2
De heer Van Haaren: Na hetgeen de heer Faber ge
zegd heeft, heb ik geen behoefte meer het woord te
voeren. Ik sluit mij bij zijn woorden aan.
De heer Tiekstra (weth.)Het ligt in de bedoeling
en ik dacht, dat het ook haast tot uitvoering komt
dat allereerst waterstaatkundige voorzieningen worden
getroffen waardoor de hoge waterstanden, hoop ik,
niet meer zullen voorkomen.
Deze kooiplaats ligt in een gebied zoals U be
kend is waaromtrent wij in overleg zijn met het
Departement (in de voorbereidingscommissie voor
de Groene Ster) en ook met de Dienst voor Land
inrichting, juist wat de bestemming van dit ge
bied betreft. Gegeven deze situatie kan ik op dit mo
ment niet concreet zeggen wat er met de bestaande
boerderij zal gebeuren. Het doel is uiteraard ten min
ste de kooi te handhaven. Maar of de boerderij zal
blijven, daarop kan ik op dit ogenblik geen categorisch
antwoord geven.
De Voorzitter: In wezen zijn er geen vragen ge
steld over de kwestie waar het hier om gaat. Ik mag
aannemen uit de vragen die zijn gesteld dat U
instemt met het voorstel van B. en W.
De brief wordt ter afdoening in handen gesteld van
de Commissie voor het Grondbedrijf.
Punt 3 (bijlage no. 165).
De heer Van Haaren; Ik wilde alleen maar even
vragen of, als het onder 1 genoemde pand Zuider-
grachtswal 17 vrij wordt aanvaard, daar voorlopig een
bestemming voor is.
De heer Tiekstra (weth.): Ik kan daar op dit ogen
blik geen antwoord op geven. De vraag overvalt mij
een beetje. Gegeven de plaats van dit pand ik kan
de toestand zo niet beoordelen lijkt het mij waar
schijnlijk, dat het weer tijdelijk in gebruik zal worden
gegeven. Ik dacht, dat dat ook de bedoeling was van
de heer Van Haaren. (De heer Van Haaren: Ja.)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 4 en 5 (bijlagen nos. 163 en 167).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 6 (bijlage no 162.).
De heer Van Haaren: Je hoort altijd, dat de grond
prijzen in Leeuwarden zo schrikbarend hoog zijn en
hier krijgt iemand 33 m2 grond voor de prijs van f 1,
Ik moet U zeggen, dat ik dat niet helemaal begrepen
heb. Ik vind dit een heel gering bedrag. Het zal wel
een bijzondere betekenis hebben. De Commissie voor
het Grondbedrijf is ermee akkoord gegaan, dus het zal
wel goed zitten, maar mag ik even weten hoe het nu
zit, dat je voor fl,33 m2 grond kunt krijgen? (De
Voorzitter: Het is in ieder geval niet duur.) Nee, het
is zeker niet duur.
De hear Singelsma: Ik wol ek graech witte hoe't it
sit. (De Foarsitter: Der binne mear gadingmakkers
foar groun yn Goutum foar dizze priis, haw ik troch.)
De heer Tiekstra (weth.)Betrokkene heeft tegen de
toenmaals vastgestelde kavelprijzen een bouwterrein
gekocht in Goutum. Nu koopt betrokkene enkele vier
kante meters grond erbij die in het plan de bestem
ming van openbaar groen hebben gekregen. Aange
zien dit voor de Gemeente een moeilijk te onderhouden
gevalletje zou worden het ligt n.l. aansluitend aan
de eigendom van betrokkene en minder aansluitend
aan dat wat de Gemeente te onderhouden heeft
bespaart de Gemeente zich hier onderhoudskosten en
dat betekent, dat de kavel in ieder geval vergroot kan
worden met deze 33 m2, met verhoging van de totaal
prijs met f 1,Dat is de hele toverformule die hier
achter schuilt en het is minder toverachtig dan de heer
Van Haaren veronderstelt.
De hear Singelsma: Ik hie as ik keapman west
hie doedestiids sein: Jo moatte dat stikje groun der
fuort by keapje foar de priis fan safolle goune de
kantemeter. Dat liket my wol in bettere manear.
De hear Tiekstra (weth.): Ik haw net praet oer in
priis per kantemeter. Ik haw praet oer kavelprizen.
Dêr giet it yn dit gefal om. Foar dy kavels is in priis
fêststeld. Nou krijt dizze man der 33 m2 by omdat dy
foar him gaedlik lizze en foar üs üngaedlik. Dat is alles.
(De hear Singelsma: Ik bigryp it net, hear.) It is ek
net sa maklik it yn in iepenbiere sitting ut to lizzen.
De Foarsitter: Freegje Jo stimming, mijnhear Sin
gelsma
De hear Singelsma: Né.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 7 (bijlage no. 176).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 7a (bijlage no. 180).
De heer Snel: Wij zijn met U van mening, dat het
van groot belang is, dat deze zes noodlokalen op korte
termijn worden gebouwd, zodat met ingang van het
nieuwe cursusjaar hiervan gebruik kan worden ge
maakt.
Het zit ons echter toch wel een beetje dwars, dat
van de ruim f 30.000,aan lasten het Rijk maar
f 18.000,voor zijn rekening neemt en de Gemeente
voor de resterende f 12.000,opdraait. Op zich zou
dat niet zo erg zijn, maar gelet op uitspraken van de
Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, de
heer Schelfhout, wil ik dit toch iets anders bekijken. De
Staatssecretaris heeft zich onlangs in een redevoering
verzet tegen de stelling, dat de rijksnormen voor de
vergoeding aan de gemeenten te laag zouden zijn. Dit
tegen de mening in van vrijwel iedereen die met het
beheer van de onderwijsinstituten iets te maken heeft,
de V.N.G. voorop. Nu zegt de Staatssecretaris: De
normen zijn niet te laag, maar de gemeenten geven te
veel uit. Nu tart ik deze Staatssecretaris om voor de
beschikbaar gestelde f 18.000,de zes noodlokalen te
bouwen. Dat kan deze man gewoon niet waar maken.
Als ik daarnaast nog wijs op datgene wat in het jaar
verslag van de Algemene Rekenkamer over scholen
bouw wordt gezegd, dan lijkt de bedoelde uitspraak
helemaal nergens op. Voor 1969 was beschikbaar 280
miljoen en is besteed 119 miljoen, voor 1970 was 365
miljoen beschikbaar en is er 221 miljoen besteed, voor
1971 was 411 miljoen beschikbaar en is er voor 264
miljoen gebouwd. Er blijkt dus over 3 jaar 1.056 mil
joen te zijn uitgetrokken, waarvan er maar 594 mil
joen besteed is. Tegen deze achtergrond lijkt mij het
verwijt, dat de gemeenten te veel uitgeven ongegrond.
Ik begrijp, dat Uw College aan deze zaak weinig of
niets kan veranderen, maar gezien het feit, dat we nu
weer f 12.000,uit de toch al schaarse middelen moe
ten putten, ben ik zo vrij deze opmerkingen te maken.
Ik zou dan ook willen besluiten met datgene waar
mee ik begonnen ben: Deze lokalen moeten tijdig ge
reed zijn en deze f 12.000,moeten we maar op ons
zere been nemen.
De heer Heidinga: Hetzelfde was mij ook opgeval
len. Wij schieten er weer f 12.000,bij in. Ik weet niet
op grond waarvan wij dit moeten nemen. Is dit niet een
doeluitkering? Het zal wel niet anders kunnen, maar
ik vind het ook zeer onbevredigend.
Dan nog een tweede punt. Ik zou er toch wel prijs
op stellen, dat dergelijke dingen in de Onderwijscom
missie zouden worden besproken. Het wil mij niet aan,
dat dit nu in één week moet. Dit stuk was natuurlijk
vreselijk laat, je had eigenlijk net tijd om het te lezen,
maar meer ook niet. (De heer De Vries: De brief is
pas op 12 mei j.l. binnengekomen; dat hebt U in het
stuk kunnen lezen.) Er was tijd genoeg geweest om
deze kwestie in de Onderwijscommissie te bespreken,
dacht ik. U moet al een tijdje met de voorbereidingen
bezig zijn. U moet het aangevraagd hebben bij het Rijk
3
enz. Ik denk bijv.: Waar komen al die kinderen van
daan die daar heen moeten (De heer Ten Brug (weth.)
Dat is al heel wat jaren geleden.) (Gelach) Hoe komt
het bijv., dat er nu zo'n trek is naar die school Ontvol
ken de m.a.v.o.'s misschien? Dat zijn allemaal vragen,
waarop ik en anderen hier in de Raad graag een ant
woord willen hebben. Ik vind, dat dit alles had moeten
worden besproken in de Onderwijscommissie.
Dan is er nog een vraag bij mij opgekomen. Waar
komen die lokalen te staan? Ik heb het in de raads-
brief niet kunnen vinden. Misschien staat het er wel
in(De heer Ten Brug (weth.): Het staat in de 2e
alinea van de raadsbrief.) Aan de Fabriekssteeg staan
al een paar noodlokalen. Ik had wel gedacht, dat ze
daar bij zouden komen, maar dat staat er niet. Mijn
vriend Santema die vroeger zat waar nu de heer
Van Haaren zit zei altijd als we ergens noodgebou
wen plaatsten: Er is niets meer blijvend dan dingen die
wij voor tijdelijk bouwen. Dat zei hij dan in het Fries,
hè. (De hear Singelsma: Ja, hy seit it yn it Frysk.
Jo meije him net forkeard sitearje.) (Laitsjen) Ik ge
loof, dat Santema gelijk had. Als we die hele serie
noodgebouwen zo in de stad zien staan en we zien in
de Wiilemskade die lokalen van de Rijks H.B.S. liggen,
dan merken we, dat de stad steeds meer wordt „ver
sierd" door dergelijke dingen. Ik vind dit toch wel een
kwalijke ontwikkeling. Wij zetten de eventuele bebou
wing van Tulpenburg natuurlijk met dit soort dingen
finaal op slot; dat vind ik ook een nare bijkomstig
heid.
De heer Ten Brug (weth.): Ik zou even willen be
ginnen met de opmerkingen van de heer Heidinga over
de situatie met betrekking tot de Onderwijscommissie.
Als de heer Heidinga constateert of concludeert, dat de
behoefte aan noodlokalen op zich niet in de Onderwijs
commissie aan de orde is geweest, dan is hij mis. Dit
onderwerp is in de laatste commissievergadering wel
aan de orde geweest. Er is toen uitvoerig gesproken
over de toeneming van het aantal leerlingen en
over de problemen die dit met zich brengt. Alleen is
in de Onderwijscommissie niet besproken de concrete
situatie waar we op dit moment voor staan. Dat kon
ook moeilijk omdat van te voren dat wist de Onder
wijscommissie en daar had men ons anders ook voor op
de vingers kunnen tikken het nodige overleg met
het Ministerie moest worden gevoerd. Maar wanneer
wij een brief van het Ministerie, gedateerd 8 mei, op
12 mei ontvangen, waarin staat: U kunt noodlokalen
bouwen (4 theorielokalen en een overblijflokaal ter
grootte van 2 leslokalen), dan moeten wij na 12 mei
nog bekijken wie ons die lokalen zou kunnen leveren,
hoe lang de levertijd is enz. Dat die brief op 12 mei
nog is binnengekomen, houdt verband met enige druk
van onze kant, want was er van onze kant geen druk
uitgeoefend zo liggen de kaarten tegenwoordig wel
t.a.v. de correspondentie met het Ministerie dan
was die brief misschien op 12 juni binnengekomen;
dat vonden wij wat te laat. Het is dus niet zoals de
heer Heidinga concludeert.
Met de heer Heidinga ben ik van mening, dat het
een nare zaak is, dat we zoveel noodlokalen moeten
bouwen. Maar dat is een duidelijke politiek op het
moment van het Ministerie. Men geeft de voorkeur
aan noodlokalen boven definitieve bouw en ik dacht,
dat deze politiek één van de verklaringen is waarom
vergunningen voor definitieve bouw vele jaren onder
weg zijn en waarom het zo moeilijk is vergunningen
voor definitieve bouw te krijgen. In dit raam past ook
de opmerking van de heer Snel over het verschil
tussen de geraamde en de bestede bedragen voor scho
lenbouw. Het betekent natuurlijk, dat miljoenen die
daarvoor gereserveerd waren, niet besteed zijn. Dat
het op dit punt op de afd. Bouwzaken van het Minis
terie wel wat vreemd gaat, is achteraf dan ook ge
bleken uit de constateringen van de Algemene Reken
kamer.
Nu iets over de situatie m.b.t. de verdeling van de
leerlingen over de scholen. Al ging het meerdere aan
tal leerlingen van de scholengemeenschap van het aan
tal m.a.v.o.-leerlingen af, dan zouden we toch nog ge
noodzaakt zijn deze noodlokalen te bouwen. De ver
onderstelling van de heer Heidinga over het ontvolken
van de m.a.v.o.'s is niet juist. Ik dacht, dat het aantal
aanmeldingen voor de m.a.v.o.'s ongeveer gelijk is aan
dat van vorig jaar, misschien is het iets geringer,
maar het maakt weinig uit. In vorige jaren was er al
een duidelijke toeloop naar de scholengemeenschap
twee jaar geleden moesten we ook al vier noodlokalen
bouwen. De bevolkingsopbouw van deze school is dui
delijk een pyramide. Er gaan jaarlijks aanmerkelijk
minder leerlingen af dan erbij komen. De top is vrij
gering, denk maar eens aan de vrij kleine bezetting
van de laatste jaren van de B-afdeling van de Meisjes
H.B.S. Dat waren soms klassen van 7, als het een
grote klas was, van 11 leerlingen, maar daarna ko
men er klassen van boven de 20 leerlingen. En dan
begrijpt U wel, dat elk jaar de nood hoger wordt. De
verwachting is ook, dat bij een voortduring van deze
situatie niet van een verdere toename van het aan
tal leerlingen in de eerste klassen ook een volgend
jaar opnieuw moet worden omgezien naar huisvesting.
Ik betreur de toename van het aantal noodlokalen
met de heer Heidinga. Wij hebben inderdaad die nood
lokalen aan de Willemskade liggen, domweg ten gevol
ge van het feit, dat de definitieve bouw van de Rijks
scholengemeenschap zo traag van de grond komt. Ook
is er het voorbeeld van de christelijke m.e.a.o.; het be
stuur van die school moest ook noodlokalen bouwen
omdat men niet tot definitieve bouw kan overgaan.
Een van de narigheden is, dat, hoewel noodlokalen wat
de bouwkosten betreft en op dit punt kan ik de
politiek van het Ministerie nog wel begrijpen niet
duur zijn, de onderhoudskosten erg hoog zijn. En dat
is in het nadeel van de gemeenten en de schoolbestu
ren, omdat die onderhoudskosten niet in de normver
goeding zitten.
Nu ik het toch over die normvergoeding heb en
dan kom ik bij de heer Snel terecht en meteen bij een
opmerking van de heer Heidinga het is zo, dat het
Rijk wat de gemeenten betreft dit normeert en ergens
een gemiddelde neemt. Op dit moment is de norm zo,
dat wij er f 12.000,per jaar zullen moeten bijleggen.
Ik heb wel het idee, dat deze norm wat omhoog gaat,
maar dat wij daarmee zullen komen te zitten op het
werkelijke bedrag, geloof ik niet, gezien de aarzelingen
die het Ministerie de laatste jaren op dit punt heeft gehad.
Dat zit voor de gemeentebesturen moeilijker dan voor
de schoolbesturen, want voor de schoolbesturen wordt,
wanneer de totale kosten goedgekeurd zijn, een inte
grale vergoeding rechtstreeks van het Rijk gegeven
en die zitten, wat hun gebouwen betreft, nooit met
deze tekorten. Bovendien moeten de gemeenten dit dan
nog uit de financieringspot financieren, terwijl de
schoolbesturen de financieringsmiddelen rechtstreeks
van het Rijk krijgen. Dat is een punt, dat ook in het
kader van de V.N.G. al aan de orde is, want U zult
kunnen begrijpen, dat deze zaak niet gelijk loopt; dat
geeft in den lande ook de nodige frustraties. Wij zullen
dit op dit moment moeten nemen. Ik kan er wel bij
zeggen, dat wij de overtuiging hebben ook gezien
de noodgebouwen die het Rijk zet dat wij met de
meest gunstige aanbieding die er op dit moment was
uit de bus zijn gekomen. U hebt gezien, dat wij drie
firma's hebben gevraagd, en dat wij dit krediet hebben
afgestemd op het bedrag van de laagste inschrijving.
Wij hebben vandaag nog overleg gepleegd met een van
de twee andere firma's die het gevoel had, nog lager
uit te kunnen komen en dan kon dat uiteraard rus
tig binnen het krediet, dat wij U nu voorstellen
maar helaas bleek dat niet het geval te zijn. Het U
voorgestelde krediet komt beslist overeen met de wer
kelijkheid. Ik kan er verder niets over zeggen.
Ik ben het met de heer Heidinga eens, dat we moe
ten constateren, dat niets permanenter is dan semi
permanent. Ik kan wel zeggen, dat in dezelfde buurt
ook door het Lienward-College waarschijnlijk nood-
bouw zal moeten worden gepleegd. Zoals het nu lijkt,
zal de vervanging van de gebouwen van de Stedelijke
Scholengemeenschap eerder gereed zijn dan die van
het Lienward-College. Die school moet naar de nieuwe
polder en de plannen zijn nog niet zo ver. Wanneer de
gemeentelijke school de gebouwen zou verlaten, dan
kan het Lienward-College tijdelijk van deze gebouwen
gebruik maken als dat nodig mocht zijn; vermoedelijk
zal dat wel het geval zijn.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.