5 lijkt het de heer Knol en mij verstandig, als de mede ondertekenaars er althans mee akkoord gaan, één motie te laten vervallen. De overblijvende motie luidt: ,,De Raad der gemeente Leeuwarden, in vergade ring bijeen op 20 november 1972, verzoekt het College, alvorens de tweede fase van het huurharmonisatieplan zal worden ingediend: a. de huurders van het gemeentelijk Woningbedrijf in te lichten omtrent de gevolgen daarvan en gelegen heid tot inspraak te geven bij het vaststellen van de woonwaarde van hun woning; b. de Commissie voor het Woningbedrijf bij deze inspraakprocedure te betrekken en de commissie te verzoeken, bij de vaststelling van haar advies reke ning te houden met de uitkomst van de onder a ge noemde inspraak; c. de Raad in te lichten omtrent de inhoud van het advies van de Commissie voor het Woningbedrijf en omtrent de beslissing die B. en W. terzake hebben ge nomen." De Voorzitter: Ik mag aannemen, dat U hiermee ook Uw motie hebt toegelicht, mevrouw Brandenburg? Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ja, ik dacht het wel. De Voorzitter: Dan kan deze motie deel uitmaken van de verdere discussie. Zijn er meer leden van de Raad die het woord ver langen over hetgeen Weth. De Jong heeft gezegd, en eventueel over de motie die zojuist is ingediend? De heer Eijgelaar: Ik zou willen weten, hoe de in dieners van deze motie het onder b gestelde gereali seerd zouden willen zien. En ik zou graag van het College vernemen, op welke wijze dit naar zijn mening op een behoorlijke wijze tot uitvoering gebracht kan worden. De heer Van Haaren: Ik wil mededelen, dat mijn fractie deze motie van harte ondersteunt. Mevr. Bran denburg heeft al gezegd, dat 60% van de inwoners van Leeuwarden minder dan f 20.000,per jaar ver dient. Er dreigen nu huurverhogingen van 30 tot 40% en de 60% van de bevolking zal dus dat geld op tafel moeten leggen, terwijl ze bij de gehele gang van zaken op geen enkele manier is betrokken. En dat vinden wij een volkomen ongewenste en eigenlijk niet te accepte ren toestand; vandaar, dat wij dus voor 100% achter deze motie staan. De heer Knol: Ik wilde nog één opmerking maken aan het adres van de heer Eijgelaar. Hem wilde ik aanraden het blad „Woningraad" van november 1972 te lezen, waarin staat, dat in de gemeente Amersfoort, die, naar ik vermoed, beslist niet kleiner is dan Leeu warden, zo'n inspraakprocedure is gehouden. Daar kun nen we, dacht ik, beslist wel wat van leren. De heer R. P. van der Veen: Dit is zo langzamer hand een jaarlijkse herhaling, vrees ik. De korte motie is ingetrokken. Dat lijkt mij ook een heel raadzame zaak, want een verzoek om de huurharmonisatie stop te zetten, lijkt mij volstrekt onjuist. (Mevr. Branden burg-Sjoerdsma: Die korte motie is niet ingetrokken; ze is niet ingediend.) Ik heb die wel in handen en ik neem dan toch maar de vrijheid op te merken, dat de genen, die overwegen de huurharmonisatie stop te zet ten, eenvoudig geen oog hebben voor de realiteit. De huren gaan omhoog, omdat de prijzen omhoog gaan. En als de heer Knol zegt, dat de huurharmonisatie een forse injectie is voor de inflatie, dan denk ik, dat hij oorzaak en gevolg verwart. Als de heer Van Haaren meent, dat dit allemaal verwerpelijk is, omdat niet alle bewoners-huurders inspraak hebben gehad, dan moet ik hem zeggen, dat ik me daar ook over verwonder, want we hebben tot nog toe vanaf 1940 prijsbeheersing voor huren en woningdistributie en ik heb uit geen andere hoek dan die waar ik uit kom ooit iemand horen klagen, dat dit een verkeerde zaak was. Toen werd de dwang heel goed gevonden en nu plotseling is die niet goed. (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Dat is een an dere zaak dan wat nu aan de orde is.) Inderdaad, me vrouw Brandenburg, toen beoogde de huurprijsbeheer- sing de huren laag te houden en dit gaat voor het eerst de andere kant uit; dit beoogt de huurprijzen van het te lage peil in overeenstemming te brengen met het peil, dat noodzakelijk is bij de bouw van nu. (De heer Knol: En dat bevordert weer de inflatie.) Ja, inder daad. En die inflatie is de oorzaak van steeds hoger wordende huren. Daar kunt U niets aan doen; hoog stens kunt U op de door U bedoelde wijze wat „kurie- ren am Symptom"; U neemt er nooit een oorzaak mee weg. U zult tegenover deze kwestie een ander stand punt moeten innemen. Ik dacht, dat er aan Uw kant eerder de neiging zou bestaan te zeggen: Wat kan mij die inflatie schelen; die lap ik aan mijn laars; daar merk ik immers toch niks van. (De heer Van Haaren: Ons kan het wel wat schelen, hoor!) Goed, het ver heugt mij dat te horen. Dan punt b. Het gaat hier om duizenden woningen, 10, 20 duizend; in die orde van grootte, dacht ik. (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Onze wensen betref fen alleen gemeentewoningen.) 4.000 van de Gemeente en hoeveel van de woningbouwverenigingen 2.000 per vereniging? (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Er staat maar één genoemd.) Ik zie geen kans met al die men sen overleg te plegen. Ik heb ook de indruk, dat dat een onmogelijke toestand is. Je kunt niet overleg ple gen over een puntenwaardering met iemand, die de zaak niet kan overzien, iemand, die alleen zijn eigen woning kent en de andere niet. Hier is een aantal wo ningbouwverenigingen met woningen op verschillend niveau, van verschillende bouwjaren, met verschillend woongenot; één huurder kan een en ander slechts van buiten af met elkaar vergelijken. De woningbouwver enigingen kunnen er dichter bij komen dan iemand, die er zelf bij betrokken is en die een huurverhoging on middellijk in zijn eigen portemonnaie gaat voelen. (De heer Van Haaren: Maar die iemand kent precies de voor- en nadelen van die woning.) Jawel, maar het gaat niet om de prijs van die woning, doch om de prijs van die woning in vergelijking met andere woningen. En die kent hij niet. Het is een harmonisatie, mijnheer Van Haaren. (De heer Van Haaren: Maar hij weet precies wat hij wel en niet aan woongenot heeft.) Wij dachten, dat er destijds een serie prijzen tot stand ge komen was doordat een commisssie van deskundigen, niet vertegenwoordigers van de ene of de andere groep, deze zaak had bekeken en er advies over had gegeven. Wanneer, zoals de heer Knol zegt, de Federatie van Woningbouwverenigingen op korte termijn akkoord ge gaan is met wat in de desbetreffende vergadering op tafel is gekomen, dan is dat alleen het zichtbare ge deelte van wat gebeurd is op die vergadering", niet dat gene wat eraan voorafgegaan is. Wat op tafel geko men is op dat moment, zijn bedragen die eenvoudig niet voldoende betekenis hebben om er zich ongerust over te maken. Als men bang is voor de huurverho ging(Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Nee.) van de laagst geclassificeerde woningenDie is, althans bij de woningbouwvereniging waarmee ik te maken heb, 6 pet. (dat is het minimum). (Mevr. Brandenburg- Sjoerdsma: Dat is op korte termijn.) En dat is minder dan het jaarlijkse waardeverlies van de gulden. Dat heeft geen enkele betekenis. Ik dacht, dat het eigenlijk niet de moeite loonde ons daarover op dit moment dik te maken. Het systeem dat in de motie voorgesteld wordt, lijkt mij een onmogelijk systeem. Ik geloof niet, dat dat reëel ooit tot enig resultaat kan leiden. Ik dacht, dat de verhoging die op dit moment voorge steld wordt door de commissie, waarmee de federatie zich akkoord verklaarde en die straks ook nog in de Commissie voor het Woningbedrijf komt, hoogst nood zakelijk is om de exploitanten van de betreffende wo ningen in de gelegenheid te stellen nog iets van bete kenis aan het onderhoud daarvan te doen. Met minder zie ik de toestand der woningen alleen maar slechter worden. De hear Miedema: Uteraerd sprekt it üs oan, dat in diel fan dizze Ried soarch hat oer de hierforheging en probearje wol dér hwat oan to dwaen. Ik leau, dat wy it der allegearre wol oer iens binne, dat wy de hieren op in sa leech mooglik nivo halde wolle. Dat ik it wurd frege, wie net allinnich om myn ynstimming mei dit lüd to bitsjügjen, mar ek om myn soarch efkes nei foaren to bringen. Der wurdt ntl. düdlik steld troch de ynterpellanten, dat it allinnich giet om it gemeent- lik wenningbisit. Yndied, dat is sa. Mar ik soe it dochs bisünder bitreurje, dat wy nou de tastan krije, dat der op it gemeentlik wenningbisit in oare hierforheging tapast wurde sil as op dat fan de wenningboukorpo- raesjes, sadat yn de gemeente Ljouwert mei twa syste men foar hierforheging wurke wurde sil. Ik heentsje deroan, dat wy, nou't it oerliz oant hjoed-de-dei goed west hat, dat ek goed halde en dat wy ien line lüke. En dat léste bart net, as der oer it gemeentlik wenningbisit inütspraek dien wurdt dy't öfwykt fan it advys fan de kommisje, hwer't de Federaesje fan Wenningboukorpo- raesjes har folslein mei akkoart forklearre hat. Der kin ek op 'e nij mei dy federaesje praet wurde. En dat léste soe op himsels net slim wêze, hwant och, wy prate sa faek, mar ik leau, dat it net in reéle saek is. flwer giet it hjir om Ik bin it folslein mei mefr. Bran denburg iens, dy't seit: Wy meitsje üs soargen oer clc lju, dy't in lyts lean hawwe en winlik net dy hege hieren bitelje kinne. Dat is torjocht. Allinnich, wy moatte it alternatyf efkes sjen. As wy sizze: De hierharmoni- saesje, sa as dy hjir ütsteld wurdt, leveret in to greatc hierforheging op, dan moatte wy goed witte, hwer wy it oer hawwe. As réalisearre wurdt hwat de kommisje har foarstelt, is it mooglik it aide wenningbisit troch de eigeners bistjüren fan wenningbouforienings en ek de Gemeente op in ridlik nivo to hanthavenjen, sadat it aide wenningbisit noch jierren en jierren mei kin. Mar op dit momint is it al sa, dat in wenningbou- foriening allinnich syn aide bisit hanthavenje kin yn de tastan dêr't it yn forkeart en it ridlik ünderhalde kin, as dér in foldwaend oantal nije projekten tsjinoer stiet. Mei hwat yn de ünderhaldsfünsen fan de nije projekten komt, kin men in diel fan it aide bisit in lyts bytsje oplüke. (De heer Knol: In theorie niet.) Né, dat bin ik mei Jo iens. Mar theory en praktyk binne twa. En op it eagenblik hawwe wy in hiel soad aide objekten, dy't jierliks in forlies oplever je, hwerfan it ünderhaldsfüns mear nimt as oan hier binnenkomt, en as wy dan op dit momint pleitsje foar in forleging fan de hierforheging, dan duorret it mar hiel koart, foar't de iene korporaesje nei de oare mei in forsyk by it Kolleezje komt om de aide objekten öfbrekke to meijen. Dan birikke wy it tsjinoerstelde fan hwat hjir bidoeld wurdt. Ik bin it mei Jimme iens, dat it in goed doel is. hwer't Jimme foar fjochtsje, mar Jimme kom- me dêrmei net to plak. En dêrom bin ik op dizze moty tsjin. (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: De verhogin gen van de huren zijn er niet om te belanden in de potten van de woningbouwcorporaties, maar die zijn bedoeld voor een versnelde aflossing van de schulden van de leningen, met behulp waarvan de door ons bedoelde woningen zijn gebouwd. De onderhoudsnor- men liggen vast; door de hogere huren worden de wo ningen dus niet beter onderhouden. De Minister komt in de knel met zijn voorschotten voor de woningbouw en die probeert hij te halen uit het oude woningbezit. Mar it gyng Jimme of Jo it sein hawwe of de hear Knol, dér wol ik öf wêze foaral om de 60 pst. fan de ynwenners, dy't in leech ynkommen hawwe en dus in guodkeap hüs hawwe moatte. Dat binne lykwols net de minsken dy't yn de nijbouwenningen sitte, hwer't it projekt dêr't Jo it nou oer hawwe, op doelt. (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Nee, de lasten worden af gewenteld op degenen, die wij bedoelen.) Mar nou moatte Jo goed foar eagen halde, dat wy hjir as bi- stjür fan de Gemeente, net as bistjürders fan wen- ringboukorporaesjes sitte. En dan hawwe wy der bi- lang by, dat wy de eigeners fan it aide wenningbisit dat yn dizze Gemeente oanwêzich is, in reéle kans jowe dat yn sadanige steat to ünderhalden, dat it noch in flink oantal jierren meigiet. Mar as wy in bilied bigjinne to fieren, hwertroch dat aide wenningbisit yn de koartste kearen öfbrutsen wurde sil, dan dogge wy dizze stêd en har boargers, en foaral dy mei de lytse ponge, net in deugd. En mei hwat hjir ütsteld wurdt, wurdt it hurd fjochtsjen om alles to slopen. De heer Vellenga: Meer dan één keer is in deze Raad gesproken over alle mogelijke woningbouwperikelen, over bouwkosten en de daaruit voortvloeiende huren. Ik geloof terecht, omdat meer dan één keer vanuit verschillende fracties bezorgdheid is geuit: a. vaak over de traagheid in de woningbouw, maar: b. ook over de hoge bouwkosten. Wij gingen dan vergelijkin gen maken met de bouwkosten in naburige gemeenten en wij vroegen ons allemaal af het is niet een zaak geweest die alleen deze fractie bezig hield hoe we de bouwkosten laag konden houden, omdat we moes ten mikken op een zo scherp mogelijke huur voor de groep mensen, waarvoor wij bouwen. Dat deden we soms intuïtief, soms op basis van bepaalde ervaringen. Gelukkig hebben we nu een waardevol hulpmiddel ge kregen: het rapport-Priemus. Daar staat een aantal wezenlijke dingen in, die, wanneer we het helemaal in de hand zouden hebben, een duidelijk richtsnoer zou den kunnen zijn voor de ontwikkeling van toekomstige bestemmingsplannen, de woningbouw daarin en de daarmee verband houdende bouwkosten. Maar wij kun nen dat niet helemaal zelf in de hand houden, omdat er tal van andere factoren een rol in spelen. Toch weten wij, dat huren voor een aantal mensen veel be tekenen. Je kunt het altijd zo op een rijtje zetten: lonen, prijzen, huren; dat zijn drie machtige factoren in het leven van de meeste mensen. Als we op dit mo ment, in deze discussie, lonen en prijzen even buiten beschouwing laten, dan tikken wij dus tegen het punt „huren" aan. Wij kunnen weten, dat de gemeentebe sturen vóór 1 december de tweede golf huurharmo- nisatievoorstellen moeten indienen bij het betrokken Ministerie. Wij wisten op het moment, dat de interpellatie werd aangevraagd, niet, dat het College -om de zaak goed voor te bereiden en goede dingen te doen, nemen wij aan om een verlenging van de termijn had ge vraagd. Vandaar, dat we die interpellatie op vandaag prikten, mede uit bezorgdheid voor de mensen, die het aangaat, maar toch ook wel om als Raad enigermate of in zeer sterke mate te weten, wat hier nu ge beuren gaat. Dat klopt ook met het standpunt (De heer Eijgelaar: U had het kunnen weten, want er was toegezegd, dat het harmonisatieschema voor de tweede ronde in de Commissie Woningbedrijf aan de orde gesteld zou worden; dus bij informatie had U het aan de weet kunnen komen.) Jawel, maar, uitgaande van die datum van 1 december en wetend, dat er toen nog niet een vergadering van die commissie was uit geschreven, konden wij niet vermoeden, dat gebeuren zou wat Weth. De Jong zojuist heeft medegedeeld. Dat moet ik toch wel duidelijk stellen. (De heer Eijgelaar: Maar U had het toch wel kunnen weten.) En op basis van de discussie van juni van dit jaar, waarin door het College werd gezegd: „Wij zullen o.m. de Raad hierin heel nadrukkelijk kennen.", hadden wij dat mo gen verwachten. Maar de deuren staan nog open, dacht ik. Want wat heeft de Wethouder meegedeeld? In de eerste plaats: De commissie wordt nog inge schakeld in de hele voorbereiding van de nieuwe voor stellen. Maar wat ligt nu meer voor de hand dan dat je probeert ook aan de weet te komen wat er leeft onder de betrokkenen, de belanghebbenden? Die zul len niet bij duizenden tegelijk op vergaderingen ko men, maar ik dacht toch wel, dat ze er recht op heb ben te weten in welke richting er gedacht wordt en dat ze ook de kans moeten krijgen stellig in deze tijd, in tegenstelling met 20 of 30 jaar geleden daarover hun mening te geven. Dat betekent niet, dat je ze over de hele linie gelijk zult kunnen geven, maar wij vinden wel, dat ze hierin gekend zouden moeten worden. Dat staat in het eerste punt van de motie: „de huurders van het gemeentelijk Woningbedrijf in te lichten omtrent de gevolgen daarvan en gelegenheid tot inspraak te geven bij het vaststellen van de woon waarde van hun woning;". Want een huis betekent enorm veel in het leven van mensen, dus om die reden moet je hen daarin kennen. Dat is de eerste procedure. De tweede is deze, dat de Commissie Woningbedrijf uitgenodigd zou kunnen worden om dit soort inspraak vergaderingen bij te wonen; dan hoort men uit de eer ste hand wat er aan de orde is. Daarna krijgt zij de stukken, waarin mogelijk een aantal van de aldus ver kregen gegevens zijn verwerkt en kan daarover mee praten, tot bepaalde adviezen en beslissingen komen. Dan komt de laatste fase in het voetspoor van wat we hier in juni hebben besproken, n.l. dat ook de Raad weet, voordat de stukken naar Den Haag toe gaan,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 3