2 3 Punt 1. De Voorzitter doet lecture van de brief van G.S., waarin wordt medegedeeld, dat de brief van B. en W. van Leeuwarden, houdende mededeling van toelating als raadslid van de heer S. Hiemstra, voor kennisge ving is aangenomen. De heer Hiemstra legt vervolgens in handen van de Voorzitter de voorgeschreven beloften en verklaring af. De Voorzitter: Mag ik U van harte feliciteren met deze benoeming? Ik hoop, mijnheer Hiemstra, dat U zich spoedig thuis zult voelen in deze raadzaal en dat U de taak van gemeenteraadslid op dezelfde enthousias te wijze zult vervullen als Uw voorganger dat heeft ge daan. De heer Hiemstra: Dank U wel. Ik zal mijn best doen. Punt 2. De heer De Jong (secr.)Twee raadsleden hebben laten weten, dat zij verhinderd zijn en wel de heren Knol en Meijerhof. Rondgezonden mededelingen. Sub A en B. De berichten worden voor kennisgeving aangenomen. Sub C en D. De besluiten worden voor kennisgeving aangenomen. Sub E. De rapporten worden voor kennisgeving aangenomen. Sub F. De brief wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub G. De heer Van Haaren: B. en W. antwoorden, dat in het algemeen reeds wordt voorzien in hetgeen de stich ting voorstelt. Ik heb geen tijd gehad om de voorstellen van de Friese Milieuraad met de Algemene Politiever ordening te vergelijken en toch zou dit zeer zinvol kun nen zijn. Ik wil dan ook voorstellen de brief van de Friese Milieuraad voor te leggen aan de Adviescom missie voor de Milieuhygiëne, waarvan de totstandko ming ons bij de vorige begrotingsbehandeling is toe gezegd. Die commissie kan dan aan de hand van deze brief nagaan, of de Algemene Politieverordening mis schien toch hier of daar moet worden aangevuld. De heer Hiemstra: Ik heb in de afgelopen jaren her haalde malen diverse vergaderingen en openbare bij eenkomsten bijgewoond en daar, geloof ik, terecht wel eens de opmerking gekregen, dat in feite aan de zaak van de inspraak nog wel wat te doen was, omdat het publiek over het algemeen niet zo erg enthousiast rea geerde. Mijn wat zwak verweer daartegen of laat ik zeggen, dat het misschien wat zwak is overgekomen is dan wel eens geweest, dat er natuurlijk ook altijd nog zoiets moest zijn als een inspelen op nieuwe situa ties en dat verandering in houding van weerszijden zou moeten komen, ook van bestuurszijde. De brief, zoals die hier voor ons ligt, lezend, zie ik de Friese Milieuraad rond de tafel zitten en dat zijn dan een aantal enthousiaste vissers, wat mensen die aan wadlopen doen en leden van de Vogelwacht, die al hun best doen om de bezorgdheid t.a.v. het milieu te uiten. En wanneer deze mensen dan na veel pogin gen en misschien met een niet zo professionele aanpak het Gemeentebestuur uiteindelijk een stuk voorleggen, dan is het, dacht ik, een beetje teleurstellend, gezien het enthousiasme van deze mensen, als ze niet meer te horen krijgen dan alleen de summiere mededeling, dat de A.P.V. van Leeuwarden in het algemeen al in de gevraagde zaken voorziet. Ik zou willen voorstellen, dat hun dit tenminste een beetje meer gemotiveerd wordt duidelijk gemaakt, dat bijv. het stukje, dat over het milieu in de A.P.V. staat, hun wordt toegezonden en dat daarbij zo mogelijk de kanttekening wordt ge maakt, dat bepalingen die zij voorstellen, in de prak tijk in Leeuwarden niet nodig zijn of niet gerealiseerd behoeven te worden. In het algemeen zou ik zulke ant- woorden dus wat meer gemotiveerd willen zien dan U voorstelt. De Voorzitter: Ik dacht, dat wij twee dingen konden doen: handelen overeenkomstig ons voorstel en tege lijkertijd zoals de heer Van Haaren voorstelt de zaak ook nog eens in de Commissie voor de Milieu hygiëne aan de orde stellen. Ik neem aan, dat U, Weth. Ten Brug U bent voorzitter van die commissie daar niets op tegen hebt. (De heer Ten Brug (weth.): Nee, geen bezwaar.) Wij heben het nagegaan: Alles wat als suggesties naar voren is gebracht, is bij ons in de A.P.V. enkele zaken in de Bouwverordening reeds opgenomen, maar een en ander kan nog eens rustig in de commissie worden nagegaan; als daarbij mocht blijken, dat het gewenst is bepaalde detailpunten toch nog eens onder de loep te nemen, dan behoeft daar niets op tegen te zijn. Wat de opmerking van de heer Hiemstra betreft, ik geloof, dat, als deze brief uitsluitend aan de Gemeente raad van Leeuwarden zou zijn gericht, die opmerking zou opgaan, maar het is een algemene brief die aan alle gemeentebesturen is gezonden. Er zijn wellicht gemeentebesturen, die nog weinig op dit terrein hebben gedaan, maar het typische is, dat bijna alle punten die in de brief aangesneden worden, in onze A.P.V. al zijn geregeld. Ik dacht dus, dat het niet teleurstellend, maar juist bijzonder prettig voor de briefschrijvers zou zijn, dit van ons te vernemen. De heer Hiemstra: Als men zonder meer van de Gemeente de mededeling krijgt: „Dit is in het algemeen bij ons al geregeld.", dan is die mededeling toch wat summier en ik kan me voorstellen, dat het min of meer als een „afdoener" (al is dit misschien wat een te zware term) overkomt. En dat wilde ik graag voor komen. De Voorzitter: Dan kunnen we, zoals ik zojuist stel de, handelen overeenkomstig ons voorstel, en voorts de beide gedane suggesties volgen. Besloten wordt overeenkomstig het door de Voorzit ter voorgestelde. Sub H. Mevr. Visscher-BouwerIk zou het op prijs stellen, als de brief niet, zoals B. en W. voorstellen, voor ken nisgeving wordt aangenomen en dat deze wordt be antwoord in de geest van Uw kanttekening voor de Raad, dus een beetje uitvoeriger dan alleen de mede deling, dat de brief voor kennisgeving is aangenomen. De Voorzitter: U wilde reageren, Weth. Ten Brug' De heer Ten Brug (weth.): Het anti-C.R.M.-bezuini gingsfront is niet mijn terrein, hoewel ik mij in zijn standpunt wel heel goed kan vinden. Ik kan echter al leen maar zeggen, dat wij het altijd zo doen: De Raad neemt nu de beslissing dat hij de brief voor kennis geving aanneemt. En wij sturen aan deze club het be richt: Zo en zo liggen de kaarten en deswege heeft de Raad besloten Uw brief voor kennisgeving aan te nemen. De Voorzitter: U hebt daaromtrent, neem ik aan, geen verdere opmerkingen, mevr. Visscher? (Mevr. Visscher-Bouwer: Nee, mijnheer de Voorzitter.) Dan wordt besloten overeenkomstig het nader door de Wet houder toegelichte voorstel van B. en W. Sub I en J. Besloten wordt de brieven in handen te stellen van B. en W. om preadvies. punt 3 (bijlage no. 250). De heer Van der Wal: B. en W. stellen hier voor drie woninkjes in de Landbuurt aan te kopen en die onder te brengen in het Woningbedrijf. Achter Land- hurt 28 is ondertussen weer in gebruik en Landbuurt 12 is gewoon bezet, maar Achter Landbuurt 119 bijv. is een tijdje in gebruik geweest als pakhuis. Kan de Commissie voor het Woningbedrijf niet eens bekijken, of er een bedragje ik denk aan zo'n f 500,ter beschikking kan worden gesteld aan adspirant-bewo- iiers van dit soort panden om materiaal te kunnen ko pen om de woning zelf wat te kunnen opknappen? Ze kunnen zich dan verplichten, dit later, eventueel in de huur, terug te betalen. Het betreft hier vaak stu denten, die niet contant geld hebben. Dit zou wel een mooie stimulans voor hen zijn. De Voorzitter: Dit heeft niet direct met het aanko pen als zodanig te maken. (De heer Van der Wal: Met hot vervolg wel natuurlijk.) Ja, maar niet direct met de aankoop. Heeft Weth. Tiekstra nog behoefte hier op te reageren De heer Tiekstra (weth.)Nee, mijnheer de Voor zitter. De Voorzitter: Weth. De Jong? De heer De Jong (weth.): Wat de heer Van der Wal vraagt, gebeurt normaliter, als eerst vaststaat, dat de woningen geschikt zijn voor bewoning, niet voor één of twee maanden, maar minstens voor één of twee jaar. Dan zijn we wel bereid daar iets aan te doen tot een bedrag van maximaal f 1.000,Dit komt dus te gemoet aan het door de heer Van der Wal geuite ver langen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 4 (bijlage no. 243). De Voorzitter: Voor ik dit punt ter discussie stel, geef ik het woord aan Weth. Tiekstra om nog een aan vullende mededeling te doen. De heer Tiekstra (weth.): Terecht gaat de raadsbrief uit van het besluit dat de Raad heeft genomen m.b.t. het complex St. Jacobsstraat-Gouverneursplein-Grote Hoogstraat. En ook wordt terecht in dit stuk gesteld (dat is conform de toenmaals genomen beslissing), dat dit pand zal worden afgebroken. Inmiddels is evenwel, mede in overleg met de Rijksdienst voor de Monumen tenzorg, in overweging de vraag, of afbraak onder de huidige omstandigheden inderdaad wel onvermijdelijk, resp. de vraag, of dit pand niet behouden kan blijven, eventueel gerestaureerd en na restauratie beschikbaar gesteld kan worden voor de huisvesting van een of andere gemeentelijke functie: afdeling of kleine dienst. Het lijkt me nuttig, dat de Raad vooraf even weet, dat de afbraak van het pand in her-overweging is ge nomen. De heer Vellenga: De mededeling van de Wethouder is een speciaal punt, dat zo even toegevoegd wordt aan datgene wat nu in de raadsbrief te lezen staat. Wan neer we zonder meer de raadsbrief zouden volgen en het ontwerp-besluit dat erbij hoort, dan zou het voor de hand liggen, dat we ongeveer de lijn zo zouden kunnen zien: De Gemeente koopt het betrokken gebouw, de Gemeen te breekt het af. Helemaal conform de situatie waar van we zijn uitgegaan na de beleidsbeslissingen, in de vergadering van 24 mei 1971 genomen. Terug denkend aan die vergadering zult U zich mogelijk nog herinne ren ik heb mijn eigen geheugen op dat punt nog eens opgefrist door de handelingen op te slaan dat des tijds van de kant van onze fractie de klemtoon is ge legd op het min of meer voorlopige karakter m.n. dan wat de bestemming van dat gedeelte van het plan be treft, waarin het Kadaster is gesitueerd. We hebben toen een pleidooi gevoerd om te proberen afbraak van bepaalde winkels die ook op nominatie daarvoor ston den, te voorkomen, omdat het naar onze wijze van zien belangrijk zou zijn de lijn van de gevels en de wanden van St. Jacobsstraat en Grote Hoogstraat zo ver mo gelijk te laten doorlopen. En in dat geheel paste toen ook een suggestie die wij hebben gedaan, dat degenen die zich met het structuurplan van onze binnenstad zou den bezig houden, niet direct zouden uitgaan van een kale hoek aan die kant van het Gouverneursplein, maar zouden overwegen daar bebouwing te plegen in de zin van: onder winkels (aansluitend aan de omgeving) en daarboven kantoren. Daar is toen definitief niet een beslissing op genomen, omdat die zaak toch nog zou moeten wachten o.m. op een beslissing als nu vanavond van ons wordt gevraagd. Ik herhaal: De lijnen van des tijds doortrekkend, zou je ervan uit mogen gaan: de Gemeente koopt, de Gemeente breekt af, en we zien dan verder, of we alsnog aan bebouwing daar, waar aan wij dus een zekere voorkeur zouden geven, wel of niet zouden beginnen. Nu zegt de Wethouder namens het College: Ons is toch wel door contacten met ver schillende instanties min of meer opgedrongen de twij fel althans de vraag of het zin zou hebben ons te beraden op de vraag, of wel tot afbraak moet wor den overgegaan. Ik kan dat niet zo één-twee-drie over zien. Ik heb de neiging op dit moment, voor mijn fractie sprekend, te zeggen: Wij gaan akkoord met dit voorstel tot aankoop. Wij kunnen ons voorstellen, dat het College zich nog eens gaat bezinnen op de bestemming, die hierop zou moeten worden gelegd, om dat er natuurlijk een onlosmakelijk verband is tussen de toekomstige bestemming en het wel of niet hand haven in welke vorm dan ook van dit gebouw. Ik dacht niet, dat wij zonder meer zouden kunnen zeg gen: Wij willen dit gebouw hier handhaven, o.m. van wege die monumentale, die historische redenen die de Wethouder heeft genoemd. Dus, wat onze fractie be treft, zou ik zeggen: Akkoord, ook met deze toevoe ging en uitweiding van de kant van het College, maar laten we op een passend moment dan de kans krijgen als Raad die twee vragen in één verband te bezien. Wat wordt de bestemming van dit terrein en hoe kun nen we daar eventueel inpassen: handhaving van dit ge bouw? En in die zin zou ik graag voor het voorstel als zodanig zijn en in die zin zou ik namens mijn fractie willen reageren op datgene wat Weth. Tiekstra zopas gezegd heeft. De heer Van der Wal: Ik hoor van de Wethouder, dat afbraak van dit pand niet bij voorbaat vast staat. Ik zou willen vragen: Is het voortbestaan van de straat- wand van de Grote Hoogstraat aan de westkant nu ook twijfelachtig geworden? Kan die nu zonder meer tegen de vlakte gaan of kan daar straks nog over worden gepraat? En hetzelfde geldt voor de panden aan de oostzijde van de St. Jacobsstraat. Kan men er nog in de discussie over het praatplan voor de binnen stad zijn zegje over zeggen? Een en ander staat ten slotte positief gewaardeerd in de inventarisatie, dus het zal wel moeten. En daar ben ik blij om. Ik steun dan ook het voorstel van de heer Vellenga om deze zaak nog eens in de Raad terug te brengen. De hear Singelsma: Ik slüt my oan by de wurden fan de hear Vellenga. De heer Heidinga: Ook wij hebben helemaal geen bezwaar om het voorstel van B. en W., gedaan door Weth. Tiekstra, te volgen. Men zou kirnnen zeggen Als wij dit pand niet nodig hebben, waarom kopen wij het dan We zitten toch al niet zo dik in de slappe was. Aan de andere kant zou het natuurlijk mogelijk kunnen zijn, zoals de Wethouder ook gezegd heeft, dat wij straks eens op een bepaalde manier van het pand ge bruik kunnen maken en vooral het „vooreind" is een waardevol oud ding. Het zou een oude stins kunnen zijn. Er zitten in de muren stok- en stok-oude friezen. Daarom gaan wij ook akkoord met het door de Wet houder gedane voorstel. Wij zouden dan ook graag zien, dat tijdens de behandeling van het structuurplan voor de binnenstad deze materie opnieuw aan de orde kwam. We hebben het eigenlijk zelf in de hand om het dan aan de orde te stellen. De heer Tiekstra (weth.)Ik dacht, dat ik vrij kort kon zijn. Het College zou zonder de nadere mededeling

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 2