Ik attendeer er op, dat daar twee grote bedragen bij
zijn, die betrekking hebben op een woningbouwstich-
ting; de afwikkeling daarvan kan gevoeglijk tegemoet
worden gezien. De invordering van de betreffende post
is in behandeling bij de afdeling Kabinet en Algemene
Zaken omdat dat de instantie is die tenslotte in juri
dische zin, als invordering door de Dienst geen resul
taat heeft gehad, tot invordering resp. afwikkeling van
deze post moet komen, hetzij door de invordering door te
spelen naar de rechter, hetzij door een andere beslis
sing voor te bereiden. Ik vertrouw, dat deze informatie
voorshands voldoende is. De Raad kan ervan verzekerd
zijn, dat wij trachten het geld, dat ons toekomt, ook
binnen te krijgen.
De rapporten worden voor kennisgeving aangenomen.
Sub F.
De verzoeken onder F1 t.e.m. 4 worden in handen
van B. en W. gesteld om preadvies.
De mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub G.
De heer Van Haaren: De bewoners van de Verzet-
straat vragen ten spoedigste maatregelen. Ik zou met
klem willen onderschrijven, dat hier spoed moet wor
den betracht omdat de situatie die met betrekking tot
het kruispunt Verzetstraat-Azaleastraat is ontstaan,
uitermate gevaarlijk is.
Bij de antwoorden in het Verslag van de Commissie
van Rapporteurs is vermeld, dat het kruispunt Damme-
laan-Wollegaast is opgenomen in de le urgentie-klasse.
Ik wilde vragen: Heeft de kruising die hier aan de
orde is, ook een dergelijke urgentie gekregen? (De
Voorzitter: U loopt dus alvast vooruit op de begro
tingszitting?) Och ja. (De Voorzitter: Ter wille van
de tijd lijkt het mij niet zo zinvol deze zaak tweemaal
te behandelen.) Ik vraag gewoon, of wat in de ant
woorden staat, ook van toepassing is ten aanzien van
deze concrete situatie.
De heer Tiekstra (weth.): Ik kan op de vraag van
de heer Van Haaren eenvoudig antwoorden, dat deze
concrete situatie niet in dezelfde urgentie-klasse staat
als het punt dat de heer Van Haaren noemde. Wij kun
nen daar bij de begrotingsbehandeling rustig op terug
komen.
Voor deze kruising is, in het kader van de oplos
sing met betrekking tot het Vrijheidsplein, een an
dere voorziening in overweging, een ongelijkvloerse
voorziening.
Het adres wordt in handen van B. en W. gesteld
om preadvies.
Punten 3 t.e.m. 8 (bijlagen nos. 327, 321, 320, 312, 313
en 311).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 9 (bijlage no. 332).
De heer Knol: Wij zijn verheugd, dat met deze
voorstellen (onder 9 en 10) een nieuwe impuls wordt
gegeven aan de woningbouwactiviteiten in Leeuwar
den. Er is snel gewerkt door het ingestelde bouwteam
van de woningbouwcorporaties; daarvoor van deze
zijde lof en waardering.
Er zijn nog een paar vragen blijven hangen bij het
doorlezen van de stukken.
In de eerste plaats viel het mij op en dan verge
lijk ik even de voorstellen 9 en 10 met elkaar dat
de stichtingskosten van de woningen in het Westeinde
(f 59.000,f 2.000,— meer bedragen dan de stich
tingskosten van de woningen in Aldlan-west
(f 57.000,dat resulteert in een huur van f 282,—
resp. f 241,per maand. Nu komt het mij wat vreemd
voor, dat een verschil van f 2.000,in stichtingskosten
leidt tot een verschil in huurprijs van althans voor
lopig ruim f 40,per maand; ik vind dat veel.
Verder is mij opgevallen, dat bij de financiering van
deze twee projecten de Gemeente nog een bepaalde rol
speelt buiten de garantie. Ik zou graag van de Wet
houder willen horen of dat gebruikelijk is.
De hear Miedema: Ik soe graech, krekt as de hear
Knol dien hat, it folgjende punt fan de aginda der by
bilüke. Ik tocht, dat it analoge foarstellen wiene. Sa
kinne wy miskien opsjitte.
Ut namme fan de C.C.P.-fraksje wol ik graech üs
wurdearring ütsprekke foar dizze beide foarstellen,
net allinnich omt der wer oan de bou fan in oantal
wenningen bigoun wurde kin, mar ek omt dizze wen
ningen hiel goed passé sille dat jildt foar sawol it
iene projekt as it oare yn it totael fan de foarsjen-
nings yn Ljouwert. It is nammentlik sa, dat, as wy
as Gemeente en dan bidoel ik eins de wenningbou-
korporaesjes allinnich wenningwetwenningen bouwe
soene, der safolle wenningen yn deselde klasse ka
men, dat alles hwat tofolle gelyk waerd. Wy hawwe
oant nou ta sjoen, dat it yn de nije wiken net sa hurd
giet mei it bouwen fan hierwenningen troch bilizzers.
Dat is spitieh. Der binne wol geroften, dat der yn
Aldlan-east bilizzers hierwenningen bouwe sille; der
binne ek geroften, dat de hier fan dy wenningen tige
heech wêze sil. Ik leau dochs, dat it foar it totale
wenningpakket fan de gemeente Ljouwert bilangryk
is, dat der tusken de wenningwetwenningen en de
nochal djüre hierwenningen fan in bilizzer noch hwat
yn komt. Der binne altiten noch minsken dy't sizze: „Ik
wol wol in hwat moaijer hüs hawwe as in wenningwet-
wenning; ik wol ek wol in bytsje mear bitelje, mar
ik wol net boppe de f 400,yn 'e moanne." En as dan
de bilizzer it öfwitte lit, dan binne wy tankber, dat
der noch wenningbouforienings binne dy't de lakune
dy't üntstean kin, opfolje kinne. Binammen t.o.f. it
Westein, hwer't oant nou ta allinnich yn 'e keapsektor
mooglikheden wiene, docht it üs deugd, dat Patrimo
nium it inisiatyf nommen hat dêr in foar safier ik
de plannen bisjoen haw hiel goede wenning yn de
forhierklasse to bouwen. Dêromalle lof oan it Kolleezje
dat it meiwurking jowt en alle lof oan de bistjüren
fan de beide wenningboukorporaesjes, dat hja dit ini
siatyf nommen hawwe.
De heer De Jong (weth.)De heer Knol heeft ge
vraagd hoe het komt, dat, terwijl de stichtingskosten
zo weinig verschillen, de huur zoveel verschilt. Hij
vergelijkt daarbij de woningen in het Westeinde met
die in Aldlan-west. De bouwkosten van de woningen
in het Westeinde bedragen f 49.667,die van de wo
ningen in Aldlan-west f 48.382,Dat verschilt dus
niet zo veel. Maar de grondkosten van de woningen in
het Westeinde zijn f 15.141,en die van de woningen
in Aldlan-west f 12.201,daar zit dus wel een flink
verschil in. Verder is de wooncapaciteit in verblijfseen-
heden na correctie bij de woningen in het Westeinde
4,96 en bij de woningen in Aldlan-west 5,35. Dat zijn
eigenlijk de componenten die bepalen hoe hoog de huur
uiteindelijk moet zijn. Men moet dus de huur van de
woningen vergelijken met inachtneming van de door
mij genoemde componenten. Daar zit, dacht ik, de ver
klaring van het huurverschil wel in. Het gaat hier ook
nog om gedifferentieerde huurprijzen. De gemiddelde
huur in Westeinde is wel f 282,maar er komen de
volgende huren voor: model 1 f314,model 2 f314,—;
model 3 f 240,en model 4 f 200,De gemiddelde
huurprijs hangt dus af van het aantal woningen in de
verschillende modellen. Ik dacht, dat die differentiatie
niet in Aldlan-west voorkomt.
Dan heeft de heer Knol nog gevraagd in hoeverre
wij bij de financiering medewerking verlenen. Wij ver
lenen de woningbouwverenigingen medewerking bij
de financiering voor zover het wettelijk toegestaan is.
Ik begrijp niet goed welk verschil de heer Knol ge
constateerd heeft tussen de beide vormen van finan
ciering. (De heer Knol: Geen enkel verschil. Ik hel)
alleen gevraagd welke rol de Gemeente speelt.) In de
stukken staat duidelijk, dat wij 95 pet. van de kosten
garanderen; dat kan volgens de bestaande regeling.
De heer Knol: Wat de heer De Jong nu vertelt, is
mij wel duidelijk. Dat stond ook allemaal in de stuk
ken. Maar het ging mij om de stichtingskosten (grond
en bouwkosten bijelkaar). En daarbij is het verschil
f2.000.Nu kan de heer De Jong wel zeggen: Er is
een differentiatie in de huurpijs van m.n. het Westein
de, maar die differentiatie is er ook t.a.v. de stichtings
kosten; het gaat er, dacht ik, om de gemiddelde stich-
3
tingskosten te relateren aan de huurprijs die daar uit
rolt. En dan kom ik bij de ene groep woningen met
f57.000,aan stichtingskosten op een huur van
f240,per maand en bij de andere groep woningen
met gemiddeld f 59.000,aan stichtingskosten op een
gemiddelde huur van f 282,
Dan nog iets over de financiering. Het ging niet zo
zeer om een probleem. Het verbaasde mij alleen, dat
ik in de stukken las, dat de aanbiedingen van de bank
die in dit geval bemiddelt, allemaal liepen via een amb
tenaar van de Secretarie. Ik dacht, dat dat een kwestie
was tussen de woningbouwcorporatie en de geldgever
rechtstreeks.
De heer De Jong (weth.): Ik geloof, dat dit een
erg technische kwestie is. Het gaat hier om premie
woningen en daarbij is het zo, dat hoe hoger de bouw
kosten zijn, hoe lager de premie is. De bouwkosten zijn
hier dus niet precies gelijk. De hoogte van de grond
kosten speelt hierbij ook nog een rol. Hetzelfde geldt
voor de rente tijdens de bouw; het hangt ook van de
bouwtijd af. Je kunt deze twee groepen woningen niet
zo vergelijken als de heer Knol heeft gedaan. Daarom
ook heb ik in eerste instantie de componenten aange
geven, die aantonen, dat het hier niet om precies gelijke
objecten gaat.
Dan nog iets over het verlenen van bemiddeling
door de Secretarie. De woningbouwverenigingen zijn
natuurlijk zelf baas, maar ik meen, dat, als zij van
onze diensten gebruik willen maken, wij de plicht heb
ben zo veel mogelijk de helpende hand te bieden. Het
is beslist niet zo, dat het van de Gemeente uitgaat. Zij
moeten ook zelf zorgen, dat zij baas in eigen huis blij
ven. Willen ze van de bemiddeling die de Gemeente
kan verlenen, gebruik maken, dan zullen wij graag
helpen. Wij dienen daarmee het belang van de woning
bouw en de volkshuisvesting.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 10 t.e.m. 12 (bijlagen nos. 331, 329 en 328).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 12a (bijlage no. 336).
De heer Schaafsma: Het gaat maar om een klei
nigheid. Er was geen kostenbegroting bij de stukken
gevoegd. Moet ik er van uit gaan, dat het totaal be
drag, dat hiermee gemoeid is overigens normaal,
dacht ik in 25 jaar wordt afgeschreven? Ik be
doel: Wordt die centrale verwarmingstoestand in 25
jaar in totaliteit afgeschreven? In dat verband lijkt
mij n.l. die f 55,per maand wat aan de hoge kant.
De heer De Jong (weth.): Ik kan U zo direct niet
een antwoord geven.
De Voorzitter: Gaat U ermee akkoord, dat de Wet
houder U op een later tijdstip inlicht? (De heer
Schaaf sma: Ja, wij gaan akkoord.)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 13 (bijlage no. 319).
De hear P. van der Veen: Yn it foarste plak dit.
Foar natuergebiet is 1 ha ornearre. As ik it wol haw,
is it gebiet sa'n 4 ha en my tinkt, dat in gebiet fan
1 ha gjin natuergebiet wêze kin; dat is to lyts.
Twad: Der moat nochal hwat oeralhelle wurde as
de kosten twa ton bidrage. Der is moaije greide ge-
nöch, tinkt my.
Tred, tinkt my, dat de gong nei de Froskepölle der
hwat üt is, nou't de Bytse Wiel brükt wurde kin foar
binammen de deirekréaesje; dêr is mear boartersplak
foar de bern en better wetter.
Myn fraech is: Moat dy twa ton bistege wurde of
hin der mei minder jild mear rjocht dien wurde oan
in gebiet, dat as natuergebiet bititele wurde kin?
De hear Miedema: Wy sille dan nou de Froske
pölle öfmeitsje; dat lês ik alteast yn it riedsbrief. Mar
wy moatte fansels noch in kear, hwant wy kinne der
noch net goed komme. Wy hawwe dêr dus in pont en
dat wurket wol en dat wurket ek wol ta tofredenheit,
mar ik tocht dochs, dat in bettere üntsluting mooglik
wie. As wy nou op it plak hwer't it Süphüs stien hat
ris in lyts brechje oer dat sleatsje makken. De brêge
oer de Greuns is nou klear. Der leit in greate sanflakte
dêr't miskien foarlopich dochs noch net in bibouwing
is. Dan soe it ek ris wêze kinne, dat wy it sa klear
krigen, dat jo der mei de auto oan ta ride kinne. Dêr-
troch soe it bisyk oan de Froskepölle wolris folie
greater wurde kinne. Ik tocht, dat de birikberheit der
better troch waerd. En nou is myn fraech: Wy binne
nou oan de gong, soene wy dat fuort net meinimme
kinne
De hear Klomp: Nei oanlieding fan de fraech fan
de hear Miedema woe ik wol opmerke, dat, as dêr in
brechje komt, dat wol in bihoarlik heech brechje wur
de moat. (De hear Miedema: Ja, in heechhout.) Moai.
De hear Tiekstra (weth.)De hear Van der Veen
hat gelyk as hy seit, dat it giet om de léste 4 ha fan
dit gebiet. Hy hat net gelyk as hy foründerstelt, dat
de bisikers net spesifyk fan it natuergebiet fan
de Froskepölle ek krekt like maklik nei de Lytse
Wielen gean kinne. It leit fansels hwat mear üt 'e
reek, as de hear Van der Veen hjir foarkommen docht.
Dêr komt by ik tocht, dat hy it ek wol wist, mar
lit ik it moar alle düdlikheit mar efkes sizze
dat de Froskepölle sa't dy der nou hinne leit, yn 'e
simmermoannen yntinsyf brükt wurdt. Der komme
wrachtsjes wier tüzenen minsken. Dat bitsjut dus,
dat men dit gebiet ken, dat men it gebiet brükt en
dat dit gebiet de hear Van der Veen hat mei rjocht
en reden wiisd op de kwaliteit fan it wetter bitiden
to swier bilêste wurdt. It bitsjut tagelyk, dat it fan
it aldergreatste bilang is, dat wy de romte dy't bi-
skikber is foar de deirekréanten op dit terrein en
dy funksje hat de Froskepölle safolle mooglik for-
greatsje, sadat de kapasiteit greater wurdt en de bi-
lêsting op it bisteande oerflak hwat lichter wurde kin.
Ik bin tige bliid, dat wy yn oerliz mei it NIVON
of it RIVON... (De hear P. van der Veen: It I.V.N.)
Ja, dat foroaret sa faek. It is hyltiten wer in nije
tsjinst mei de aide minsken en de aide funksje; men
rekket mei al dy letterkombinaesjes wolris hwat yn 'e
tiis. Yn oerliz mei de natuerbiskermers fan it Depar-
temint is dus dizze 1 ha natuergebiet der üt fallen.
En dêr bin ik wol wiis mei. It kin ek in opfiedkun-
dige funksje hawwe, mar ik siz nochris: Fan it alder
greatste bilang is op dit stuit, dat wy dêr foar de
iepenloft-rekréanten in sa rom mooglik plak meitsje;
dy minsken komme dêr en sille dêr ek strak noch
komme.
Dan hat de hear Miedema him efkes büten it plan
bijown. Sa't de hear Miedema ek wol wit, is dy groun
opspuite. Dêr kinne wy fansels net fuort en daliks op
torjochte. Mar ik wol graech neigean oft, as men der
wol torjochte kin, sa gau as it kin forfanging foun
wurde kin foar it pontsje, dat nou hinne en wer fart;
en dan moat it mar socht wurde yn 'e rjochting dy't
de hear Klomp suggerearret, hwant ik fornim wol,
dy komt dêr faker to wetter as ik to foet. Ik wol dy
suggestje fan in heechhout bést nochris bisjen tsjin de
tiid dat wy dêr torjochte kinne. Wy moatte earst it
foarstel dat nou oan de oarder is, mar ütfiere, tocht ik.
De hear P. van der Veen: Ik bin it wol mei de
Wethalder iens, dat dêr tüzenen minsken komme. Mar
ik soe wolris witte wolle, hwer't hy it wei hat, dat
der hyltiten mear komme, of dat it tal alteast gelyk
bliuwt. Ik soe my yntinke kinne, dat men byg. yn
1968 sei: Jonge, jonge, hjir komme nochal hwat mins
ken; it gebiet is eins al to lyts. Mar ik kin my dat
yn 1972 eins net mear yntinke; hwant as jo nou witte,
dat yn 1968 30.000 minsken dêr oerset binne en yn
1972 15.000, dan is dat de helte minder. En dan for-
wünderet it my, dat men üt dat eachpunt wei sjoen
nou dat gebiet forgreatsje moat. My tinkt, dat it nou
folslein rjochtfeardige is om sa'n gebiet, dat der nou
noch leit en dat der nou ek woest foar leit, woest to
halden. Ik tocht, dat it argumint, dat der tofolle
minsken komme en dat it gebiet dêrtroch to lyts is,
net jilde koe.