2
3
Punt 1.
De Voorzitter doet lecture van de brief van G.S.,
waarin wordt medegedeeld, dat de brief van B. en W.
van Leeuwarden, houdende mededeling van toelating
als raadslid van de heer S. Hiemstra, voor kennisge
ving is aangenomen.
De heer Hiemstra legt vervolgens in handen van de
Voorzitter de voorgeschreven beloften en verklaring af.
De Voorzitter: Mag ik U van harte feliciteren met
deze benoeming? Ik hoop, mijnheer Hiemstra, dat U
zich spoedig thuis zult voelen in deze raadzaal en dat
U de taak van gemeenteraadslid op dezelfde enthousias
te wijze zult vervullen als Uw voorganger dat heeft ge
daan.
De heer Hiemstra: Dank U wel. Ik zal mijn best
doen.
Punt 2.
De heer De Jong (secr.)Twee raadsleden hebben
laten weten, dat zij verhinderd zijn en wel de heren
Knol en Meijerhof.
Rondgezonden mededelingen.
Sub A en B.
De berichten worden voor kennisgeving aangenomen.
Sub C en D.
De besluiten worden voor kennisgeving aangenomen.
Sub E.
De rapporten worden voor kennisgeving aangenomen.
Sub F.
De brief wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub G.
De heer Van Haaren: B. en W. antwoorden, dat in
het algemeen reeds wordt voorzien in hetgeen de stich
ting voorstelt. Ik heb geen tijd gehad om de voorstellen
van de Friese Milieuraad met de Algemene Politiever
ordening te vergelijken en toch zou dit zeer zinvol kun
nen zijn. Ik wil dan ook voorstellen de brief van de
Friese Milieuraad voor te leggen aan de Adviescom
missie voor de Milieuhygiëne, waarvan de totstandko
ming ons bij de vorige begrotingsbehandeling is toe
gezegd. Die commissie kan dan aan de hand van deze
brief nagaan, of de Algemene Politieverordening mis
schien toch hier of daar moet worden aangevuld.
De heer Hiemstra: Ik heb in de afgelopen jaren her
haalde malen diverse vergaderingen en openbare bij
eenkomsten bijgewoond en daar, geloof ik, terecht wel
eens de opmerking gekregen, dat in feite aan de zaak
van de inspraak nog wel wat te doen was, omdat het
publiek over het algemeen niet zo erg enthousiast rea
geerde. Mijn wat zwak verweer daartegen of laat
ik zeggen, dat het misschien wat zwak is overgekomen
is dan wel eens geweest, dat er natuurlijk ook altijd
nog zoiets moest zijn als een inspelen op nieuwe situa
ties en dat verandering in houding van weerszijden zou
moeten komen, ook van bestuurszijde.
De brief, zoals die hier voor ons ligt, lezend, zie ik
de Friese Milieuraad rond de tafel zitten en dat zijn
dan een aantal enthousiaste vissers, wat mensen die
aan wadlopen doen en leden van de Vogelwacht, die
al hun best doen om de bezorgdheid t.a.v. het milieu
te uiten. En wanneer deze mensen dan na veel pogin
gen en misschien met een niet zo professionele aanpak
het Gemeentebestuur uiteindelijk een stuk voorleggen,
dan is het, dacht ik, een beetje teleurstellend, gezien
het enthousiasme van deze mensen, als ze niet meer
te horen krijgen dan alleen de summiere mededeling, dat
de A.P.V. van Leeuwarden in het algemeen al in de
gevraagde zaken voorziet. Ik zou willen voorstellen,
dat hun dit tenminste een beetje meer gemotiveerd
wordt duidelijk gemaakt, dat bijv. het stukje, dat over
het milieu in de A.P.V. staat, hun wordt toegezonden
en dat daarbij zo mogelijk de kanttekening wordt ge
maakt, dat bepalingen die zij voorstellen, in de prak
tijk in Leeuwarden niet nodig zijn of niet gerealiseerd
behoeven te worden. In het algemeen zou ik zulke ant-
woorden dus wat meer gemotiveerd willen zien dan U
voorstelt.
De Voorzitter: Ik dacht, dat wij twee dingen konden
doen: handelen overeenkomstig ons voorstel en tege
lijkertijd zoals de heer Van Haaren voorstelt de
zaak ook nog eens in de Commissie voor de Milieu
hygiëne aan de orde stellen. Ik neem aan, dat U, Weth.
Ten Brug U bent voorzitter van die commissie
daar niets op tegen hebt. (De heer Ten Brug (weth.):
Nee, geen bezwaar.) Wij heben het nagegaan: Alles
wat als suggesties naar voren is gebracht, is bij ons
in de A.P.V. enkele zaken in de Bouwverordening
reeds opgenomen, maar een en ander kan nog eens
rustig in de commissie worden nagegaan; als daarbij
mocht blijken, dat het gewenst is bepaalde detailpunten
toch nog eens onder de loep te nemen, dan behoeft daar
niets op tegen te zijn.
Wat de opmerking van de heer Hiemstra betreft, ik
geloof, dat, als deze brief uitsluitend aan de Gemeente
raad van Leeuwarden zou zijn gericht, die opmerking
zou opgaan, maar het is een algemene brief die aan
alle gemeentebesturen is gezonden. Er zijn wellicht
gemeentebesturen, die nog weinig op dit terrein hebben
gedaan, maar het typische is, dat bijna alle punten die
in de brief aangesneden worden, in onze A.P.V. al zijn
geregeld. Ik dacht dus, dat het niet teleurstellend, maar
juist bijzonder prettig voor de briefschrijvers zou zijn,
dit van ons te vernemen.
De heer Hiemstra: Als men zonder meer van de
Gemeente de mededeling krijgt: „Dit is in het algemeen
bij ons al geregeld.", dan is die mededeling toch wat
summier en ik kan me voorstellen, dat het min of meer
als een „afdoener" (al is dit misschien wat een te
zware term) overkomt. En dat wilde ik graag voor
komen.
De Voorzitter: Dan kunnen we, zoals ik zojuist stel
de, handelen overeenkomstig ons voorstel, en voorts de
beide gedane suggesties volgen.
Besloten wordt overeenkomstig het door de Voorzit
ter voorgestelde.
Sub H.
Mevr. Visscher-BouwerIk zou het op prijs stellen,
als de brief niet, zoals B. en W. voorstellen, voor ken
nisgeving wordt aangenomen en dat deze wordt be
antwoord in de geest van Uw kanttekening voor de
Raad, dus een beetje uitvoeriger dan alleen de mede
deling, dat de brief voor kennisgeving is aangenomen.
De Voorzitter: U wilde reageren, Weth. Ten Brug'
De heer Ten Brug (weth.): Het anti-C.R.M.-bezuini
gingsfront is niet mijn terrein, hoewel ik mij in zijn
standpunt wel heel goed kan vinden. Ik kan echter al
leen maar zeggen, dat wij het altijd zo doen: De Raad
neemt nu de beslissing dat hij de brief voor kennis
geving aanneemt. En wij sturen aan deze club het be
richt: Zo en zo liggen de kaarten en deswege heeft de
Raad besloten Uw brief voor kennisgeving aan te
nemen.
De Voorzitter: U hebt daaromtrent, neem ik aan,
geen verdere opmerkingen, mevr. Visscher? (Mevr.
Visscher-Bouwer: Nee, mijnheer de Voorzitter.) Dan
wordt besloten overeenkomstig het nader door de Wet
houder toegelichte voorstel van B. en W.
Sub I en J.
Besloten wordt de brieven in handen te stellen van
B. en W. om preadvies.
punt 3 (bijlage no. 250).
De heer Van der Wal: B. en W. stellen hier voor
drie woninkjes in de Landbuurt aan te kopen en die
onder te brengen in het Woningbedrijf. Achter Land-
hurt 28 is ondertussen weer in gebruik en Landbuurt
12 is gewoon bezet, maar Achter Landbuurt 119 bijv.
is een tijdje in gebruik geweest als pakhuis. Kan de
Commissie voor het Woningbedrijf niet eens bekijken,
of er een bedragje ik denk aan zo'n f 500,ter
beschikking kan worden gesteld aan adspirant-bewo-
iiers van dit soort panden om materiaal te kunnen ko
pen om de woning zelf wat te kunnen opknappen?
Ze kunnen zich dan verplichten, dit later, eventueel in
de huur, terug te betalen. Het betreft hier vaak stu
denten, die niet contant geld hebben. Dit zou wel een
mooie stimulans voor hen zijn.
De Voorzitter: Dit heeft niet direct met het aanko
pen als zodanig te maken. (De heer Van der Wal: Met
hot vervolg wel natuurlijk.) Ja, maar niet direct met
de aankoop. Heeft Weth. Tiekstra nog behoefte hier
op te reageren
De heer Tiekstra (weth.)Nee, mijnheer de Voor
zitter.
De Voorzitter: Weth. De Jong?
De heer De Jong (weth.): Wat de heer Van der Wal
vraagt, gebeurt normaliter, als eerst vaststaat, dat de
woningen geschikt zijn voor bewoning, niet voor één
of twee maanden, maar minstens voor één of twee
jaar. Dan zijn we wel bereid daar iets aan te doen tot
een bedrag van maximaal f 1.000,Dit komt dus te
gemoet aan het door de heer Van der Wal geuite ver
langen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 4 (bijlage no. 243).
De Voorzitter: Voor ik dit punt ter discussie stel,
geef ik het woord aan Weth. Tiekstra om nog een aan
vullende mededeling te doen.
De heer Tiekstra (weth.): Terecht gaat de raadsbrief
uit van het besluit dat de Raad heeft genomen m.b.t.
het complex St. Jacobsstraat-Gouverneursplein-Grote
Hoogstraat. En ook wordt terecht in dit stuk gesteld
(dat is conform de toenmaals genomen beslissing), dat
dit pand zal worden afgebroken. Inmiddels is evenwel,
mede in overleg met de Rijksdienst voor de Monumen
tenzorg, in overweging de vraag, of afbraak onder de
huidige omstandigheden inderdaad wel onvermijdelijk,
resp. de vraag, of dit pand niet behouden kan blijven,
eventueel gerestaureerd en na restauratie beschikbaar
gesteld kan worden voor de huisvesting van een of
andere gemeentelijke functie: afdeling of kleine dienst.
Het lijkt me nuttig, dat de Raad vooraf even weet,
dat de afbraak van het pand in her-overweging is ge
nomen.
De heer Vellenga: De mededeling van de Wethouder
is een speciaal punt, dat zo even toegevoegd wordt aan
datgene wat nu in de raadsbrief te lezen staat. Wan
neer we zonder meer de raadsbrief zouden volgen en
het ontwerp-besluit dat erbij hoort, dan zou het voor de
hand liggen, dat we ongeveer de lijn zo zouden
kunnen zien:
De Gemeente koopt het betrokken gebouw, de Gemeen
te breekt het af. Helemaal conform de situatie waar
van we zijn uitgegaan na de beleidsbeslissingen, in de
vergadering van 24 mei 1971 genomen. Terug denkend
aan die vergadering zult U zich mogelijk nog herinne
ren ik heb mijn eigen geheugen op dat punt nog eens
opgefrist door de handelingen op te slaan dat des
tijds van de kant van onze fractie de klemtoon is ge
legd op het min of meer voorlopige karakter m.n. dan
wat de bestemming van dat gedeelte van het plan be
treft, waarin het Kadaster is gesitueerd. We hebben
toen een pleidooi gevoerd om te proberen afbraak van
bepaalde winkels die ook op nominatie daarvoor ston
den, te voorkomen, omdat het naar onze wijze van zien
belangrijk zou zijn de lijn van de gevels en de wanden
van St. Jacobsstraat en Grote Hoogstraat zo ver mo
gelijk te laten doorlopen. En in dat geheel paste toen
ook een suggestie die wij hebben gedaan, dat degenen
die zich met het structuurplan van onze binnenstad zou
den bezig houden, niet direct zouden uitgaan van een
kale hoek aan die kant van het Gouverneursplein, maar
zouden overwegen daar bebouwing te plegen in de zin
van: onder winkels (aansluitend aan de omgeving)
en daarboven kantoren. Daar is toen definitief niet een
beslissing op genomen, omdat die zaak toch nog zou
moeten wachten o.m. op een beslissing als nu vanavond
van ons wordt gevraagd. Ik herhaal: De lijnen van des
tijds doortrekkend, zou je ervan uit mogen gaan: de
Gemeente koopt, de Gemeente breekt af, en we zien
dan verder, of we alsnog aan bebouwing daar, waar
aan wij dus een zekere voorkeur zouden geven, wel of
niet zouden beginnen. Nu zegt de Wethouder namens
het College: Ons is toch wel door contacten met ver
schillende instanties min of meer opgedrongen de twij
fel althans de vraag of het zin zou hebben ons
te beraden op de vraag, of wel tot afbraak moet wor
den overgegaan. Ik kan dat niet zo één-twee-drie over
zien. Ik heb de neiging op dit moment, voor mijn
fractie sprekend, te zeggen: Wij gaan akkoord met
dit voorstel tot aankoop. Wij kunnen ons voorstellen,
dat het College zich nog eens gaat bezinnen op de
bestemming, die hierop zou moeten worden gelegd, om
dat er natuurlijk een onlosmakelijk verband is tussen
de toekomstige bestemming en het wel of niet hand
haven in welke vorm dan ook van dit gebouw.
Ik dacht niet, dat wij zonder meer zouden kunnen zeg
gen: Wij willen dit gebouw hier handhaven, o.m. van
wege die monumentale, die historische redenen die de
Wethouder heeft genoemd. Dus, wat onze fractie be
treft, zou ik zeggen: Akkoord, ook met deze toevoe
ging en uitweiding van de kant van het College, maar
laten we op een passend moment dan de kans krijgen
als Raad die twee vragen in één verband te bezien.
Wat wordt de bestemming van dit terrein en hoe kun
nen we daar eventueel inpassen: handhaving van dit ge
bouw? En in die zin zou ik graag voor het voorstel als
zodanig zijn en in die zin zou ik namens mijn fractie
willen reageren op datgene wat Weth. Tiekstra zopas
gezegd heeft.
De heer Van der Wal: Ik hoor van de Wethouder, dat
afbraak van dit pand niet bij voorbaat vast staat. Ik
zou willen vragen: Is het voortbestaan van de straat-
wand van de Grote Hoogstraat aan de westkant nu
ook twijfelachtig geworden? Kan die nu zonder meer
tegen de vlakte gaan of kan daar straks nog over
worden gepraat? En hetzelfde geldt voor de panden
aan de oostzijde van de St. Jacobsstraat. Kan men er
nog in de discussie over het praatplan voor de binnen
stad zijn zegje over zeggen? Een en ander staat ten
slotte positief gewaardeerd in de inventarisatie, dus het
zal wel moeten. En daar ben ik blij om. Ik steun dan
ook het voorstel van de heer Vellenga om deze zaak
nog eens in de Raad terug te brengen.
De hear Singelsma: Ik slüt my oan by de wurden
fan de hear Vellenga.
De heer Heidinga: Ook wij hebben helemaal geen
bezwaar om het voorstel van B. en W., gedaan door
Weth. Tiekstra, te volgen. Men zou kirnnen zeggen
Als wij dit pand niet nodig hebben, waarom kopen wij
het dan We zitten toch al niet zo dik in de slappe was.
Aan de andere kant zou het natuurlijk mogelijk kunnen
zijn, zoals de Wethouder ook gezegd heeft, dat wij
straks eens op een bepaalde manier van het pand ge
bruik kunnen maken en vooral het „vooreind" is een
waardevol oud ding. Het zou een oude stins kunnen
zijn. Er zitten in de muren stok- en stok-oude friezen.
Daarom gaan wij ook akkoord met het door de Wet
houder gedane voorstel. Wij zouden dan ook graag
zien, dat tijdens de behandeling van het structuurplan
voor de binnenstad deze materie opnieuw aan de orde
kwam. We hebben het eigenlijk zelf in de hand om het
dan aan de orde te stellen.
De heer Tiekstra (weth.)Ik dacht, dat ik vrij kort
kon zijn. Het College zou zonder de nadere mededeling