7 6 niet al te eng moet zien. Het overplaatsen van mensen uit het Verpleeghuis naar het Verzorgingshuis betekent een openvallen van bedden in het Verpleeghuis, het over plaatsen van mensen uit het Verpleeghuis naar andere bejaardentehuizen betekent misschien niet voor de zelfde tehuizen een mogelijkheid van overplaatsen van mensen uit bejaardentehuizen naar het Verpleeghuis. Dat kan allemaal lopen via de contacten die samenko men bij de Centrale Opnamecommissie. Het is geenszins onze bedoeling ons daarvan te distanciëren. Dat zou ook wel vreemd zijn voor de Gemeente die zelf toch het initiatief heeft genomen tot het tot stand brengen van de Centrale Opnamecommissie. Dan heb ik nog de vraag van de heer Jansma over de medezeggenschapscommissie van Triotel. Die com missie zal op korte termijn worden ingesteld. U zult zich misschien afvragen waarom het zo lang heeft ge duurd. Er is aanvankelijk bekeken of het niet op een bre dere schaal zou kunnener is bezien in hoeverre een vol ledige personeelsraad in strijd zou zijn met een medezeg genschapscommissie. Een van de bonden had bezwaar tegen het instellen van een personeelsraad omdat dan ook niet bij een vakbond aangesloten personeelsleden actief en passief kiesrecht zouden hebben. Er is daar om besloten, dat een medezeggenschapscommissie zal worden ingesteld. Dat wil niet zeggen, dat de demo cratisering en de ontmoeting met het totale personeel nu helemaal buiten schot worden gezet; dan zouden we niet bereiken wat we willen bereiken. U kent nu in ieder geval de reden van de vertraging. De heer Schaafsma: Ik had nog iets gevraagd over de samenwerking met de andere ziekenhuizen. Wat is er in concreto gebeurd ten aanzien van de op meting van het terrein? De heer Ten Brug (weth.)Die vraag heb ik in derdaad overgeslagen. U hebt naar aanleiding van de vraag over het Bonifatius Hospitaal gevraagd naai de relaties met het Diakonessenhuis. Het is de Raad bekend, dat er een stuurgroep is ingesteld; een aantal werkgroepen is bezig met het inventariseren, het pei len van de behoeften. Ondertussen hebben de zieken huizen via bemiddeling van de Geneeskundig Inspec teur van de Volksgezondheid nog een andere indicatie gekregen om te bekijken hoe de drie ziekenhuizen sa men de ziekenhuisvoorzieningen in het rayon Leeu warden kunnen runnen. Dat gebeurt eigenlijk ook in het kader van dit werk. Maar concrete resultaten met betrekking tot oppervlakte en inhoud e.d. zijn er nog niet. ALGEMENE DIENST. Hoofdstuk IV, Volksgezondheid. Algemeen. De hear Jansma: Fraech 1 giet oer de Kommisje foar de Milieuhygiëne. Ik kin my foarstelle, dat it Kolleezje by de start bigoun is mei in bitreklik lytse kommisje; der binne 5 leden en in skriuwer. Mar hat dizze kommisje ek bihoefte oan ütwreiding of miene de leden fan de kommisje, dat hja de Ljouwerter pro blemen op dit mêd wol oankinne? De hear Singelsma: Ik hie deselde fraech stelle wollen. Is dizze kommisje net hwat to amtlik gear- stald? Yn de Steaten fan Fryslan hawwe wy ek in Kommisje Milieuhygiëne; dy bistiet foaral üt steaten- leden en fierders sitte der fansels ek amtners yn. Der is in klachtenümer. Hokker gearwurking bistiet der tusken Provinsje en Gemeente op dit gebiet? De heer Van Haaren: Wij zijn in ieder geval blij, dat er nu een Commissie voor de Milieuhygiëne ge komen is, doch de samenstelling van deze commissie achten wij zeer teleurstellend. Het is een ambtelijke commissie geworden van mensen die zo aan hun dien sten vastzitten, dat wij een zekere bedrijfsblindheid van deze mensen vrezen. Waarom zijn er geen echte milieudeskundigen aangezocht? Je ziet hoe het nu bijv. gaat met de behandeling van de gifspuitingen door de Plantsoenendienst. Deze zaak moet worden geregeld door de Directeur van de G.G.D. en het hoofd van de Plantsoenendienst. Waarom worden er geen deskundigen aangetrokken bijv. uit de kringen van ik noem maar wat Milieubeheer Noord-Nederland, Friese Bond Vogelwachten en Fryske Gea? Wij vinden de hele milieuproblematiek zo belangrijk, dat wij ge woon het gevoel hebben, dat deze commissie al zijn we blij, dat er tenminste een begin is niet goed is samengesteld. De heer Jansma vroeg om uitbreiding en ik doe dat ook en wel naar de kant van deskundi gen op het gebied van het milieu: biologen, ecologen, mensen die inderdaad op dit gebied hun specialisatie hebben en die als zodanig een andere bijdrage kunnen leveren dan de ambtelijke deskundigen. Ik vind de kwestie zo belangrijk, dat ik veel liever had gezien, dat er bijv. een raadsadviescommissie zou zijn geko men voor het milieu. Ik zou veel meer gewicht willen geven en waarde willen hechten aan deze commissie. De heer Ten Brug (weth.): Ik kan mij voorstellen, dat er vragen zijn gerezen over de samenstelling van de betreffende commissie. De heer Jansma heeft ge vraagd of de commissie niet moet worden uitgebreid, de heer Singelsma vindt de commissie te ambtelijk en de heer Van Haaren vraagt zich zelfs af of we niet moeten komen tot een raadsadviescommissie. Ik ge loof niet, dat het de bedoeling is van B. en W. deze commissie te laten zoals ze is. Deze commissie moet zich oriënteren ten aanzien van de taken van het Ge meentebestuur op het terrein van de milieuhygiëne. Die taken zijn vrij beperkt. Bij het onderzoeken van de gevolgen van de gifbespuitingen gaat het er om te bekijken in hoeverre de giffen die gebruikt worden, nadelige invloed hebben op het milieu. Voor dit soort kleine zaken hoef je geen commissie; die kan je zon der een commissie wel oplossen. (De heer Van Haa ren: Wij vinden dat geen kleine zaken, hoor!) U kunt niet ontkennen, dat je voor de kwestie van de gifbespuiting geen commissie in het leven hoeft te roepen. Eén van de taken van deze commissie is, dacht ik dat is ook met de leden besproken te bekijken wat de taken van de Gemeente zijn en of wij ons beter moeten uitrusten om die taken aan te pakken, afge zien van de vraag of de Gemeente maar dat geldt ook voor elke particulier bepaalde dingen die zij doet, niet beter in het geheel van het milieu zou kun nen doen. Ik heb het idee, dat de taak van de Gemeen te zeer beperkt is. De heer Singelsma heeft zopas ver teld, hoe men het bij de Provincie heeft aangepakt. De Provincie heeft duidelijk een vrij actieve taak t.o.v. deze affaire. Ik wil er wel eens met de betreffende Gedeputeerde over praten of wij niet zouden moeten bekijken hoe wij de zaak in elkaar kunnen sluiten. Het is natuurlijk onzin dubbel werk te doen. Zij heeft een actieve taak en wij zouden moeten bezien waartoe wij ons, gezien haar taak, het beste kunnen beperken. Niet beperken in de zin, dat we zo weinig mogelijk moeten doen, maar zodanig, dat er zo efficiënt moge lijk wordt gewerkt. Ik kwam tot mijn standpunt toen ik ontdekte, dat men in de Zaanstreek aanvankelijk deze zaak ook gemeentelijk heeft aangepakt, maar uiteindelijk tot een gewestelijke aanpak is gekomen omdat het werkterrein daar voor een gemeentelijke aanpak te klein werd geacht. Wij hebben in Friesland nog geen gewesten en de enige mo gelijkheid is daarom, dat wij met het gewest in andere zin, de Provincie, hierover een gesprek hebben. In dit kader moet U ook onze commissie zien. Komen wij via de besprekingen in de commissie de resultaten daarvan komen in B. en W. tot de con clusie, dat er iets actiefs moet komen bijv. in de vorm van het aantrekken van een milieudeskundige, dan moeten wij ons nader beraden. Ten aanzien van be paalde vraagstukken kun je dergelijke deskundigen na tuurlijk altijd inschakelen, maar daar hoef je geen commissie voor. (De heer Van Haaren: Ad hoe.) Ja. Je kunt natuurlijk altijd advies vragen over een be paalde zaak. Daartoe zijn wij ook zeker wel bereid. Maar komen wij tot de conclusie, dat er in Leeuwar den meer zal kunnen en moeten gebeuren voor de milieuhygiëne, dan zullen wij inderdaad tot een an dere samenstelling van de commissie moeten komen, (De heer Van Haaren: Krijgen wij als Raad dan be richt over de conclusies van de commissie? Als U dat toezegt, hoef ik het punt niet te claimen.) Ja, de Raad wordt ingelicht. De hear Singelsma: Ik woe, as ik mei, graech noch ien lyts puntsje oan de oarder stelle. Fan 'e wike hawwe wy it yn de Steaten hawn oer de forsmoarging fan de rioelen troch öfwurke motoroalje, byg. troch- dat de lju dy't seis har auto-oalje forfarskje, de öf wurke oalje yn it rioel rinne litte. Dat nimt han oer han ta. En dêr is to min taforsjoch op. Dat is, tocht ik, in nochal aktueel probleem. De heer Ten Brug (weth.): Dan zit je weer met de actieve taak van de Provincie. Het gaat er dan maar om in hoeverre wij daar iets aan moeten doen. (De hear Singelsma: Hjir is nou ien reinigingspo- lysje.) (De Foarsitter: Der steane nou twa op 'e bigreating. Dat is al wer in stap yn de goede rjoch- ting, tocht ik.) (De hear Singelsma: Ja, it giet der- om yn hoefier hjir in taek foar de Gemeente leit.) Ja, dat moeten we bekijken. Volgno. 130. De heer De Vries: De vraag gesteld bij dit volg nummer betreft het betalen van de kosten van de schooltandverzorging. Ik zou graag geïnformeerd wil len worden over de orde van grootte van de bedragen. De heer Ten Brug (weth.): Het staat, dacht ik, in de begroting. (De heer De Vries: Ik kon het niet vinden.) Ik meen, dat het op het moment zit in de buurt van de f 33,Maar U moet mij aan f 1,niet ophangen. De 25 pet. van de kosten die voor rekening van de deelnemende gemeenten komen, beloopt dan ongeveer f 8,Als de heer IJsbrandij ontdekt, dat het belangrijk afwijkt, dan hoort U het nog. (De heer De Vries: Ik kan me volledig achter het antwoord van B. en W. stellen.) Volgno. 138. De hear Jansma: De fraech giet oer it subsydzje foar de Stichting Revalidatie Friesland. Deputearre Steaten fan Fryslan hawwe dizzer dagen in nije sub- sydzje-nota it ljocht sjen litten. Ik kin hielendal ef- ter it wurk fan de neamde stifting stean. Ik soe net graech wolle, dat it wurkjen de stifting foar in part ünmooglik makke wurdt. Kin it nou wêze, dat de nije nota fan Dep. Steaten op it antwurd fan B. en W. dochs noch hwat in oar ljocht skine lit? It is in hiel yngewikkelde matearje hwat nou krekt de Provinsje en hwat nou krekt de gemeenten oan subsydzje jaen moatte. De gemeente Ljouwert jowt f 0,01 per yn- wenner. Trochelkoar nommen jowe de oare gemeen ten f 0,02 per ynwenner. Ljouwert komt yn dizzen dus hwat efteroan. Uteinliks is dizze stifting ek noch yn Ljouwert fêstige. Alles byelkoar nommen, siz ik: Soe dit net in bytsje oars kinne? Ik haw de nota fan Dep. Steaten net bistudearje kinnen; dêrfoar wie de tiid to koart. It kin wêze, dat op dit punt de saek nou hwat oars is kommen to lizzen. Dêrom dizze fraech. De Foarsitter: Wy hawwe yn B. en W. de nota fan Dep. Steaten noch net bihannele. Hiel yn it alge- mien steld, kin ik wol sizze, dat wy ek nochal mei bilangstefllipg ütsjoen hawwe nei it forskinen fa,n dizze nota. Der hat in gearwurking west tusken it Provinsiael Bistjür en de öfd. Fryslan fan de V.N.G. Wy sille nou under eagen sjen moatte hokker konse- kwinsjes dizze nota foar üs hat. Mar wy binne dêr noch net oan ta kommen, hwant de nota is noch mar twa dagen üt. De heer Ten Brug (weth.): Ik ken de nota niet, want ik heb ze nog niet gezien. Ik heb ook niet gemerkt, dat ze uitgekomen is. Dat komt waarschijn lijk doordat ik er een paar dagen uit geweest ben. (De Voorzitter: Wij hebben de nota ook nog niet ontvangen; er heeft iets over in de kranten gestaan. Wij zullen de nota een dezer dagen wel krijgen.) Maar het zal, dacht ik, niets veranderen aan de juist heid van het principe, dat de Gemeente hier hanteert. Het is een in de eerste plaats provinciaal werkende stichting die, naar mijn gevoelen dan, ook in de eerste plaats voor provinciaal subsidie in aanmerking moet komen. De Provincie aarzelde nog wat zij zou doen en het zou vreemd zijn geweest, als wij ten eigen na dele overigens dat zouden frusteren door een zelf standig besluit te dien aanzien te nemen. Aan de an dere kant moet er niet de misvatting bestaan, dat Leeuwarden weinig aan de revalidatie doet. Ik dacht juist, dat we in verhouding veel doen, gezien de heel goed geoutilleerde afdeling Revalidatie van Triotel. Er is ook een heel goed contact tussen de revalidatie-arts van Triotel en de betreffende stichting. De hear Jansma: Ik wol net graech, dat dizze stifting aenst yn 'e knoei komt. Dêrom wol ik der graech foar pleitsje. Hoofdstuk VIII, Onderwijs. Algemeen. Punten 1 t/m 5. De heer Snel: Mijn fractie is het wel eens met het antwoord op vraag 1; het is nog maar ruim een half jaar geleden, dat wij hier tot diep in de nacht bezig zijn geweest met het bespreken van onderwijszaken en een uitgebreide bespreking van het beleid met be trekking tot het onderwijs in de aanbiedingsbrief zou stellig tot herhalingen hebben geleid. Wij hebben ons daarom beperkt tot het controleren of de toezeggingen die toen zijn gedaan, zijn nagekomen en tot het toetsen van de voortgang van het onderwijs aan hetgeen wij graag willen. Dan iets over vraag 2 (Kan de Gemeente niet meer als stimulator optreden ten aanzien van het meer flexibel maken van het onderwijs?) In het antwoord legt U vrij sterk de nadruk op de taak van de School adviesdienst. Ik dacht, dat het, om het onderwijs meer flexibel te maken in ruime zin, van het grootste be lang was ook de bijscholing en herscholing van de leerkrachten goed ter hand te nemen. Ik zou graag willen weten wat U daar aan doet; en als er iets aan gedaan wordt, kunt U dan zeggen hoe dat loopt? Vraag 5 handelt over de aansluiting tussen kleuter en basisonderwijs. Hoe ziet U de integratie van deze twee vormen van onderwijs? Zijn daartoe mogelijkhe den? Het voorontwerp van de wet op het basisonder wijs is door de Staatssecretaris teruggenomen, maar ik dacht, dat er op voorhand toch wel bepaalde moge lijkheden zouden zijn. Hoe ziet U dat? De heer Schaafsma: In vraag 1 ontdek ik een merkwaardige logica, n.l. deze: Als het veel kost, moet er ook veel gepraat worden. De zin van die logica ontgaat mij eigenlijk. Ik kan mij voorstellen, dat de vragensteller in de aanbiedingsbrief kreten als invalshoek, optiek enz. gemist heeft, maar er stond ook niet zoveel nieuws op het programma sinds we een halfjaar geleden hier tot halftwee in de nacht hebben gezeten; eigenlijk was er toen ook niet zoveel nieuws aan de orde. De zin van deze vraag ontgaat mij een beetje. Misschien kan de vragensteller die zelf nog eens toelichten. In vraag 2 zit m.i. een gevaarlijke teneur. Er wordt gesuggereerd, dat de Gemeente of de overheid in het algemeen stimulator moet zijn van onderwijs. Dat is een gevaarlijk samengaan van twee dingen. On derwijs is een vrij goed en dat behoort de overheid organisatorisch te regelen, maar het onderwijs zelf dient daar buiten te staan. Onderwijs kun je vanuit de overheid niet stimuleren. Het wordt door de hele maatschappij gestimuleerd en de overheid kan als be stuur daar organisatorisch iets aan doen, maar het is niet de overheid die het onderwijs maakt. Dat dat wel zo zou zijn, is een gevaarlijke gedachtengang; die zit volgens mij ook achter vraag 4. In vraag 4 wordt gezegd, dat het hele onderwijsbe leid van het openbaar onderwijs in Leeuwarden via een klein kanaal loopt, n.l. de Wethouder. Maar naast die Wethouder zijn er een heleboel deskundigen die het onderwijs, dacht ik, toch zeer goed organisatorisch dienen. Als je naast een kundig team allerlei com-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 4