10
De heer Heetla (weth.): Ik begrijp het standpunt
van mevr. Visscher wel. Maar de plannen voor dit te
huis zijn ook niet van het laatste jaar. Men is al jaren
met de plannen bezig. En twee of drie jaar geleden
spraken we heel anders over dit soort zaken dan nu.
Dit tehuis wordt beslist geen verzorgingstehuis. Het
is een vaststaand feit, dat er op het ogenblik ge
brek is aan bejaardenwoningen. De vraag ernaar is erg
groot; er zijn wachtlijsten. Ik ben het met mevr. Vis
scher eens, dat bejaarden beter op de begane grond
kunnen wonen, dan in hoogbouw, maar de situatie in
Leeuwarden is op het ogenblik zo, dat de bejaarden
erg graag in flats, m.n. in torenflats, willen wonen.
De Voorzitter: Wil Weth. De Jong misschien nog
iets zeggen over het huisvestingsprobleem?
De heer De Jong (weth.)Ik kan er nog dit aan
toevoegen. De plannen voor dit wooncentrum zijn al
vanaf 1963/1964 in discussie. Vanaf die tijd loopt er
ook een aanvraag. Aanvankelijk wilde men in Bilgaard
bouwen. Op het betreffende terrein is nu de Chr. Im-
becillenschool gevestigd. Rijkswaterstaat had bezwaar
tegen de bouw van een tehuis op die plaats, omdat het
te dicht bij de ringweg zou komen. Na veel onderhan
delingen is overeenstemming bereikt over een terrein
in het Westeinde.
In de Stichting Prot. Chr. Bejaardenverzorging wer
ken de diaconieën van de Gereformeerde en de Chr.
Gereformeerde kerken van Leeuwarden en Huizum sa
men; ik meen, dat er nog een kerkgenootschap bij
hoort. Aanvankelijk probeerde men samen te spelen
met Patrimonium. De behoefte aan een dergelijk tehuis
werd vroegtijdig gepeild en was in die kring duidelijk
aanwezig. Uit de cijfers die in de stukken genoemd
worden, blijkt m.i., dat de behoefte nog wel aanwezig
is. Het gaat hier om een grote organisatie die zelf sterk
bij de problematiek m.b.t. de bejaarden betrokken is.
Het College ziet daarom de ontwikkeling ook wel met
vertrouwen tegemoet.
De Stichting heeft gevraagd de Regeling Geldelijke
Steun Particuliere Huurwoningen op haar aanvraag
van toepassing te verklaren. Volgens deze regeling
heeft zij recht op de gevraagde garantie. Wij kunnen,
dacht ik, moeilijk anders doen dan de garantie ver
lenen.
Verder meen ik te moeten opmerken, dat de bouw
van dit tehuis m.i. een hoge urgentie heeft.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 27 (bijlage no. 255).
De Voorzitter: In de raadsbrief dient een correctie
te worden aangebracht. In de 6e regel van onderen
staat: ,,is verhoogd van 50 pet. tot 90 pet.". Dat moet
zijn: ,,is verhoogd van 50 pet. tot 80 pet.".
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 28 (bijlage no. 262).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 28a (bijlage no. 266).
De Voorzitter: Helaas moet ook in deze raadsbrief
een correctie worden aangebracht. Op de 2e pagina
vindt U een formule. Daarin wordt een bedrag van
,,f 30.000,genoemd. Dit bedrag moet zijn:
,,f 30.950,De uitkomst (f 1.045,behoeft niet te
worden gewijzigd.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
De Voorzitter: Het is ongeveer koffietijd, maar ik
wil graag de benoemingen nog even afhandelen. Ik
stel voor het als volgt te doen. Voor de pauze kan het
woord gevoerd worden over de punten 29a tot en met
29d. Dan wordt er gestemd. Na de koffiepauze maak
ik dan de uitslag van de stemming bekend.
Punt 29a (bijlage no. 242).
Hierover wordt niet het woord gevoerd.
Punt 29b (bijlage no. 247).
De heer Heidinga: Wij zouden het bijzonder op prijs
stellen, dat de heer Miedema herbenoemd wordt.
Punten 21 en 29c (bijlage no. 240).
De Voorzitter: Wij hebben straks punt 21 overge
slagen. Ik stel dit punt nu aan de orde samen met
punt 29c. Beide punten handelen over hetzelfde onder
werp; er is ook maar één bijlage. De ontwerp-verorde-
ning en de benoeming van de leden van de commissie
zijn dus nu beide aan de orde.
De heer Van Haaren: Ik heb een vraag. In bijlage
no. 240 staat op pag. 2 in de voorlaatste alinea: „Ar
tikel 1, tweede lid, van de Verordening commissies van
advies en bijstand aan burgemeester en wethouders
luidt: „Zowel raadsleden als niet-raadsleden kunnen tot
lid van een commissie worden benoemd, met dien ver
stande, dat ten minste de helft van het aantal leden
raadslid moet zijn enz."." En dan vervolgt U: „In af
wijking hiervan is bij de door ons voorgestelde samen
stelling van de commissie uitgegaan van drie raadsle
den, en zes niet-raadsleden." Nu hebben wij daar op
zichzelf geen bezwaar tegen, maar als U zegt: „In afwij
king hiervan...", betekent dat dan niet: „In strijd hier
mee..."? Als het in strijd is met het betreffende ar
tikel ik ben geen jurist dan vraag ik mij af.
of het zo wel kan. Moeten we dan niet voor deze
commissie een aparte verordening opstellen?
De heer Vellenga: Ik heb geen opmerkingen over
de afwijking die de heer Van Haaren constateerde. Ik
wil even nalopen welke namen wij moeten invullen
onder punt 29c. Het is n.l. zo, dat ik had verwacht,
dat wij dit punt na de pauze zouden behandelen en dan
had ik in de pauze even met mijn collega's-fractievoor
zitters daarover willen praten. Dat is nu niet mogelijk,
dus moeten we maar zo kandidaten noemen. Wij zou
den in ieder geval de heer Spoelstra willen aanbevelen.
Verder wachten wij dus maar af welke andere namen
worden genoemd.
De heer Heidinga: Wij zouden mevr. Visser-van den
Bos minzaam willen aanbevelen.
De heer Van Haaren: Wij zouden mevr. Dijkstra
willen aanbevelen.
De Voorzitter: Ik moet nog een vraag van de heer
Van Haaren beantwoorden. Wij hebben destijds een
basis-verordening ontworpen voor de samenstelling
van de commissies van advies en bijstand. Daarin heeft
de Raad deze formule opgenomen. Als nu in een ver
ordening bij het instellen van een commissie daarvan
niet expliciet wordt afgeweken, moeten wij die formule
toepassen. Maar Uw Raad is volledig bevoegd om in
een verordening bij het instellen van een commissie
daarvan af te wijken. Het is ook niet de eerste keer
dat dit gebeurt. Er zijn nog enkele commissies waar
bij uit praktische overwegingen van die formule is af
geweken. Maar dat moet dan in de betreffende ver
ordening expliciet zijn vermeld en door Uw Raad wor
den vastgesteld.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het concept
besluit no. 10450 over te gaan tot het instellen van de
Commissie voor de Gemeentelijke Sociale Dienst.
Punt 29d (bijlage no. 237).
De heer Vellenga: Het is misschien wat moeilijk
voor de heer Hiemstra te gaan staan en te zeggen:
Zet mij er maar in. Maar mag ik aannemen, dat hij in
alle vier commissies zitting wil nemen?
De heer Hiemstra: In principe heb ik er geen pro
blemen mee. Wanneer er tegenvoorstellen van andere
zijde zouden zijn, heb ik daar ook geen problemen mee.
ïi
De heer Vellenga: Het is natuurlijk mooi, om nooit
ergens problemen mee te hebben; de tijd zal het U wel
leren. In principe bent U dus bereid zitting in de be
treffende commissies te nemen. (De Voorzitter: Hij
moet natuurlijk ook daadwerkelijk bereid zijn
Uiteraard. (Stem: Ja, dat moet er natuurlijk wel bij.)
Ik geloof, dat het wel duidelijk is, dat de heer Hiem
stra bereid is zitting te nemen in de betreffende com
missies.
De Voorzitter: Ik verzoek U nu de stembrieven in
te vullen en in te leveren. Na de koffiepauze wordt de
uitslag van de stemming bekend gemaakt.
De Voorzitter schorst, om 21.05 uur, de vergadering.
De Voorzitter heropent, om 21.25 uur, de vergade
ring.
Punt 29a (bijlage no. 242).
Voordracht
1. de heer D. Kossen te Leeuwarden;
2. de heer G. Beszelsen te Leeuwarden.
Benoemd wordt de heer D. Kossen met 34 stemmen
(de heer G. Beszelsen 1 stem).
Punt 29b (bijlage no. 247).
vacature H. Beukema:
aanbeveling:
1. de heer H. Beukema te Wirdum;
2. de heer S. Postmus te Wirdum.
Benoemd wordt de heer H. Beukema met 34 stem
men (de heer S. Postmus 1 stem),
vacature G. L. C. Schweigmann:
aanbeveling:
1. de heer G. L. C. Schweigmann te Leeuwarden;
2. de heer P. Jongma te Leeuwarden.
Benoemd wordt de heer G. L. C. Schweigmann met
34 stemmen (de heer P. Jongma 1 stem),
vacature J. L. Janssen:
aanbeveling:
1. mevrouw G. Bakker-van Diermen te Leeuwarden;
2, mevrouw J. Straatsma-Stienstra te Leeuwarden.
Benoemd wordt mevrouw G. Bakker-van Diermen
met alg. stemmen,
vacature W. Miedema:
Benoemd wordt de heer W. Miedema met 32 stem
men (de heer S. Hiemstra 1 stem, 2 stemmen blanco).
Punt 29c (bijlage no. 240).
Benoeming leden van de Commissie voor de Ge
meentelijke Sociale Dienst.
a. 3 raadsleden:
Benoemd worden mevr. M. M. Th. Visser-van den Bos
en de heer K. Spoelstra, beiden met alg. stemmen, en
mevr. J. Dijkstra-Bethlehem met 33 stemmen (2 stem
men blanco).
b. 6 niet-raadsleden:
aanbeveling:
1.de heer O. S. J. van der Meer te Leeuwarden;
2. de heer Ir. H. Y. Boersma te Leeuwarden;
3. de heer J. P. de Hart te Leeuwarden;
4. de heer Mr. A. D. van Leeuwen te Menaldum;
5. de heer D. Minkema te Leeuwarden;
6. de heer H. Wiersma te Leeuwarden.
Benoemd worden de aanbevolenen met alg. stemmen.
Punt 29d (bijlage no. 237).
Tot lid van de Commissie voor de Ruimtelijke Orde
ning, de Commissie voor de Financiën, de Commissie
voor het Grondbedrijf en de Commissie van Advies om
trent beroepschriften ingevolge de Drank- en Horeca-
verordening wordt benoemd de heer S. Hiemstra met
32 stemmen (3 stemmen blanco).
De heren Eijgelaar en De Vries vormden het stem
bureau.
Punten 30 en 31 (bijlagen nos. 215 en 216).
De Voorzitter: Ik stel voor, dat wij de volgende be
handelingsprocedure toepassen. Ik zou beide onderwer
pen die op bepaalde punten samenhangen, in eerste
instantie tegelijk aan de orde willen stellen. Ik stel U
voor met algemene beschouwingen over de gehele
problematiek, die wij hebben aangesneden onder de
punten 30 en 31, te beginnen. Ik stel verder voor, dat
wij die algemene beschouwingen, als zich geen bijzon
derheden voordoen, in twee instanties afhandelen. En
vervolgens stel ik U voor, dat wij na die twee instan
ties balans opmaken en ons de vraag stellen, of wij
nog vanavond die onderwerpen kunnen afwerken of dat
we dat morgenavond zullen moeten doen of misschien
zelfs in een volgende vergadering. Ik zou me kunnen
indenken maar ik zou dat van de discussies willen
laten afhangen dat het voor U allen een goede
zaak zou kunnen zijn, dat datgene wat hier vanavond
wordt gezegd, ook nog eens in de fracties ter sprake
komt en dat we niet vanavond of morgenavond tot
beslissingen komen, dat we dan over drie weken de
punten weer op de agenda zetten, maar dan ook dui
delijk met de vooropgezette bedoeling, dat we, als we
niet klaar komen, een tweede avond, een speciale zit
ting houden. Want we moeten er natuurlijk wel uit.
Op twee punten is Uw Raad een standpunt gevraagd
vóór 1 september; ik geloof, dat het niet bepaald een
ramp is, ais dat enkele weken later wordt, maar het
zou, dacht ik, ook onjuist zijn tegenover diegenen, die
ons vragen hebben gesteld, als we nog langer dan drie
weken met ons antwoord zouden wachten. Maar nog
maals: ik zou met elkaar pas tot een decisie willen
komen, nadat we algemene beschouwingen in twee in
stanties hebben gehad. Daarna zou ik dus balans willen
opmaken. Kan de Raad ermee instemmen, dat we die
behandelingsprocedure volgen? Zo ja, dan open ik de
algemene beschouwingen over beide onderwerpen en
zou ik willen vragen, wie van de raadsleden zou willen
beginnen. De heer Vellenga begint; dan volgt de heer
Heidinga en ik neem aan, dat daarna alle fracties van
zich zullen doen horen.
De heer Vellenga: Misschien mag ik deze opmer
king nog vooraf maken. In onze fractie hebben wij een
taakverdeling tot stand gebracht, in die zin, dat ik
namens de fractie spreek over de onderwerpen van
agendapunt 30 en dat de heer Snel die wij in de
fractie Piet noemen, maar hier zeg ikde heer Snel
gaat spreken over agendapunt 31. We zullen maar
eens moeten kijken, wanneer zijn betoog ingelast kan
worden in Uw opzet, die overigens mijn instemming
wel kan hebben.
Ik zou willen beginnen met te constateren, dat vast
staat, dat de gemeenten in de vorm, zoals wij die nu
sinds meer dan 100 jaar kennen, in het algemeen goed
en voortreffelijk werk hebben gedaan. Maar daarnaast
staat ook vast, dat zich een aantal ontwikkelingen
hebben voorgedaan. Ik noem er een paar, waarvan ik
vind, dat ze de belangrijkste zijn. Er is opgetreden een
vermageringsproces, wat de bevoegdheden van ge
meenten betreft. Het is zo, dat de gemeenten ook zijn
betrokken bij wat men pleegt aan te duiden als grens
overschrijdende ontwikkelingen, dat er een groei van
sectoren en taken heeft plaats gevonden en nog plaats
vindt over gemeentegrenzen heen, en tenslotte, dat
wij ook dikwijls zien een tekortschieten in uitoefening
van gemeentelijke taken, vaak vanwege de financiële
positie van de gemeenten, vaak door een onmacht aan
bestuurlijk vermogen, vaak ook door een zwakte van
het ambtelijk apparaat.
Dat openbaarde zich vaak het eerst bij de kleinere
gemeenten, zonder dat dit zonder meer een wet van
Meden en Perzen behoeft te zijn. Al die factoren sa
men leidden ertoe, dat men sinds jaar en dag bezig is
met wat ik zou willen aanduiden als een heroriëntatie
van het lokale bestuur, een heroriëntatie die zich richtte
op de taakstelling t.a.v. de oude en de nieuwe taken.
Maar daarbij bleek ook, dat de bevoegdheden en de
grenzen van de gemeenten heel vaak in het geding
kwamen. Dat heeft o.m. tot twee zaken geleid, ten eer
ste, dat men vaak overging tot het opheffen of samen
voegen van gemeenten; ten tweede, dat wij zagen op
komen nieuwe vormen van samenwerking, soms in