12'Sl 13 De heer De Vries heeft enige opmerkingen gemaakt over de voorbereiding van de vergaderingen. Wij ma ken al verslagen van alle vergaderingen; U moet U er goed van bewust zijn, dat dat vroeger lang niet in die mate gebeurde, zoals nu. Dat is op zich ook al een groot winstpunt. Ook de coördinatie is verbeterd. De verslagen blijven niet alleen bij een commissie die er mee werkt, maar die gaan ook heel dikwijls naar an dere groepen ook intern die met de betreffende problematiek te maken hebben. De verslaggeving is een hulpmiddel om te zorgen, dat men van elkaar weet wat men doet. De verslagen hebben een goede functie. Ik stel het op prijs te constateren, dat in zijn alge meenheid gesproken de verslagen binnen zeer re delijke tijd worden klaar gemaakt. Dat is een zware belasting voor het ambtelijk apparaat. De heer De Vries heeft daar ook op gewezen; hij heeft daar in positieve zin een aantal opmerkingen over gemaakt en dat heeft mij erg verheugd. Wat het voorbereiden van de ver gaderingen betreft, wij hebben nota genomen van de opmerkingen van de heer De Vries. Ik kan zeggen, dat wij er echt naar zullen streven de gang van zaken nog beter te maken, dan die nu is. De heer De Vries heeft ook nog gesproken over het is ook in de afdelingsvergadering aan de orde ge weest het vaststellen van de mening van de leden in de commissievergaderingen. Ik dacht, dat er wel enig verschil gemaakt moet worden tussen de commissies van advies en bijstand en de raadsadviescommissies; de raden hebben nog weer een andere plaats. Wat de commissies van advies en bijstand betreft, is het niet zo, dat wij die commissies wel eens om een advies vragen; die commissies zijn uitsluitend ingesteld om B. en W. advies te geven. En het is heel duidelijk, dat B. en W. de mening van die commissies moeten ken nen. Wij moeten weten of het een unanieme mening, of een meerderheidsmening is; als er een meerderheids- en een minderheidsstandpunt zijn, dan willen wij graag beide standpunten weten; er moet een duidelijke stand puntbepaling zijn. Ik ben het met de heer De Vries eens, dat het niet de bedoeling van de commissieverga deringen is op voorhand te weten te komen hoe de verschillende fracties over een bepaalde zaak denken. Daar streven wij echt niet naar; overal worden ver gissingen gemaakt en misschien is dat onbedoeld of onbewust wel eens ter sprake gekomen. Het zou mis bruiken zijn van de commissies van advies en bijstand als wij ze zo zouden gebruiken. Ook al trachten we zo evenwichtig mogelijk alle fracties aan hun trekken te laten komen in de commissies van advies en bijstand, men zit daar niet specifiek in voor een fractie, men zit er in als raadslid en men geeft zijn inbreng om in dat stadium advies aan B. en W. te geven. Ik dacht, dat dat de zuivere situatie was bij een commissie van advies en bijstand en ook bij een commissie van advies van B. en W., waarin bepaalde raadsleden zitten. Ik dacht, dat dit op zichzelf wel duidelijk was. Dan kom ik nu op de kwestie van de raadsadvies commissies. Daarbij ligt de zaak natuurlijk wel een tikkeltje anders. Deze commissies zijn in de eerste plaats bedoeld voor een eerste confrontatie met de problemen, voor een behandeling van de details eer de behandeling in de plenaire zitting van de Raad plaats zal hebben. Het is, dacht ik, wel mede de bedoeling, dat via de raadsadviescommissies ook de fracties van een en ander op de hoogte zijn alvorens zij met hun standpunt in de Raad komen. Ik vind het ook helemaal niet on logisch, dat de leden van een raadsadviescommissie in hun fractie verslag uitbrengen van een commissiever gadering; de fractie moet immers in de Raad een standpunt naar voren brengen. Ook in een raadsadvies commissie moet duidelijk een mogelijkheid aanwezig zijn om meerderheids- en minderheidsstandpunten in te nemen. Daar moet ook de mogelijkheid aanwezig zijn dat heb ik ook in de afdelingsvergadering gezegd dat een lid van zo'n commissie volledig aan de dis cussies deelneemt, maar op een bepaald moment zegt: Ik behoud mij het recht voor niet nu maar later een standpunt over dit probleem in te nemen; dat kan voor ons even vervelend zijn in die zin, dat wij dan de me ning van dat lid niet kennen. Het kan zijn, dat dat lid zich nog nader over het betreffende probleem wil oriënteren, het kan ook zijn, dat hij er eerst in zijn fractie over wil praten; daar is hij volledig vrij in. Wij mogen er niet op staan, dat een lid staande de verga dering zijn mening uitspreekt. Maar als hij zijn mening al heeft bepaald, dan lijkt het mij geen probleem, dat hij die even naar voren brengt. In heel veel gevallen kunnen we tot de conclusie komen, dat een raadsad viescommissie met een voorstel instemt en het is voor de Raad prettig dat dan ook te weten; ook als er een meerderheids- en minderheidsstandpunt is, is het ple zierig de Raad daarover volledig te kunnen inlichten. Deze kwestie moet echt genuanceerd kunnen worden benaderd en dat hoeft niet uniform te gebeuren. De primaire bedoeling is, dat met een aantal mensen uit de Raad al in een zeer vroeg stadium over problemen overleg wordt gepleegd; dat is het hoofddoel. Langs die weg kan de Raad al dan niet via de fracties zo goed mogelijk georiënteerd zijn voordat er in de Raad een beslissing moet worden genomen. Ik hoop, dat ik duidelijk heb gemaakt hoe onze filosofie is ten aanzien van de standpuntbepaling in de commissies. De kwestie van de openbaarheid van de commissies is aangesneden door de heren De Vries, Van Haaien en De Leeuw; hetzelfde geldt t.a.v. het eventueel aan- wezig zijn van raadsleden (niet-commissieleden) bij de j vergaderingen van de raadsadviescommissies. Ik zou die punten gescheiden willen benaderen. Eerst de kwestie van de openbaarheid. Wij hebben, zoals was afgesproken, alle commissies gevraagd hoe j zij er over dachten. Er is niet zoveel enthousiasme ge- bleken uit de reacties van de commissies; er zijn maar I weinig commissies die ik meen, dat er zelfs maar één was gezegd hebben: Laten wij verder maar in de openbaarheid vergaderen. De overige commissies hebben öf nogal wat bezwaren geuit öf zich volledig tegen verklaard öf zich in meerderheid tegen verklaard. Ik heb de verslagen van de betreffende commissiever gaderingen met grote interesse gelezen en ik moet zeg gen, dat niemand met het oog op de publieke tribune gezegd heeft voor openbaarheid te zijn om dan met allerlei uitvluchten te komen om in dat bepaalde ge- j val de openbaarheid niet door te voeren. Er is duidelijk naar voren gekomen ik heb dat in de afdelingsver gadering ook al gezegd dat in de commissies veel problemen aan de orde komen die nog niet rijp zijn voor openbaarheid. Want openbaarheid betekent niet alleen, dat je de toevalstreffer kunt hebben, dat er eens iemand op de publieke tribune zit zo zou de praktijk waarschijnlijk zijn maar het betekent ook, dat alle stukken die ter discussie komen, in de openbaarheid gebracht moeten worden; anders heeft het geen zin in het openbaar te vergaderen. De commissies zijn in het overgrote deel van de gevallen kraamkamer; daarmee bedoel ik niet, dat het daarom geheimzinnig moet zijn. Ik bedoel ermee, dat de zaken in de commissies nog tot ontwikkeling moeten komen. Men moet nog terug kunnen, men moet iets van een ander willen aannemen, ook politiek. Het moet mogelijk zijn zonder gezichts verlies van standpunt te veranderen; er moet niet meteen een kop in de krant komen: P.v.d.A.-vertegen woordiger zei gister zus en vandaag zo. Zelfs voor de heer Van Haaren zou dit kunnen gelden, maar hem interesseert het misschien minder, dat ze zoiets van hem zeggen. In zijn algemeenheid hebben de mensen er een hekel aan, dat hun verweten wordt, dat ze van daag zus en morgen zo zeggen. En dat moet nu juist kunnen in de commissies; je moet terug kunnen. Dat zijn dus een aantal argumenten. Men schuwt de open baarheid niet, maar de wijze van behandeling van vraagstukken in de commissies maakt, dat men aarzelt commissies in het openbaar te laten vergaderen. Daar bij moet ik dan meteen de volgende kanttekening ma ken. Ik heb die eerder gemaakt, maar ik wil die nog eens herhalen om misverstanden te voorkomen. In Leeuwarden heeft, vergeleken met talloze andere ge meenten in den lande, de openbaarheid een enorme omvang. Onze Raad, alle raden en alle commissies met beheersbevoegdheden vergaderen in de openbaarheid. De werkgroepen van de raden vergaderen in de open baarheid. Er zijn weinig gemeenten die zoveel op de straat gooien als wij. Ik veroordeel dat niet, ik sta daar achter, ik ben het daar mee eens. Maar wij moe ten dit met elkaar duidelijk stellen; dit is de feitelijke situatie. Het is helemaal niet te laken als wij een ze kere behoedzaamheid, een zekere voorzichtigheid be trachten t.a.v. de verdere ontwikkeling hiervan. Zo heb ik het vorig jaar ook gezegd. Het is voor het Col lege geen principe-zaak. Dat heb ik vorig jaar gezegd en dat herhaal ik. Als de tijd er rijp voor is, zullen ook wij helemaal niet aarzelen om bij U met verdergaande voorstellen te komen. Dit is dus duidelijk ons stand punt over openbaarheid. Wij hebben geen enkele behoefte om nog weer een commissie in te stellen die dan de openbaarheid bij de kop moet nemen. De zaak is voldoende uitgepraat in dit stadium. Maar ik stel mij wel voor de reacties die wij hebben binnengekregen van de diverse commissies, met de fractievoorzitters te bespreken en te overleg gen of die reacties al dan niet verdere stappen met zich moeten brengen. Ik dacht, dat het goed was daar eens over te praten. Daar kan natuurlijk uit komen, dat er toch een commissie dient te worden ingesteld; wij wijzen, dat ook principieel niet af. Maar om nu hier te besluiten een dergelijke commissie in te stellen, lijkt mij niet zinvol. Ik bespreek dus met de fractievoor zitters wat wij met het verkregen materiaal moeten doen; misschien wordt besloten voorlopig passen op de plaats te maken, misschien moeten we toch op bepaalde punten verdere stappen zetten. Dat is duide lijk een kwestie van nader overleg. Hu de kwestie van het aanwezig zijn van raadsle den (niet-commissieleden) in de commissievergaderin gen. Ik zou U eigenlijk willen vragen te dien aanzien vandaag geen beslissing te forceren. Ik zou ook dat punt toch in eerste instantie graag eens met de frac tievoorzitters willen doorpraten. Daarna komen wij er mee in de openbaarheid van deze vergadering en dan kan een beslissing worden genomen. Wij staan er echt niet afwijzend tegenover om in die richting bepaalde stappen te doen. Maar ik zou het wat onbezonnen vin den vandaag al suggesties te doen in welke richting wij denken. Ik wil liever eerst overleg plegen. Als wij met suggesties bij de Raad komen, kunt U in de open baarheid beslissen wat U verder op dit punt wilt doen. Dit punt kan binnen afzienbare tijd aan de orde ko men in de Raad. Ik zou U dus willen vragen vandaag geen voorstellen te doen. Ik vraag de heer Van Haaren zijn voorstellen te willen bewaren totdat het punt op nieuw in de Raad aan de orde komt. Hij is natuurlijk vrij ze wel in te dienen. Dan kom ik bij het punt: Kunnen ambtenaren lid zijn van functionele raden? Ik moet TJ zeggen, dat deze vraag is besproken in een vergadering van een vertegenwoordiging van B. en W. met de presidia van de raden. Het was een heel goed en openhartig ge sprek. Iedereen heeft zijn mening gezegd; dat kan gelukkig. In die vergadering is geen enkele beslissing gevallen; dat kan ook niet. Het was alleen een oriën tering. Wij wilden graag weten hoe men in de ver schillende raden over deze kwestie dacht. Wij hebben hierover vanmorgen gesproken in de vergadering van B. en W. Er is een voorstel klaar; dat zal in een van de volgende raadsvergaderingen aan U worden voorgelegd (niet volgende week, maar 24 april). Wij zullen voor stellen om alleen voor ambtenaren die direct betrokken zijn bij de materie, voor een bepaalde raad de incompa- tibiliteit van toepassing te verklaren; verder niets. Het voorstel gaat minder ver, dan als algemene conclusie kon worden getrokken in de vergadering met de pre sidia. Wij hebben ons er in het College uitvoerig over beraden; we hebben er enkele keren over gepraat. Van morgen zijn we tot overeenstemming gekomen over het voorstel aan de Raad. Ik vraag U deze kwestie te laten rusten tot de betreffende raadsvergadering. U bent nu van het voorstel op de hoogte, U kunt er in de fracties over praten. In april kunt U een uitspraak doen over de ontwerp-verordening die het College U zal voorleggen. Dan zou ik nog een opmerking willen maken over het feit, dat er grenzen zijn. In de afdeling is hierover gesproken en ook de heer De Vries maakte net een op merking in die richting. Ergens zijn grenzen. Wij moe ten rekening houden met onze begrotingspositie. Wij hebben nogal wat overhoop gehaald in Leeuwarden op dit terrein. Op een bepaald moment moet je de moed kunnen opbrengen om even een tijdje niet een maand maar ook niet tien jaar de zaak te laten betijen. De zaak moet zich ook eens even „settelen" voordat meer overhoop wordt gehaald. Wij moeten op dat bepaalde moment ook prioriteiten durven stellen; wij moeten ook op dit terrein desnoods even durven afremmen. Boven dien zullen we er min of meer toe worden gedwongen, gelet op de indringende discussie die we hier gister avond hebben gehad over de financiën. Er is bij de schriftelijke vragen gevraagd: Wat kosten die raden en commissies? De heer Schaafsma schatte het op een half miljoen. Hij heeft niet verteld hoe hij aan dat bedrag kwam. Wij hebben gezegd ik vraag begrip van de Raad daarvoor dat wij in wezen niet exact kunnen vaststellen hoeveel het ons kost. Want er is allerlei werk, wat nu in het kader van de commissie en raden gebeurt, dat ook zou moeten gebeuren als er geen commissies en raden waren. Het zou dan mis schien op andere wijze gebeuren, maar het werk moet gedaan worden. B. en W. zouden dat werk dan zelf moeten doen met behulp van het ambtelijk apparaat. Het is niet zo, dat we allerlei werk doen omdat we commissies en raden hebben; we hebben commissies en raden bij het werk ingeschakeld om zoveel mogelijk mensen uit onze samenleving bij de meningsvorming te betrekken. De materie als zodanig zou bij de secre tarie en de diensten ook in de machinerie moeten als we helemaal geen commissies en raden hadden. Het enige is daar draaien wij niet omheen; dat moeten we onder ogen zien dat wij voor dit stukje demo cratie een zekere hoeveelheid geld moeten betalen. Ik heb in de afdelingsvergadering gezegd: ik waag te betwijfelen, of een dictatuur goedkoper is. We heb ben al deze raden en commissies ingesteld en als U vraagt: Wat kost dit meer vergeleken bij twee jaar geleden, toen we aanzienlijk minder commissies en nog geen raden hadden? Wij hebben een globale berekening gemaakt en wij zijn gekomen op f 180.000,— extra. Ik zeg dit onder alle voorbehoud, want U moet dit zien in het kader, dat ik net schetste. Het genoemde bedrag is inclusief presentiegelden, excursiekosten, materiaal e.d. U mag rustig zeggen, dat het 2 ton moet zijn. U mag ook zeggen, dat het niet meer dan f 150.000,is; ik zal onmiddellijk zeggen, dat dat ook te verdedigen is. Hier mee heb ik de toezegging, die ik in de afdelingsverga dering heb gedaan, ingelost. (De heer Vellenga: Doet U dit namens de meerderheid of namens het hele College?) Namens het College. (De heer Vellenga: Dat dacht ik eigenlijk al. Ik was dit punt ook niet tegengekomen in het dekkingsplan.) Iedereen die hier van achter deze tafel spreekt, spreekt namens het Col lege. Of hij dat altijd terecht doet, is een andere zaak. Maar als hij te ver gaat, zeg ik altijd: U zegt teveel. Dat zegt men natuurlijk niet tegen mij; dat is mijn voorrecht. (Gelach) Ik geloof, dat ik de opmerkingen van de heer Van Haaren inmiddels wel heb beantwoord. Ik ben het volledig eens met hetgeen de heer De Leeuw heeft gezegd over de coördinatie. Ik wil de Raad graag nog vertellen, dat wij in de laatste verga dering met de presidia een goed gesprek hebben gehad over de problematiek van de coördinatie. Daarmee zijn we er niet, maar er is weer een stukje van de te vol gen lijn gevonden om niet langs elkaar heen te wer ken. Ik sluit mij graag bij de woorden van de heer De Leeuw over dit punt aan. Ik hoop, dat ik alle vragen en opmerkingen heb be handeld. Wij kunnen nu overgaan naar de tweede instantie. De heer De Vries: U bent vrij uitvoerig ingegaan op problemen en onderwerpen die wij in eerste aanleg hebben aangesneden. Ik zou graag op een enkel punt nog even terug willen komen. In de eerste plaats iets over het functioneren van de raadscommissies. Ik geloof, dat daarover tussen U en ons enig misverstand bestaat. Wij zien een raadscom missie toch in de eerste plaats als een commissie die de voorbereiding voor de behandeling in de Raad mee regelt, een commissie waarin het College eventueel al een concept-raadsvoorstel aanbiedt, en ook de onder liggende stukken in detail ter discussie stelt. (Ik hoor mijn geachte fractievoorzitter net zeggen, dat die on derliggende stukken er niet altijd zijn, maar ik vind, dat ze er wel moeten zijn.) In dat verband, dachten wij, dat stemmen in een dergelijke commissie helemaal niet nodig is. Een standpuntbepaling is ook niet nodig. De commissie moet gewoon de mogelijkheid hebben de in formaties van de zijnde van het College tot zich te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 7