8
neert. De samenleving is steeds ingewikkelder gewor
den en de kiezers hebben het gevoel, dat ze op het be
leid van de Gemeente weinig invloed kunnen uitoefe
nen en dat slechts een klein groepje mensen in dit
geheel praktisch de dienst uitmaakt. Hierdoor wordt
het gevoel, dat de afstand tussen bestuurders en be
stuurden steeds groter wordt, nog extra gevoed. En
dit zal ertoe leiden, dat veel inwoners der Gemeente
het voor gezien houden en zich niet meer betrokken
voelen bij hetgeen zich in de gemeentelijke huishouding
afspeelt. Het is, dacht ik, tegen deze achtergrond en
deze ontwikkeling geweest, dat Uw College op een
schaal, waarover buitenstaanders zich wel eens wat
laatdunkend hebben uitgelaten, destijds aan de Raad
voorstellen hebben gedaan om een deel van het be
stuurlijke veld tot inzet te maken van de binnengemeen
telijke decentralisatie. Onze Raad in deze samenstelling
heeft bij zijn aantreden de spelregels gevonden, waar
binnen deze nieuwe structuur moest gaan functione
ren. Brengt nu wat we 1% a 2 jaar geleden met elkan
der hebben besloten datgene, wat we ervan verwach
ten, n.l. de verbreding van het bestuurlijke draagvlak,
de vergroting van de mogelijkheden van invloed op het
beleid en de vergroting van de deelneming van de bur
ger in het functioneren van de bestuursorganen? We
dachten, dat het proces dat in werking is gesteld, nog
te kort op gang is om tot een verantwoorde evaluatie
te komen. Alles moet hier nog wennen. Niet in de laat
ste plaats worden aan het ambtelijke apparaat bijzon
der zware eisen gesteld. Er is in de Raad zo hier en
daar ook al gezegd, dat de begeleiding van de com
missies en de raden voor de beleidsambtenaren een
stuk vakmanschap en tact vraagt. De heer Visser
heeft, dacht ik, gisteren al een besomming gemaakt
van wat voor gevolgen dit heeft gehad voor de kosten
van het algemeen beheer. Wij menen, dat het ambte
lijk apparaat, voor zover wij het als raadsleden hebben
kunnen volgen, op een voortreffelijke wijze heeft we
ten in te spelen op de nieuwe bestuurlijke werkvormen.
We hebben zo in eigen kring eens wat sonderingen
gepleegd en over de gehele linie eigenlijk toch wel een
redelijke positieve waardering ontdekt t.a.v. het func
tioneren van de raden en commissies. Hier en daar
zijn wel bepaalde tekortkomingen gesignaleerd, maar
die zijn niet van dien aard, dat die de positieve waar
dering voor deze nieuwe vormen doen verbleken. Zo
zouden wij voor de voorbereidingen van de commissie
vergaderingen nog op de meest open en duidelijke in
formatie willen aandringen. Het mag niet zo zijn, dat
volstaan wordt met het vermelden van een bepaald punt
op de agenda, waarover dan in de vergadering van de
betreffende commissie pas de informaties en de toe
lichtingen worden gegeven. Vanuit onze fractie wijzen
wij voor de toekomst een dergelijke voorbereiding van
de hand. M.b.t. de wezenlijke bedoeling van de voor
bereiding van bepaalde stukken voor de Gemeenteraad
en de commissies van advies voor B. en W. blijkt een
misverstand te bestaan. Er zijn commissies die af en
toe worden gehanteerd, alsof het College alvast eens
wenst te peilen, hoe een bepaalde zaak in de respec
tieve fracties zal vallen en men probeert in deze com
missies dan tot standpuntbepalingen te komen. Ook
dit is een zaak, menen wij, die niet helemaal juist is.
De commissies van advies voor B. en W. hebben geen
andere taak dan dat zij, afgezien van de werkzaam
heden die betrekking hebben op bepaalde beheersta
ken, het College behulpzaam zijn in de overwegingen
van pro en contra. Zij zijn de verbreding van het ka
der, waarin B. en W. met bepaalde voorstellen t.a.v.
bepaalde zaken kunnen komen. Wij als Raad hebben
er, dacht ik, dan ook geen behoefte aan te weten, hoe
de stemverhoudingen t.a.v. bepaalde standpunten in de
commissies liggen. We hebben er veel meer behoefte
aan te weten, hoe de leden van de commissie inhou
delijk hebben gereageerd op bepaalde stukken die zij
voorgelegd hebben gekregen. De commissie zelf heeft
in de fase van de voorbereiding van bepaalde zaken
geen enkele status. B. en W. mogen de leden ook niet
pinnen aan hun aanvankelijke overwegingen. Een
raadslid moet zelfs de ruimte hebben om, naarmate
hij zich nader heeft verdiept in het betreffende onder
werp, van visie te kunnen veranderen. We zouden dan
ook graag bij de zaken, waarbij een commissie van
advies is ingeschakeld, een verslag zien overgelegd,
hoe de standpuntbepalingen inhoudelijk liggen, hoe de
argumenten, op grond waarvan men tot bepaalde
standpunten is gekomen, er uit zien. En deze argumen
ten zouden dan in de discussie in de Raad mee in
de overweging kunnen worden betrokken. T.a.v. de
raadscommissies hebben wij in de vergadering van de
afdeling al opgemerkt, dat wij het zouden kunnen waar
deren, als de mogelijkheid zou kunnen worden open
gesteld, dat alle raadsleden, niet leden van de commis
sie zijnde, in de gelegenheid worden gesteld de verga
deringen bij te wonen. In dat opzicht sluiten we ons
graag aan bij de suggestie die de heer Van Haaren gis
teren ook al heeft gedaan, en we zouden eventueel
straks zelfs, als we het College hebben gehoord, nog
wel een uitspraak hierover van de Raad willen vragen.
In deze raadscommissies en in het bijzonder, dachten
wij, in die voor de Ruimtelijke Ordening, spelen zulke
centrale vraagstukken, dat tal van andere raadsleden
graag meer gedetailleerd kennis willen nemen van de
achtergronden, waartegen bepaalde zaken tot beleids
overwegingen komen. We zouden het heel normaal
vinden, als via convocering deze commissievergaderin
gen toegankelijk zouden zijn voor alle raadsleden.
In de afdelingsvergadering is voorts door ons aan
gekondigd, dat we in de begrotingszitting de zaak van
de openbaarheid van de commissievergaderingen aan
de orde zouden willen stellen, zulks mee aan de hand
van een onderzoek dat elders in het land door een
P.v.d.A.-gemeenteraadsfractie is ingesteld. De rappor
tage hierover is tot onze spijt op dit moment nog niet
gereed en we dachten, dat het om die reden maar beter
is te volstaan met de mededeling, dat we te gelegener
tijd en hopelijk dan gedocumenteerd met gegevens
omtrent ervaringen elders nog eens op deze zaak
terugkomen. We hebben wel ontdekt in de loop van de
tijd, dat er veel meer dingen veel vroeger in de open
baarheid gebracht kunnen worden om zodoende in de
publieke oordeelsvorming alvast mee te kunnen gaan
spelen. Het betekent voor vele commissieleden schijn
baar een bedreigende situatie, dat zij aan een openbare
discussie in deze vergaderingen deelnemen en ik heb
zelfs al mensen horen zeggen, dat, als bijeenkomsten
van raadscommissies, van commissies van advies open
baar zouden worden, het dan voor hen al niet meer hoeft.
Persoonlijk kan ik dit niet zo bijzonder waarderen; ik
begrijp het ook niet helemaal, want ik dacht, dat de
zaken, waarbij wij als raadsleden betrokken zijn, zo
algemeen geldend zijn voor de totale gemeenschap, dat
ook de gemeenschap als zodanig er recht op heeft te
weten, hoe wij over deze dingen denken, hoe wij er met
elkander over discussiëren. (De heer Faber: Hoe doet
U het met de fractievergadering?) (De heer Ten Iirug
(weth.): Daar hebt U het niet moeilijk mee.) (De heer
Faber: Maar U wel.) Vermoedelijk zal met een verder
doorgaand proces van democratisering deze zaak over
een jaar of tien geen enkel probleem meer vormen en
zal iedereen het heel normaal vinden, dat alle zaken
die alleen maar de publieke kanten betreffen, in open
bare commissievergaderingen aan de orde komen en
het stoort dan niemand, dat deze vergaderingen open
baar zijn.
T.a.v. het functioneren van de raden hebben wij het
afgelopen jaar nog de gelegenheid gehad tussentijds
balans op te maken, toen we van gedachten wisselden
over de plaats daarin van de Wethouders. We willen
deze discussie op dit moment niet herhalen. Wat wij
recentelijk vernamen is, dat de presidia van de raden
in een bijeenkomst met B. en W. of met een
deel van de W.'s een uitspraak hebben gedaan over de
deelname van ambtenaren in deze raden. De stand
puntbepaling was aldus en dan citeren we de no
tulen van die bijeenkomst „Het algemeen gevoelen
is, dat een dergelijk lidmaatschap onzuivere verhou
dingen met zich mee kan brengen." Hiermee schijnt
de kous af te zijn. Als dit voor het College het slot-
advies wordt, dat de ambtenaren uitsluit van deelname
in de werkzaamheden van de raden, dan kan onze
fractie daarmee geen genoegen nemen. Wij vinden dit
eigenlijk een stuk discriminatie. Iedere ambtenaar van
deze Gemeente is tevens een burger, hopelijk hier dan
ook woonachtig en geïnteresseerd in de maatschappe
lijke vraagstukken die hier spelen. Natuurlijk kan een
lidmaatschap van een raad onzuivere verhoudingen met
zich brengen, maar dat zal zich alleen voordoen, als
een bepaalde ambtenaar werkzaam is binnen het ge
meentelijk bedrijf op een plaats waar hij de sector be
strijkt, waarbinnen ook zo'n raad functioneert. Onze
fractie betreurt dan ook, dat de presidia van de raden
zich een zo weinig genuanceerd oordeel hebben ge
vormd over een zaak die een veel evenwichtiger be
nadeling waard was geweest. Onze fractie vindt de
standpuntbepaling van B. en W. en presidia dan ook een
kwalijke zaak. Wij weten, dat het zich zelfs heeft voor
gedaan, dat een medewerkster van een afdeling van
de Secretarie ontraden is zitting te nemen in een be
paalde raad. We begrijpen nogmaals dat er zich
situaties kunnen voordoen, waarin het lidmaatschap van
een raad ontraden zou moeten worden, maar niet dan
nadat zo'n zaak te voren is doorgelicht en geheel over
wogen. We zouden zelfs over deze zaak, wanneer het
College ons straks bij de beantwoording niet tevreden
zou stellen, graag de Raad om een uitspraak willen
vragen.
Er is veel in beweging om tot deze nieuwe bestuurs
vormen te komen in onze Gemeente. Onze fractie zal
dit proces verder nauwlettend en met interesse volgen,
omdat het, zonder dat we er direct wonderen van ver
wachten, mogelijkheden biedt tot meer democratische
verhoudingen. Al die commissies en raden -we sig
naleerden het reeds vormen een belasting, zowel in
mankracht als in geld. Bovendien moeten we ook op
passen niet verstrikt te raken in al die beleidslijnen en
bedradingen. Deze draden en m.n. die van de raden
worden voor het leeuwendeel gevoed door de deskun
digen en geïnteresseerden vanuit het particuliere initia
tief, die vanuit de eigen sector niet komen en ook
niet kunnen komen tot een evenwichtige afweging
van belangen. Die belangenafweging zou door de Ge
meenteraad moeten gebeuren, op voorstel van B. en W.,
die zich op hun beurt laten voorlichten door een des
kundig ambtenarenapparaat. Uit reacties die we hier
en daar opvingen, en ook uit de wijze waarop in het
voorbereidingsproces van deze begrotingsbehandeling
vragen zijn gesteld, proeven we iets van bepaalde weer
standen. Hier en daar fluistert men, dat het ambtelijk
apparaat onder onverantwoord hoge druk staat en dat
door de bemoeiingen van te veel raden en commissies
er een surplus aan inspraak is en er geen besluiten
meer op het juiste moment genomen kunnen worden.
Als in dit laatste een grond van waarheid mocht zitten
en dat zien wij nog niet dan zullen we orde op
zaken moeten stellen. We moeten de zaak ook niet
overtrekken. Democratische besluitvorming kost tijd.
De uitdrukking „op z'n elf-en-dertigst" schijnt ont
leend te zijn aan de periode, waarin in Friesland de
11 steden en de 30 grietenijen deelnamen aan het lands
bestuur. T.a.v. autoritair tot stand gekomen besluiten
geldt, dat deze heel moeilijk worden geaccepteerd en
nimmer gemeengoed worden voor vele anderen. Mocht
het werktempo van de raden en commissies te hoog
liggen, dan moeten we en in dat opzicht wijk ik af
van het standpunt dat de heer Van Haaren gisteren
naar voren gebracht gewoon temporiseren. Uitbrei
ding van personeel is niet mogelijk; daarom zal er met
de aanwezige mankracht zo efficiënt en doelmatig mo
gelijk gewerkt moeten worden. Dit is een zaak van
planning en coördinatie. De raden zullen ongetwijfeld
voor deze situatie begrip kunnen opbrengen. Dit week
end stond er in de Volkskrant een artikel over Klei
boer, de man, die enige jaren geleden de Frisiana tot
een succes maakte en het nu de Floriade in Amster
dam gaat doen. Het succes van deze man bestaat voor
het merendeel uit een fantastisch vermogen tot ana
lyseren van de processen, tot coördineren. Hij werkt
voor de Floriade, zo bleek uit dit krante-artikel, met
een 60-tal commissies en weet de totale organisatie
met een feilloos gevoel voor details in elkaar te pas
sen. Onze secretarie-afdeling Welzijnszorg (Zou het
niet te overwegen zijn „Sociale Zaken" daaraan niet
roeer te koppelen, omdat dit voor de burger bij herha
ling tot begripsverwarring aanleiding schijnt te ge
ven?) zou in onze Gemeente een soort Kleiboer-functie
moeten vervullen. Hier komen alle draden van plan
ning en coördinatie van de beleidsvoorbereiding op het
terrein van welzijnszorg samen. Misschien zou hier
een functie gecreëerd moeten worden, een gemeente
lijke coördinator, met een vrij stevige mate van be
voegdheden, die ervoor zorgt, dat alles wat zich aan-
dient in de onderscheiden sectoren, geen lappendeken
gaat vormen, maar een geschakeerd, goed op elkaar
afgestemd voorzieningenpatroon. Onze fractie heeft
waardering voor datgene waartoe in onze Gemeente de
eerste aanzet is gegeven. Het zal van ons allen ge
zamenlijk afhangen, of de doelstellingen die wij in het
begin noemden, realiseerbaar zullen zijn. We zeggen
het College vanuit onze fractie daartoe graag alle me
dewerking toe.
De Voorzitter: De heer De Vries heeft meteen dus
ook het tweede gedeelte van het geclaimde punt aan
gesneden. Ik neem aan, dat, wanneer de heer Meijerhof
het woord zou gaan voeren, die het ook in zijn betoog
zal opnemen en dat ook volgende sprekers meteen op
beide onderwerpen kunnen inhaken.
De Voorzitter schorst, om 15.35 uur, de vergadering
voor de theepauze.
De Voorzitter heropent, om 16.00 uur, de vergadering.
De Voorzitter: Ik zou de heer Van Haaren willen
vragen, of hij er na zijn uitvoerige uiteenzetting van
gisteren behoefte aan heeft over het onderwerp nog
verder het zijne te zeggen. Dan geef ik hem daartoe nu
graag de gelegenheid.
De heer Van Haaren: Heel in het kort. Ik zal zeker
niet al de punten herhalen, maar waar het om ging, was
de toegankelijkheid van de verschillende commissies
voor de raadsleden. Daarover zijn wij het zeker met de
heer De Vries eens. Wij hebben heel duidelijk gezegd,
dat wij niet, zols wij vorig jaar gedaan hebben, zullen
proberen al die commissies openbaar te krijgen. Wij
hebben wel mèt de heer De Vries gezegd: Misschien is
het nu nog wat te vroeg voor een evaluatie. En in dit
verband hebben we een zeer concrete suggestie gedaan,
n.l. om een raadscommissie in te stellen ter zake van
openbaarheid, openheid en inspraak, zoals ook in en
kele andere gemeenten is gebeurd. Die commissie kan
dan advies uitbrengen aan de Raad, zodat we voor een
volgende begrotingsvergadering meer materiaal heb
ben en meer inzicht hebben in deze gehele problematiek.
En dan kunnen we eens bekijken, of we nog niet ver
der kunnen gaan dan alleen de toegankelijkheid voor
raadsleden. Dat was dus een concrete vraag die wij
hebben gesteld. Daarover hebben we hier ook een motie
klaar liggen, die mede is ondertekend door D'66 en de
F.N.P.
Ik heb ook nog even gezegd, dat het misschien wen
selijk zou kunnen zijn het Amsterdamse experiment in
de gaten te houden, n.l. drie grote commissies om en
om openbaar te laten vergaderen, zodat we op die
manier eens kunnen zien wat het verschil is tussen
openbaar en besloten vergaderen.
We hebben ook nog verzocht het was een belang
rijk punt; ik denk, dat de Burgemeester het wel geno
teerd heeft -om behalve de notulen van de raden en
commissies ook alle adviezen ter inzage te leggen.
Dan nog heel even terug naar het punt: de com
missies toegankelijk maken voor de raadsleden. Er zijn
drie modaliteiten. Het is mogelijk het te doen, zoals
we het gedaan hebben met de afdelingen, zodat de
leden van de Raad, niet-leden van de commissie, in
tweede instantie het woord krijgen. Een tweede mo
daliteit is, dat de leden van de Raad, niet-leden van
de commissie, bij de rondvraag het woord voeren. Dat
betekent dan, dat toch de commissieleden meer onder
elkaar kunnen praten, dus geen inmenging krijgen van
de niet-commissieleden. En een derde modaliteit is,
dat de raadsleden, niet-commissieleden, alleen en uit
sluitend als toehoorders bij de commissievergaderingen
zijn. Van die drie modaliteiten, zo hebben wij gezegd,
zal de eerste waarschijnlijk niet haalbaar zijn, maar
we hebben twee moties, ook door D'66 en F.N.P. on
dertekend, klaar liggen, waarvan één inhoudt: het bij
wonen door raadsleden, niet-commissieleden, van alle
commissievergaderingen met het recht deel te nemen
aan de rondvraag. Mocht deze motie het niet halen,
dan geloof ik, dat we met onze tweede motie op één
lijn zitten met de heer De Vries, die voorstander is van
het alleen maar toegankelijk maken van de commissie
vergaderingen voor raadsleden, niet-commissieleden, als