17 16 gemeente iets nieuws in schuiven, dat we gewest zou den noemen? Ik heb getracht omdat B. en W. ter zake verwijzen naar het rapport „Stad en regio" iets te zien van die indrukwekkende verwevenheid en die ingrijpende effecten die allemaal noodzaak zouden zijn om tot een nieuwe bestuurlijke indeling te komen. En ik kan dat niet vinden. Ik heb het niet gezien. Ik zie wel woorden, wel abstracties, maar ik zie geen concrete dingen, die aantonen, dat het moet gebeuren. Planologie is nog het duidelijkst. Overal waar grenzen zijn en een grens is natuurlijk per definitie een willekeurige streep ergens op de kaart krijg je pla nologische vraagstukken die opgelost moeten worden door de bevoegde bestuurlijke eenheden aan beide kan ten van die grenzen; dat is bij gemeenten zo en dat zal straks bij gewesten ook zo zijn; dat geldt ook tussen provincies. En ik zie niet in, dat dat aanleiding moet zijn om er nog weer een laag tussen te schuiven. Het zelfde geldt ook voor de woningbouw en de recreatie om in de volgorde van de heer Vellenga te blijven: de eerste streep de werkgelegenheid, het pendelen, de migratie. Wordt het verschijnsel, dat jaar en dag lieden ergens vandaan laten we zeggen uit Zwaag- westeinde gaan pendelen naar Leeuwarden om te werken, nu anders, wanneer die twee plaatsen niet meer in verschillende gemeenten, maar samen in het zelfde gewest liggen? Ik zie niet, dat dat enig ver schil maakt. Ik zie het niet. Zo gaat het ook met het vervoer. Ik zie niet in, dat het openbaar vervoer an ders zou gaan functioneren, wanneer er een gewest tussen geschoven wordt. Ik zie het eenvoudig niet. Ik zie het ook niet op het gebied van onderwijs, zieken huizen enz. Ik zie niet in, dat het tot stand brengen van gewesten in Friesland veranderingen zou ce weeg brengen omtrent de onderwijsvoorzieningen die we er gens zouden plannen (dat doen we toch wel). Ik zie het probleem wel mèt de heer Heidinga, als hij zegt: Wij als centrum van de provincie, van een groot deel van de provincie, treffen nogal wat voorzieningen, waar niet-gemeentenaren baat bij hebben, zonder dat ze er ook financieel bij betrokken zijn. Ik zie dus niet, hoe die gewesten, op welke wijze ze dan ook in elkaar getimmerd worden, in Friesland ik heb het alleen maar voor Friesland te bekijken enig probleem oplossen. Dat mag dan een gebrek aan fantasie van mij zijn, maar dat is mij niet duidelijk gemaakt en het wordt mij ook niet duidelijk gemaakt, wanneer ik niet zeer concreet voorbeelden krijg, die tonen dat gewestvorming wel van belang zou zijn op bepaalde punten. Dan de betrokkenheid van de burgerij bij iets nieuws tussen de gemeente en de provincie in. Waarom de bur gerij wel betrokken zou zijn bij de gemeente en niet bij de provincie, is mij niet helemaal duidelijk. Ik meen begrepen te hebben, dat de heer Vellenga het gewest het uiterste vond van de omvang van het apparaat waar de burgerij dan bij betrokken zou kunnen zijn. Ze moet natuurlijk zelf wel de vertegenwoordigers kiezen, maar dan nog: de afstand die op het ogenblik groeiende is tussen de burgerij en het bestuur, ligt, dacht ik, meer in de omvang en het door de omvang onbegrijpelijk worden van de bestuurstaak dan in de grootte van het bestuurlijke lichaam. Ik zie die betrokkenheid wel als een noodzaak, maar ik zie niet, dat die betrokkenheid, wanneer we gewesten zouden vormen, met een redelijke kans op succes binnen enige tijd te verkrijgen zou zijn. Nu de kosten. Ik weet wel, dat van de kant van de P.v.d.A. het kostenvraagstuk nooit het zwaarste weegt, maar het geld zal toch ergens vandaan moeten komen en ik vind, dat ons bestuur in de drie bestaande lagen al buitengewoon veel kosten meebrengt. Ik geloof, dat wij in Nederland tot de zwaarst belaste burgerij be horen die er ter wereld te vinden is. Er zal, dacht ik, niet een nieuwe bron aangeboord kunnen worden. Er zal dus voor de financiering geput moeten worden uit de middelen die nu voor de andere drie lagen beschik baar zijn. En wie moet dan een veer laten? Ik weet dat niet, ik zie dat niet. Ik zie alleen maar, dat een vierde bestuurslaag meer kosten, extra kosten mee zal brengen, ook extra werk mee zal brengen, dat, dacht ik, op het ogenblik net zo goed kan gebeuren öf door de gemeente öf door de provincie. De kosten moeten, zoals ik zei, geput worden uit dezelfde zak, die nu ook ter beschikking staat. Ik vind dat een somber perspec tief. Zoals de kaarten op het ogenblik liggen, dacht ik, dat wij op de vragen, die ons van provinciewege ge steld zijn, ontkennend moesten antwoorden. De heer Van Haaren: Ik moet beginnen met te er kennen, dat mijn fractie en onze stuurgroep de groot ste moeite hebben gehad met de bestudering van de stukken inzake de provinciale structuurschets en de gemeenschappelijke regeling met betrekking tot een te vormen gewest. We zijn er trouwens niet uit ge komen, hetgeen zou kunnen liggen aan onze beperkt heid. Het zou mij echter niet verwonderen, dat meer raadsleden er niet in geslaagd zijn zich een goed ge fundeerd eigen oordeel te vormen en uit de woorden van de heren Heidinga en Van der Veen begrijp ik, dat zij ook vaak niet helemaal alle consequenties kun nen overzien. Mijn fractie heeft wel begrip voor de wenselijkheid van schaalvergroting ten aanzien van een aantal ta ken, die de gemeentelijke diensten niet of nauwelijks zelfstandig kunnen vervullen, maar dient de oplossing van dit soort problemen nu per se gewestvorming te zijn Werken de gemeenschappelijke regelingen die wij hebben, nu inderdaad zo slecht, als B. en W. bij de beantwoording van vraag l suggereren Waarom wordt er dan bij punt 31 van de agenda weer een nieu we gemeenschappelijke regeling voorgesteld? B. en W. constateren in de raadsbrief, dat met de gemeenschappelijke regelingen aan de openbaarheid van het bestuur afbreuk wordt gedaan, maar dat vin den wij een lachertje voor een gemeenteraad als deze, waar men, afgezien van de verkiezingspropaganda, als de dood is voor werkelijke openheid en inspraak en men commissies achter gesloten deuren laat werken aan de totstandkoming van het beleid. Daarbij komt, dat ik nergens in de stukken heb kunnen vinden, dat de behartiging van gewestelijke taken in alle openheid moet worden verricht. Dat zou toch voor ons een minimum eis zijn voor deelname aan gewestvorming, een absolute voorwaarde om te trachten de burgers bij het bestuur te betrekken. Dat het bij de plannen die voor ons liggen, niet altijd even democratisch toe gaat, blijkt om een voorbeeld te noemen uit het feit, dat de Burgemeester van Leeuwarden zonder meer als voorzitter van de regionale raad wordt aangewe zen en deze raad niet zelf een voorzitter kiest. Er zijn al met al volgens ons nog veel meer vraag tekens te plaatsen achter de noodzaak voor de tot standkoming van gewesten. Voorts zijn wij van oor deel, dat verschillende problemen die een aantal ge meenten gezamenlijk hebben, tot een oplossing zouden kunnen worden gebracht door een betere toerusting van de gemeenten (o.a. financieel, door het Rijk), her indeling van de gemeenten de heer Heidinga heeft er ook al voor gepleit en ik onderschrijf volledig wat hij hierover gezegd heeft gezamenlijke regelingen, die doorzichtiger en democratischer zouden kunnen worden opgezet en het toevertrouwen van een aantal taken, bijv. op het gebied van de ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, milieubescherming, cultuur, openbaar vervoer, maatschappelijk werk, arbeidsvoorziening, ge zondheidszorg en recreatie, aan de provincie, die daar voor door het Rijk en de gemeenten gedelegeerde be voegdheden plus de nodige financiën krijgt. Voor ons is het verder ook nog lang niet duidelijk, welk standpunt de grote landelijke politieke partijen t.a.v. de gewestvorming innemen. De beslissing over gewestvorming zal worden genomen in het Parlement en niet hier. Als er in de volksvertegenwoordiging een meerderheid is voor de nieuwe wet, zullen de gemeenten de gewestvorming opgelegd krijgen, of we dat nu ieuk vinden of niet. Ons raadslid Vellenga heeft al uit de doeken gedaan, hoe een aantal zaken in het Parlement liggen, maar voor mij staat toch wel vast, dat het nog wel heel lang zal duren, eer er een beslissing valt en er zal aan het wetsontwerp nog heel wat gesleuteld worden, alvorens het in de Kamer een meerderheid haalt. We weten nog helemaal niet, waar we aan toe zijn. Nu is de kwestie van de gewestvorming al een hele tijd actueel, al beweren boze tongen, dat dit alle maal slechts een hobby van enkele burgemeesters is. Hoe dan ook, sinds 1967 praten de burgemeesters in friesland hier al over, terwijl ook verschillende colle ges van B. en W. aan het overleg hebben deelgenomen. Het is een zinnige zaak, dat nu eindelijk de gemeente raden eens mogen meepraten, al komt dit gepraat, wat betreft de gewestvorming, slechts neer op een soort opiniepeiling. Wij vinden het echter niet zinnig, dat u-ij nu plotseling vóór 1 september de vragen van de Provincie moeten beantwoorden. Met deze procedure wordt de zaak er door gedrukt, op een wijze, die wij niet aanvaardbaar achten. Gelet op de moeilijkheid van de materie en ook op eventuele consequenties van te nemen beslissingen, hadden wij graag gezien, dat eerst eens bijv. een hoorzitting zou zijn gehouden, waar des kundige toelichting had kunnen worden gegeven en de burgerij had kunnen meepraten. Wij zouden daarna binnen onze fracties en met onze achterban de hele zaak nog eens goed hebben kunnen doornemen. Op die manier zouden wij beter beslagen ten ijs komen en meer verantwoord t.a.v. onze kiezers een beslissing kunnen nemen. Wij begrijpen echt niet, waarom deze zaak er vóór 1 september doorgejakkerd moet worden, zonder dat er inspraak vanaf de basis mogelijk is. Een andere zaak die niet duidelijk is, is de begrenzing van de lichte gewesten. Eén gewest Friesland moeten wij direct maar vergeten. Voor mij is dan helemaal riet meer duidelijk, waarom bepaalde intergemeentelijke ta ken niet eenvoudigweg aan het Provinciaal Bestuur van Friesland kunnen worden opgedragen. Verder kan ik de bezwaren van Vellenga t.a.v. één gewest Fries land volledig onderschrijven. In de verschillende gemeenten is men trouwens ook niet zo gelukkig met de gekozen indeling. Als ik de krant goed heb gelezen, moet bijv. Tietjerksteradeel ons niet zo erg en zijn er daar lieden, die onze goede burgemeester vol angst beleven als een soort Big Brother uit het boek van Orwell. Een volgende onduidelijkheid betreft de taken, die een gewest zou moeten uitvoeren. Welke taak ligt nu op het terrein van het gewestelijk bestuur? En hoe kwam men tot die taakstelling? Alvorens zinvol te kunnen praten over gewestvorming, zouden wij toch heel goed moeten weten, hoe de taakverdeling er pre cies uit zal zien en wat de consequenties hiervan zijn voor het rijk, de provincie en de betrokken gemeenten. Vellenga heeft ook al gewezen op de dwingende nood zaak van een heel duidelijke taakstelling. Een ander punt dat wij niet kunnen overzien, is de vraag naar de consequenties op bestuurlijk gebied. Een gewest zal hoe men het ook wendt of keert - een vierde bestuurslaag worden. En wij vrezen, dat het een erg bureaucratische, dure bestuurslaag gaat wor den, die de afstand tussen de burgers en het bestuur nog groter zal maken, dan deze nu al is. Ik heb al gezegd, dat ik nog moet zien, of alle bovengemeente- Ipe zaken in alle openbaarheid zullen worden behan deld. Discussie over openbaarheid n.a.v. de gewestvor ming juichen wij wel toe, omdat het ons kan aanspo ren hier in onze gemeente zelf eens meer werk te gaan maken van de openbaarheid, terwijl gedachten over schaalvergroting ons ook aan het denken kunnen zet ten over andere vormen van delegatie van bevoegd heden, bijv. aan wijkraden. Ik heb getracht duidelijk te maken, dat wij erkennen, dat wij deze materie niet kunnen overzien; dat wij ons afvragen, of gewestvorming nu wel wenselijk en nood zakelijk is; dat wij niet weten, of de wet op de gewest vorming er zal komen en, als deze er zal komen, hoe ze er dan uit zal zien; dat wij vraagtekens zetten ach ter de samenstelling van de verschillende gewesten; dat wij niet zien, welke instanties welke zaken gaan behandelen, terwijl wij ook de bestuurlijke consequen ties van gewestvorming niet kunnen overzien. Dat er wat moet gebeuren, is duidelijk, doch men kan een aan tal problemen oplossen door zelf meer open te worden, de gemeentelijke herindeling nog eens goed te bekijken, gemeenschappelijke regelingen te verbeteren of de Pro vincie te belasten met sommige bovengemeentelijke ta ken. Gezien het feit, dat wij er niet uit zijn gekomen en niet akkoord gaan met de procedure van het erdoor jagen, zouden wij willen adviseren de Provincie te be richten, dat de Raad in dit stadium nog niet in staat is de gestelde vragen met kennis van zaken en in overleg met de burgerij te beantwoorden. Mocht U van een dergelijk uitstel en een daarop volgende te orga niseren openbare hearing niet willen weten, dan moet ik U zeggen, dat wij ons niet in staat achten op de vragen van de Provincie een verantwoord, duidelijk ant woord te geven. Noodgedwongen kunnen wij dan op de eerste vraag alleen maar „neen" zeggen, waarop de heer Heidinga heeft het al gezegd alle andere volgende vragen overbodig worden. Dit het voorgaande blijkt ook wel, dat wij moeilijk een principe-uitspraak kunnen doen t.a.v. een soort ex- perimenteer-gewestje in de vorm van de voorgestelde gemeenschappelijke regeling. Wij krijgen uit de pers verslagen trouwens de indruk, dat men in de betrok ken gemeenten niet veel enthousiasme kan opbrengen voor dat tijdelijke, lichte gewest, dat als voorloper moet dienen voor de latere definitieve gewestvorming. Mevr. Djjkstra-BethlehemTen aanzien van het voorstel over de structuurschets en een eventueel te vormen gewest zou ik in de eerste plaats willen op merken het een onwaarschijnlijke zaak te vinden, dat in een zo korte periode van de gemeenteraadsleden ver wacht wordt zich in feite uit te spreken voor wel of niet gewestvorming". Immers, het is nog niet zo lang geleden, dat door Gedeputeerde Staten in een zitting van de Provinciale Staten verklaard is, dat er bij hen nog weinig of niets bekend was over de vraagstukken rondom gewestvorming. Natuurlijk is het bekend, dat er al door het Kabinet-De Jong een ontwerp-wet ge westvorming is klaargestoomd, die een aanvulling zou moeten zijn op de Nota Bestuurlijke Organisatie, maar- ik ben ervan overtuigd, dat ook deze bewindslieden en het hun ter beschikking staande apparaat reeds jaren aan de ontwerp-wet hebben gedokterd. Dat dit wets ontwerp gewestvorming nog niet de Kamer is gepas seerd en als wet te voorschijn is gekomen, vindt vol gens mij zijn oorzaak in de ver uiteenlopende stromin gen ten aanzien van dit wetsontwerp in de politieke partijen. Nu er via het voorstel van B. en W. een eventueel oordeel over gewestvorming zou moeten worden ge vormd, zou ik een enkele opmerking willen maken over een paar punten, welke in het wetsontwerp naar voren komen en waarmee we volgens mij bij een eventuele beoordeling rekening moeten houden. O.a. de volgende punten zijn hierbij van belang: le. De Regering kan gemeenten verplichten tot gewestvorming over te gaan, evenals ze regelingen aan gewesten kan opleggen. 2e Het gewest kan bindende richtlijnen en aanwijzingen aan een gemeentebestuur geven. 3e. Gemeentebesturen zijn verplicht mee te werken aan de uitvoering van door het gewest vastgestelde verordeningen en 4e. De financiën voor het gewest komen uit eigen belas tingen en bijdragen van deelnemende gemeenten, die daarvoor een compensatie uit het Gemeentefonds ont vangen. Dat voor wat de ontwerp-wet van de Regering betreft. En het staat voor mij vast, dat als gevolg van eventuele gewestvorming er verdere uitholling van de gemeenten zal plaats vinden. De laatste jaren is dit m vrij grote mate reeds geschied door algemene maat regelen van bestuur of provinciale verordeningen. En de weinige bevoegdheden, welke de gemeenten nu nog resten, dreigen met gewestvorming verloren te gaan, wat en dat laai} de praktijk nu ook zien de animo van vele gemeenten om deel te nemen aan gewestvor ming niet zal bevorderen. Het is nu reeds bekend we hebben het in de dagbladen kunnen lezen dat, om maar een paar gemeenten te noemen, gemeenten, zoals Lemsterland, Sncek, Heerenveen, Opsterland, Smallingerland, Oost- en Weststellingwerf, Wonseradeel en Harlingen, op dit ogenblik gewestvorming afwijzen. Ik zou verder nog iets willen zeggen over de voor loper van deze gewestvorming, weike er in ieder geval niet los van te zien is: de gemeentelijke herindeling. Ook hier hetzelfde beleid. Van 11 september 1967 tot 15 augustus 1969 dus twee jaar van zwoegen en zweten is de studiecommissie bezig geweest en na dien met een rapport van 47 bladzijden gekomen. Wat in dit preadvies niet wordt genoemd, is, dat ook hier van praktisch de meeste gemeenten in feite niets wilden horen en er dan ook in die zin op hebben gereageerd bij G.S. Nadien hebben we hier in de Raad het voorstel gehad voor een eigen onderzoek, waarbij bleek, dat G.S. hier niets van wilden weten en subsidie weigerden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 9