7
6
is, dan het was in de tijd, dat de rioolwaterzuiverings
installatie nog niet draaide. Ik voeg daaraan toe, dat,
afgezien van de vraag of de vervuiling van de Dokku
mer Ee uitsluitend aan de stad Leeuwarden was te
wijten, op dit moment zeker van de zijde van de stad
Leeuwarden geen sprake is van vervuiling van de Dok
kumer Ee.
Ik stel er nadrukkelijk bij, dat de instantie die hier
bij geraadpleegd is de enige deskundige instantie is die
op het ogenblik hierover geraadpleegd kan worden in
Nederland. Daar kan de heer Van der Veen bezwaar
tegen hebben, maar hij noemt mij geen betere instan
tie. Maar dat is het niet alleen. Mij dunkt, dat wij, zeker
wanneer wij rekening houden met het volume van de
binnengrachten en het volume van het buitenwater en
zeker ook wanneer wij rekening houden met de fre
quente doorstroming van water dat in geringe mate
vervuild is, redelijkerwijs mogen verwachten, dat het
advies, dat deze instelling heeft gegeven m.b.t. de zui
verheid van het water, opgaat. Trouwens, de heer Van
der Veen heeft ook nadrukkelijk gezegd, dat hij be
paald voorstander is van het enige alternatief. Het
enige alternatief is de binnenstad te rioleren en
de technische aspecten daarvan, in het bijzonder voor
wat betreft de grondwaterstand van de binnenstad,
zijn niet zo eenvoudig, nog afgezien van de hoge kos
ten die de aanleg van riolering in de binnenstad met
zich brengt. Dat is m.i. het enige alternatief. Een ander
alternatief, als we de nu voorgestelde installatie niet
aanbrachten, zou zijn: het accepteren van een grotere
vervuiling van het water van de binnenstadsgrachten.
It forsyk fan de hear Miedema haw ik stilswijend
ynkalkulearre yn myn antwurd yn earste ynstansje.
De Voorzitter: Goed, dan is in ieder geval de heer
Miedema tevreden gesteld.
Z.h.st. wordt besloten overenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 17 (bijlage no. 124).
De heer B. P. van der Veen: Ik mis in de raadsbrief
een motivering van deze verandering. Ik zou dus graag
willen weten wat de achtergrond van deze verandering
is. Misschien kunt U laten weten welke gedachten-
gang er ten grondslag lag aan het oude systeem en
waarom dat wordt vervangen door het nieuwe systeem.
De heer Tiekstra (weth.): Het antwoord is heel
eenvoudig; het zal de heer Van der Veen deze keer
niet tegenvallen. Het is n.l. zo, dat deze wijziging ten
gevolge heeft, dat de gemeenten minder met schade
claims van de I.W.G.L. worden belaagd wat betreft het
leggen en verleggen van buizen. Deze verbetering, deze
wijziging, is dus financieel gezien in het voordeel van
de gemeenten.
De heer B. P. van der Veen: Ik kan niet zeggen,
dat het door het antwoord van de Wethouder duidelij
ker wordt. Dit is een leuke redenering als de Wethou
der het zo ziet, dat er twee partijen zijn, de I.W.G.L.
aan de ene kant en aan de andere kant, als tegenstan
der, de gemeenten. Maar ik dacht, dat wij de I.W.G.L.
eigenlijk moesten zien als het eigendom van de ge
meenten en niet, per definitie, als een tegenstander.
Dus als U zegt: Wij leggen het van de gemeenten op
de I.W.G.L., dan verschuift U het. Uiteindelijk komt
het, via de I.W.G.L., toch weer bij de gemeenten te
recht. Nu wil ik dus graag van U weten watvoor ge
volgen dit heeft voor de verdeling van de stroppen
zo zal ik het maar noemen van de I.W.G.L. over
de deelnemende gemeenten.
De Voorzitter: Misschien is het beter, dat ik even
op deze opmerkingen van de heer Van der Veen inga.
Deze wijziging betekent, dat de stroppen tot uit
drukking komen in de watertarieven en dat die niet
meer terug te vinden zijn in de gemeentebegrotingen.
Dat de I.W.G.L. deze maatregel heeft getroffen, is het
gevolg van een verzoek dat al jaren geleden van de
zijde van de gemeenten aanhangig is gemaakt bij de
I.W.G.L. De I.W.G.L. heeft daar nogal lang tegenaan
gehangen en had deze maatregel ook liever niet ge
troffen, maar de aandrang werd dermate groot, dat op
een bepaald moment duidelijk was, dat de aandeelhou
dersvergadering die uiteindelijk uit vertegenwoordi
gers van de gemeenten bestaat dat verzoek van be
paalde gemeenten zou gaan volgen. Dat is dus de re
den van het aanbrengen van deze wijziging.
Concreet betekent deze wijziging, dat, als dergelijke
kosten moeten worden gemaakt, dat tot uitdrukking
moet komen in de watertarieven, want de I.W.G.L,
heeft geen andere keus. (De heer B. P. van der Veen:
Dat is duidelijk; het tarief wordt dus hoger.)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 18 (bijlage no. 127).
De heer Snel: Ik ben met U van mening, dat aan
de verkeerssituatie van het kruispunt Wirdumerdijk/
Zaailand/Nieuweweg wel iets te verbeteren valt. Ik
dacht, dat met de verbetering de in verhouding kleine
ingreep, die U voorstelt, inderdaad het beoogde doel kan
worden bereikt. Uit de ter inzage gelegde tekening
is mij echter niet geheel duidelijk of er ten behoeve van
het trottoir, dat achter de bestaande boom langs zal
worden gelegd, andere bomen of struiken zullen moeten
sneuvelen. Ik zou dat heel erg betreuren omdat dit
stukje groen m.i. een belangrijke functie vervult.
Verder zou ik willen vragen of het mogelijk is de
verkeerslichten op deze plaats, die op het kruispunt
Wirdumerdijk/Nieuwestad en die bij de Westerplan
tage, ook op de latere uren te laten functioneren. Voor
al in de weekeinden en 's avonds laat in de weekeinden
geeft het niet-functioneren van de verkeerslichten nog
al eens moeilijkheden, meen ik begrepen te hebben.
De heer Van Haaren: Toen ik Uw raadsbrief onder
ogen kreeg, was mijn eerste gedachte, dat er weer twee
mooie oude bomen zouden moeten sneuvelen ten be
hoeve van het rijdend blik. Ik heb echter in de Lees
kamer de tekeningen gezien en daaruit heb ik begrepen,
dat de twee grote bomen die er staan, gespaard blijven.
Dat was uiteraard voor mij een hele opluchting. Ik zou
toch wel graag de garantie willen hebben van de Wet
houder, dat hoe dan ook deze bomen blijven be
staan, ook als zou blijken, dat bijv. de wortels voor de
aanleg van deze nieuwe verkeersoplossing hinderlijk
zouden zijn. De heer Snel heeft al gevraagd naar an
dere aspecten van deze groenvoorziening.
Het hele voorstel heb ik toch wel met zeer gemengde
gevoelens ontvangen. U stopt iedere keer ons voorstel
om autoblik uit de binnenstad te verwijderen met de
opmerking, dat er eerst een binnenstadsplan moet ko
men, maar als het er om gaat de verkeersstroom naar
het centrum te vergemakkelijken, wordt er over een
binnenstadsplan niet gesproken. Dat vind ik onlogisch
en niet consequent.
Als het er alleen om zou zijn te doen het autover
keer, dat niet aangetrokken maar ingedamd moet wor
den, diensten te verlenen, dan zouden wij tegen dit
voorstel zijn. Wij gebruiken echter zelf bij voorkeur
de fiets en hebben op dit punt de nodige keren in de
mangel van op ons aanstormende auto's gezeten. De
veiligheid van het rijwielverkeer, dat eigen opstellings
stroken krijgt, wordt met het voorgestelde plan ge
diend. Dat is belangrijk en het is hopelijk het begin
van nog meer voorzieningen voor het toenemende rij
wielverkeer.
Wij gaan dan ook met Uw voorstel akkoord, al wil
len wij nog wel opmerken, dat wij de voorgestelde ver
lichtingsinstallatie afschuwelijk vinden. Ook bij de Wes
terplantage lijkt nu alles helemaal van beton te zijn.
Er is heus wel een minder kille verlichting te beden
ken, zie bijv. de verlichting op het pleintje tussen het
Gerechtshof en de Harmonie.
De heer Miedema heeft inmiddels de vergadering
verlaten.
De heer Tiekstra (weth.)De heer Snel heeft terecht
gezegd, dat deze verbetering juist is; dat valt, dacht ik,
niet te ontkennen. Ik meen, dat met deze incidentele
wijziging in het bijzonder de verkeersveiligheid van
bepaalde verkeersgroepen wordt gediend.
Als je een voetpad aanlegt door een plantsoenaanleg
s al is die nog zo gering betekent dat altijd, dat
er wat groen sneuvelt. Ik kan wel zeggen, dat, wat
dit groen betreft, de maat daarvan maar ook het
kleine moet men eren niet boven de grasspriet uit
gaat. Ik wil graag met Openbare Werken de mogelijk
heid bespreken om een zodanige aanleg in dit plant
soentje te doen plaats vinden, dat die zo goed mogelijk
aansluit bij de groene situatie, welke materiaalkeuze
men dan ook maar zal doen. Uitgangspunt is, dat door
de uitvoering van deze werkzaamheden op geen enkele
wijze een boom of een struik gaat sneuvelen.
Dat is uiteraard in zeker opzicht een bepaalde
garantie die de heer Van Haaren van de Wet-
nouder heeft gevraagd; het strekt ook niet verder dan
net wethouderlijk woord. Ik deel met hem maar de
Dienst Openbare Werken staat op hetzelfde standpunt
de mening, dat het groen moet blijven behouden. Er
staat een zeer fraaie es op de hoek bij het bankje en
memand van Openbare Werken wil op zijn geweten
nemen, dat bij de uitvoering van deze werken deze
toom zal sneuvelen; in tegendeel, men zal er zeer
trots op zijn ais deze boom ook inderdaad compleet in
zijn scnoonheid gehandhaafd kan blijven.
vy'at het in bedrijf zijn van de verkeerslichteninstal-
iatie betreft, ik ben bereid de situatie in de eerstvol
gende vergadering van de Verkeerscommissie nader
onder ogen te zien, stellig na het gereed komen van de
verkeerslichteninstallatie bij de Westerplantage, die,
naar ik verwacht, toch wel voor 1 juli zal gaan func
tioneren.
Ik zou aan het adres van de heer Van Haaren willen
zeggen, dat uiteraard de rapportering m.b.t. de bin
nenstad, en in het bijzonder het onderdeel verkeers-
en parkeerrapportering, een bijzondere bijdrage moet
zijn voor de oplossing van de problematiek waar we
vanavond incidenteel even mee bezig zijn. Gegeven het
feit, dat het allemaal nogal wat tijd vraagt voordat
liet in het uitvoeringsstadium komt en dat is beslis
send, dacht ik geloof ik, dat we, daar waar we inci
denteel in het bijzonder de verkeersveiligheid een dienst
kunnen bewijzen, dat niet moeten nalaten. Ik geloof
wel, dat de heer Van Haaren dat met mij eens is.
Ik zal graag aan Weth. De Jong vragen met de
Energiebedrijven eens te bekijken of de straatverlichting
inderdaad niet wat laten we zeggen vriendelijker
kan. Ik kan mij voorstellen, dat men daar eens over
praat; hoewel ik de mening van de heer Van Haaren
niet hoef te delen, kan ik mij voorstellen, dat die ver
lichting wel wat vriendelijker kan.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 19 en 20 (bijlagen nos. 116 en 131).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 21 (bijlage no. 138).
De Voorzitter: Ik stel voor, dat, voor ik de Raad
het woord geef, Weth. Weide U nog verslag uitbrengt
over zijn overleg met de betreffende commissie en U
het standpunt van B. en W. mededeelt.
De heer Weide (weth.Zoals al in de raadsbrief
is aangekondigd, heeft de Vaste Commissie voor het
Midden- en Kleinbedrijf vanmorgen vergaderd. Van de
8 stemgerechtigde leden hebben zich 6 tegen de koop
avond verklaard; 2 waren er voor; 1 van de 3 afwezige
commissieleden heeft schriftelijk medegedeeld tegen de
koopavond te zijn. Gezien het standpunt van de com
missie en rekening houdend met de inhoud van de dis
cussie van vorig jaar in deze Raad, gezien ook de brief
van Mercurius die is binnengekomen, en gelet op de
ontwikkelingen die zich op dit moment voordoen rond
om de wijzigingen in de Winkelsluitingswet, ziet het
College geen aanleiding thans van het vorig jaar door
de Raad ingenomen standpunt af te stappen. (De Voor
zitter: Wij komen dus niet met een voorstel, dat af
wijkt van het standpunt, dat de Raad vorig jaar heeft
ingenomen.)
Z.h.st. wordt besloten het verzoek af te wijzen.
Punt 22 (bijlage no 139).
De Voorzitter: Dit punt sla ik even over, want de
heer Keuning, Voorzitter van de Adviescommissie, zal
bij de behandeling van dit voorstel aanwezig zijn. Hij
zal na de pauze hier zijn. Ik stel voor eerst de andere
punten af te werken.
De Raad stemt hiermee in.
Punt 23 (bijlage no. 113).
De heer B. P. van der Veen: Dit is een voorstel om
te voorkomen, dat het verdwijnen van het officiële lid
maatschap van de wethouders in de verhoudingen enige
verandering zal brengen. Nu is natuurlijk die verande
ring van lid tot aanwezige op zichzelf maar een for
maliteit. Voor mijn gevoel is het zo vastklampen aan
die evenredigheid en die verhoudingen zoveel van
die groep en zoveel van die groep eigenlijk niet goed.
Het zijn overlegorganen, het zijn organen die adviezen
geven. Als U dit zo gaat veranderen om te komen tot
die gelijke verhoudingen, dan riekt dit mij te veel naar
een nieuw soort orgaan, dat min of meer de plaats
inneemt die door de Gemeenteraad ingenomen behoort
te worden. Vandaar dat ik eigenlijk helemaal niet het
gewicht begrijp van die gelijke verhoudingen, omdat ik
dacht, dat die dingen precies even goed konden func
tioneren wanneer we het zouden laten zoals het was.
Ik ben bang voor de neiging, van deze diverse raden
apparaten te maken die op de stoel van de Gemeente
raad gaan zitten.
De Voorzitter: Het gaat hier om een niet zo erg
belangrijk punt; dat heeft de heer Van der Veen ook
wel laten merken. Het voorstel is een consequentie van
het nogal moeizame overleg dat wij destijds met alle
belanghebbende groepen hebben gevoerd toen wij de
verschillende voorstellen aan Uw Raad hebben gedaan.
Er zijn enkele raden en dat is U ook wel bekend -
waarin de verschillende groeperingen uit onze samen
leving nogal diepgaand en bijzonder serieus hebben ge
sproken over de verhoudingen waarin men in de ver
schillende raden zou zijn vertegenwoordigd. Bij twee
raden heeft dat ook duidelijk een rol gespeeld; men
wilde niet dat een van de twee partijen dan bedoel
ik niet twee tegenover elkaar staande partijen, maar
twee verschillende soorten groeperingen in die raden
een meerderheid zou hebben. Er is toen een duide
lijke afspraak gemaakt; die is door Uw Raad gehono
reerd. Het evenwicht zou nu verstoord worden door
een toevallige omstandigheid en daarom menen wij, dat
het correct en juist was gelet op het destijds ge
voerde overleg deze correcties aan te brengen, hoe
wel wij als College dat ook helemaal niet als een punt
van principiële aard zien. Ik geloof niet, dat deze kwes
tie hoe dan ook samenhangt met het stukje filosofie,
dat deze raden door die wijzigingen in meer of min
der sterke mate op de stoel van Uw Raad zouden gaan
zitten. Dat is een heel ander probleem. Dat is ook stel
lig niet de bedoeling van deze wijziging.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 24 (bijlage no. 118).
De heer Faber: Heel kort. Wij zijn steeds tegen een
verbreding van de Prins Hendrikstraat geweest. Wij
zien het er op den duur, als gevolg van aankopen als
die waarvan in dit voorstel sprake is, wel van komen.
Ik wil daarom graag aantekening, dat ik tegen dit
voorstel ben.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W., met aantekening, dat de heer Drs. D.
Faber wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Punten 25 en 26 (bijlagen nos. 129 en 130).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 27 (bijlage no. 135).
Mevr. Djjkstra-BethlehemEen korte opmerking
over punt 3 van de gemeentebegroting. Dat punt be
treft het onderhouden en schoonhouden van de gebou-