83
gelegen in het feit, dat men in landelijk verband bezig
is te komen tot regelingen met betrekking tot het be
taald voetbal en dat wij gemeend hebben, in overleg met
het bestuur van Cambuur, dat wij even moeten aan
zien, wat daar uit komt. Dat is dus de reden, dat niet
op korte termijn voorstellen zijn te verwachten, maar
de zaak blijft onze volle aandacht houden en principieel
staan wij dus toch wel, wat dit punt betreft, heel
dicht bij datgene wat de heer Wiersma vooral zo uit
voerig heeft uiteengezet en waarbij het betoog van de
heer Singelsma, los van zijn principiële standpunt
waarmee hij begon, ook aansloot en wat trouwens ook
door de heer Bouma even in het geding is gebracht.
Er bestaat dus in wezen nauwelijks meningsverschil
over, dat wij aan het subsidie voor het lopende jaar
niet kunnen tornen, hoogstens kan er verschil van
mening zijn over het tijdstip waarop een nieuwe rege
ling dient in te gaan.
Ik meende U toch nog even te moeten mededelen,
waarom wij dus vrij zeker niet op korte termijn met
voorstellen kunnen komen, maar voortdurend over deze
zaak in contact blijven met Cambuur.
Ik neem aan, dat beide moties gehandhaafd blijven.
De indieners bevestigen dit.
De Voorzitter: Dan gaan wij eerst stemmen over de
motie-K. J. de Jong-Vellenga, omdat die de verst strek
kende is.
De motie wordt verworpen met 28 tegen 5 stemmen.
Voor stemmen de heren O. Heidinga, H. Jansma, K. J.
de Jong (weth.), A. Klomp en Mr. B. P. van der Veen.
De Voorzitter: Thans komt de motie aan de orde
die is ingediend door de C.C.P.-fractie en waarin voor
gesteld wordt het subsidie aan Cambuur terug te bren
gen tot f 250.000,
De motie wordt verworpen met 19 tegen 14 stem
men. Voor stemmen mevr. M. M. Th. Visser-van den
Bos en de heren G. F. Eijgelaar, O. Heidinga, H. Jan
sma, J. de Jong, K. J. de Jong (weth.), A. Klomp, W.
Miedema, Ir. C. L. Rijpma, J. Schaafsma, N. Sterk, Mr.
B. P. van der Veen, L. Visser en J. Wiersma.
De Voorzitter: Wie van de indieners van de motie
over subsidie aan de amateursport mag ik daarover
het woord geven?
De heer Eijgelaar: Op 5 juli 1971 besloot deze Raad
tot het instellen van een fonds t.b.v. de amateur-top
sport. De eerste storting in het fonds werd bepaald op
f 5.000,Gelet op het feit, dat tot nu toe nog geen
beroep gedaan werd op dit fonds, althans niet op de
wijze, zoals het als voorwaarde gesteld werd door
een samenwerkingsorgaan op het terrein van de ama
teur-topsport, hetgeen wellicht binnen afzienbare tijd
ook niet zal gebeuren, menen wij, dat de voorgestelde
storting van f 10.000,in dit fonds nu niet moet plaats
vinden. Wij zijn van mening, dat het, gezien de slechte
financiële positie van onze Gemeente, onjuist is een
fonds van f 15.000,te hebben dat voorlopig toch niet
gebruikt zal worden. En daarom hebben wij deze motie
ingediend.
De heer MeijerhofTen aanzien van de bestemming
van dit fonds wordt hier geen beslissing gevraagd. Daar
behoeven we ons dus niet over uit te spreken.
Een ander punt is en dan kom ik in hetzelfde
straatje als waarin we de vorige week ook belandden
dat mijn fractie er niet veel voor voelt deze motie te
ondersteunen, ook begrotingstechnisch gezien niet, om
dat er daardoor ruimte verloren gaat, die wij graag
willen behouden, mede beschouwd uit de optiek van onze
onderhandelingspositie.
De heer Weide (weth.): Ik zou deze motie willen ont
raden. Wij hebben vorig jaar een uitvoerige discussie
over dit onderwerp gehad. Toen hebben wij dus f 5.000,
aan de Gymnastiekvereniging „Quick" gegeven, bij
wijze van hoge uitzondering. Wij hebben ook bij de
bepaling van de storting van die f 10.000,duidelijk
gesteld, dat dit bedrag niet zou worden besteed aan
verenigingen sec. Slechts wanneer er een samenbunde
ling van krachten zou plaats vinden binnen de ama
teur-topsport, kan een beroep worden gedaan op
dit fonds. Het is mij bekend, dat dit tot nu toe nog
niet is gebeurd, maar het is mij wel bekend, dat er op
dit moment binnen de gemeente Leeuwarden overleg
wordt gepleegd tussen een aantal organisaties, wat
eventueel wel kan inhouden, dat er op zeer korte ter
mijn een beroep op dit fonds zal worden gedaan. En
ik acht het dan ook niet verstandig dit subsidie nu
weer af te voeren, want, zodra je het eenmaal afvoert,
is het bijzonder moeilijk, vooral in onze huidige finan
ciële positie, het later weer opgevoerd te krijgen. En
gezien dus de ontwikkeling, die thans gaande is, zou
ik het op prijs stellen, dat dit subsidie van f 10.000,—
(dit jaar dus f15.000,gehandhaafd blijft.
De Voorzitter: Niemand in tweede instantie? Dan
gaan we over tot stemming.
De motie wordt verworpen met 18 tegen 15 stemmen.
Voor stemmen de dames M. M. Th. Visser-van den Bos
en G. Visscher-Bouwer en de heren G. F. Eijgelaar, 0.
Heidinga, H. Jansma, J. de Jong, K. J. de Jong (weth.),
A. Klomp, W. Miedema, Ir. C. L. Rijpma, J. Schaafsma,
N. Sterk, Mr. B. P. van der Veen, L. Visser en J. Wier
sma.
Hoofdstuk IX, volgno. 558.
Mevr. Visser-van den Bos: Inmiddels heb ik dusda
nige informaties over jeugdwerkloosheid gekregen, dat
mij is gebleken, dat die werkloosheid in onze Gemeente
wel is toegenomen, vergeleken bij een jaar geleden,
maar dat toch de aantallen werkloze jongeren nog niet
van dien aard zijn, dat er van de kant van de Gemeente
voorzieningen getroffen zouden moeten worden, ten
einde die jonge mensen te helpen de periode van werk
loosheid te overbruggen en zinvol door te brengen. De
Wethouder heeft mij toegezegd, dat de cijfers in de
gaten zulen worden gehouden en dat wij zo nodig de
gelegenheid zullen scheppen om over deze zaak nader
te praten. Toch zou ik willen voorstellen om eens te
onderzoeken, of het mogelijk is een leerling-bouwplaats
in te richten bijv. in Wytgaard. Ik heb gehoord, dat
men daar een aantal bejaardenwoningen zou kunnen
en willen bouwen, maar omdat het aantal zo gering is,
zijn er moeilijkheden om die bouw van de grond te
krijgen. Dit zou dan een prachtig object kunnen zijn
voor leerling-bouwvakkers en ik zou het bijzonder op
prijs stellen, als er van de kant van het College enig
initiatief genomen zou kunnen worden.
De heer De Vries: De jeugdwerkloosheidscijfers in
onze Gemeente zijn gelukkig niet van dien aard, dat
dit meteen problematisch is.
De suggestie van mevr. Visser-van den Bos i.z. de
plaatsingsmogelijkheden voor jonge mensen die in het
leerlingenstelsel zijn opgenomen, zouden wij als fractie
graag willen steunen. Dat is inderdaad een probleem,
want, wanneer deze jonge mensen geen werk kunnen
vinden, kunnen ze ook niet verder studeren. Wij willen
het College graag dank zeggen voor de cijfers die ter
inzage zijn gelegd, maar daaruit komt eigenlijk wel
weer een ander stukje problematiek naar voren, dat
we bij de voorbereiding van de begrotingsbehandeling
niet hebben aangesneden, omdat het op dat moment
nog onzichtbaar was, maar dat is het relatief grote
aantal werklozen en langdurig werklozen van de wat
oudere leeftijdscategorieën, zoals bijv. mensen boven de
45 jaar, die langer dan een jaar werkloos zijn. Ik
dacht, dat het voor degenen, die in die leeftijdsfase zit
ten en langer dan een jaar er uit zijn, niet zo gemakke
lijk meer is opnieuw een entree in het arbeidsproces te
maken. Ik zou het College eens willen vragen, of men
hierin ook aanleiding ziet voor deze categorie werkloze
mensen nog bepaalde stappen te doen om mogelijkhe
den te scheppen, misschien voor omscholing of wat dan
ook. Mogelijk zijn er binnen de sociale wetgeving be
paalde voorzieningen, die hierin zouden kunnen tege
moet komen.
De heer Heetla (weth.): Ik dacht eerst ook, dat er
hier een jeugdwerkloosheidsprobleem bestond, maar
toen de zaak nader werd geanalyseerd en uitgediept,
bleek, dat in Leeuwarden de werkloosheid juist van
oudere arbeidskrachten zorgen baart. Een heel groot
aantal is al langer dan twee jaar werkloos en je vraagt
je inderdaad af, hoe dat verder moet. Het betreft de
groep van 4055-jarigen. Ik weet niet, of bij de stuk
ken de informatie heeft gelegen uit welke sector deze
mensen zijn, maar wij zijn in ieder geval doende met
de cijfers verder na te gaan. In de W.W.V-regeling is
een bepaling opgenomen, dat voor dergelijke personen
een herscholing mogelijk is, zodat zij eventueel in de
culturele of een andere sector een plaats vinden (de
heer De Vries heeft hierop gedoeld). Er wordt ook
subsidie voor gegeven. Er zal via de Arbeidsbureaus
een gesprek moeten plaats hebben met de betrokkenen
om na te gaan, of het de moeite loont en realiseerbaar is.
Wat betreft de bouwplaats, daar wordt door mijn col
lega Tiekstra in de verschillende commissies „wakker"
over gesproken. En nu kunt U zeggen: Aan praten
heb je nog niet veel, maar het is een zaak van de vak
organisaties die met de bouwpatroons een bepaalde re
geling tot stand moeten brengen. Ik heb met de heer
Cloo een van de koplopers voor deze zaak in Fries
land er eens over gesproken en die heeft mij gezegd,
dat het op het ogenblik erg moeilijk is een groep bij-
elkaar te krijgen om dit werk te doen. Deze materie
heeft dus de aandacht.
Hoofdstuk X, volgno. 576.
De Voorzitter: Over dit volgnummer is een motie
ingediend. Ik zou willen vragen, wie van de indieners
hierover het woord verlangt.
De heer Heidinga: Ik heb in de afgelopen week
dus tussen deze begrotingsvergaderingen in in de
krant gelezen, dat het Gemeentebestuur in onderhan
deling is over de positie van onze V.V.V. Naar aanlei
ding daarvan heb ik nog even over de zaak nagedacht
en kom ik nu tot deze opmerking: Als het voor Uw
onderhandelingspositie beter is, dat deze motie wordt
ingetrokken, dan zijn wij daartoe gaarne bereid. Wij
wisten n.l. niet, dat deze zaak thans in bespreking is.
Maar wij hebben er natuurlijk geen enkel belang bij
tijdens de onderhandelingen ons eigen College het
zou kunnen zijn muurvast te zetten. Als U zegt, dat
het inderdaad in de gegeven omstandigheden beter is,
dat deze motie nu niet wordt behandeld, dan trekken wij
die ogenblikkelijk in. Wij hadden gewoon de begroting
nagezien en kwamen tot de slotsom: de directeur is
weg en daar ligt een mogelijkheid tot bezuiniging. Zo
zijn wij op de gedachte gekomen.
De Voorzitter: Ik ben U zelfs zeer erkentelijk voor
deze verklaring. U weet, dat wij in Leeuwarden zitten
met het drama van twee V.V.V.-kantoren en wij doen
op dit moment ik gebruik die uitdrukking wel eens
meer een moedige poging om met de Friese V.V.V.
met de Leeuwarder V.V.V. en met het Provinciaal Be
stuur tot een oplossing te komen en ik zou willen zeg
gen: het daagt inderdaad. Op 12 april vergaderen de
Friese V.V.V. en de Leeuwarder V.V.V. op hetzelfde
tijdstip. En als deze motie zou worden aangenomen, dan
zou ons dat zeer ongelegen komen, omdat dit iedere
onderhandelingspositie èn voor de gemeente Leeuwar
den èn voor de Leeuwarder V.V.V. bijzonder zou be
moeilijken. Dus, wat dat betreft, dacht ik, dat U met
mijn verklaring wel genoegen zult willen nemen, mijn
heer Heidinga. (De heer Heidinga: Ja, mijnheer de
Voorzitter.) Hartelijk dank.
Volgno. 586.
De Voorzitter: We gaan nu over tot de motie: Be
zuiniging publiciteit industralisatie f 25.000,
Mag ik vragen, wie van de indieners van de motie
deze wil toelichten
De heer Heidinga: Als ik het goed gezien heb
maar mijn geheugen kan me ook bedriegen dan
was dat een post van f25.000,en dat is een subsidie
voor de Industrialisatieraad. Die post staat al jaren op
datzelfde bedrag. En ik dacht, dat daar praktisch niets
uit kwam. Ik zie het althans niet. Vroeger is er wel
eens iets van die Industrialisatieraad uitgegaan, maar
ik dacht al jaren niets meer. Daarom stellen wij voor,
deze post af te voeren.
De Voorzitter: Ik kan U mededelen, dat deze post
inderdaad betrekking heeft op een bijdrage, die de ge
meente Leeuwarden betaalt aan de Industrialisatie
raad der Friese Kernen. Ik wil ook wel graag toegeven,
dat vooral de laatste jaren deze Industrialisatieraad
weinig spectaculair heeft kunnen werken. Ik geloof
toch wel, dat de leden een aantal jaren geleden met
elkaar in Friesland goed werk hebben gedaan. Wij heb
ben ons en dat is gebeurd na het opstellen van de
begroting in het kader van de Industrialisatieraad
afgevraagd, of wij wel door zouden moeten gaan.
Er is zelfs in discussie geweest, of we niet een streep
onder het werk zouden moeten zetten. En toen is ge
constateerd, dat ondertussen het Industrialisatiebureau
Bloemendal zijn werk is begonnen, welk bureau, zoals
U weet, voor het hele noorden werkt. Dat is een
bureau, dat ons niets kost, want het wordt voor 100%
door Economische Zaken betaald. Aan de andere kant
werkt dit bureau toch zodanig, dat men in dit stadium
kan zeggen, dat het mede als contactpunt ziet ik
zeg duidelijk mede de Industrialisatieraad der Friese
Kernen. Ook in Groningen en Drente zijn soortgelijke
organisaties werkzaam. En gelet op de ontwikkeling
van het Noordelijk Industrialisatiebureau, waarvan we
nog niet precies kunnen overzien, waar dat toe zal
leiden, ook niet, wat de reëel overblijvende taak zal
zijn van de Industrialisatieraad, hebben wij met elkaar
geconcludeerd, dat dit op een zachter pitje kan; het
subsidie hoeft niet meer door te gaan op de wijze,
zoals het de afgelopen jaren het geval is geweest, maar
laten we niet, vooral ook gelet op wat er in de andere
noordelijke provincies gebeurt, dit zonder meer kap
pen, maar laten wij met een matiger bijdrage bepaalde
contacten want die zijn er inderdaad en er gebeuren
ook bepaalde werkzaamheden; er verschijnen zo nu en
dan ook rapporten van de Industrialisatieraad voor
lopig wel onderhouden. Op grond daarvan zijn de bij
dragen van alle deelnemende gemeenten gehalveerd,
zodat deze begrotingspost teruggebracht zal worden
tot f 12.500,Maar ik zou wel een beroep op de Raad
willen doen de post dit jaar niet geheel te schrappen
wij bezinnen ons het komende jaar er stellig weer
op, of we er überhaupt mee door moeten gaan maar-
genoegen te nemen met het halve bedrag. Ook tegen
over de andere kernen in Friesland die alle meebetalen,
zou ik het erg betreuren, als de Friese hoofdstad zon
der meer uit zou vallen.
Mèt de toezegging dus, dat we het komende jaar
weer heel serieus zullen bekijken, of we ook met de
helft wel door moeten gaan, zou ik de indieners van de
motie willen vragen, er genoegen mee te willen ne
men, dat die begrotingspost dit jaar teruggebracht
wordt van f25.000,tot f12.500,-(De heer Heidinga:
De heer Visser, die de motie met mij heeft onderte
kend, en ik gaan akkoord, mijnheer de Voorzitter.
Dank U wel. Dan zullen we dus de door mij bedoelde
wijziging aanbrengen.
De Voorzitter schorst, om 15.35 uur, de vergadering
voor de theepauze.
De Voorzitter heropent, om 15.55 uur, de vergadering.
De heer Knol is inmiddels ter vergadering gekomen.
Hoofdstuk XIII, volgno. 632.
De Voorzitter: Er is over dit volgnummer een motie
ingediend, luidende: „Bezuiniging personeelsuitbreiding
f 100.000,Mag ik een der indieners van de motie
vragen deze nader toe te lichten?
De heer Visser: Verleden week is er van onze kant
een opmerking gemaakt over de kosten van algemeen
beheer van onze Gemeente. Wij hebben daarbij gecon
stateerd, dat hier een stijging van 26% in het geding
was en inherent daaraan speelt de stelpost volgno. 632
een rol. Wij menen, dat we tot een matiging kunnen
komen tot een bedrag van een ton. Het gaat hier dus
om een stelpost die, naar gelang er besluiten zullen
worden genomen, overgeheveld zullen worden naar de
functionele posten van de begroting waarop ze thuis
horen. Wij menen, dat hier wel enigszins gematigd kan
worden. Wanneer we blz. 60 van de commissie van