>rSS eerste optreden als Weth. van Financiën toch dat sub sidie met verve verdedigd; daar heb ik hem toen ook voor geloofd en geprezen en die keer meende ik het ook nog. Ik geloof, dat het van zijn kant begrijpelijk is als hij zegt: Wanneer we er toch weer over moeten praten en nu er toch bezuinigd moet wor den, blijf ik mijn principiële standpunt handhaven en dat brengt mij er min of meer gemakkelijk toe hier duidelijk het mes in te zetten in een tijdsverloop van twee of drie jaar. Zou het vier worden, dan zou hij het ook niet erg vinden, kis zijn uitgangspunt maar wordt aanvaard, dat dat subsidie langzaam maar zeker min der moet worden. Dat hij zich daarbij beroept op het rapport van de Wiardi Beekman Stichting, kan ik mij deels wel voorstellen; alleen, hij moet dan natuur lijk één ding niet over het hoofd zien, n.l. dat wij toen leefden in de beginfase van het betaalde voetbal en dat men allerwegen, in alle kringen: kerkelijke, politieke en maatschappelijke kringen, dit nog wat als een on gewoon fenomeen zag en ook meende een aantal be zwaren te kunnen aanvoeren, zoals de Wethouder er een paar heeft genoemd. Sindsdien heeft de tijd natuurlijk niet stil gestaan en is ook in de kringen van de P.v.d.A. en de Wiardi Beekman Stichting de kijk op deze din gen, ook wat de overheidsfunctie betreft, wel anders geworden. Dus het citeren van dit rapport hoeft niet het sterkste stuk uit zijn verhaal te zijn, tenzij hij zegt: Die regels die daarin staan, neem ik ook al zou de P.v.d.A. ze niet meer onderschrijven dan wel voor mijn rekening. En daarop zeg ik: akkoord. Het zelfde geldt natuurlijk min of meer voor het betoog van de heer Prange, want hij kan natuurlijk de heer Prange alleen maar ten tonele voeren, omdat deze een aantal dingen opmerkt, die wel passen in zijn betoog. Drie, vier jaar terug sprak de heer Prange andere taal. Toen heeft de heer De Jong hem niet kunnen citeren, want het paste hem toen niet. Dat hindert niets; ik constateer gewoon dat feit even. Dus ik dacht, dat het goed was, dat de heer De Jong de kans moet hebben om zijn voorstel in te dienen, om zijn zienswijze, die hij jaar en dag hier heeft vertolkt, naar voren te brengen. En toen blijkbaar niemand aan de andere kant bereid was maar misschien ook wel niet ge vraagd was om dat voorstel mee in te dienen, vond ik toen de Voorzitter een aantal punten aan streepte en zei: Die vindt U terug in voorstel len van de C.C.P., maar ik weet niet wat met een aantal voorstellen van de heer De Jong moet gebeu ren, het vanzelfsprekend, dat ik hem de kans gaf die in te dienen. Als de ene broeder niet helpt, moet de andere het wel doen. (De heer Heidinga: Dat is niet bij ons opgekomen.) Nee, maar jullie hadden best op de gedachte kunnen komen om dat even te doen; dat had die Wethouder wel aan jullie verdiend, dacht ik, maar dat is verder mijn zaak niet. Daar mag ik mij niet mee bemoeien. De heer Heidinga gaat al wat boos kijken, dus ik stop heel snel. Wat nu die andere motie betreft, die is natuurlijk interessanter, om meer dan één reden. Toen de heren begonnen met hun eerste voorstellen tot bezuiniging heel summier toe te lichten ik gebruik dat woord maar even gemakshalve, want „toelichten" was het eigenlijk niet werd daarbij gezegd: „Wij willen baas blijven in eigen huis" (Dat waren ook de woorden die doorklonken in het betoog van mijn collega-fractievoor zitter aan de andere kant); „dat kan betekenen, dat wij in eigen vlees snijden." En dan citeer ik, dacht ik, goed, hè? Nu is er natuurlijk niets gemakkelijker dan een subsidie wegwerken of gaan verlagen, waar je eigen lijk nooit vóór geweest bent. Dat is helemaal niet „in eigen vlees snijden"; het is gewoon een stuk luxe (dat een grote meerderheid van de Raad wèl aardig vond, maar jullie niet) aan de kant schuiven; het is helemaal niet moeilijk dat te doen, maar vreselijk gemakkelijk. (De heer Rijpma: Het voorstel tot subsidiëring is in dertijd afgewezen, niet om principiële redenen, maar omdat er van geen maximum subsidie sprake was en dat staat ook duidelijk in de stukken.) Ja, nou en... (De heer Rijpma: Dus er is geen enkele reden om op een gegeven moment niet te zeggen: In deze situatie staan wij alsnog op het noemen van een maximum, omdat het maximum van het vorige raadsvoorstel ongelimi teerd gaat worden.) Heeft dit iets met mijn verhaal te maken? Vertelt U dat even. (De heer Rijpma: Wij be grijpen niet, wat Uw verhaal met ons te maken heeft.) Wie is „ons" (De heer Heidinga: U zegt, dat het o zo gemakkelijk is dit subsidie af te wijzen.) Ja, daar hebben jullie in het geheel geen pijn aan. (De heer Rijpma: Waarom zouden wij daar minder pijn aan hebben dan ieder ander?) Zeg dat maar eens! (De heer Rijpma: Wij zitten hier voor de behartiging van de gemeentelijke belangen.) Ja precies. (De heer Rijpma: Wij doen dat op een even serieuze wijze als de P.v.d.A,- fractie. En zeker ook als de voorzitter van die fractie.) (De Voorzitter: De heer Vellenga gaat verder. Straks Ik vind dat helemaal niet erg, hoor! Want soms kun je uit de reacties, die je opmerkingen uitwerken, opmaken, dat ze behoorlijk raak zijn. En als twee mannen zich geroepen voelen zo te gaan interrumperen, dan maakt mij dat wel duidelijk, dat ik dichter bij de waarheid was dan hun lief is. (De heer Heidinga: We zitten hier als lid van de Gemeenteraad. Als U dat nu maar duidelijk wordt.) Dat is het. Maar dat is wel vaker duidelijk geworden, ook wel van de andere kant. Het is niet venijnig en het is niet gemeen, maar slechts in zoverre fel bedoeld, dat ik U het recht ontzeg op te merken: „Wij snijden in eigen vlees"; dat doet U niet. (De heer Heidinga: Daar hebt U het recht niet toe, dat tegen ons te zeggen. Dat zullen wij zelf wel beoordelen.) Dat recht ken ik mij zelf wel toe. Ik kan mij voorstel len, dat je, wanneer je ernst maakt met een aantal van de bezuinigingsvoorstellen die er nu zijn, ook wel eens het mes zet in dingen die je zelf lief en dierbaar zijn. (om het wat „dierbaar" te zeggen). En dan zeg ik; Daar heb ik respect voor; dat kan ik begrijpen; dat kan ik meevoelen, want dat betekent echt een offer vanuit je eigen persoonlijke interpretatie van dat belang of het belang dat je fractie ergens aan hecht. Dat vind ik geweldig. Maar als je het doet ten aanzien van be paalde posten, waar je eigenlijk om meer dan één reden altijd al een beetje tegen bent geweest of niet al te sterk voor(De heer Rijpma: Het niet noemen van een maximum subsidie is het enige uitgangspunt ge weest van onze stellingname.) (De Voorzitter hamert intens en zegt: Nu geen interrupties meer, heren, om de beurt spreken.) Ik lok het uit en U mag het, mijn heer de Voorzitter, wat mij betreft, toelaten; daar heb ik wel recht op. (De Voorzitter: Bent U klaar, mijn heer Vellenga?) Ik ben nog niet klaar. (De Voorzitter Dan gaat de heer Vellenga door en spreekt straks de heer Rijpma.) Dan hoop ik, dat de heer Rijpma dit goed geargumenteerd gaat weerleggen, want nu schieten we niets op. En al zou U van Uw kant zeggen: Ik vind dat voor de c.h(De hear Miedema: It leit dochs net oan üs, dat wy neat opsjitte!) Jawel, want ik ben bezig met mijn argumentatie voor de standpuntbepaling van mijn fractie. Ik constateerde dus met genoegen, dat de heer De Jong zijn lijn doortrekt, die hij altijd heeft gevolgd. Mijn respect daarvoor. Daarom heb ik hem de kans gegeven dit voorstel in te dienen. Af. Ik constateerde in de tweede plaats, dat het „in eigen vlees snijden"-verhaal niet opgaat, omdat het dus hier gaat om een subsidie, waar althans een deel van de C.C.P.-fractie nooit warm voor is gelopen en een ander deel i.v.m. het maximum-verhaal van de heer Rijp ma wil ik dat het volle pond ook nog wel geven - nooit erg enthousiast voor is geweest. Ik kan me nog de eerste verhalen herinneren, die de heer Heetla, toen hij nog tussen de c.h. raadsleden zat, voor de C.H.U. hield t.o.v. het Cambuur-subsidie. Dat was zijn goed recht, maar ik constateer gewoon dat feit. En ik con stateer dus in de tweede plaats en dat is mijn twee de bezwaar tegen Uw voorstel (behalve dus, dat ik dat „in eigen vlees snijden" flauwe kul vind in dit verband) dat U het subsidie terug wilt brengen tot f250.000,Waarom dit bedrag? Waarom dit uit gangspunt? Ik zou me kunnen voorstellen, dat U ver der gaat, net als de heer De Jong doet. Maar ik zou me ook kunnen voorstellen, dat U deze redenering op zet: „hoogstens een kwart miljoen; dat is ergens voor ons de grens." Dat heb ik niet helemaal begrepen uit het verhaal van de heer Eijgelaar. Die heeft een aantal argumenten opgenoemd, duidelijk, klaar; dat is mis schien haast nog de beste toelichting die er van Uv kant is gekomen op een motie en op een voorstel. Maar dat kwart miljoen, is dat een onderdeel van een bepaalde filosofie, van een bepaalde nieuwe aanpak, zoals U zich die voorstelt? Dat zou belangrijk kunnen zijn. Want op dat punt ben ik het dus wel met mevr. Woudstra eens, dat je je kan voorstellen, dat een ge meentebestuur, staande in de financiëlee situatie van dit moment, wetend, hoe men er voor staat, zich kan wenden tot de Stichting Cambuur en zeggen: „Nu moeten we toch eens ernstig en goed over al dit soort van dingen gaan praten." Maar daar moet je dan een basis voor leggen. En ik geloof, dat we op dit moment, m deze situatie, dat ook met klem aan dit College moeten vragen. Mijn fractie staat dus achter het meer- derheidsvoorstel van B. en W„ wat het subsidie aan Cambuur betreft. Maar ik zeg er met nadruk bij: Ga wel met Cambuur praten in die zin, dat U tegen Cam buur zegt: „Het wordt toch wel moeilijker om het subsidie te geven op basis van het lopende systeem, van de constructie die wij op dit moment kennen, van het percentage dat op dit moment wordt gehanteerd." Dat vind ik een reëel uitgangspunt. Als men dat gaat doen, dan zal de meerderheid van B. en W. ons aan haar kant vinden, te meer, omdat ik, gezien alles wat er is gebeurd de laatste vier, vijf jaar, enige hoop heb, dat ook het Cambuurbestuur zelf en stellig ook de mensen daar omheen, de Vrienden van Cambuur, be reid zijn, er harder tegen aan te gaan dan tot nu toe tot mijn spijt vaak is gebeurd. En ik zou dus, gezien ook onze situatie in verband van het landelijk betaalde voetbal en de kritieke situatie, waarin wij, wat de ge- meentefinanciën betreft, verkeren, tegen het College willen zeggen: Akkoord met het meerderheids voorstel i.z. het subsidie aan Cambuur, maar ga reëel met deze mensen praten en zeg: „Er leven bepaalde weerstanden van verschillende soorten in de Raad, maar duidelijk is, dat alle fracties en alle raadsleden het erover eens zijn: Dit subsidie is een enorme hap uit de begroting en wij kunnen niet garanderen, dat voor een aantal jaren dit nog in deze vorm zo kan doorgaan." Daar moeten wij eerlijk en open met elkaar over kunnen praten, desnoods op basis van de drie-pijler-theorie, waarover ik zopas gesproken heb. Het kan U duidelijk zijn, mijnheer de Voorzitter, dat mijn fractie dus tegen het voorstel-De Jong is, hoewel het dan om bepaalde redenen mee mijn naam draagt, en ook tegen het voor stel van de fractie van de C.C.P. Wij zullen t.a.v. dit laatste voorstel graag het voorstel van de meerderheid van het College volgen. De heer- Rijpma: Het is niet mijn bedoeling op de verdediging van het maximum, op de technische aspec ten van dit voorstel in te gaan. Het is wel mijn be doeling op een paar dingen die de heer Vellenga gezegd heeft, toch een wat ander licht te laten schijnen. Ik kan niet goed bij wat de heer Vellenga de C.C.P.-fractie ver wijt. Ik weet niet, wat „eigen vlees" is. Het gaat niet om „C.C.P.-vlees", en het gaat niet om „P.v.d.A-vlees", het gaat om „vlees", om zaken, die in de Gemeente aan wezig zijn. En we hebben ten opzichte van een aantal van die zaken of dat nu betreft de politie, de reini gingsrechten, de plantsoenendienst, om een aantal din gen die gemeentelijk zijn in de totale structuur van de gemeentebegroting een aantal voorstellen ingediend en ik geloof, dat dat gewoon respectabele voorstellen zijn, zoals ieder voorstel dat een raadslid vanuit een eer lijke gezindheid hier op tafel legt, een respectabel voor stel is. En wanneer de heer Vellenga ons dan verwijt, dat wij vreselijk subjectief ten opzichte van bepaalde voorzieningen te werk gaan, dan noem ik dat een on gegrond verwijt. (De heer Vellenga: Dat heeft U m(j niet horen zeggen.) Dan begrijp ik van de woorden van de heer Vellenga helemaal niets. (De heer Vellenga: Dat heb ik zopas al begrepen, dat U er niets van be greep. Op dit punt heb ik die woorden niet gebruikt.) Ik zet deze discussie op deze wijze niet voort. (De heer Vellenga: Dat is zeer verstandig.) Ik heb geprobeerd redelijk te argumenteren, waarom ik dit verwijt van de heer Vellenga ongegrond vind(De heer Vellen ga: Als het verwijt niet geuit is, kunt U het niet weer leggen. Het zal nergens staan.) De heer Van Haaren: Uit wat mevr. Woudstra heeft gezegd, heeft U wel begrepen, dat wij van oordeel zijn, dat de verlaging van de financiële steun aan Cambuur nu, op dit ogenblik, wèl in ons eigen vlees snijdt en U heeft wel begrepen, dat wij tegen de motie-De Jong en tegen de motie van de C.C.P. zijn. Wij vinden ook, dat er typisch weer in deze sector altijd weer de sector cultuur en sport bezuinigingen zouden moeten wor den toegepast. Mevr. Woudstra heeft ook gezegd en de heer Vellenga zei dat ook dat het noodzakelijk is te overleggen met Cambuur. Cambuur wil dat ook. We hebben met verschillende bestuursleden gesproken, die het allemaal willen, die zelf ook wel inzien, dat het op deze manier a l'infini niet verder kan gaan. Ze heeft ook gezegd: Er is een verbetering in de toe stand en ze heeft daarbij twee punten genoemd: 1. Er is een streven naar meer zelfwerkzaamheid en 2. een grote samenwerking met de amateurclubs. Ze heeft één punt vergeten en dat is één van de redenen, waarom ik het woord nog even wilde voeren. We hebben n.l. begrepen, dat binnen enkele jaren meer gelden uit de sport-toto beschikbaar kunnen komen m.n. voor Cam buur. En het bestuur hoopt dus, dat over enkele jaren ook van die kant meer inkomen te verwachten is, waar door het mogelijk zou zijn, dat de Gemeente zich wat meer terug kan trekken. De hear Singeïsma: Ik haw wol bigrepen, dat de iene de gemeentlike taken wol oars sjocht as de oare. It is üs soarch al, soe ik sizze, as bilangrike formaes- jes op sportbarren har fortsjintwurdigers of pleitbisoar- gers yn de Ried hawwe. Dat jildt foar Cambuur en dat jildt krekt gelyk foar de draverij of de indoor- training yn de Frieslandhal. It mei bikend wêze, dat yn üs rounten eigentlik dizze foarm fan subsydzjefor- liening net sa botte populair is. Der wurdt dan sein: Ja, de lju dy't nei de tsjerke geane, kinne ek gjin birop dwaen op de gemeentlike kas of de rykskas om dêrfoar subsydzje to krijen. Hwat my oanbilanget, dan stean ik it tichtste by it stanpunt fan de hear De Jong. Ik soe sizze: Hwa't dizze dingen genietsje wol, dy bitellet der mar foar. Mar oan de oare kant is it ek wer sa wy moatte binlik wêze dat der ek gans oan it Frysk Orkest en oare dingen ütjown wurdt. (De ien giet ljeaver nei in orkestütfiering, de oare ljeaver nei in fuotbalwedstriid.) Der komme in kear grinzen oan de mooglikheden fan in gemeente of in provinsje, hwat it duorjen fan it forlienen fan in subsydzje oangiet. It kin sa net. It is mei Monumintesoarch krekt gelyk. Der wurde op it lést grinzen birikt. Men kin dan ienfaldich net fierder. En ik fyn it dus fan bilang, dat der wol praet wurdt mei Cambuur en dat sein wurdt, dat it nou wol sa stadich oan nei de ein ta rint. Ik sprek my hjirmei dus noch net direkt üt foar de iene of de oare moty, mar ik fyn wol, dat wy nou oan de grins ta komme fan hwat in gemeente noch dwaen kin. De hear Klomp: Ik wol de hear Vellenga wol efkes üt de dream helpe, as soe gjin ien fan üs it ütstel fan de hear De Jong mei ündertekenje wollen hawwe. Ik seis woe it ek wol dwaen. Dat haw ik ek mei him bi- praet; dat wit hy wol. Mar omdat de hear Vellenga it oanbean hat, haw ik it net mear dien. Doe hoechde it net bislist mear. (De hear Vellenga: Dat hiene Jo folle earder dwaen moatten.) Né, dat hiene wy al lang bipraet. De heer Ilounia: Ik wilde nog een aanvullende vraag stellen. Is het wel fair, gezien verschillende feiten, om tijdens een jaar dat al loopt, plotseling bij de debatten over de subsidieverlening over 1972 het subsidie geheel of ten dele af te kappen? Ik noem verschillende feiten: Het Cambuur-bestuur (mevr. Woudstra heeft het ook al gezegd) is bezig zich te beraden over de financiële situatie van de club. Er zijn tekenen van samenwerking van Cambuur met eventuele amateurclubs. Er bestaan plannen het Cambuurstadion te moderniseren. (Wat moeten we daar dan straks mee Wij hebben de gehele subsidiescala al behandeld, zoals het subsidie aan het Frysk Orkest (ook al door de heer Singeïsma ge noemd), ten aanzien van welk orkest we ons verbon den hebben deel te nemen aan een gemeenschappelijke regeling, en het subsidie aan het Ijsstadion in Heeren veen (maar Heerenveen heeft om der wille van het tekort van het Ijsstadion, doch mogelijk ook, omdat men voor een subsidiëring van betaald voetbal staat, een beslissing genomen die wij betreuren.) Als laatste feit noem ik, dat wij Cambuur de toezegging hebben

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 3