14 SS
Ï5V
nemen, daarover eventueel samen te discussiëren, hier
mee terug te gaan naar de eigen achterban en in die
eigen achterban datgene uit te dragen wat in de com
missie aan informatiemateriaal is verzameld. En daar
om blijven we bezwaar voelen tegen Uw opmerking, dat
het aan komt op standpuntbepaling. De standpuntbe
paling is per se niet nodig, menen wij, die zou ook niet
plaats moeten hebben. Het is hoogstens een uitwisse
ling van gedachten en niet meer.
Wat de beide andere punten betreft, ik heb in eerste
instantie gezegd, dat ik overwoog ten aanzien van de
deelname van ambtenaren aan het werk van de raden
en over de mogelijkheid van deelneming van raads
leden (niet-commissieleden) aan de vergaderingen van
de raadscommissies een uitspraak te vragen van de
Raad. Ik dacht, dat ik daar op dit moment wel van af
kan zien. U hebt voor beide onderwerpen de mogelijk
heid opengesteld om hierop op korte termijn terug te
komen èn via de Raad èn via een gesprek in het senio
renconvent zodat wij vertrouwen, dat het in deze zaak
in de komende maanden wel tot een uitgedragen me
ningsvorming komt. In dit verband zou ik nog willen
opmerken, dat wij, nadat wij Uw uiteenzetting hebben
gehoord, op dit moment de moties die de heer Van
Haaren wellicht in tweede instantie zal indienen eigen
lijk geen behoefte hebben. Wij gaan mee met Uw voor
stel om de verzameling gegevens uit de raadscommis
sies eerst eens op een rijtje te zetten en er dan later
eventueel over te discussiëren.
De heer Van Haaren: In de eerste plaats wil ik het
woord „oneerlijk", dat ik inderdaad ik zag het in
mijn aantekeningen heb gebruikt, terug nemen. Ik
geloof, dat het geen juiste kwalificatie was. Ik heb nog
steeds bezwaar tegen de wijze van toezending. Ik vind,
dat het arbitrair is er een bepaald gedeelte uit te
halen. Daar blijf ik bij. Ik geloof, dat het beter zou zijn,
in de toekomst wat meer kopietjes te maken en wat
vollediger informatie te geven. U zegt: De mensen ken
nen Uw standpunt wel. Dat is natuurlijk waar wat deze
Raad aangaat, maar in de verschillende raden en com
missies zitten ook mensen die geen lid van de Raad zijn
en die kennen mijn standpunt misschien niet; het is
niet zo, dat die mensen ertoe komen naar het Stadhuis
te gaan om de volledige verslagen te lezen. Nogmaals,
de kwalificatie „oneerlijk" neem ik terug.
Dan heeft U geen antwoord gegeven op een con
crete vraag van mij. Ik heb gevraagd ook ter inzage
te leggen de adviezen die worden uitgebracht door de
commissies en raden. In de antwoorden op de schrif
telijk gestelde vragen staat, dat de verslagen, de notu
len ter inzage zullen worden gelegd. Ik ben daar blij
om, maar ik heb ook gevraagd om de adviezen ter in
zage te leggen. (De Voorzitter: De adviezen staan
toch al in de verslagen.) Er worden ook concrete, ge
motiveerde adviezen uitgebracht. Als er een advies
wordt uitgebracht door een functionele raad, dan bevat
dat een toelichting e.d.; dat wil ik graag ter inzage
hebben. In de notulen staat alleen een verslag van de
besprekingen.
Ik heb in eerste instantie gevraagd naar een com
missie voor openheid, openbaarheid en inspraak. U
hebt gezegd, dat deze kwestie terug komt in de Raad
als de uitslag van het onderzoek naar de mening van
de commissies bekend is. Dan kan alsnog via een motie
om zo'n commissie worden gevraagd. Ik heb net het
documentatiemateriaal, dat ik van de V.N.G. heb ge
kregen, aan de heer De Vries gegeven; men kan in
de fractie van de P.v.d.A. ook eens bekijken hoe een
dergelijke commissie in andere gemeenten heeft ge
werkt. Misschien kunnen we komen tot een gezamen
lijk standpunt; op het ogenblik is dat natuurlijk toch
niet haalbaar.
Dan blijft er nog over de kwestie van de leden van
de Raad bij de commissies. U zegt: Laten we daarover
eerst nog eens overleggen. Ik zie dat toch als tempo
riseren. Ik vind, dat we een beslissing op dit punt niet
moeten uitstellen; de motie bevat een volstrekt mini
maal verlangen. Wij zouden veel verder willen gaan,
maar dit is het uiterste en volstrekte minimum. Wij
hebben het gevoel, dat dit minimale verlangen best nu
al kan worden gerealiseerd. De heer De Leeuw heeft
gezegd, dat hij hoewel hij bezwaar had tegen veel
dingen die ik naar voren heb gebracht er geen be
zwaar tegen heeft, dat leden van de Gemeenteraad
auditoir dus alleen als toehoorder bij de com
missievergaderingen zijn. De heer De Vries heeft in zijn
uitvoerige betoog naar voren gebracht, dat hij er niet
afwijzend tegenover staat. Ik zou willen zeggen: Laten
we nu de knoop doorhakken. Ik kom met de minimum
motie; de moties die verder gaan, bewaar ik nog maar
even. De motie luidt:
„De Raad der gemeente Leeuwarden, op 28 maart
1972 in vergadering bijeen; besluit: alle commissiever
gaderingen voor alle leden van de Gemeenteraad als
toehoorder toegankelijk te maken."
Deze motie is mede-ondertekend door mevr. Woud
stra en de heren Faber en Singelsma.
De Voorzitter: Ik kan vrij kort zijn. Ik dacht, mijn
heer De Vries, dat er minder verschil van mening tus
sen U en mij is over het functioneren van de raads
commissies, dan U doet voorkomen. Ik kan U zeggen,
dat ik het volledig met U eens ben. Hetgeen U hebt ge
zegd over de primaire taak van de raadsadviescommis-
sies, onderschrijf ik voor 100 pet. Wij hebben destijds
bij het instellen van die commissies duidelijk gezegd:
Die commissies hebben ook een tweede taak, n.l.Ze
worden vanaf het begin met de materie op de hoogte
gehouden en wisselen met B. en W. gedachten uit en
functioneren eigenlijk in die zin tegelijkertijd min of
meer als commissie van advies en bijstand. Officieel
hebben ze die naam dus niet, het is een secundaire taak
van die commissies. Maar met de primaire taak, zoals
de heer De Vries die schetste, ben ik het volledig eens.
Nu nog iets over het stemmen. Ik heb, meen ik, dui
delijk gezegd, dat dat een open zaak is. Ik wil nog wel
een stapje verder gaan; laat iedere commissie dat zelf
maar uitdokteren. Ik heb alleen gezegd: Ik zou niet
willen verbieden, dat er in die commissies gestemd
wordt; zo heb ik het ook in de afdelingsvergadering
gezegd. Als een commissie ik heb gezien, dat Weth.
Ten Brug het bij de Commissie Onderwijs al gedaan
heeft stemming achterwege wil laten, is dat best. In
het verslag van zo'n commissie staat dan niet zonder
meer, dat de commissie voor of tegen een voorstel is.
De verschillende meningen komen dan wel uit het ver
slag naar voren. Het is voor B. en W. wel gemakkelijk
als er een conclusie ten aanzien van de meningen in
het verslag staat. Als een commissie het unaniem met
een voorstel eens is, waarom zou dat dan niet in het
verslag staan Ik zou het stemmen dus niet willen
verbieden, maar als een raadscommissie meent ten aan
zien van een bepaald punt of in zijn algemeenheid te
moeten volstaan met een weergave van de gedachten-
wisseling en de bespreking over een punt niet te moeten
laten uitmonden in een advies, dan is die commissie
daarin vrij. Dat geldt niet voor de commissies van ad
vies en bijstand; daar doelde ik op toen ik zei, dat het
College er wel op staat, dat die commissies zich uit
spreken, want daar zijn ze voor. Laten de raadsadvies-
commissies zelf maar een beslissing over deze kwestie
nemen in onderling overleg. Dan zien wij wel wat er
uit rolt.
De heer Van Haaren heeft gevraagd om het ter in
zage leggen van de adviezen. Ik heb daar op zich niets
op tegen. Ik zou de Raad wel willen vragen een beetje
voorzichtigheid te betrachten ten aanzien van het vra
gen om het ter inzage leggen van stukken. Want het
is zo onderdehand een onvoorstelbare machinerie ge
worden. Tegen het verzoek van de heer Van Haaren het
ik dus geen bezwaar. Ik dacht, dat, als U de verslagen
leest, U wel kunt zien wat een raad heeft geadviseerd;
vaak wordt een advies in een brief van een raad aan
B. en W. of aan de Raad vastgelegd. Is het een advies
aan de Gemeenteraad, dan krijgt U dat so wie so; is
het een advies aan B. en W„ dan kunt U dat in het
verslag lezen. Dan hebt U niet de letterlijke tekst. Maar
als U het op prijs stelt, er zijn geen overwegende be
zwaren tegen het ter inzage leggen van de adviezen.
Ik zal die kwestie graag in het College bespreken. Ik
wil U wel toezeggen, dat wij dit zullen overwegen. (De
heer Van Haaren: Heel graag.)
Over de motie kan ik kort zijn. Ik ontraad die motie
vandaag aan de orde te stellen. Dat is niet tempori
seren in de zin van op lange termijn schuiven. In april
komt het seniorenconvent bijelkaar en ik wil in die
vergadering dat punt al wel aan de orde stellen. Het
is, dacht ik, zinniger daarna in de Raad hierover te
beslissen. Verder wil ik er niets van zeggen. Handhaaft
U Uw motie? (De heer Van Haaren: Ja.) Dan gaan
we er over stemmen.
De heer Heidinga: Mag ik even een stemverklaring
geven? Mijn fractie is unaniem van mening, dat het
geen zin heeft op dit ogenblik over deze motie te stem
men. Wij kunnen fatsoenshalve de gewone gang der
dingen, zoals die zich hier afspeelt, volgen, dus wij
zullen tegen deze motie stemmen.
De heer Vellenga: Ik kan wel zeggen, dat wij
het in principe met de motie eens zijn. Alleen
daar, waar het zo is, dat wij nu al eind maart
leven en U zegt: „In april komt deze zaak sa
men met nog andere zaken, hetzij in het seniorencon
vent, hetzij in de Raad.", zie ik eigenlijk de zin niet
van het nu aannemen van een motie over een zaak die
dan toch haar beslissing krijgt, helemaal in de geest van
de heer Van Haaren. Overigens is er wat dat betreft
vrijheid-blijheid in mijn fractie. Maar gewoon om goed
en snel zaken te kunnen doen, dacht ik, dat het ver
standiger was, na deze mededeling van de Voorzitter,
te wachten tot de zaak in april hier komt. Als het zo
was, dat die zaak pas in oktober of volgend jaar april
opnieuw aan de orde kwam, zou ik er anders over
denken. Ik vind nu, dat we, om het belang dat in het
geding is, net zo goed even kunnen wachten.
De Voorzitter: Moet ik alle namen oplezen? (De
heer Van Haaren: We kunnen ook bij handopsteken
stemmen.) Willen degenen die nu al over deze motie
willen stemmen de hand opsteken? Ik zie, dat alleen
de 4 indieners van de motie tot stemming willen over
gaan. Het is niet nodig alle namen op te noemen. We
komen dus nog op deze zaak terug.
Volgno. 52.
De Voorzitter: Er rest ons nog één punt van Hoofd
stuk II. Er is door de C.C.P. een motie ingediend over
dit volgnummer. De motie, die ook ondertekend is door
de heer J. de Jong, luidt:
„De gemeenteraad, in begrotingsvergadering 1972 bij
een, besluit de uitgave „Uw Leeuwarden" te staken."
Volgens het dekkingsplan van Weth. De Jong levert
het staken van deze uitgave een besparing op van
f 30.000,—.
Mag ik één van de indieners vragen de motie nader
toe te lichten?
De heer Rijpma: Het is uiteraard voor een raads
lid verbazend moeilijk een keuze te maken uit alle pos
ten die er in een gemeentebegroting aanwezig zijn en
te bepalen op welke posten wel en op welke posten niet
kan worden bezuinigd. Het is dus een betrekkelijk wille
keurige greep. Bij de nu aan de orde zijnde motie weten
we waar we over spreken. Als ik het over een post
onderhoud en schoonhouden e.d. zou hebben, dan zou ik
niet weten waar ik het over heb.
Wij hebben waardering voor het verschijnen van het
blad „Uw Leeuwarden", maar wij geloven niet, dat er
een zodanig gemeentelijk belang mee gediend is, dat
het onoverkomelijk voor onze gemeenschap zou zijn als
wij dit blad zouden moeten missen. Wij zouden wel
gedeeltelijk compensatie kunnen vinden door de ge
wone pers uitvoeriger en vaker we hebben daar te
genwoordig meer ambtenaren voor beschikbaar voor
te lichten, dan tot dusverre gebeurt. Wij dachten dus,
hat er geen gemeentelijk belang in ernstige mate mee
geschaad wordt als wij deze uitgave stoppen.
De heer Vellenga: Het is altijd moeilijk om na te
gaan wat precies een gemeentelijk belang is. De achter
liggende gedachte, toen wij besloten geld uit te trek
ken voor deze uitgave, was, om o.m. ter vervanging
van het maandblad „De Leeuwarder Gemeenschap" een
aantal keren per jaar de burgers een stuk informatie
te geven over alles wat er in het gemeentelijk bestel
omgaat. Tegen de achtergrond van wat wij zo pas heb
ben besproken, is dat op zichzelf een positieve zaak.
Wij willen graag, dat de mensen als het kan alle
burgers van deze gemeente in de stad en in de dorpen
meeleven met de dingen die vanuit dit huis in deze
Gemeente gebeuren. Nu kan ik mij voorstellen, dat, wan
neer je bezig bent te proberen een begrotingstekort
naar beneden te drukken, dit een van de dingen kan zijn
waar je tegenaan loopt. Alleen de heer Rijpma zit zelf
al met bepaalde twijfels, want hij zegt, dat er eigenlijk
andere vormen voor te vinden zouden moeten zijn. Dat
zou hij ook op prijs stellen van zijn kant, omdat het
zonder meer kappen misschien een te negatieve invloed
zou kunnen hebben. En daarom heb ik de neiging op
dit moment te zeggen: Ik vind het wat moeilijk om
voor dit voorstel te stemmen. Ik zou liever zien, dat
men dit voorstel aanhield, en het College, eventueel
samen met de afd. Voorlichting, de gelegenheid geeft
met dagbladen, met weekbladen te proberen een vorm te
vinden die enigszins vervangend kan zijn voor datgene
wat nu in „Uw Leeuwarden" naar voren komt. Dat is
met de dagbladen misschien moeilijker te regelen, dan
met de commerciële weekbladen die hier in deze stad
verschijnen, het Leeuwarder Weekblad en Huis aan
Huis. Ik weet, dat er enkele gemeenten zijn die een
bepaalde afspraak hebben met een soortgelijk orgaan,
dat van tijd tot tijd één pagina besteed wordt aan het
soort dingen waar wij nu met elkaar aan denken. Ik
hoef dat niet verder te definiëren; dat is wel ongeveer
aangeduid. Voordat wij dus definitief een streep halen
door deze uitgave, zouden wij het wel op prijs stellen
ik weet niet hoe het College hierop zal reageren
dat die mogelijkheid eerst eens wordt bekeken, en dat
tot zolang dit voorstel wordt aangehouden, omdat wij
anders een deur hard dichtgooien en we zo misschien
kans hebben een paar deurtjes op een kier te zetten
en verder open te gooien.
De heer B. P. van der Veen: Ik kan net zo goed
bij dit punt wat zeggen; wij krijgen natuurlijk meer
punten waarbij verschil van mening kan bestaan over
de wenselijkheid een uitgave te blijven doen of niet.
Voor degenen in deze Raad die van mening zijn, dat
het begrotingstekort moet worden gereduceerd, is dat
een buitengewoon moeilijke zaak, omdat je eenvoudig
niet weet welke gevolgen het schrappen van een post
precies zal hebben. De heer Vellenga zegt nu: Houd
het wat dit punt betreft aan, dan kunnen wij eens kijken
of we er iets nader over geïnformeerd kunnen worden.
Maar we hebben dit bij elke andere post. De enige
mogelijkheid voor de Raad is inderdaad te hakken met
de botte bijl; een andere mogelijkheid zou zijn: de in
formatie over de mogelijke bezuinigingen te krijgen van
Uw College dat daarvoor het geschikte apparaat heeft.
De meerderheid van het College geeft ons de mogelijk
heid van die keus niet. Als we dus menen, dat wij met
Uw voorstel niet mee kunnen gaan, dan zal er vermoe
delijk niets anders op zitten, dan dat we dit soort grie
zelige zaken ondernemen. Ik doe dat als ik daar
aan mee doe met veel terughoudendheid en met
zorg, maar het is niet een situatie waarin we onszelf
gemanoeuvreerd hebben. Ik dacht, dat ik dat wel zeg
gen mocht.
De heer Van Haaren: Ik zou het blad bepaald wil
len handhaven. Ik zou ook niet willen zeggen: Wij
moeten deze zaak nog maar even aanhouden en aan
zien. Dit blad is een middel om een betere communica
tie te krijgen tussen het bestuur van onze Gemeente en
onze bevolking. Wij zijn het er allemaal over eens, dat
die zoveel mogelijk moet worden bevorderd. Bij de
wijze waarop de voorlichting e.d. wordt gegeven, kan
hier en daar wel eens een vraagteken worden gezet; ik
ben er ook niet altijd even gelukkig mee, want ik zou
meer discussies en meer verschillende standpunten
naar voren willen zien komen. Maar ik geloof, dat we
dit blad moeten handhaven; we moeten niet proberen
met lapmiddelen toch te bereiken wat we nu met dit
blad bereiken. Dit blad heeft een enorm belangrijke
functie om toch een verbinding te zijn tussen ons be
stuur en onze bevolking en daar kunnen we best dit
bedrag voor over hebben.
Mevr. Dijkstra-BethlehemIk ben het volledig eens
met hetgeen de heer Van Haaren heeft gezegd. Ik zal
hier verder dus niet op ingaan.
De hear Singelsma: It mei bikend wêze, dat ik in
tsjinstanner bin fan gemeenten en provinsjes dy't in