat aan de Tesselschadestraat. Wij hadden die dienst daar on dergebracht omdat wij wilden wij een gedeelte van die flat huren op voorhand moesten weten, of wij voldoende verdiepingen van dat gebouw konden bezet ten. Dat was een kwestie van overeenkomst tussen de bouwer en het Gemeentebestuur. Ik heb wel gezegd, dat ik het een gelukkige combinatie vind. Als je de S.A.D. toch in een gebouw van een andere gemeente lijke dienst moet onderbrengen, dan zou ik niet een gelukkiger combinatie kunnen bedenken, dan juist met de G.G.D., waarbij ook de Schoolartsendienst betrok ken is. Uiteraard behoort er een goede verbinding en een goede samenwerking te bestaan tussen S.A.D. en Schoolartsendienst; die is er ook. Ik heb niet gesproken over een gezamenlijk gebruik van ruimten in de zin, zoals de heer Heidinga bedoelde. In de afdelingsvergadering heb ik daar uitvoerig over gesproken, maar de heer Heidinga heeft mijn woorden verkeerd geïnterpreteerd. Natuurlijk gebruiken de bei de diensten die gezamenlijke ruimten niet tegelijkertijd. Dan zou een gezamenlijk gebruik niet mogelijk zijn. Ik heb alleen gezegd, dat het een gunstige situatie is, dat een deel van de ruimten die overdag gebruikt wor den door de G.G.D., 's avonds kunnen worden benut voor de S.A.D. Dat is dan niet een bouw-economische situa tie, zoals de heer Wiersma bedoelt, maar toch, dacht ik, wel een economische situatie. Bovendien heb ik er in de vorige vergadering op gewezen dat is op de te kening ook duidelijk aangegeven dat sommige ruim ten ook overdag door beide diensten kunnen worden gebruikt; ik denk aan vergaderruimten, wachtruimten e.d. Als je nu de S.A.D. niet in het gebouw opneemt, dan haal je het verschil in de kosten (kosten G.G.D.-ge- deelte kosten S.A.D.-gedeelte) niet boven water. Er zijn twee diensten; er' zijn bepaalde ruimten voor geza menlijk gebruik; er is één ingang; er is één receptie. Als je de diensten in afzonderlijke gebouwen onder brengt, vallen al deze voordelen weg. Bovendien wordt nu voor twee diensten één gebouw gezet op dure grond. Het terrein behoeft daarvoor niet te worden vergroot. De totale lasten van die dure grond (inclusief parkeer ruimte; die moesten we ook creëren, omdat in het oor spronkelijke plan combinatie met Triotel ook een gezamenlijke parkeerruimte zat) zouden bij ont koppeling alleen drukken op de G.G.D. Ik ben er mij voldoende van bewust ik heb daar de vorige keer ook geen geheim van gemaakt dat Leeuwarden hard op weg is een art. 12-gemeente te worden. Ik ben er mij ook van bewust, dat wij, toen wij besloten tot samengaan van openbaar en bijzonder onderwijs (met betrekking tot de S.A.D.) er voor moes ten staan, dat het bijzonder onderwijs na een aan loopperiode dezelfde voorzieningen zou kunnen krij gen als het openbaar onderwijs. En als wij dat willen realiseren, dan moet ik blijven pleiten voor een uit breiding van de S.A.D. tot een bepaalde minimum bezet ting. Er is nu een minimum bezetting voor het werk ten behoeve van het openbaar onderwijs. Er zal dus inderdaad een uitbreiding moeten komen. Hoe het Rijk daarop reageert, weet ik niet. Daar staat tegenover, dat wij niet, zoals vooral veel grote steden, vakonder wijs hebben bij het lager onderwijs,; dat vakonderwijs zit ook in de rijksvergoeding voor het onderwijs. Wij hebben ook geen gemeentelijke inspectie voor het on derwijs; die is er o.a. in Groningen, Arnhem en Zwolle wel. Wij hebben ook geen aparte schoolbiologische dienst of nog ruimere diensten ten behoeve van het onderwijs. Dat soort dingen kunnen wij niet allemaal tegelijk betalen. Vorig jaar is dat in de Raad bespro ken; wij hebben een keus gedaan. Ik meen, dat het een juiste beslissing is geweest. Wanneer niet alles kan worden gerealiseerd, wat het onderwijs nodig heeft, dan moet de S.A.D. een pré hebben. De heer Heidinga heeft nog even gesproken over een deel van het gebouw aan de Heliconweg. Het is mij niet bekend, wanneer dat leeg komt, maar ik dacht, dat de Giro daar ondergebracht was. Die Giro kan er niet uit voor de Tesselschadeflat klaar is. Zoals het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 7