20 of op een ander tijdstip in stemming kunnen brengen. (De heer B. P. van der Veen: Nu, vanavond. Dat be spaart ons heel wat tija.) U maakt dus een motie van orde van Uw voorstel, mijnheer Van der Veen Die motie houdt het voorstel in de discussie op dit moment te besluiten. (De heer B. P. van der Veen: Ja.) Er is dus een motie van orde van de heer Van der Veen. Ik moet in de eerste plaats weten of die motie door minstens twee raadsleden wordt ondersteund. Mis schien vindt hij wel twee leden die dat willen doen. Dan kan Uw Raad een uitspraak doen over die motie van orde. Maar ik wil toch nog wel even het Regle ment van Orde raadplegen dit is een belangrijke zaak want er is een artikel in het reglement op genomen met betrekking tot de wijze van behandeling van voorstellen die door het College aan de Raad wor den gedaan. U kunt wel zeggen dat noem ik een motie van orde dat U vandaag de discussie be ëindigt omdat U graag eerst onderling overleg wilt plegen en morgenavond de discussie voortzet. Dat is een heel ander geval. (De heer B. P. van der Veen: De Raad kan nu beslissen de discussie volledig te be ëindigen.) Wordt de motie van orde door minstens twee raadsleden ondersteund? Ja? Ik zie, dat de heren Van Haaren en Heidinga de motie van orde steunen. De Voorzitter schorst, om 23.25 uur, de vergadering. De Voorzitter heropent, om 23.35 uur, de vergade ring. De Voorzitter: Dit is een ontwikkeling die we de laatste jaren niet meegemaakt hebben en ik geloof, dat het een goede zaak is, dat we handelen overeen komstig het Reglement van Orde. In het Reglement van Orde staat in art. 24, lid 2: „Een lid kan een voorstel van orde doen tot het sluiten der beraadslagingen. Een zodanig voorstel kan mondeling worden gedaan. Dit voorstel wordt slechts in stemming gebracht indien het door ten minste twee andere leden wordt onder steund. De Raad beslist daarover terstond zonder be raadslagingen." De heer Van der Veen heeft een motie van orde ingediend. De motie wordt ondersteund door de heren Van Haaren en Heidinga. Ik breng die motie straks in stemming. Ik wil U wel op de consequentie wijzen. Als de motie wordt aangenomen, is de beraad slaging gesloten; daartoe hebt U dan zelf besloten. Het gaat daarbij om beide onderwerpen. (Stem: Eén onderwerp!) Nee. (Stem: De hulpverleningsdienst dan?) Die is niet in discussie geweest. Het gaat om de beide andere zaken. Voor de goede orde wijs ik U er op, dat, als de motie wordt aangenomen, U hebt besloten de beraadslaging over de beide onderwerpen te sluiten. De motie van orde wordt verworpen met 25 tegen 8 stemmen. Voor stemmen mevr. J. Dijkstra-Bethle- hem en de heren T. H. van Haaren, O. Heidinga, J. de Jong, J. Schaafsma, J. B. Singelsma, Mr. B. P. van der Veen en P. D. van der Wal. De Voorzitter: Hiermee is één puzzel opgelost (Ge lach)maar, leden van de Raad, ik ben mij er wel van bewust, dat we daarmee geen probleem heb ben opgelost. Ik zal dus een reactie geven van deze zijde van de tafel, hoewel bepaalde leden van de Raad kennelijk niet zo veel belang hebben bij deze reactie. Ik zal niet ingaan op alle gemaakte opmerkingen die zeer diver gerend zijn. Ik zal van mijn kant een poging doen om een aantal algemene problemen aan de orde te stellen die met gewestvorming samenhangen. Ik zou voorop willen stellen, dat het een bijzonder om streden zaak is waarover de meningen, niet alleen in ons land maar ook in verscheidene andere landen waar dit probleem speelt, erg verdeeld zijn. Het is ook een heel belangrijke zaak. Het willen of moeten ingrijpen in een bestuurlijk bestel waar men al een lange tijd aan gewend is, is ook geen kleinigheid. De heer Heidinga is begonnen met te zeggen, dat de voorstellen niet gemakkelijk te beoordelen zijn en dat het nemen van een verantwoorde beslissing moei lijk is; ik kan hem op die punten volledig volgen. Het zijn geluiden die echt niet alleen in onze Raad worden gehoord; ook elders laat men zich in die geest uit (in Haagse kringen, in provinciale kringen, maar vooral in de kringen van gemeentebestuurders). Hearings die wij, als gemeentebestuurders, hebben meegemaakt, zijn in het algemeen bijzonder verwarrend geweest en heb ben ook niet zo veel verduidelijking gebracht met betrekking tot deze problematiek. En toch is er een belangrijke zaak aan de orde. Het is niet voor niets, dat dit probleem niet alleen hier maar ook overal el ders zo sterk en zo indringend in discussie is. Ik wil proberen deze gecompliceerde zaak zo een voudig mogelijk te houden in deze discussie en ook in de uiteenzetting van mijn kant. Ik dacht, dat we mogen en moeten stellen, dat er twee zaken zijn die we constateren en die er in be langrijke mate aan meewerken, dat deze problematiek in behandeling is. In de eerste plaats is het zo de heer Vellenga heeft daar in zijn uiteenzetting ook heel duidelijk op gewezen dat er in toenemende mate en dat is geen fantasie dat kan een ieder, die in het bestuur lijk vlak meedraait, dagelijks ervaren problemen zijn die men als gemeente niet meer alleen tot een oplossing kan brengen. Die overschrijden de grenzen. Die uitdrukking heeft de heer Vellenga gebruikt, die vindt U ook in diverse stukken. Dit is gewoon een realiteit die wij constateren. Ons leven wordt steeds gecompliceerder; wij zien dat ook buiten het gemeen telijk bestuur, ook in de hele ontwikkeling in onze sa menleving. De techniek verandert in een zo razend tempo, dat je in steeds grotere eenheden moet gaan denken. (Of je daar nu gelukkig mee bent of niet, je kunt het feit alleen maar constateren.) En, dames en heren, daar ontkomt het bestuurlijk bestel niet aan Wij zien, dat zaken, die inderdaad in een heel lange periode in het verleden rustig zelfstandig door ge meenten konden worden afgehandeld omdat men met het nemen van een beslissing niet trad in de samen leving van een andere gemeente, nu niet meer zelf standig kunnen worden afgehandeld. Ten aanzien van vele beslissingen geldt nu, dat men wel treedt in dc samenleving van andere gemeenten. Ook in onze ge meente is dat heel duidelijk. Er zijn allerlei beslissin gen beslissingen op het terrein van cultuur, sport, onderwijs, gezondheidszorg enz. die deze Gemeente raad neemt voor Leeuwarden, maar die van wezenlijke invloed zijn op een veel groter aantal mensen in een vrij brede regio. Ook het omgekeerde is het geval. Als in andere gemeenten beslissingen worden genomen op het terrein van de recreatie, het wonen enz. dan heeft dat wel degelijk invloed op het gebeuren in Leeuwarden. Dat laat ons niet meer onberoerd. Eén van de problemen is dus, dat je niet meer ongestraft als gemeente beslissingen kunt nemen; je zult dat in grotere verbanden moeten doen. Er is nog een tweede facet. Ik moet dat noemen, want het is erg belangrijk, ook al speelt het niet voor Leeuwarden. Het is de problematiek van de te kleine gemeenten. Het is echt niet zo, dat er in die te kleine gemeenten geen bekwame mensen zitten, maar alles wordt enorm gecompliceerd! Als ik zie hoe wij werken ons College (allemaal full timers) met een grote en bekwame staf medewerkers dan vraag ik mij vaak af: Hoe is het in 's hemelsnaam mogelijk, dat men in kleine gemeenten die met dezelfde moeilijk heden, zij het misschien niet in dezelfde omvang, wor den geconfronteerd die moeilijkheden nog aan kan0 En laten we reëel zijn ik bedoel daar niets denigre- rends mee tegenover kleine gemeenten in toene mende mate doen zich problemen voor, die ze niet meer aan kunnen, omdat ze niet over het adequate apparaat voor de te treffen voorzieningen beschikken. Wat betekent dit nu? Er heeft zich in de afgelopen decennia deze kwesties speelden al voor de oorlog, maar vooral in de jaren na 1945 zijn ze in onze sa menleving naar voren gekomen tweeërlei ontwikke ling voorgedaan. Ten eerste noem ik het complex van gemeenschap pelijke regelingen. U zult in diverse stukken hebben gelezen, dat wij intussen een aantal gemeenschappe lijke regelingen hebben dat ligt tussen de 1.000 en 1.500. Ik stel met grote nadruk, dat er talloze gemeenschap pelijke regelingen zijn die, vooral technisch gezien, magnifiek werken. En toch, omdat die gemeenschap pelijke regelingen steeds weer in andere verbanden 21 worden aangegaan, is er bijna niemand meer die het totale slagveld kan overzien. In verband met mijn ambt neem ik wilt U het een voorrecht noemen of een nadeel? deel aan discussies in diverse gemeen schappelijke regelingen; voor de heren Wethouders geldt hetzelfde. Ik moet U zeggen, dat je nog een heel klein beetje zicht op de zaak kunt houden, als je in een groot aantal zit; als je in één ervan zit, ben je de samenhang kwijt. Hoe moet dat dan wel zijn met de gemeenteraden? Want als de gemeenschappelijke regeling er eenmaal is, dan onttrekt die zich in feite aan het zicht van de gemeenteraden. U kunt wel zeg den, dat de gemeenteraden uiteindelijk beslissen over de financiering, maar ook dat is meestal niet waar, want als er eenmaal een gemeenschappelijke regeling is, dan is de financiering een verplichte uitgave. De gemeenteraden staan er dan dus vrij machteloos tegen over; die hebben maar eenmaal iets te zeggen en dat is op het moment, dat ze besluiten deel te nemen aan de gemeenschappelijke regeling. De praktijk is, dat na de instellingsbesluiten formeel hebben de raden dan nog een zekere zeggenschap een klein select, mis schien prima gezelschap de gemeenschappelijke regeling verdei uitwerkt. Hiermee constateer ik alleen maar een feit. Het geheel van gemeenschappelijke regelingen is toch een nare lappendeken; dit wordt van vele kanten door deskundigen en ik dacht, dat deze mensen geen fabeltjes vertellen, want U hoort het van alle kanten als een wezenlijk bezwaar van het bestuurlijk bestel van dit moment aangemerkt. Maar er is een tweede ontwikkeling. Daarover ziet U minder geschreven, maar die is er wel degelijk. In toe nemende mate worden de beslissingen in grotere ver banden of door de centrale overheid genomen, om de eenvoudige reden, dat het niet meer kan gebeuren op het gemeentelijke vlak. En als wij niet binnen afzien bare tijd kans zien ons gemeentelijk bestuur in zijn algemeenheid bij de gewijzigde en zich nog steeds wij zigende ontwikkelingen aan te passen, kunnen wij ge voeglijk aannemen daar hoeft niemand meer veel studie van te maken dat in toenemende mate de beslissingen genomen worden door centrale instanties, rn.n. door departementen. Sommigen zullen zeggen, dat die departementen dat fijn vinden en het bewust doen, maar ik geloof, dat het in de meeste gevallen op dit moment noodgedwongen gebeurt. Wij kunnen daar al leen aan ontkomen, wanneer er inderdaad op het lokale vlak voldoende sterke bestuurlijke organisaties werk zaam zijn. Ik wil nu even iets zeggen over de gemeentelijke her indeling. Daar is, dacht ik, veel misverstand over. De heer Heidinga heeft in zijn uiteenzetting gevraagd: Waarom geen gemeentelijke herindeling? Dat zou toch een betere oplossing zijn. Dames en heren, ik durf per soonlijk te stellen, dat dat inderdaad zo is, maar dan moeten wij het aandurven om het aantal gemeenten van ruim 800 terug te brengen tot 100, of misschien tot 50, en dat wil, politiek, praktisch niemand in Nederland. We moeten echter niet naar gemeenten van 6.000 of 7.000 inwoners. Meer dan de helft van de gemeenten in Nederland zit beneden de norm van 6.000. Maar bij gemeentelijke herindeling gaat het niet om gemeenten in die orde van grootte: daarbij moeten wij willen en durven praten over gemeenten in ieder geval van 50.000 tot 70.000 inwoners. Dat is dan echt wel het minimum. Laten we wel zijn, dit wil praktisch niemand in Neder land. Dus al zou men het er technisch over eens zijn, dan nog is dit een oplossing die niet te verwezenlijken is. Men zal moeten toegeven dat is in de discussie door een aantal sprekers ook al naar voren gebracht dat het wezenlijke bezwaar van zulke grote gemeenten is, dat de afstand tussen bestuur en bestuurden wat men daar ook voor wil geven toch wel bijzonder groot wordt. Op verschillende plaatsen ik denk niet aan stedelijke agglomeraties, maar meer aan een groot gemeentelijk gebied haalt men hiermee dat spook in huis. Er zijn veel mensen die bewust die kant niet uit willen. Men kan dan wel stellen, dat er wijkraden kunnen komen met veel bevoegdheden, maar laten we reëel zijn, daar komt in de praktijk vrij zeker ver schrikkelijk weinig van terecht. Als alternatief voor deze bijzonder grote gemeen ten en dat is uit alle discussies naar voren gekomen; niet alleen in Friesland of in Nederland, want dit is een internationaal probleem is de gewestvorming naar voren gekomen. Gewestvorming kan echter niet zonder meer in de plaats komen van gemeentelijke herindeling. Maar de idee is ontwikkeld te komen tot gewestvorming mét gemeentelijke herindeling. Dat kan dan een andere gemeentelijke herindeling zijn dan die waar ik net over sprak. De Minister van Binnenlandse Zaken heeft in zijn stukken de grens genoemd van 6.000 inwoners; ik laat dat getal even voor wat het is. Over een paar jaar zal het misschien wel wat hoger liggen; ik noem het U alleen even om een orde van grootte aan te geven. Bij een dergelijke herindeling meer dan 400 gemeenten hebben minder dan 6.000 inwoners zullen erg veel gemeenten aangepakt moeten wor den; dat zal echter gepaard moeten gaan met gewest vorming. En daarbij komen er dat geef ik toe problemen op ons of, problemen waar niemand, dacht ik, een afdoende oplossing voor kan geven. Wij zullen, als wij die stap zetten, met elkaar ervaring moeten opdoen. Men wil niet zonder meer een vierde bestuurs laag in huis halen, maar wel degelijk mag ik het zo noemen een herstructurering van het lokale be stuur tot stand brengen. Dat moeten we met nadruk stellen. Er zal ook inderdaad moeten komen en we zullen met kinderziekten te worstelen krijgen een goede verdeling tussen wat een gewest zal moeten doen en wat de gemeenten zullen kunnen blijven doen. Waarom dan nog gemeenten? Omdat er dan instanties zijn die intentie is er duidelijk; een gemeente is iets anders dan een wijkraad die bevoegdheden houden ten aanzien van die punten die niet in grotere ver banden behoeven te worden ondergebracht. Nu een ander punt. Veel mensen zijn ook voor ge westvorming ik wil U zeggen, dat ik daar ook toe behoor zonder echter direct een gewest te zien als een apparaat dat belast moet worden met allerlei uit voeringswerkzaamheden. Ik geloof, dat het heel goed mogelijk is dat zal in het ene gebied wel anders lig gen dan in het andere bepaalde beslissingen te ne men op gewestelijk niveau, maar de uitvoering van die gewestbesluiten in heel veel gevallen door gemeenten te doen plaats hebben. Dat zou een belangrijk pluspunt zijn van een goede herverkaveling en een juiste ver deling van taken tussen gewesten en gemeenten. Ons College vindt een vierde bestuurslaag niet zonder meer onzin. Stellig zullen er in de overgangsperiode proble men zijn; daar moeten wij ook niet bang voor zijn. Wij willen die problemen niet verdoezelen. Daarom behoeven ook degenen die beweren, dat, door dat er naast Rijk, Provincie en Gemeente een extra bestuurslaag komt, alles een extra schijf moet passeren, niet gelijk te hebben. Die opvat ting is m.i. niet reëel. Er is één mits: er zal een goede en duidelijke taakverdeling moeten komen, wettelijk vastgesteld, tussen gewesten en gemeenten. Dat is onze opvatting. Ik zou ook nog graag een kanttekening willen ma ken ik zal er niet te diep op ingaan bij de vraag: Kan Friesland één gewest worden? Het is een moei lijke vraag. Ik moet U zeggen, dat, als men dat zou overwegen, men toch niet meer moet denken aan lokaal bestuur; dat is niet reëel. Ik wil niet zeggen, dat je niet regelingen provinciaal kunt uitvoeren. Misschien is het zelfs heel goed mogelijk, dat een aantal gewes ten bepaalde regelingen samen uitvoeren. Lokaal be stuur heeft echter dag in dag uit te maken met pro blemen van één bepaald gebied. Ooststellingwerf bijv. wordt niet dagelijks geconfronteerd met de problema tiek van Baarderadeel en zo zou ik nog wel tien of twintig voorbeelden kunnen noemen. Ik dacht, dat veel mensen niet allemaal; dat stel ik met nadruk die propageren, dat Friesland één gewest moet wor den, dat in wezen doen om van de gewestvorming af te komen. Zij denken: Geef de Provincie maar wat meer „foech", dan zijn we van gewestvorming af. Dat is natuurlijk een heel andere zaak. Er zijn wel een aantal dingen die wij nu en ook in de verre toekomst in Friesland met elkaar willen en kunnen blijven doen. Ik denk met name aan cultuur, onderwijs e.d. Ik kan mij niet indenken, dat, als er drie of vier gewesten komen in Friesland, het niet mogelijk is een groot aan tal problemen juist op de door mij genoemde terreinen in provinciaal verband te blijven aanpakken. Natuur lijk kan dat, als je het maar wilt. Zelfs als de provin-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 11