2
ik het woord „twaalfjarig bestand" laten vallen, mis
schien moet ik nu zeggen, dat er een tijdperk van ge
wapende vrede is ingegaan. (Stem: Waarom vrede?)
Wanneer de burgerij zich niet aan haar verplichtingen
houdt, dan neemt de Gemeente vaak en terecht
gepaste maatregelen. Ik geloof, dat het goed zou zijn,
dat deze zaak eindelijk eens de wereld uitgeholpen werd.
De heer Tiekstra (weth.)Deze aangelegenheid is
op het ogenblik weer in behandeling in B. en W. ter
vaststelling van het standpunt, dat B. en W. met be
trekking tot deze vordering zullen innemen. Wanneer
het inderdaad tot een gerechtelijke invordering zal ko
men, zal dat, dacht ik, toch een raadsbesluit vergen.
Ik hoop, dat B. en W. zeer binnenkort tot een stand
punt kunnen komen, mede rekening houdende met de
uitspraken die van gerechtelijke zijde over gelijksoor
tige vorderingen, i.e. over die van de gemeente Maas
tricht, zijn gedaan.
De rapporten worden voor kennisgeving aangenomen.
Sub F.
De verzoeken worden in handen van B. en W. ge
steld om preadvies.
Sub G.
De rapportering wordt voor kennisgeving aange
nomen.
Sub H.
De heer Van Haaren: Uw voorstel de brief van
S.O.L.O. in handen te stellen van de Raad voor Jeugd-
aangelegenheden, zou logisch en noodzakelijk zijn als
het hier een subsidie betrof voor een nieuwe vorm van
jeugdwerk. We hebben echter te maken met een groep
jongeren die slechts vraagt om, tegen een betrekkelijk la
ge huur, een pand te mogen gebruiken. Daarin willen zij
dan aantonen, dat zij in staat zijn een stuk open jeugd
werk van de grond te krijgen. Kan S.O.L.O. zich dan
niet beter rechtstreeks met de betreffende diensten
verstaan om een dergelijk pand te verwerven? En zijn
er in de gemeente panden die zich lenen voor dit doel?
Leidt het inschakelen van de Raad voor Jeugdaangele-
genheden niet tot een onnodige vertraging ten aanzien
van deze aanvraag?
De heer Weide (weth.)Ik zal een moedige poging
doen mij verstaanbaar te maken; mijn stem wil niet
zo best vanavond.
De stichting S.O.L.O. heeft enkele brieven gericht
aan het Gemeentebestuur. De eerste brief ging over
het pand van Boomsma en wij hebben, dacht ik, po
sitief op die brief gereageerd. Die kwestie is zuiver
en alleen op het geld stukgelopen. Als de heer Van
Haaren vraagt, of wij de betreffende diensten niet moe
ten inschakelen voor het verkrijgen van een pand, dan
moet ik die vraag bevestigend beantwoorden, maar
de diensten kunnen niet een pand om niet ter beschik
king stellen; er zal een bepaalde huur gevraagd moe
ten worden. En dan wordt het toch een subsidie-zaak;
er zal een bepaald bedrag uit de algemene middelen
moeten komen. Ik dacht, dat het in verband daarmee
juist was, dat de Jeugdraad een advies aan het Col
lege en aan de Raad uitbrengt.
De heer Van Haaren: Dat is inderdaad het punt.
Als U zegt: „Wij geven een bepaald pand tegen een
zeer verlaagde huur en daardoor geven wij een sub
sidie.", dan kan ik mij voorstellen, dat het wenselijk
is en in de lijn van het beleid ligt de Raja in te scha
kelen. Mijn vraag was: Zijn er ergens panden tegen
een lage huur die voor dit doel bruikbaar zijn? Als
die er zijn, zie ik de noodzaak van inschakeling van
de Raja niet in. Als deze zaak in handen van de Raja
wordt gesteld, dan zou ik bij de Wethouder aan willen
dringen op een spoedige behandeling. We hebben i.v.m.
een heel ander verzoek van Hippopotamus jaren en jaren
moeten wachten en zijn van de ene instantie naar de
andere gestuurd. Een dergelijke lijdensweg wilde ik
deze jongens zeer zeker besparen.
De heer Weide (weth.)Van mijn kant kan ik toe
zeggen, dat, als de Raad vanavond beslist deze zaak
in lianden van de Raja te stellen, deze zaak morgen
bij het presidium van de Raja aanhangig kan worden
gemaakt. In een van de eerstvolgende vergaderingen
van die raad kan dan over deze zaak worden gespro
ken. Maar dat is dan een zaak van de Jeugdraad zelf.
Ik zal op spoed aandringen.
AL de stichting S.O.L.O. een pand wil huren, dan
kan zij zich natuurlijk verstaan met het Grondbedrijf
oi" met het Woningbedrijf. Dan krijgen wij wel advies
van die bedrijven over de huurbedragen die gevraagd
moeten worden. En dan komen we toch weer in de
subsidiesfeer terecht. In het algemeen wil ik nog op
merken, dat er verschrikkelijk veel jongerenorganisa
ties en kleine groepjes zijn die in de binnenstad een
pand willen huren, maar dat stuit steeds weer af op
de huurbedragen, ook al zijn die huurbedragen laag.
De brief wordt in handen gesteld van de Raad voor
Jeugdaangelegenheden om advies.
Sub I.
De brief wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub J.
Het besluit wordt voor kennisgeving aangenomen.
Punt 3 (bijlage no. 125).
De heer Van Haaren: Punt 3 van de agenda betreft
nogal eens de aankoop van diverse percelen. Ten aan
zien van dit punt heb ik dikwijls het woord gevraagd
om er op aan te dringen, dat middels het passief aan
koopbeleid verworven panden zo lang mogelijk hun
woonbestemming zouden behouden. Toen dit niet bleek
te gebeuren, hebben wij ons in het algemeen tegen het
passief aankoopbeleid opgesteld en bij aankopen, zoals
thans voor ons liggen, de aantekening gevraagd, dat
wij wensten te worden geacht tegen te hebben gestemd,
Voor ons was de gang van zaken in de Landbuurt een
toetssteen voor onze houding, omdat daar nog bewoon
bare huizen na aankoop door de Gemeente leeg bleven
staan en langzaam maar zeker door vernielingen van
kinderen en het optreden van volwassenen tot onbe
woonbare krotten werden gemaakt die de waarde en
het aanzien van deze buurt enorm naar beneden haal
den.
Thans heeft, naar ons is gebleken, Uw beleid in de
Landbuurt een ware reuzenzwaai gemaakt. Woningen
waarvoor krotopruimingspremie is betaald en die reeds
op de slooplijst stonden, worden thans weer met een
speciaal huurcontract tijdelijk in huur gegeven aan
mensen die dolgelukkig zijn met een dergelijk onder
komen. Ook de panden die nog van vernieling zijn ge
red omdat er krakers introkken, worden, naar ik hoor
de, weer aangesloten op gas, elektriciteit en water,
terwijl de illegale bewoners een tijdelijk huurcontract
krijgen aangeboden. (De Voorzitter: Wij praten over
het aankopen van panden.) Ja, het gaat over deze
panden. Deze zeer belangrijke verandering van beleid
in de saneringsgebieden komt voor veel door de Ge
meente aangekochte en inmiddels vernielde, dichtge
spijkerde panden te laat. Maar wij zijn in ieder geval
blij, dat B. en W. ten halve zijn gekeerd en niet hele
maal zijn verdwaald. Wij hebben het gevoel, dat onze
houding bij deze beleidsverandering ook een van de
factoren is geweest en het is wel grappig, dat Piet
van der Wal een van de eersten is die een dergelijk
huurcontract voor een huis in de Landbuurt heeft kun
nen tekenen. Onze opstelling t.a.v. het passief aan
koopbeleid van de Gemeente wordt uiteraard ook door
deze beleidsverandering beïnvloed. Zo gaan wij, voor
het eerst sinds wij in deze Raad zitting hebben, dit
maal wel akkoord met punt 3 van de agenda. Wij
zullen met belangstelling dit nieuwe beleid t.a.v. door
de Gemeente aangekochte percelen in de Landbuurt
en andere wijken blijven volgen.
De Voorzitter: Deze keer dus geen aantekening,
dat de heer Van Haaren tegen is.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
3
Punten 4 t.e.m. 9 (bijlagen nos. 121, 115, 126, 123,
137 en 122).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 10 (bijlage no. 133).
De heer B. P. van der Veen: Ik wil over dit punt
niet een langdurige discussie houden, ik wil mij ook
niet verzetten tegen het voorstel, dat U hier doet, maar
ik wil mij wel verzetten tegen de motivering. Ik dacht
niet, dat de openbare aanbesteding per definitie kosten
verhogend moet werken en ik ben er ook niet van
overtuigd, dat bij een ander systeem niet voornamelijk
personeel uit de gemeente, in ieder geval uit de pro
vincie, aan het werk gezet zou worden. Ik ben er ook
niet van overtuigd, dat de voorkeur die daarbij uit
gesproken wordt, niet op een goed moment op onszelf
terug zou kunnen slaan. Los van de motivering die U
geeft en die ik onjuist vind, is er voor Uw standpunt
ook iets te zeggen en ik zal mij dus nu niet verder
tegen het voorstel verzetten.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 11 (bijlage no. 134).
De hear Buising: Ik kin Jo sizze, dat myn fraksje
fan doel is dit ütstel to steunen. Sa't sünt de bigrea-
tingsbihanneling bikend is, fielt myn fraksje der neat
foar om hoe dan ek it foarsjenningenpatroan fan de
gemeente Ljouwert oan to taesten en wy achtsje it
kompleks Princessehof ien fan de wichtiger foarsjen-
nings yn de stêd. It lei dus yn de reden, dat it Kolleezje
fan üs kant meiwurking forwachtsje kin. Boppedat
tinne de forbouwing en de ynrjochting fan it kompleks
al safier hinne, dat it net opgean soe en kear it öl-
meitsjen fan it gehiel op trocn dizze ekstra krediten
net to jaen. Dat soe del komme op in ombüging fan it
oant nou ta tierde bilied, in ombuging dy t neifens it
oardiel fan myn fraksje op dit punt net wêze moat.
ïn dit alles wurdt myn fraksje noch forsterke troch-
dat der yn it Kolleezje seis en dat docht üs deugd
iennedigens oer dizze saek skynt to bistean.
Lykwols binne der noch wol hwat fragen en opmer-
kings. Yn de op ien nei léste alinea fan it riedsbrief
skriuwe Jimme nammentlik, dat „voor de kapitaals-
lasten van de gederfde subsidies van Rijk en Provincie
nog dekking gevonden moet worden als onverhoopt de
verzoeken om hogere subsidies niet volledig worden ge
honoreerd." Nou wurdt yn de hiele finansiéle opset tan
hit ütstel der rekken mei halden, dat dy forsiken wol
honorearre wurde sille. Mar hoe komt it as skylk ris
bliken dwaen mocht, dat it „onverhoopte" in feit is?
My tocht, yn it riedsbrief hie bést ris oanjown wurde
kinnen hoe't men in oplossing tinkt to finen foar dit
probleem, dat, sjoen de minne tastan fan de finansjes
fan Ryk en Provinsje, wol ris reéler wêze kin as üt it
riedsbrief bliken docht. Men skynt nammers op it
Ministery fan C.R.M. wol sadanich fan it muséale bi-
lang fan it Princessehof oertsjüge to wezen en ek
seis yn ynternasionael forban dat men ré is dit
Ljouwerter pronkstik yn de termen falie to litten foar
utkearings yn it ramt fan de regeling foar musea dy't
net oan it Ryk tabihearre. Mar oan de oare kant skynt
teelde minne finansiéle tastan der oarsaek fan to
«'êzen, dat, alteast op koarte termyn, net in inkelde
tasizzing dien wurde kin. En dochs tsjinnet men blier-
moedich forsiken yn om hegere subsydzjes. Faeks kin
<le Wethalder de Ried oer dizze kant fan de medalje ek
ris hwat neijer ynljochtsje.
Ta bislüt haw ik noch in pear opmerkings. Oan de
«n fan it riedsbrief stiet, dat de Kommisje foar it
Princessehof har mei dit ütstel forienigje kin. Sa is dat
hér net steld. Dy kommisje hat de foarkar jown oan
he term „de commissie gehoord" en ik fyn, dat hie
hjir dan ek stean moatten. De Kulturele Ried is ünder-
»ilens ek „gehoord", hat him ek posityf foar it Prin
cessehof oer opsteld, mar dat sil wol gjin nijs wêze
foar it Kolleezje.
Hjir woe ik it dan yn earste .ynstansje by litte.
De heer Visser: Ook wij kunnen ons wel verenigen
met het voorstel dat het College hier op tafel heeft
gelegd. In grote lijnen kunnen wij ons aansluiten bij
de woorden van dc heer Buising. Ik zou er nog aan
toe kunnen voegen, dat ook wij van mening zijn, dat
dit in gang gezette project niet onderbroken mag wor
den in zijn ontplooiing.
Uit de cijfers is mij gebleken, dat de lasten van het
museum Princessehof c.a. vanaf de rekening 1970 ge
stegen zijn van f 225.000,tot f 350.000,in 1972
(primitief). Daar is ook wel een verklaring voor. De
vorige Raad en ook deze Raad heeft een aantal be
sluiten genomen die hier van invloed geweest zijn.
Wij vragen ons wel af voor de toekomst dan
of er misschien ook nog plannen of wensen zijn t.a.v.
dit museum wanneer de voorzieningen voltooid zullen
zijn. Wordt er ook nog aan andere functies ge
dacht? Want dat zal natuurlijk wel invloed hebben op
de exploitatielasten. De inkomsten op deze posten kun
nen straks wel verwaarloosd worden dat brengt nu
eenmaal de functie van een dergelijke voorziening mee.
Ik zou wel graag willen weten hoe het zit met een
eventueel exploitatiesubsidie van het Rijk. Kunnen daar
ook nadere mededelingen over worden gedaan, afge
zien van het voor 1972 toegezegde subsidie door de
Provincie
De heer Weide (weth.)Ik wil zowel de heer Bui
sing als de heer Visser hartelijk dank zeggen voor de
toegezegde medewerking aan de voltooiing van ons
aller Princessehof. Het College is evenals beide
sprekers van mening, dat dit museum, nu het in
een zo vergevorderd stadium van restauratie is, vol
tooid moet worden. Restauratiekosten vallen altijd te
gen; in de raadsbrief is duidelijk aangegeven waarom
het krediet moet worden verhoogd. Het College meent,
dat dit museum volgend jaar hopelijk 1 mei 1973
in optima forma moet gaan functioneren. Wij hebben
voor dit object in onze stad al jaren gevochten en het
zou bijzonder jammer zijn wanneer wij nu het zijn
voltooiing nadert thans het mes zouden zetten in de
kredieten.
De heer Buising vraagt hoe het met de kapitaalslas-
ten moet als onverhoopt mocht blijken, dat het Rijk in
het kader van de restauratiesubsidies zijn deel niet zou
kunnen inbrengen. Hij vraagt zich af uit welke post
die lasten dan moeten worden gedekt. Wethouder Tiek
stra kan, wat betreft de restauratiesubsidies, de no
dige toelichting geven. Ik meen, dat ik mag zeggen,
dat er van onze kant alles aan gedaan wordt om het
maximum aan subsidie voor deze restauratie los te
krijgen. Het is ons bekend, dat zowel Rijk als Provincie
zeer positief staan tegenover de restauratie van dit
object.
Nog even iets over het subsidie van Rijk en Provin
cie. In de afdelingsvergadering is al medegedeeld, dat
de Provincie bereid is 10% van de exploitatielasten
van dit museum bij te dragen in de toekomst. Zoals in
de raadsbrief is vermeld, zal de Provincie in 1972 star
ten met een bedrag van f40.000,Ik dacht, dat dit
van de zijde van de Provincie de eerste goede daad is
t.o.v. dit museum. Wat het Rijk betreft, dat heeft dit
museum eindelijk de erkenning gegeven die het toe
komt, n.l. dat het een van de grootste keramische cen
tra is die er in Europa zijn. Het is louter een toevallig
heid, dat dit museum in Leeuwarden staat; het had
voor hetzelfde ergens anders gevestigd kunnen
zijn. Wij zijn blij, dat deze erkenning er is en dat dit
museum niet zal worden meegenomen in het kader van
de subsidiëring van de andere musea in Friesland.
Wij zullen bij C.R.M. steeds weer aandringen op een
bijdrage in de exploitatiekosten. Ik ben, met de heer
Visser, van mening, dat, wanneer het Princessehof vol
gend jaar gereed is, de exploitatielasten ongetwijfeld
in belangrijke mate zullen stijgen. Dat is een conse
quentie van deze restauratie die wij jaren terug ook al
kenden. Het College zal terdege de vinger aan de pols
houden; hier en daar zal in de opzet van het functio
neren van het museum wel eens een pasje op de plaats
worden gemaakt, zodat de zaak ons niet uit de hand
zal gaan lopen.
Er is gevraagd of dit museum naast zijn eigenlijke
functie nog andere functies zal krijgen. In het museum
zullen stellig de nodige exposities worden gehouden; er