6
besproken in de Commissie voor het Woningbedrijf en
het probleem is niet op eenvoudige wijze en zeker niet
goedkoop op te lossen. Daarom zou ik graag willen,
dat in het antwoord aan de Wijkkern de toezegging
werd gedaan, dat de Gemeente in ieder geval bereid
is om medewerking te verlenen bij het bemiddelen bij
verhuizen. Dat kunnen we dan misschien realiseren
via de Federatie van Woningbouwcorporaties. In de
omgeving van de Geraniumstraat treffen we heel veel
kleinere, goedkope woningen aan, zodat de mensen mis
schien bij verhuizing in hun eigen buurt kunnen blij
ven; dat zou een oplossing zijn voor die mensen voor
wie de huidige situatie niet langer kan voortduren.
De hear Jansma: Der is al hiel hwat sein wurden
oer de omjowing fan de Aldegeleijen. Der binne noch
in pear puntsjes hwer't ik graech de oandacht op fês-
tigje woe.
Yn it brief fan de Wykkearn stiet, dat yn dizze wyk
„de onuitroeibare overtuiging heerst, dat de Gemeen
te de wijk met opzet laat verkrotten" ensfh. Ik freegje
my öf oft troch it antwurd, dat nou foarsteld wurdt,
dy „onuitroeibare overtuiging" by dizze minsken wei-
nommen wurdt. (De heer Ten Brug (weth.)Als die
overtuiging onuitroeibaar is, kan je die toch niet weg
nemen!) (De hear Miedema: Dat is Jou slach.)
(Laitsjen) Ik woe hjir allinne efkes de oandacht op
fêstigje.
Der wurdt yn dit brief ek noch skreaun, dat men
lést hat fan rotten, sawol op Werkmanslust as yn de
omjowing van de Tonslagerij. Hjir is net op yngien
yn it antwurd, dat B. en W. foarstelle to jaen.
Dan noch in suggesty fan myn kant. Der is op it
Hoeksterplein in moai boarterstüntsje makke wurden
foar de bern, mar dat leit der och sa gefaerlik tsjin
de dyk oan. Ik wit wol, der is net folie forkear, mar
kin it ek oerweging fortsjinje der in trijekantich
buordtsje to setten, dat dêr bern regelmjittich oer-
stekke kinne? It is hwat in gefaerlik punt.
De heer Tielcstra (weth.)Ik zal maar met ant
woorden beginnen; het antwoord van B. en W. zal waar
schijnlijk uitmonden in een trilogie. Ik hoop dan maar,
dat de verschillende teksten een klein beetje op elkaar
zijn afgestemd.
De heer Van Haaren onderschrijft niet alleen de
juistheid van de opmerking, dat verkrotting en vervui
ling met alle mogelijke middelen moeten worden tegen
gegaan, maar hij staat er tegelijkertijd even bij stil,
dat dat in de huidige situatie in Leeuwarden blijkbaar
een vrijwel onmogelijke opgave is. Ik dacht, dat we
dagelijks in de krant konden lezen op welke wijze de
jeugd voortdurend allerhande leegstaande panden weet
te benaderen. Het is zelfs zo sterk, dat wanneer een
pand op de middag wordt verlaten, het op de avond
van dezelfde dag öf in de fik gaat öf klandestien wordt
betrokken. Die dingen beleven we, die zijn blijkbaar
een kenmerk van onze samenleving. Ik dacht, dat we,
wat dat betreft, hebben te leven met de veroudering
van de objecten waar de mensen in deze stedelijke ge
meenschap gebruik van hebben gemaakt in een reeks
van jaren en die nu niet meer aan de eisen van dat
gebruik kunnen voldoen.
Ik zou vervolgens willen zeggen, dat ik mij nogal
heb uitgesloofd voor een zo goed mogelijk functione
rend contact met de betreffende Wijkkern. Het contact
heeft bij tijd en wijle ook op een zeer openhartige wijze
plaats gevonden; als ik zeg „openhartig", dan voeg ik
eraan toe, dat het contact niet steeds even vriendelijk
is geweest. Ik laat in het midden of dat terecht of ten
onrechte is geweest, maar het blijft natuurlijk moeilijk
communiceren wanneer men tevoren al bepaalde dui
delijk agressieve houdingen gaat aannemen. Het lijkt
mij t.a.v. de problematiek waarmee we allemaal te
maken hebben, niet juist. Ik wil nadrukkelijk stellen,
dat van het begin af aan bij het College en ook bij de
diensten een grote bereidheid is geweest aan een aan
tal onvolkomenheden, aan een aantal stotende situa
ties in deze wijk zo snel mogelijk een einde te maken.
Dat is één ding. Een ander ding is, dat men ook moet
begrijpen, dat het allemaal niet een zaak is van „enen
vloek en enen zucht". Het kost onherroepelijk meer tijd.
M.b.t. het internationale werkkamp, dat in de wijk
is geweest in de afgelopen vakantieweken, wil ik op
merken, dat wij heel snel hebben moeten opereren,
zo snel zelfs, dat alles, dacht ik, financieel bepaald niet
perfect was. We konden alleen maar zo snel handelen,
omdat op een bepaald ogenblik de mensen van
dat werkkamp er waren, wij dat bedrag van f 25.000,—
nog precies in de Raad konden brengen en er op dat
moment middelen aanwezig waren. Misschien wil de
heer Weide daar nog verder op ingaan. Ik dacht, dat
er voldoende waarborgen zijn, dat die rekeningen straks
ook betaald worden.
Er is gezegd, dat de kuil die is ontstaan door de af
braak van het Mariahof, is volgestort met klei. Dan
vraag ik: Welke grond is hier anders voorhanden dan
klei? (De heer Van Haaren: Zand!) Laat ik begin
nen met te zeggen, dat voor dit soort doeleinden ge
woonlijk klei wordt gebruikt en geen zand, afgezien
nog van de vraag of zand op dat moment op die plaats
inderdaad bruikbaar zou zijn geweest. Wij zullen deze
grond zo goed mogelijk moeten afdekken en dan kun
nen we het er echt wel mee doen. Alle plantsoenen in
Leeuwarden liggen op deze zelfde klei.
Wat de Tonslagerij en het Pieterseliewaltje betreft,
de informatie die de heer Van Haaren mij hier in de
openbare vergadering geeft, wil ik graag nader onder
zoeken om te bekijken of het inderdaad mogelijk is,
dat tot afbraak wordt overgegaan. Hij moet zich wel
realiseren, dat, als de betreffende drie pandjes (die nog
bewoond worden) verspreid staan in de buurt en nog
geen eigendom zijn van de Gemeente, afbraak moeilijk
is en aantasting is van de positie die de bewoners van
die pandjes innemen.
De heer Jansma heeft gesproken over „de onuitroei
bare overtuiging" die in de wijk zou bestaan. Ik heb
inderdaad het idee, dat het vechten tegen de bierkaai
is, te pogen deze overtuiging weg te nemen. Ik zal pro
beren, wat mijn aandeel betreft, zo goed mogelijk dui
delijk te maken, dat deze overtuiging onjuist is.
Ik wil de kwestie van het plaatsen van een waar
schuwingsbord graag eens met de Dienst der Openbare
Werken bekijken om na te gaan of het nuttig en nood
zakelijk is een of andere waarschuwing te geven ter
voorkoming van ongelukken.
Dit is mijn aandeel. Ik hoop, dat ik hiermee kan
volstaan.
De heer De Jong (weth.): Voor mij zijn er twee
punten ter beantwoording overgebleven.
In de eerste plaats iets over de woningen aan de
Geraniumstraat; mevr. Dijkstra heeft dit punt aan de
orde gesteld. Deze kwestie is niet onder onze aandacht
gebracht door de Wijkkern. Ik meen, dat een van de
raadsleden dit punt in de Commissie voor het Woning
bedrijf aan de orde heeft gesteld, na er in de wijk over
te hebben gehoord. Naar aanleiding van de bespre
king in de commissie is uitvoerig onderzocht wat er
gedaan zou kunnen worden. Gebleken is, dat een zo
danige verbouwing, dat het toilet verplaatst kan wor
den naar de begane grond, f 10.000,per woning zou
moeten kosten. In de raadsbrief is al gesteld, dat dit
niet te realiseren is. De enige oplossing is mevr.
Brandenburg noemde die al dat wij mensen, voor
wie deze woningen ongeschikt zijn in verband met de
situering van het toilet op de bovenverdieping, helpen
bij het zoeken naar een passende woning. Ik kan mij
voorstellen, dat deze woningen ongeschikt zijn voor
bejaarden. Het staat wel vast, dat een toilet op de bo
venverdieping niet een ideale oplossing is. Wij moeten
dus proberen sommige bewoners te helpen aan een ge
schikte woning met een passende huur. De investerin
gen die wij zouden moeten doen om de woningen aan
te passen, zijn te hoog; de verbouwingskosten zouden
in de huur moeten worden verwerkt. De huurprijs zou
dan zodanig stijgen, dat die niet meer acceptabel is.
Wij hebben de zaak echt goed onderzocht.
In de tweede plaats zou ik nog iets willen zeggen
over de overlast door ratten in de omgeving van de
Tonslagerij. De enige goede remedie voor deze overlast
is het afbreken of het in goede staat van bewoonbaar
heid houden van de woningen. Mocht er desalniettemin
nog overlast zijn, dan zou ik zeggen: Eén seintje aan
de Dienst voor Reiniging en Brandweer, en er wordt
tegen de ratten opgetreden. Ik geloof niet, dat, als men
deze overlast meldt, men lang behoeft te wachten. Ik
weet, dat men bij deze dienst bijzonder attent is op
dit soort zaken. Wanneer overlast door ratten wordt
«econstateerd, dan treedt men daar met de meeste
spoed tegen op, en met succes!
De heer Weide (weth.): Nog even iets over het In
ternationale Werkkamp. Nadat de Raad en C.R.M. het
betreffende subsidie hadden goedgekeurd, is het werk
kamp met de werkzaamheden begonnen. Mij is be
kend, dat men door bepaalde onvoorziene omstandig-
heden - ondanks de goede samenwerking met Open
bare Werken de voorgenomen werkzaamheden niet
ten volle heeft kunnen uitvoeren. Een en ander bete
kent niet, dat het geld op is. Het geld is op dit mo
ment nog gereserveerd. Ik heb hierover overleg ge
pleegd met functionarissen van het Centraal Orgaan.
Er zal een stuk zelfwerkzaamheid uit de wijk naai' vo
ren moeten komen om het resterende gedeelte van de
plannen te kunnen realiseren met het geld dat nog
over is.
De heer Van Haaren: De heer Tielcstra heeft al ge
zegd, dat de verhouding met de Wijkkern niet altijd
even harmonisch is; inderdaad ontstaat disharmonie
jammer genoeg vaak door allerlei kleine dingen. Mevr.
Dijkstra heeft bijv. even gesproken over dat hek. Ze
hebben mij in de wijk ook verteld, dat er tweemaal
telefonisch aan de Gemeente is gevraagd, dat hek als
jeblieft weer te plaatsen; dat zou toegezegd zijn, maar
het is niet gebeurd. Uiteindelijk hebben de wijkbewo
ners het zelf weer overeind gezet. Dat zijn van die
kleine fricties, waardoor er toch een enkele keer iets
mis gaat; en dat is jammer. Ik laat gewoon in het
midden bij wie de fout ligt; ik constateer alleen, dat
het jammer is.
De Wethouder is helemaal niet ingegaan op mijn
voorstel om, gezien de bezwaren die er toch bij de
Wijkkern zijn t.a.v. dit antwoord, de zaak aan te hou
den totdat er opnieuw overleg is gepleegd met de Wijk
kern. Ik wil daarom een voorstel indienen in de vorm
van de volgende motie:
„De Raad van de gemeente Leeuwarden; op 28 au
gustus 1972 in vergadering bijeen; besluit het antwoord
op het schrijven van de Wijkkern d.d. 30.5.1972 aan te
houden tot opnieuw overleg met de Wijkkern heeft
plaats gevonden."
Ik wilde mevr. Brandenburg vragen deze motie mede
te ondertekenen, omdat zij in eerste instantie mijn sug
gestie steunde.
De hear Miedema: Nou't der in moasje op tafel
komt, haw ik der dochs bihoefte oan om op dit stuit
myn stanpunt dêroer düdlik to meitsjen.
De hear Van Haaren hat in list mei opmerkings fan
de Wykkearn krige en dy opmerkings wurde hjir yn
üs formidden lein; ik haw net it idé, dat de hear Van
Haaien neigien hat oft dy opmerkings yndied wier
binne. Yn wêzen praet hjir de Wykkearn.
De hear Van Haaren komt mei in forhael oer it
Pieterseliewaltje en de Tonslagerij; de boel kin dér
wol öfbrutsen wurde, hwant alles is eigendom fan 'e
Gemeente. Ik tocht, dat èn de Wykkearn èn de hear
Van Haaren net bioardielje kinne oft alles eigendom
fan 'e Gemeente is. It is pas eigendom fan 'e Gemeen
te as it yn 'e Ried west hat, as Dep. Steaten it goed-
kard hawwe en as de akte tekene is. Earder kinne wy
net öfbrekke. As it Kolleezje mei foarstellen komt
„sus en sa leit it", dan is it sa, dan moatte wy dat
oannimme. Mar as der in Wykkearn praet troch de
mile fan in riedslid, dan giet it my to fier om op dat
soarte ynformaesjes in moasje oan to nimmen om diz
ze saek oan to halden. Ik gean akkoart mei it foarstel,
dien yn it riedsbrief, mar in moasje op sa'n wankele
basis (op groun fan ynformaesjes hwerfan net in
minske wit oft dy wier binne) doch ik net oan mei.
De heer Tiekstra (weth.): Persoonlijk heb ik geen
enkele behoefte aan aanhouding van deze zaak om de
gelegenheid te scheppen in een volgende raadsvergade
ring opnieuw hierover te kunnen praten. Ik heb er
geen bezwaar tegen aan het verzoek te voldoen in de
zin van: Neem deze puntjes nog eens op met de Wijk
kern. Dat zou een vrij simpele afdoening zijn en daar
toe ben ik best bereid op de gebruikelijke wijze. Dat
is wat ik op dit ogenblik over deze zaak nog zou willen
7
zeggen. Ik geloof niet, dat het veel zin heeft in dat
opzicht ben ik het eigenlijk wel eens met de heer Mie
dema om deze zaak weer aan te houden. Ik heb mij
daarover niet uitgelaten omdat ik aanneem, dat dat
een procedurekwestie is waar U, mijnheer de Voorzit
ter, zich wel over zult uitlaten. U kent nu mijn stand
punt.
De Voorzitter: Ik stel toch voor het advies van B.
en W. te volgen, mede gelet ook op hetgeen Weth. Tiek
stra zojuist heeft gezegd. Ik dacht, dat het ook hele
maal in de lijn ligt van de werkwijze van het College.
Betrokkenen kunnen op een officiële mededeling die zij
na een discussie in deze Raad ontvangen, reageren.
Zouden wij een dergelijke reactie naast ons neerleggen,
dan zou er aanleiding kunnen zijn voor de Raad om
verdere stappen te ondernemen. Ik kan U echter de
verzekering geven dat is ook de strekking van de
woorden van Weth. Tiekstra dat, als de Wijkkern
op ons antwoord op hun brief reageert, die reactie
stellig alle aandacht van het College zal krijgen.
Handhaven de indieners na de mededelingen van
Weth. Tiekstra en mij hun motie?
De heer Van Haaren: Wij zijn wel bereid de motie
in te trekken op grond van de toezeggingen van de
heer Tiekstra, dat over de punten die ik naar voren
heb gebracht, opnieuw overleg plaats vindt met de
wijk. (De Voorzitter: Maar dan zal de Wijkkern die
punten ter kennis van het College moeten brengen.)
Dat zal men zeker doen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 19 (bijlage no. 259).
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: In de raadsbrief
wordt gezegd, dat de klacht gegrond is, maar er wordt
pas een oplossing in het vooruitzicht gesteld in 1973.
Ik zou er toch met klem voor willen pleiten, dat er
ergens een gaatje wordt gevonden om voor de herfst
de zaak tot een oplossing te brengen; anders moeten
deze mensen nog weer een halfjaar tot hun enkels in
het water lopen wanneer ze hun fiets achterom willen
brengen.
Mevr. Dijkstra-BethlehemMevr. Brandenburg
heeft al naar voren gebracht wat ik had willen zeggen.
De heer De Jong (weth.)Dit probleem is in de
vergadering van de Commissie voor het Woningbedrijf
van 7 juni j.l. ter sprake geweest. Wij zijn hier dus
intern mee bezig geweest.
Toen de buurtbewoners dit adres schreven, had men
inderdaad veel wateroverlast omdat men in deze stra
ten aan het herbestraten was. In die tijd is de water
overlast het grootst geweest. Intussen is de zaak on
derzocht. Gebleken is, dat in de steeg achter de wo
ningen geen riolering ligt. In de tuinen vlak achter de
woningen is wel riolering aanwezig (die riolering heeft
een diameter van 12 cm). De kolken achter de wonin
gen aan de Murkstraat worden periodiek schoonge
maakt. Het aanbrengen van kolken met afvoer naar
de straatriolering waar om gevraagd wordt kan
door het Woningbedrijf worden uitgevoerd. De kosten
hiervan dat is ook in de commissie besproken
zullen f 30.000,bedragen. Het Onderhoudsfonds heeft
echter een negatief saldo. Er is dus geen geld om deze
voorziening te financieren. Er komt dit jaar nog een
storting in het Onderhoudsfonds, maar die is niet vol
doende; met de storting van volgend jaar erbij kan het
wel. Nu is onderzocht of het i.v.m. de situatie mogelijk
is de voorziening volgend jaar aan te brengen of dat
het echt niet kan wachten. Ik heb er door de betreffende
dienst naar laten informeren. Van de dienst heb ik ver
nomen, dat, nu de herbestrating gereed is, de situatie
niet zo ernstig is, dat men niet tot volgend jaar kan
wachten. Het is echt niet zo, dat de situatie de bewo
ners zoveel overlast bezorgt, dat beslist voor de winter
voorzieningen moeten worden getroffen. De dienst is
dus van mening, dat we er best, ook in vergelijking
tot andere soortgelijke werkzaamheden, volgend jaar
mee kunnen beginnen.