rtSé
14' 35
in gevaar zie komen. Ik dacht, dat het toch echt niet
mogelijk is op deze wat abrupte manier de hele situa
tie ondersteboven te gooien, te meer niet, daar wij nog
sinds kort via een raadscommissie deze zaak serieus
hebben bekeken. De heer Singelsma heeft gelijk: Een
bloeiend amateur-instituut heeft ook zijn invloed op
het vak-instituut. Als de amateur-opleiding een arme
tierige affaire zou worden, heeft dat ook zijn vervelen
de consequenties t.o.v. de vakopleiding; we mogen er
wel blij mee zijn, dat die in Leeuwarden is. En laten
we dan ook met vreugde constateren, dat die ons in
feite geen geld kost.
Mevr. Visser-van den Bos: Ik begin maar met het
belangrijkste. De tarieven die ik in het tweede voorstel
ik ga direct al zeggen, dat ik het eerste voorstel
intrek, want ik vind het zonde te stemmen over voor
stellen die geen enkele kans hebben voorstel, zijn
in overeenstemming met de minimum tarieven door
de Wethouder genoemd van de leraren van Toon
kunst. De Wethouder schudt het hoofd, maar ik kom
met de tarieven van het tweede voorstel maximaal aan
een schoolgeld van f750,per jaar en dat komt dan
neer op f 60,per maand. Dan hebben de ouders in
derdaad het voordeel, dat hun kinderen aan een insti
tuut leren, waar de kwaliteit van de lessen gewaar
borgd is, waar de leerlingen kans hebben op samen
spel, waar toezicht op de leraren is, enz., terwijl juist
degenen, die in staat zijn een hoger schoolgeld te be
talen, zich ook kunnen en daarom ook zullen
permitteren kritisch toe te zien, wie hun kind les
geeft. Ik kan mij moeilijk voorstellen, dat dat in de
praktijk niet zo zou gebeuren. Als de Wethouder de
lesgelden vergelijkt met wat ik dan toch zou willen
noemen: beunhazen (want de leraren, die hier dan nog
over zijn, zouden zulke lage tarieven vragen, dat ze
beneden het tarief van de timmerman gaan), dan ben
ik toch wel een beetje verwonderd, dat hij dan nog
denkt, dat men bij vakleerkrachten terecht komt.
Dan vind ik het inmiddels ook bijzonder onduidelijk
geworden, dat de Wethouder stelt, dat wij bij de door
mij voorgestelde progressiviteit eventueel een reeks van
jaren zullen komen te zitten met leraren op wachtgeld.
Ik moet er als raadslid van uitgaan, dat, als ik een
afdeling van de Secretarie om inlichtingen vraag, die
inlichtingen betrouwbaar zijn. Dus U, mijnheer de Wet
houder, vergist U of de inlichtingen die ik gekregen
heb, zouden onjuist zijn. (De heer Ten Brug (weth.):
Dat is iets anders dan onbetrouwbaar.) Als de inlich
tingen van beide kanten betrouwbaar of juist zijn,
kunnen ze niet met elkaar in tegenspraak zijn. Ik heb
de volgende inlichting: Elke leraar, die aan het Muziek
instituut les geeft ik heb het over de amateur-afde
ling wordt daaraan verbonden voor de duur van de
cursus. (De heer Ten Brug (weth.) schudt het hoofd.)
Ja, de afdeling Onderwijs heeft het mij verzekerd
ik kan niet anders dan die informatie gebruiken; an
ders blijf ik nergens. Bij het begin van het leerjaar
wordt vastgesteld, hoeveel lesuren voor hem of haar
beschikbaar zullen zijn en daar heeft hij of zij dan
ook het gehele jaar recht op. Maar goed, ik hoor dan
straks wel, hoe het werkelijk zit. Leraren op
wachtgeld zie ik nog niet. Maar als die wachtgelders
er wèl zouden komen, is dat voor mij juist ook een
reden om bij mijn voorstel te blijven. Ik ben van me
ning, dat, als kinderen op de lagere scholen beter mu
ziekonderwijs zouden krijgen, er dan meer belangstel
ling bij grotere groepen van de bevolking zou kunnen
ontstaan voor de muziek. En nu stelde ik: We kunnen
twee dingen doen:
1. We kunnen de lesgelden aan het Muziekinstituut
verbeteren, rechtvaardiger maken, want als er geen
tekort op de begroting was, dan was ik zelfs gekomen
met een voorstel het lesgeld bij lagere inkomens te ver
lagen; het is mij n.l. wel bekend, dat er nogal wat men
sen zijn, die in de lage inkomensgroepen zitten en die
zeggen: Het Muziekinstituut is voor ons te duur. (De
heer Ten Brug (weth.): Dat heb ik ook niet ontkend;
ik heb gezegd, dat het lesgeld niet alleen de oorzaak is,
dat het aantal leerlingen op het Muziekinstituut uit de
lagere inkomensgroepen zo gering is.) Dat spreek ik
ook niet tegen, maar ik haal even naar voren, dat de
laagste tarieven voor die mensen nog aan de hoge
kant zijn. Het is een heel grote groep, die voor hun
kinderen wel muziekonderwijs zou willen hebben en
welke kinderen het zouden kunnen krijgen, als je het
muziekonderwijs op de lagere scholen zou geven. Ik
ben dan ook bijzonder blij het is prettig om het hier
even ter sprake te brengen met het initiatief van
het Frysk Orkest, dat op de een of andere wijze de
scholen bewerkt. Het heffen van hogere lesgelden aan
het Muziekinstituut vind ik ook een kwestie van recht
vaardigheid; het is niet een door de rijksoverheid uit
belastinggelden betaald instituut; het is een instituut,
dat uit onze algemene middelen betaald wordt, mid
delen, waaruit we ook het woonwagenkamp moeten op
knappen en de reinigingsrechten omhoog halen (waar
toe we dadelijk een voorstel zullen behandelen). En die
verhoging vinden we allemaal zo erg voor de laagst-
bezoldigden, maar nu vinden we het helemaal niet erg,
dat mensen, die f50 a f 60.000,of meer verdienen,
zo'n groot bedrag cadeau krijgen van het lesgeld voor
hun kind. Bij mij strijdt dat met de rechtvaardigheid.
2. We kunnen ook, wanneer men meent, dat dooi
de door mij voorgestelde progressiviteit in de tarieven
de leerlingen weglopen en dat we met een kleiner insti
tuut komen te zitten (De Wethouder gelooft niet, dat
we een leeg instituut krijgen, maar dat we een kleiner
aantal leerlingen krijgen.), het geld, dat we op de door
mij bedoelde manier besparen, gebruiken om de lera
ren die we anders eventueel op wachtgeld zouden moe
ten stellen, in een aantal klassen op de lagere scholen
les te laten geven. En dan bereik je een veel grotere
groep kinderen, wat veel meer zou betekenen voor het
muziekonderwijs van onze kinderen, want nu blijft het
in een kleine bevoorrechte groep.
Dan vind ik een belangrijke zaak, dat de Wethouder
beweerde, dat ik met een heel nieuw systeem kwam.
Nou, Uw intelligentie zou ik beslist onderschatten,
wanneer U met één oogopslag niet zou hebben gezien,
dat mijn systeem niets anders was dan het volgen van
een belastingtabel. U gaat zelf tot schooigeldmaatstaf
f 3.000,Punt. Zoveel maximaal. En nu ga ik bij mijn
voorstel no. 1 hiervan uit: Ik tel steeds bij die schooi
geldmaatstaf f 500,op en verhoog dan het lesgeld
met f 50,per jaar en zo klim ik op, totdat ik aan de
f 1.000,kom en bij voorstel no. 2 tel ik bij de school
geldmaatstaf ook f 500,op en vraag dan f 25,in
plaats van f 50,lesgeld meer. Bij het eerste voorstel
ga ik tot f 1.000,lesgeld en bij het tweede tot f 750,—.
Sorry, maar- als U nu nog zou zeggen, dat het inge
wikkeld isWant er is natuurlijk niets ingewik
kelds aan. Ik heb een lange lijst gemaakt, maar die
moeite had ik me ook kunnen besparen; alleen het
kleine briefje met daarop het eerste voorstel: het laten
doorlopen van de f 3.000,schooigeldmaatstaf met
voor elke f 500,hogere schoolgeldmaatstaf f 50,
meer lesgeld, en het tweede voorstel: voor elke f500,—
hogere schoolgeldmaatstaf f 25,lesgeld meer (In het
eerste geval stoppen bij een lesgeld van f 1.000,in
het tweede geval bij een lesgeld van f750,was vol
doende geweest. In zeer eenvoudige vorm is het zo
ook verteld.
Dan zegt de Wethouder eigenlijk: Het Muziekinsti
tuut is niet zo erg nodig, want zo zegt hij zo
gauw we de tarieven zouden gaan verhogen, komt het
voortbestaan in gevaar, doordat de leerlingen, behoren
de tot de groep, waarin hogere schoolgelden worden
betaald, het instituut zullen verlaten. Nu ben ik niet
aan het lagere tarief gekomen; dus te dien aanzien
blijft de zaak bij de zienswijze van de Wethouder en
die van mij gelijk. Maar gaan degenen, die meer moe
ten betalen, plotseling het instituut verlaten, welnu,
dan krijgt U ruimte om degenen, die nu op de wacht
lijst staan, aan te nemen. Daar zullen ongetwijfeld ook
leerlingen bij zijn uit kringen die niet in de hoge in
komensklassen vallen. Dan besteden we tenminste ons
subsidie aan degenen, die het het hardst nodig hebben,
en dat vind ik belangrijk.
Ik heb het gevoel, dat ik alle punten, die de Wethou
der aangestipt heeft, behandeld heb. Ik wil alleen nog
beklemtonen, dat ik het bijzonder betreur, nu we met
allerlei middelen moeten zoeken naar mogelijkheden om
de krappe inkomsten van onze Gemeente wat te ver
hogen zelfs ook buiten onze fractie wordt daarnaar
gezocht(Stem: Zelfs?) Ja, zelfs, want ik heb zo
langzamerhand de indruk gekregen, dat hier een be
paalde scheidslijn loopt dat óók weer een
voorstel, dat doodgewoon de lasten legt, waar ze op
rechtvaardige wijze gelegd kunnen worden, op deze
wijze onthaald wordt.
De heer Schaafsma: Met het voorstel van het College
zowel als met dat van mevr. Visser, heb ik eigenlijk
wat moeite, omdat in geen van beide voorstellen tot
uiting komt, dat het artikel moet kosten wat het in
feite kost. Ik zou willen, dat men ook aan het Muziek
instituut voor het artikel de prijs zou moeten betalen
en dat men die zoveel mogelijk de inkomensgroep, die
dat zou kunnen doen, ogenblikkelijk ook zou laten be
talen. Ik geloof n.l. niet zo erg in het geval dat U dan
noemt de beunhaas, maar dat ik dan toch met iets
edeler term wil noemen: de privé-les. (De heer Ten
Brug (weth.): Ik heb die term „beunhaas" niet ge
bruikt; die is van andere kant gekomen.) Hè, wat zijn
we vanmiddag prikkelig, wat is er? Ik dacht, dat ik
niets verkeerds gezegd had, hoor! (De heer B. P. van
der Veen: Dat komt dan nog.) (Gelach) ïk dacht n.l.,
dat het Muziekinstituut mede kostprijs- en marktprijs-
bepalend ging worden door dit vér-gaande subsidie.
De prijs van de privé-les wordt óók afgeleid uit de prijs
van het Muziekinstituut. Het is hier, dacht ik, door de
Wethouder eenzijdig andersom gesteld. Ik geloof, dat
je hier de kwestie „oorzaak en gevolg" een klein beetje
moet gaan mengen. Deze twee prijzen worden door el
kaar beïnvloed. Dat lijkt mij tenminste een kwestie van
economie toe. Als men de prijzen voor een grote groep
van mensen gaat afstemmen op de kostprijs en dan
aan de voorzichtige kant is dan die wegloop zo
belangrijk? Ik geloof het niet. Als die wegloop er in
derdaad is, wordt het Muziekinstituut wat kleiner en
ons verlies wordt ook kleiner. Het gras is me behoor
lijk voor de voeten weggemaaid, wat betreft de aan
het Muziekinstituut aanwezige leraren. Het lijkt mij,
eerlijk gezegd, ook niet toe wat de informatie aan
stonds ook zal worden dat alle leraren daaraan
vast zijn benoemd en de wachtgeldregeling geldt
hoogstwaarschijnlijk voor enkelen tot hun pensioen.
De nieesten komen op jaren te staan. Ik dacht, dat,
als ik een gokje mag maken, de meesten inderdaad
geen recht zullen heben op een lange uitkering van
het wachtgeld. Ik vind, dat we deze kans moeten grij
pen en dat we in ieder geval tot een behoorlijke ver
hoging van het lesgeld moeten komen.
De hear Singelsma: De wurden fan mcfr. Visser
klinke my o sa sympathyk yn de earen. Hjir wurdt ek
sprutsen oer ynkommens fan f 60.000,mar mcfr. Vis
ser wit ek wol, dat 95 pst. fan de Ljouwerter bifolking
in bisteechber ynkommen under de f 20.000,— hat.
(Mevr. Visser-van den Bos: Uit welke inkomensgroe
pen komen die 327 leerlingen? Daar kon men mij he
laas geen inlichtingen over geven. En dat betreur ik
nou juist, want dat is zo belangrijk.) Ik wol in lytse
biïekkenifog, dy't ik hjir opset haw, foarlêze. Der
wurdt oan de Muzykskoalle net mear as tusken de 30
en 40 üre les jown per learaer en per jier en as men
dat nou ris dielt op 'e f 1.000,dan komt men op in
bidrach fan f 25,oant f 33,per lesüre. Dat binne
bidragen, dêr't in partikuliere lesjower it ek foar docht.
Mear as foar docht. Dus de birekkeningen fan de üt-
stellers doge net. En ik bin der op tsjin, dat wy op
sa'n manear in greate groep minsken eigentlik ütslute
soene foar de takomst.
Mevr. Woudstra-Peene: Ik had eerst nog wel het
antwoord van de Wethouder in tweede instantie willen
afwachten, maar ik wilde toch ook wel al vast een
stemverklaring voor het voorstel van mevr. Visser,
waar straks over gestemd zal worden, afleggen. Ik
vind, dat het een paar sterke punten heeft, vooral het
voorstel in de tweede versie. Wat het eerste voorstel
betreft, dit zou inderdaad de mensen met de hoogste
inkomens iets van f 33,per uur laten betalen (met
aftrek van de vakantieweken) en ik geloof niet, dat
veel mensen dat zullen doen; daar kun je inderdaad
wel een privé leraar voor krijgen. De f 750,lesgeld
per jaar van het tweede voorstel ligt niet veel boven
het lesgeld dat particuliere leraren vragen, behalve dan
natuurlijk de studenten van de vakopleiding die zelf
ook lessen mogen geven; het is logisch, dat die veel
lager zitten. Mevr. Visser zegt, dat haar tweede voor-
stel uitkomt op f 60,lesgeld per maand, maar ik heb
even uitgerekend, dat het f20 a f 25,per uur wordt
als je de vakantieweken aftrekt. Zoals het nu staat
maar ik zal het antwoord van de Wethouder nog
even afwachten ben ik beslist vóór het tweede voor
stel van mevr. Visser.
De heer Snel: Het voorstel van mevr. Visser ziet er
op zichzelf toch wel aardig uit. Ik zou willen pleiten
voor een mogelijkheid om het wat nader te kunnen be
studeren. Het eerste voorstel heb ik persoonlijk pas
vanmiddag onder ogen gekregen, hoewel ik moet toe
geven, dat het hier wel bekend was. In de tweede versie
van het voorstel worden de bedragen wat terugge
bracht; daardoor komt het iets dichter bij het bedrag,
dat de Wethouder heeft genoemd, al gaat het er nog
wel wat overheen. Maar een belangrijk punt is, dat
er in de raadscommissie destijds toch ook al een meer
heids- en een minderheidsstandpunt was. Toen was het
dus ook reeds een moeilijke zaak. Ik meen, dat we een
mogelijkheid moeten vinden om niet met al te zware
voetstappen door de porseleinkast te lopen. Ik weet
niet, of de Wethouder een opmerking terzake zou kun
nen maken.
Als tweede punt het volgende. Ik hoop, dat mevr.
Visser ongelijk heeft, als zij zegt, dat de rechtspositie
van de leerkrachten bij het Muziekinstituut zodanig
is, dat zij ieder jaar tijdelijk worden benoemd (want
dat zou de consequentie van haar inlichtingen zijn)
en van de ene op de andere dag ontslagen kunnen wor
den zonder recht op wachtgeld. Maar daar zal de Wet
houder ook wel aandacht aan schenken.
De heer Ten Brug (weth.)Je kunt natuurlijk ver
schillend spreken over het begrip „nieuw systeem". Het
betreft hier een belastingverordening en het gaat bij
beide „systemen" over inkomensschalen en bepaalde
tarieven. Maar een belangrijk punt is en ik dacht,
dat mevr. Visser dat ook wel kon weten, gezien de
discussies die een aantal jaren geleden in de Raad zijn
gevoerd tot welke hoogte wij met het maximum ta
rief moeten gaan. Dat was toen aan de orde en dat is
voor mijn gevoel opnieuw aan de orde. En dan heb ik
er groot bezwaar tegen, dat zij vrij spoedig boven de
f 20.000,inkomen, boven de bedragen gaat, die de
particuliere lesgevers vragen. Nu zegt mevr. Visser,
dat haar voorstel helemaal in de lijn ligt van de ta
rieven van de leraren K.N.T.V., die toch ook een f 600,
a f 650,per jaar vragen. Ik weet wel, dat dat de
richtlijnen en de minimum tarieven zijn, maar de prak
tijk is, dat het gemiddelde tarief lager ligt. En dan
zou ik zeker niet het woord „beunhazen" zonder meer
willen overnemen. Zo ligt de situatie niet. Het is dom
weg een feit, dat, wanneer het Muziekinstituut met zijn
lesgeld in de buurt van de f 650,a f 700,komt,
men bij particulieren beter terecht kan dan bij dit in
stituut. (Mevr. Visser-van den Bos: Ik heb mijn kin
deren al jaren geleden privé-les laten geven en
toen reeds moest ik een goede leraar zeker wel f 10,
per les betalen.) Ik heb persoonlijk andere ervaringen.
Die betroffen echt niet een beunhaas en ook niet een
ongediplomeerd iemand. Van de door mij genoemde be
dragen ben ik uitgegaan en dat is ook het punt, waar
om wij twee jaar geleden als maximum f 500,heb
ben aangehouden. Nu zegt mevr. Visser: Als er dan
veel leerlingen weglopen, is er blijkbaar ook niet zoveel
behoefte aan het instituut. Wanneer wij dit ook
opgemerkt in de richting van de heer Schaafsma
inderdaad voor de lessen aan dit instituut de kostprijs
zouden vragen voor iedereen, dan is zo'n instituut niet
levensvatbaar; dan kunnen we het niet in stand houden,
want dan is de vraag naar amateur-lessen te gering.
Nu kun je dat betreuren, maar dat is een feit. En wij
vinden, dat het voor de Leeuwarder bevolking gunstig
is, dat hier een amateur-muziekschool is. Dat is ook de
grond van de subsidiëring van rijkswege, van provincie-
wege(Mevr. Visser-van den Bos: Dat is een fooi.)
Dat ben ik met U eens. Ik vind dat rijkssubsidie ook
veel en veel te laag en ik begrijp dan ook niet, wanneer
Minister Engels, die in Uw fractie ook niet helemaal
onbekend is, tot de conclusie komt, dat het subsidie
gemiddeld een derde deel van de lesgelden bedraagt,
hoe je er dan uiteindelijk uit moet komen. Het is hier
een kwestie van betaling rechtstreeks uit de gemeen
telijke middelen, dat is bij andere gemeenten een kwestie