^39 zijn. Ik dacht, dat het dan voor de mensen die worden ingezet, veel meer arbeidsvreugde geeft. Ik heb hier al vaker over gesproken, maar ik wilde er nogmaals aan dacht voor vragen. De heer Ileetla (weth.)De heer De Vries heeft meegedeeld, dat hij het Administratief Centrum en de Sociale Werkplaats heeft bezocht en dat hij tot de conclusie is gekomen, dat de overplaatsing van het Administratief Centrum toch wel verantwoord is ge weest. Ik dank de heer De Vries voor zijn opmerkin gen en zal die doorspelen naar de heer Kas en zijn medewerkers. De heer De Vries heeft gevraagd of de hoofdarbei ders uit de regio komen of alleen uit Leeuwarden. Aan het begin van dit jaar waren er 40, nu zijn er 42 hoofd arbeiders; 29 daarvan werken op het Administratief Centrum. Over de procedure bij plaatsing heeft de heer De Vries een vraag gesteld; de heer Sterk wil graag we ten wie in de commissie zitten die bij plaatsing advi seert. Er is één commissie voor hoofd- en handarbei ders (incl. buitenobjecten). In die commissie hebben zitting: een vertegenwoordiger van het Rijksconsulent schap, een vertegenwoordiger van de vakorganisaties, een ambtenaar van de Sociale Dienst en een ambte naar van het Gewestelijk Arbeidsbureau. De mensen worden meestal geplaatst via het Gew. Arbeidsbureau. Een enkele maal wordt er ook wel eens iemand door gegeven door de Sociale Dienst. Het gebeurt ook wel eens, dat iemand zich zelf meldt, maar dat is dan al tijd iemand die staat ingeschreven bij het Gew. Ar beidsbureau; op dat bureau vindt dan een gesprek plaats en wordt bekeken of de betreffende man wel of niet voor plaatsing kan worden voorgedragen. Met de mensen die volgens het Gew. Arbeidsbureau voor plaatsing in aanmerking komen, wordt ook altijd ge sproken om te zien of ze naar de Sociale Werkplaats willen; soms gaan ze ook wel eens op de Sociale Werk plaats kijken. De mensen hebben vaak nog een heel verkeerd idee over de Sociale Werkplaats; ze denken, dat het daar nog net zo is als vroeger. Ze menen ook vaak, dat er daar voor hen geen passend werk is. Ouders van gehandicapte kinderen hebben ook vaak iets tegen plaatsing van die kinderen op de Sociale Werkplaats; maar als ze dan de Werkplaats gezien hebben, vallen de bezwaren meestal mee. De plaatsing gaat dus via het Gew. Arbeidsbureau of de Sociale Dienst; iedere plaatsing wordt besproken in de com missie. Heeft de commissie tot de plaatsing besloten, dan vindt keuring door de bedrijfsarts plaats. Dan volgt nog een bespreking met de directie van de D.S.W. om na te gaan wat de meest geschikte arbeidsplaats voor de betreffende man of vrouw is. Plaatsing ge beurt dus niet vaak op eigen verzoek. De heer De Vries was met het College van mening, dat er nog niet direct een tweede A.R.A. in Friesland moet komen. Ik heb kortgeleden nog een gesprek hier over gehad met de directeur van het G.A.K.; de medi sche dienst van het G.A.K. heeft met deze kwestie het meest te maken. Ik wilde nog graag eens weten hoe het met de A.R.A. loopt. De directeur heeft mij gezegd, dat er lang niet genoeg mensen zijn voor een tweede A.R.A. Er is in Heerenveen zelfs nog een kleine onder bezetting. Mochten de omstandigheden veranderen, mochten er meer mensen voor plaatsing op de A.R.A. in aanmerking komen het gaat meestal om mensen met een W.A.O.-uitkering dan zullen wij de zaak opnieuw onder ogen zien. Dat heeft op dit moment geen zin. N.a.v. de vraag over de sportvelden is het Groene Ster-gebied ten tonele gevoerd. Er zijn nog nooit in D.S.W.-verband sportvelden aangelegd. Wel zijn er on derhoudswerkzaamheden uitgevoerd. Ik ben het niet met de heer Van Haaren eens, dat men de mensen alleen maar bezig houdt; er wordt m.i. wel zinvol werk ge daan. Ook bij de Plantsoenendienst zijn mensen van de D.S.W. ingeschakeld. Er werken op dit moment ongeveer 30 mensen op buiten-objecten. Er zijn nog plaatsingsmogelijkheden. We hebben er nog een paar kleine objecten bij gekregen van de Dienst voor Sport en Recreatie. Ik kan de heer Van Haaren verzekeren, dat deze zaak ons bezig houdt; wij proberen steeds geschikte objecten voor deze mensen te vinden. Daar voor moet je wel vindingrijk zijn. Als iemand ons eens een tip kan geven, dan zullen wij die graag onderzoe ken. (De heer Van Haaren: Ik kan U niet een tip ge ven, maar wij hebben in de Raad wel voorstellen van B. en W. gehad waarbij het ging om de aanleg van sportvelden; er was dan de keus tussen twee moge lijkheden: aanleg door het vrije bedrijf of in D.S.W.- verband.) Nee, het ging om de keus tussen A.C.W. en D.C.W. Er is nooit sprake geweest van D.S.W., maar dus wel van aanvullende werken. Die werkzaamheden kunnen ook haast niet in D.S.W.-verband gebeuren, want de mensen die wij voor de buiten-objecten heb ben, zijn voor dergelijke werkzaamheden niet geschikt. Ze worden dus wel ingeschakeld bij onderhoudswerk. Wij hebben met de Dienst voor Sport en Recreatie al eens gesproken over De Groene Ster. Er is ons ver zekerd, dat de werkzaamheden in dat gebied niet zo geschikt zijn voor de betreffende groep mensen, ook al i.v.m. de bekwaamheid van deze mensen. Maar er vindt een dezer dagen een gesprek plaats tussen de directie van de dienst en de beide Wethouders die hier mee te maken hebben (Weth. Weide en mijn persoon) om toch nog eens te bekijken of er mogelijkheden zijn. De heer Sterk heeft gesproken over de werktijdver korting. Er is ook al eens iets over op de televisie geweest. Wij hebben nog nooit moeilijkheden gehad m.b.t. de werktijdverkorting. Er heeft zich nog nooit iemand beklaagd over de gang van zaken. De arts wordt regelmatig ingeschakeld. Als er moeilijkheden zijn, kunnen de mensen bij hem terecht. (De heer Sterk: Ik wilde graag weten wat precies de functie van de bedrijfsarts is; de Wethouder geeft toch eigenlijk niet een antwoord op mijn vraag. Ik ben echter wel blij met hetgeen hij zegt.) De bedrijfsarts keurt de mensen voor ze geplaatst worden; verder begeleidt hij de mensen. Hij gaat na of de werkzaamheden die de mensen verrichten, wel geschikt voor hen zijn. In het instructieboekje, dat de mensen die op de D.S.W. wer ken, hebben, staat, dat, als zij problemen hebben, me nen, dat ze te kort komen, zij bij de bedrijfsarts terecht kunnen. Iedere maandag en vrijdag is de arts aan wezig. ALGEMENE DIENST. Hoofdstuk IX, Sociale Zorg en Maatschappelijk Werk. Algemeen. De heer Sterk: In het antwoord op vraag 1 (sociaal raadsman) staat o.a.: ,,Wij trachten door een regel matige publiciteit meer aandacht van de bevolking voor de sociaal-raadsman te bewerkstelligen." Het is, dacht ik, gebleken, dat de sociaal-raadsman een voor de bevolking nuttige functie vervult; wij kunnen dus zeggen, dat het een goede zaak is. Wat zou het College ervan denken meer bekendheid aan het werk van de sociaal-raadsman te geven in de vorm van het publi ceren van een verslag waarin de sociaal-raadsman vraagstukken die hem worden voorgelegd, behandelt? Als het vraagstukken van algemene aard betreft, zou den die misschien kunnen worden behandeld in „Uw Leeuwarden" of in een weekblad (Huis aan Huis of Maandagpost). De heer De Vries: Ik heb ergens een notitie gelezen, dat m.i.v. 1 januari 1973 de kosten van de sociaal raadsman zullen komen te vallen onder de Financiële verhoudingswet. Misschien weet U dat ook wel, maar als dat zo is, watvoor perspectieven opent dit dan eventueel om tot een nieuwe aanpak, een nieuwe vorm geving o.i.d. te komen? Ik zou mij kunnen voorstellen, dat U zich in verband hiermee opnieuw op de situatie beraadt omdat de door mij aangegeven wijziging be paalde mogelijkheden opent. De heer Heetla (weth.): De sociaal-raadsman is nog steeds een experiment. In Bilgaard zijn we al een hele tijd bezig; Heechterp is er kortgeleden bij gekomen. Het bezoek op de zittingen is niet groot. Per zitting komen er 1 of 2 mensen. Wij hebben re gelmatig publiciteit gegeven aan het werk van de so ciaal-raadsman; in wijkkrantjes wordt er ook steeds op geattendeerd. Het College heft vanmorgen besloten nog weer eens advertenties te zetten in een paar dag bladen. Misschien gaan we volgend jaar maar dat is nog niet uitgewerkt verder met de voorlichting. Zeer zeker zal deze kwestie in de toekomst meer aan dacht krijgen. Dat is al eens toegezegd; wij gaan hier mee door. De heer De Vries heeft gevraagd naar de kosten van de sociaal-raadsman. Er is een subsidie-regeling voor. De sociaal-raadsman kan subsidiabel zijn, maar dan moet een zelfstandige commissie zijn werk bege leiden. Maar, zoals vorig jaar al is gezegd, het is nog een experiment. Je kunt wel een speciale man voor dit werk aanstellen en subsidie vragen, maar dat moet ook verantwoord zijn t.o.v. het totaal. Op het ogenblik loopt het nog niet zo hard, maar het zal ons steeds bezig moeten houden hoe wij deze zaak in de toekomst zullen aanpakken. Wij zullen ons dus opnieuw op dit punt beraden. De Voorzitter: Men zit hier achter de tafel nog even te praten over de kwestie van de financiering. Ik zou aan de heer IJsbrandij willen vragen of er iets bekend is over het nieuwe aspect dat de heer De Vries noemde: het kunnen declareren van een deel van de kosten van de sociaal-raadsman. (De heer De Vries: Het ging om een regeling in het kader van de samenlevingsop bouw; de ontbrekende gelden zouden dan onder de Fi nanciële verhoudingswet vallen.) (De heer IJsbrandij: Daar is mij niets van bekend.) De heer Heetla (weth.)De regeling die de heer De Vries bedoelt, moet wel erg nieuw zijn. Mijn laatste gegevens zijn, dat er alleen een subsidieregeling is voor gemeenten boven de 50.000 inwoners; het is een sub sidieregeling van C.R.M. Maar wat de heer De Vries bedoelt, is heel iets anders. (De heer De Vries: Nee, die subsidieregeling blijft bestaan, maar de kosten die nog voor rekening van de Gemeente blijven, vallen straks onder de Financiële verhoudingswet. En dat opent nieuwe mogelijkheden.) De Voorzitter: Die regeling is dus bij ons op dit moment niet bekend. Ik moet U zeggen, dat ik een dergelijke regeling in de bestuursvergaderingen van de V.N.G. ook niet ben tegengekomen. Maar wij zullen er zeker naar informeren. Mevr. Dijkstra-BethlehemIk heb de discussie over dit punt niet gehoord, maar ik zou graag willen weten hoe de publiciteit plaats vindt. De heer Heetla (weth.): Wij hebben publiciteit aan de sociaal-raadsman gegeven in de wijkbladen; ook in de hier verschijnende dagbladen en ook in „Uw Leeu warden" heeft een artikeltje gestaan. Wij zijn van plan een dezer dagen nog eens een advertentie te plaatsen in de dagbladen. Misschien zullen we volgend jaar een ander soort voorlichting over de sociaal raadsman geven; wij hebben daar in het College over gesproken, maar we zijn er nog niet uit. Wij gaan in ieder geval door met de voorlichting. De Voorzitter: Er is net een nieuwe wijk in het werk van de sociaal-raadsman betrokken en dat is mede reden, dat wij deze voorziening nog eens duide lijk in de dagbladen bekend zullen maken. Ik heb ge zien, dat de wijkbladen er regelmatig aandacht aan besteden. Mevr. Dijkstra-Bethlehem: Vorig jaar heb ik ge vraagd of het niet mogelijk was de zittingen van de sociaal-raadsman te publiceren in de dienstencentra. Daar zou nog over worden gesproken. Ik zou graag weten hoe dat gegaan is. De heer Heetla (weth.): Het is mij eerlijk ge zegd ontgaan. Ik zal die kwestie nog bekijken. De Voorzitter: Het is, dacht ik, voor ons een klei nigheid in de dienstencentra een bericht op de publi- katieborden te hangen. Daar zullen wij voor zorgen. De heer De Vries: Onze fractie wil graag de mo gelijkheid open houden om op de zaak van de sociaal- vaadsman bij de plenaire zitting terug te komen. 3 (/o De Voorzitter: Wij zullen dit punt noteren. De Voorzitter: Mevr. Dijkstra, ik heb begrepen, dat U wat later kwam omdat U uw bril had vergeten. Wij hebben afgesproken, dat, als U vragen zou heb ben over de D.S.W. of over de Sociale Dienst, wij U de gelegenheid zouden geven die te stellen. Ik stel dus opnieuw aan de orde: DIENST SOCIALE WERKVOORZIENING. Mevr. Dijkstra-Bethlehem: Is het juist, dat op de Sociale Werkplaats de werknemers een proeftijd van 2 maanden opgelegd kan worden zonder verdienste? (Het zou dan zo zijn, dat die mensen wel bijstand krijgen, maar geen loon in de zin van de wet.) U hebt geen antwoord gegeven op de vraag hoeveel werknemers in het afgelopen jaar via de Sociale Dienst geplaatst zijn in de sociale werkvoorziening (vraag 2). U zegt in het antwoord, dat een commissie bij de plaatsing adviseert. Hoeveel mensen zijn er dan via die commissie geplaatst? (De Voorzitter: U wilt exact weten hoeveel mensen er geplaatst zijn?) Ja. Kunt U mij ook zeggen hoeveel werknemers vanuit de Sociale Werkplaats weer in het vrije bedrijf ge plaatst zijn? Is er ook een commissie die onderzoekt of het werk dat de mensen doen, misschien te zwaar is o.i.d. De heer Heetla (weth.): Mevr. Dijkstra heeft ge vraagd of de werknemers een proeftijd zonder ver dienste kan worden opgelegd. Dat is inderdaad het geval. Dat kan ook moeilijk anders, omdat de mensen, als ze wel verdienen, hun recht op uitkering verliezen. De uitkering loopt tijdens de proeftijd gewoon door. Ik meen, dat er nog wel een looncompensatie mogelijk is; de heer Kas zegt mij net, dat dat inderdaad het geval is. Iedere plaatsing op de D.S.W. gaat via de commis sie. In die commissie zit iemand van de vakorganisa ties, een vertegenwoordiger van het Gew. Arbeids bureau, een ambtenaar van de Sociale Dienst en een vertegenwoordiger van het Rijksconsulentschap. Als de commissie tot toelating besloten heeft, vindt er een keuring plaats door de bedrijfsarts. Die arts maakt met de bedrijfsdeskundigen uit waar de man of vrouw geplaatst moet worden. De werknemers hebben alle maal een boekje waarin de voorschriften staan. Heb ben zë moeilijkheden met hun werk, dan kunnen ze altijd op de arts terug vallen. De arts heeft op maan dag en vrijdag spreekuur en loopt ook regelmatig door het bedrijf en controleert of de mensen voor hen geschikt en bevredigend werk doen. Mevr. Dijkstra-Bethlehem: Ik heb nog gevraagd of er ook mensen van de Sociale Werkplaats weer naar het vrije bedrijf gaan. De heer Heetla (weth.): Dat komt praktisch niet voor. Het gebeurt maar een heel enkele keer. SOCIALE DIENST. Mevr. Dijkstra-Bethlehem: De onder dit hoofdstuk gestelde vraag luidt: „Is het College bereid in overleg met de Commissie van advies en bijstand na te gaan of het niet mogelijk is de leden van de commissie wellicht onderverdeeld in subcommissies te betrek ken bij de behandeling van de bezwaarschriften tegen bijstandsbeschikkingen? Deze commissie zou terzake een adviserende taak kunnen hebben." U zegt in Uw antwoord, dat bezwaarschriften worden behandeld door een delegatie uit het College. En verder: „Dit laten voorafgaan door een advies van de desbetreffende commissie, wat op grond van art. 61 van de Gemeen tewet wel mogelijk is, lijkt ons met het oog op de in de wet gestelde termijnen, waarbinnen wij op be zwaarschriften dienen te beschikken, niet gewenst." Als het op grond van art. 61 van de Gemeentewet mogelijk is de commissie in te schakelen voor de be handeling van bezwaarschriften, dan lijkt het mij een zinnige zaak dat ook te doen. De bestaande commissie van advies en bijstand heeft in wezen geen enkele taak meer. Of bent U misschien van mening, dat het mo gelijk is de betreffende commissie een advies aan B.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 2