14
Ik wilde hiermee eindigen. Wanneer wij zo de be
richten in de provinciale pers volgen, dan weten wij,
dat in ieder geval op dit moment Idaarderadeel is af
gevallen. Het zou kunnen zijn, dat we op een bepaald
moment de balans eens moeten opmaken: Hoeveel ge
meenten doen nu wel of niet mee op basis van dit con
cept, dat met zoveel woorden en artikelen achter in
„Samen op weg" is vastgelegd? Ik dacht, dat we, voor
dat we definitief beslissen, toch wel even moeten weten:
Hoeveel liefhebberij is er en met hoeveel mensen, met
hoeveel gemeenten, met hoeveel partners, gaan wij dit
avontuur beginnen? Maar, mijnheer de Voorzitter, U
hebt aan de hele teneur van mijn betoog goed kunnen
afluisteren, dat onze fractie erg positief staat t.o.v.
het lichte gewest, omdat wij positief staan t.o.v. de
gewestvorming. Die twee dingen scheiden wij niet.
Niet dat wij exact kunnen zeggen: Dit is het tempo,
niet dat wij exact kunnen zeggen: Over zoveel tijd is
dat en dat en dat verwezenlijkt. Het gaat ons om de
grote leidende gedachte en wij verpoffen het om een
scheiding te maken tussen positief of negatief denken
over gewestvorming en ook nog weer eigen gedachten
te hebben over het lichte gewest. Dat hoort bij ons bij-
elkaar. Op dat punt hebben wij dus echt geen last van
koud water-vrees. Wij zien heel nadrukkelijk, dat de
traditionele bestuursorganisatie aangepast en ver
nieuwd zal moeten worden om aan de eisen van deze
tijd te kunnen voldoen. En zij, die zeggen: Wij willen
wel vrijen met andere gemeenten, wij willen wel sa
menwerken met andere gemeenten, wij willen alles
wel doen met andere gemeenten, maar dat niet willen
regelen, dat niet een bepaalde duidelijke vorm willen
geven, die maken zich meer schuldig, naar mijn ge
voel, aan filosoferen dan aan regeren. En zij, die wèl
gewestvorming willen, maar het woord „gewest" niet
willen of niet durven noemen, lijken op kopers van
„Playboy", die om een nummer zonder naaktfoto's
vragen.
De heer Heidinga: Het is in mijn fractie precies
gelijk als in de fractie van de heer Vellenga; wij heb
ben ook punt 31 apart van punt 30 gehouden; dat zal
zo nodig behandeld worden door de heer Wiersma (die
wij in onze fractie niet Jaap noemen!) De heer Vellen
ga heeft vrijwel zuiver geredeneerd volgens het pro
gram van actie 19711975 van de A.R.P., evangeli
sche volkspartij (De heer Vellenga: Kunt U zien, dat
het een goed program was.) Dank U voor het com
pliment.
Het thans aan de orde gestelde stuk over de be
stuurlijke indeling in Friesland, alsmede het voorstel
tot het aangaan van een samenwerkingsverband, door
U betiteld als een licht gewest, vinden wij niet ge
makkelijk te beoordelen. De veelheid van problemen
en aspecten die met dit onderwerp te maken hebben,
maakt o.i. het nemen van een verantwoorde beslissing
uitermate moeilijk. Het lijkt zo te zijn, dat door de
Regering reeds als vaststaand wordt beschouwd, dat
er een vierde bestuurslaag zal moeten komen. Er is al
een Gewestwet of deze is in voorbereiding; er zijn tal
van stukken over deze zaak geproduceerd; er zijn tal
van vergaderingen gehouden. Er zijn zelfs door de Ge
deputeerde Staten van de provincies gedwongen of
vrijwillig concepten gemaakt van gewestelijke in
delingen. Er reizen Kamerleden het hele land af, die
zeggen: Die wet komt er toch, dus stellen jullie je
daar nu maar op in; het lijkt mij haast een zekere
vorm van intimidatie worden. Dat gaat allemaal over
ons, doch zonder ons. Ik bedoel met „ons" dan de ge
meenteraden, maar ook heel in het bijzonder de ge
wone burger. Die heeft er, naar het lijkt, geen ver
moeden van wat er allemaal over hem en zijn levens
verbanden wordt bekokstoofd en beslist. Het zou wel
eens kunnen zijn, dat deze hele zaak ten nauwste ver
band houdt met de autonomie van de gemeenten, ook
met de plaats van het Provinciaal Bestuur, ook met
de toekomst van Friesland, niet alleen als provincie,
doch ook met het Friese taal- en cultuurgebied, zoals
het zich eeuwen in de Nederlandse staat heeft ge
handhaafd. Deze hele zaak is, vooral in haar gevolgen,
niet te overzien. De gemeentelijke autonomie wordt
zeker sterk beknot; dat kan niet missen. Aan de con
sequenties op langere termijn wordt in het geheel
geen aandacht geschonken. De heer Vellenga gebruik
te hier de woorden: Laten we dat avontuur maar be
ginnen; we zullen wel zien wat ervan komt. Ja, net
als met de Mammoetwet, zegt mijn geachte medelid
de heer Rijpma. De afstand tussen bestuurder en be
stuurde wordt steeds groter en dit bergt op den duur,
dachten wij, een reeks conflicten in zich. We kunnen
in een betrekkelijk kleine gemeenschap, zoals Leeu
warden toch nog is, vaak reeds moeilijk aan de bur
gerij duidelijk maken, waarom dit zo en dat juist weer
heel anders moet. En wat moet er dan wel van een
vierde bestuurslaag in dit opzicht terecht komen,
waarbij de afstand nog weer groter is en het betrok
ken zijn van de burger bij de zaken nog weer veel
moeilijker wordt? En hierover wordt nu van ons een
uitspraak gevraagd. We kunnen de consequenties be
slist niet overzien. Wij weten niet, hoe en door wie
het betaald moet worden, wij weten niet, welke plaats
de provincie uiteindelijk zal overhouden. Naar verluidt,
heeft de Regering het voornemen met deze zaak in
Friesland van start te gaan. Hoe krijgen ze het in
vredesnaam in hun hoofd? Zo er al behoefte aan ge
westvorming is, dan lijkt het er veel op, dat het in
Friesland zeker in de laatste plaats nodig is. Ze den
ken in Den Haag misschien, dat de Friezen dat wel
weer als schapen over zich zullen laten komen, maar
ik hoop van harte, dat de Regering in dezen dan eens
bij de Friezen goed van de koude kermis thuis komt.
(De hear Singelsma: Kom mar by üs.) Er gaan im
mers ook reeds stemmen op en er worden suggesties
gedaan om te komen tot één noordelijke provincie, die
het territoir van Friesland, Groningen en Drente zou
moeten beslaan, uiteraard met de hoofdstad Gronin
gen. Nou, ik moet er niet aan denken, wat dat voor
Friesland zou betekenen! Bovendien, zijn de ervarin
gen met gewesten of met instellingen die daarmee ver
gelijkbaar zijn, nu zo gunstig? Helemaal niet. Als ik
goed ben ingelicht, spelen deze zaken ook in andere
landen reeds tal van jaren. In Frankrijk bijv. is deze
vierde bestuurslaag reeds een groot aantal jaren in
gebruik en, naar het schijnt, niet tot voldoening van
de bevolking. Integendeel. Er schijnen zich vele con
flicten voor te doen tussen bestuurders en bestuurden,
waardoor er zeer onbehaaglijke situaties ontstaan. (De
heer B. P. van der Veen: Dat geldt voor alle vier be
stuurslagen!) Om dichter bij huis te blijven: Is er
enig succes waar te nemen bij de werking van de
Rijnmondraad Het tegendeel is het geval. Tot nu
toe kan die zijn plaats niet vinden en het loopt allemaal
even stroef en geforceerd. Er schijnen heel wat con
troversen te zijn tussen de Rijnmondraad en de ge
meenten. Al het voorgaande wijst beslist niet in de
richting van gewestvorming en het kan ons voorshands
ook beslist niet leiden tot de uitspraak, dat in Fries
land, in de omgeving van Leeuwarden, in Leeuwarden,
behoefte is aan een gewest. En als we dit zo stellen,
dan zijn we direct verschoond van het beantwoorden
van al de volgende vragen. Als we de eerste vraag: „Is
er in Uw omgeving behoefte aan een gewest?" beant
woorden met „neen", dan kunnen we de vragen 2, 3,
4 en 5 gewoon laten liggen, hebben we niets mee te
maken. En in de tweede plaats vragen B. en W. van
de Gemeenteraad een uitspraak over het aangaan van
een intergemeentelijke regeling, of, zoals zij het noe
men, de vorming van een licht gewest. Zij gaan hier
bij van een veronderstelling uit, n.l., dat gewestvor
ming noodzakelijk en onontkoombaar is. En op deze
hypothese stoelt hun betoog verder vrijwel geheel. Wij
betreuren dit bijzonder, omdat hierdoor al direct be
gripsverwarring ontstaat en weerstanden worden op
geroepen. Zij beginnen met te zeggen: „Het vormen
van eenheden van lokaal bestuur op gewestelijke schaal
wordt algemeen als noodzakelijk aangemerkt." Maar
dit is niets meer of minder dan een kreet! Het is ner
gens op gebaseerd. En U brengt er geen enkel bewijs
voor aan. Deze zelfde manier van benadering treffen
we ook aan in het rapport „Samen op weg". Als voor
beeld wijs ik op wat staat op blz. 10 van dat rapport,
waar het gaat over de woningbouw: „Een ontwikke
ling in de richting van grotere centra is te verwach
ten. Dit is gebaseerd op het feit, dat door de voort
gaande industrialisering in de bouw het noodzakelijk
zal worden, dat de woningbouw in enkele plaatsen zal
moeten worden geconcentreerd." Je moet maar dur
ven! „Bovendien vraagt het treffen van verschillende
15
sociaal-culturele voorzieningen grotere eenheden dan
thans veelal op het platteland aanwezig zijn. Door het
bouwen in grotere eenheden volgens bepaalde indus
triële technieken bestaat de mogelijkheid om nog te
gen acceptabele prijzen te kunnen blijven werken. En
naar aanleiding hiervan dient het beleid van het sa
menwerkingsorgaan erop gericht te zijn, dat er in de
regio Leeuwarden een constante bouwstroom in stand
wordt gehouden. Alleen op deze wijze zal het in de
toekomst mogelijk zijn om de bouw van enkele wonin
gen in de kleinere kernen toch te kunnen realiseren
door deze te koppelen aan grotere projecten die elders
in het gebied worden gebouwd. In het begin van dit
hoofdstuk is reeds opgemerkt, dat het realiseren van
aantallen woningen alleen niet voldoende is, maar dat
tevens gelet moet worden op de differentiatie in wo
ningtype, woninggrootte, terwijl ook de woonomgeving
aandacht verdient. Hieromtrent is een geformaliseerd
overleg van de partners dringend gewenst. Getracht
moet worden om de bouwstroom zodanig te stroom
lijnen, dat eentonigheid van de woningbouw" Ja,
je moet maar durven! „per kern zoveel mogelijk
wordt vermeden." Ja, ja! Nou, dit zijn allemaal alge
mene kreten, die helemaal niet bewezen kunnen wor
den. Ik zou zeggen: Integendeel! Het kon wel eens
precies andersom zijn! We zien toch, dat in de gemeen
ten rondom Leeuwarden goedkoper gebouwd wordt dan
in Leeuwarden, dat de woningen zowel als de woon
omgeving voor de burgerij veel meer acceptabel zijn
dan in de stad, dat de eentonigheid in de stad afschrik
wekkende vormen bereikt. Wat koop je er nu voor om
dergelijke kreten in zo'n rapport te zetten? Dat is mij
volkomen onduidelijk. Overigens je moet eerlijk
blijven zijn ook wij van mening, dat sommige oor
spronkelijk door de gemeente te behartigen belangen
thans over de gemeentegrenzen heen reiken. Maar dan
vragen we weer: Is het een nadeel, dat ieder gemeen
tebestuur de ontwikkeling op eigen wijze blijft bena
deren en zich bijzonder moeilijk laat inpassen in een
algemeen schabloon? Wij zouden dit zonder meer niet
durven beamen. Er zijn veel zaken in de samenleving,
waarin juist de verscheidenheid van inzicht leidt tot
zeer aanvaardbare uitkomsten, die toch veel van elkaar
verschillen. Dat is juist het verrassende element in de
menselijke samenleving. Wel zijn ook wij van mening,
dat coördinatie van- en overleg over bepaalde taken
op intergemeentelijk niveau zeer zeker van belang is,
maar we moeten ons daarbij wel goed realiseren, dat
juist in onze gemeente de behoefte daaraan niet of in
elk geval in slechts geringe mate aanwezig is. En dat
moet, dachten wij, ons leiden tot bijzondere voorzich
tigheid op dit gebied. Dan zegt men: „De leefbaarheid
op het platteland is hier in het geding." Nou, ja, ak
koord; het zal wel zo wezen. Maar wij zullen toch wel
bijzonder voorzichtig moeten zijn, als wij ons op de
borst slaan en zeggen: Kom maar in ons huisje! En:
Wij zullen jullie wel helpen! Leeuwarden moet immers
net als alle andere gemeenten zijn financiële huishou
ding draaiende houden door uitkeringen uit het Ge
meentefonds. En deze uitkeringen zijn voor het groot
ste deel gebaseerd op het aantal inwoners. Leeuwarden
gaat achteruit in inwonertal. Ergo: dalende uitkeringen
uit het Gemeentefonds. De mensen vestigen zich in de
dorpen rond Leeuwarden en zijn voor hun werk en
haast alle voorzieningen aangewezen op Leeuwarden.
En bovendien brengen deze z.g. forensen zware belas
ting van de verkeersvoorzieningen in en rond de stad
te weeg. Al met al moet Leeuwarden dus reeds thans
vele uitgaven doen ten behoeve van de bewoners van
andere gemeenten. En door deze zelfde mensen derven
wij veel inkomsten. Zijn we nu eigenlijk niet te goed
en dus buurmans gek als we nu besluiten nog
veel meer verplichtingen aan te gaan ten behoeve van
deze mensen? Als we dit allemaal in aanmerking ne
men, dan moeten we er erg voor oppassen, dat al dat
overleg en wat daarmee annex is beslist niet een te
zwaar accent krijgt.
Uit het voorgaande is al duidelijk geworden, dat ook
het voorstel tot het aangaan van een z.g. lichte gewest
regeling ons in de vorm, waarin die hier voor ons ligt,
moeilijk aanvaardbaar voorkomt. Er zou ten eerste
zorgvuldig moeten worden vermeden, dat deze regeling
tendeert naar de instelling van een gewest. Als naam
zou beslist niet moeten worden gekozen „gewest",
„licht gewest", beslist niet. „Samenwerkingsverband"
of „samenwerkingsorgaan" zou nog gaan. Al de be
namingen in alle artikelen, waarin „gewest" voor
komt, zouden moeten worden veranderd. Geen „ge
westraad", geen „gewestvoorzitter", geen „gewestsecre
taris", niets meer of minder dan een samenwerkings
orgaan. In het reglement zou voorts duidelijk de be
voegdheid van de gemeenteraden gehandhaafd moeten
worden. Zie bijv. maar eens naar art. 31. Voorts zou
o.i. de financiële regeling, die eigenlijk een omslag
per inwoner behelst, drastisch moeten worden herzien.
Het is gewoon te gek, dat wij 90.000 maal een bedrag
betalen voor voorzieningen ten behoeve van anderen,
terwijl wij part noch deel hebben aan het veroorzaken
van dit kostenpakket, doch wel juist hierdoor
een inkomstenvermindering moeten accepteren. Als het
geheel op de door mij geschetste manier „aangekleed"
misschien zegt een ander liever „uitgekleed" zou
worden, zou er misschien een basis zijn om deze re
geling aan te gaan, waarbij er, dachten wij, zorgvuldig
voor moet worden gewaakt, dat de bevolking in alle
openheid en openbaarheid kan meeleven en meedenken
met dit stuk beleid. U zult wel denken, mijnheer de
Voorzitter: de C.C.P.-fractie stelt zich tegenover al
deze aan de orde zijnde problemen nogal negatief op.
Het zou zo kunnen lijken, maar wij dachten dat dit
toch niet zo was. Wij zien op dit gebied bijzonder veel
voetangels en klemmen liggen, zoals ik reeds heb uit
eengezet: t.a.v. de gemeentelijke autonomie, de betrok
kenheid van de bevolking bij het bestuur, de financiële
consequenties. Wij staan zeer gereserveerd tegenover
de gehele gewestvorming en wij zouden het een bij
zonder kwalijke zaak vinden, als die van hogerhand
zou worden opgelegd. Maar om niet in het nega
tieve te blijven er lijkt ons een veel betere oplossing
voorhanden te zijn. En dat is een gemeentelijke her
indeling, want hierbij dat kan tenminste wordt
duidelijk aan de bevolking medegedeeld, hoe de stuk
ken erbij liggen, in tegenstelling tot de gewestvorming.
Door deze laatste n.l. ontstaat een bestuurslaag, die
in nevelen gehuld is. Geen mens kan zien, wat er zich
in die nevelen afspeelt. Het zou een vrijerij kunnen
zijn, maar het zou ook even goed een onderdrukking
van minderheden kunnen worden. En bij gemeentelijke
herindeling is niets in nevelen gehuld, spreekt het volk
in alles mee. Ik durf nu bijv. rustig te stellen, dat het
Groene Ster-gebied tot het territoir van Leeuwarden
behoort. De ontwikkeling van de dingen brengt dat
mee. Dat is een heel duidelijke zaak. Wij zouden daar
om veel meer gevoelen voor een gemeentelijke her
indeling dan dat wij meewerken aan de instelling van
gewesten.
In eerste instantie zou ik willen eindigen met een
parallel te trekken aan de hand van de geschiedenis
van de laatste twintig jaar. En dan bedoel ik speciaal
de instelling van de schappen. We hebben gelukkig
nooit een bouwschap gekregen; daar hebben de aan
nemersbonden zich altijd zo verschrikkelijk tegen ver
zet, dat de Regering het niet aandurfde. Maar we heb
ben een hele massa schappen of als men wil
publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties, kortweg ge
noemd p.b.o.'s. Die zijn destijds van hogerhand opge
legd, maar hebben nooit geworteld in de volksovertui
ging en wat daaruit allemaal is voortgekomen, dat
weten we wel. (Stem: Koekoek!) (De hear Singelsma:
P.b.o.'s binne fascistyske ynstellings.) Hier geldt,
dacht ik: Een schip op het strand is een baken in zee.
De heer Bouma heeft inmiddels de vergadering ver
laten.
De heer B. P. van der Veen: Ik moet U zeggen,
dat ik niet van plan ben zo'n indrukwekkend verhaal
af te steken als mijn beide voorgangers gedaan heb
ben. Ik doe het eigenlijk met wat aarzeling; ik zie het
niet allemaal zo en ik vraag mij af, of ik langzamer
hand niet met een gebrek aan fantasie te kampen heb,
waardoor het me niet allemaal duidelijk is wat de
noodzaak is van deze gewestvorming. Ik heb eigenlijk
niets concreets gehoord. De dingen groeien buiten de
grenzen van de gemeenten uit; dat is, dacht ik, duide
lijk en dat is ook wel door verschillende mensen ge
zegd. Maar wat voor dingen zijn dat dan precies? En
hoe wordt het anders, als we tussen de provincie en de