51,4'
it lykwols wol op priis stelle omt wy üs, hwat de
oare tariven oangiet, konformearje oan it P.E.B.
dat wy üs yn de üntjowing fan de netforswierring foar
de lanbou ek konformearje oan de ,,gedrachsregels"
dy't it P.E.B. nou op dit mêd fêststelt of fêststelle sil,
dat wy dêr dus net in'ütsündering binne.
De heer Vellenga: Ik moet zeggen, dat ik met stij
gende verbazing heb zitten luisteren naar wat Weth.
De Jong hier naar voren heeft gebracht. Wij behan
delen op dit moment agendapunt 5, dat correspondeert
met bijlage no. 405, die is gedateerd 7 december 1972.
Daarin verwijst U nog even maar het voorstel dat des
tijds uit mijn fractie is gekomen om de behandeling
van het voorstel dat U toen had ingediend, uit te
stellen en te verbinden aan de behandeling van de be
groting, waar we dan op dit moment mee bezig zijn.
Mooi. Als ik nu de raadsbrief van 7 december 1972
lees, dan blijft U rustig zitten op die f7,50 per jaar.
In het bij het raadsvoorstel behorend concept-besluit
staat ook heel nadrukkelijk „met ingang van 1 janu
ari 1973 met f7,50 per jaar te verhogen." Van enig
beraad in de kring van B. en W. merk ik niets uit de
letterlijke tekst van de raadsbrief. Nu doet de heer
Visser en dat is zijn goed recht een bepaalde
suggestie. Wij kunnen daar op zichzelf wel achter
staan. De Wethouder gaat in de benen en zegt: „Och,
eigenlijk zijn wij als College ook al tot die conclusie
gekomen. Wij hebben daar helemaal geen pijn aan.
Maar waarom hebt U dat dan niet in een nader stuk
aan de Raad voorgelegd? Ik dacht, dat dat zinvol ge
weest zou zijn. Mag ik nu eens weten, in welke ver
gadering van B. en W. U over deze zaak hebt gespro
ken, of U op grond van dezelfde motieven als die van
de heer Visser tot deze opstelling bent gekomen en
waarom U dan nagelaten hebt om deze nieuwe cijfer
opstelling deels per 1 januari, deels per 1 juli
aan de Raad voor te leggen? Dan zouden wij nu niet
overvallen worden met een gloednieuw voorstel van de
kant van B. en W. en zouden we ons ook nog iets beter
hebben kunnen verdiepen in de motieven, die een rol
gespeeld hebben bij dat beraad in Uw kring. Ik moet
U zeggen, dat het overrompelen van de Raad met dit
soort mededelingen echt niet correct en juist is. En
vandaar ook, dat ik bezwaar maak hoewel ik in
houdelijk wel met de suggestie van de heer Visser, die
dus blijkbaar ook al eens een poosje geleden over
peinsd was door het College tegen de gang van
zaken.
Deze kanttekening zou ik graag bij Uw voorstel wil
len maken.
Mijn tweede kanttekening is deze, dat de Wethouder
nu al schermt met te verwachten verzwaring van lasten
voor het jaar 1974. Dat is natuurlijk een kennis van
zaken die hij heeft die mogelijk een kleine groep
mensen ook heeft maar waar deze Raad niets,
maar dan ook niets van weet. Moeten wij ons nu ook
al op grond van dat soort motieven, die voor 1974 zou
den gelden, hier vanavond laten overtuigen om ineens
op die nieuwe koers van B. en W. te gaan varen? Ik
moet U zeggen, dat ik dit soort dingen dermate ver
bazingwekkend vind, dat ik, als het mij om het spel
zou gaan, tegen het voorstel van de heren Visser en
Heidinga zou willen zijn, maar nu het om de knikkers
gaat, doe ik dat niet. Ik hoop echter toch wel een be
vredigend antwoord te kunnen krijgen op mijn proce
durele en zakelijke bezwaren tegen deze opstelling van
de kant van het College, omdat ik aanneem, dat Weth.
De Jong zijn uitlatingen niet op zijn eigen houtje doet,
maar namens het gehele College spreekt.
De heer De Jong (weth.): De heer Miedema kan
ik zeggen, dat van het Provinciaal Bestuur een ver
zoek tot ons is gekomen om voor de netverzwaring
voor de agrarische sector, die van provinciale aard was,
op basis van vrijwilligheid, een bijdrage te betalen van
f 100.000,En dan zou het gevolg daarvan dus zijn,
dat, voor zover we agrarische bedrijven in de gemeen
te Leeuwarden hebben, deze bedrijven van het provin
ciale potje, dat o.a. door deze bijdragen gevormd zou
worden, zouden kunnen profiteren. De brief van de
Provincie is om advies gegaan naar de Commissie
Energiebedrijven en die heeft gezegd: „Wij voelen daar
niet veel voor. Waarom zullen wij hier f 100.000,voor
beschikbaar stellen? Wij kunnen in dezen, omdat wij
uiteindelijk een eigen gebied hebben, zelf voor de agra
rische bedrijven daarin zorgen, op basis van eenzelfde
regeling die de Provincie heeft. Als wij die f 100.000,
niet betalen, dan kan het provinciale potje zorgen voor
een gebied met uitzondering van Leeuwarden. Dan
kunnen wij onze eigen peultjes doppen." Dat standpunt
van de commissie is door het College overgenomen en
daar hebben we G.S. bericht van gestuurd.
De heer Vellenga heeft gesteld, dat hij inhoudelijk
met het voorstel-Visser-Heidinga niet zoveel moeite
heeft, maar dat hij bezwaren van procedurele en za
kelijke aard had tegen de opstelling van het College
in dezen. In de vergadering van het College van de
vorige week heb ik i.v.m. de begrotingsagenda ge
vraagd: Wanneer, gelet op de discussie in de Raad
van 18 september j.l., uit de Raad bezwaren zouden
komen, hetzij uit de fractie van de P.v.d.A., hetzij van
andere kant, geeft het College mij dan, bij wijze van
wisselgeld, de mogelijkheid om eventueel, de verho
ging van f 7,50 aanhoudende, het bedrag van de ver
hoging in twee stukken te knippen Als dat zou kun
nen, dat krijgen we in ieder geval niet het gat in de
dekking, ten aanzien waarvan we van onze kant in
genoemde raadsvergadering ons bezwaar hebben ken
baar gemaakt. Wij hebben - dit even ter nadere infor
matie van de heer Vellenga - een normwinst nodig van
f491.760,en de verhoging van het vastrecht met
f 7,50 zou op de begroting 1973 een bedrag van
f 610.970,opleveren. De heer Meijerhof heeft in die
zelfde vergadering gezegd: „De f125.000,die de
verhoging van het vastrecht met f 7,50 oplevert, heb
ben we dus eigenlijk niet nodig en in verband daarmee
kom ik met een berekening, waarbij ik een verhoging
van het vastrecht met f 4,accepteer, want dan is
een verhoging van f 7,50 mij te veel." Toen heb ik daar
van de kant van het College tegenover gesteld: „Maar
houdt U dit in de gaten: Er komt in de loop van 1973
door de loonontwikkeling een stuk lastenverzwaring
dat niet in de begroting verwerkt is overheen
van om en nabij de 2 ton." De heer Visser heeft toen
opgemerkt: „En houdt dan ook nog rekening met de
4 miljoen investering voor het tweede voedingsstation."
Dat is dus niet een element, dat ik nu invoer. Met deze
kennis van zaken gewapend, is het toch duidelijk, dat
ik mij als Wethouder erop bezin, dat, wanneer een deel
van de Raad vindt, dat de verhoging van het vast
recht bij f 4,moet ophouden, we dan een stuk dek
king voor 1973 verspelen dat we wèl nodig zullen heb
ben i.v.m. de gestegen loonkosten. En dan zou ik er,
ook nog rekening houdend met de lastenverzwaring
i.v.m de bouw van een tweede voedingsstation, een
lastenverzwaring die echter niet eerder dan in 1974
op ons af komt, als Wethouder genoegen mee kunnen
nemen, dat de verhoging van het vastrecht met f7,50
in twee stukken wordt geknipt. Dan zouden we elkaar
toch kunnen vinden in de Raad en dan hebben we t.a.v.
de financiën van 1973 toch een goed besluit genomen.
Nu kan de heer Vellenga wel zeggen: Ik vind het.
wat de procedure betreft, jammer, dat deze zaak niet
opener gespeeld is, maar ik wist niet, of in deze Raad
een voorstel in deze richting uit de bus zou komen.
Het had ook best kunnen zijn, dat de P.v.d.A.-fractie
had gezegd: Wij komen met een voorstel om de ver
hoging op f4,te bevriezen. (De heer Vellenga: En
voor zo'n voorstel had U geen wisselgeld.) In dat ge
val had ik gezegd: „Is het niet mogelijk, dat we el
kaar vinden door het vastrecht per 1 januari te ver
hogen met f 4,en per 1 juli nog een verhoging van
f3,50 in te voeren?" In die geest was dan het wissel
geld uitgevallen. Nu komt de heer Visser met een
soortgelijk idee. Ook in de C.C.P.-fractie bestond be
zwaar tegen de verhoging met f 7,50. De heer Rijpma
zei in de vergadering van 18 september: „Ik heb be
zwaren tegen een verhoging van het vastrecht; kan
het tarief per kWu niet incidenteel wat verhoogd wor
den?" U voelt dus wel, dat er aan verschillende kant
bezwaren bestonden, maar het College meende, dat
er in verband met de begrotingspositie toch voor een
zo goed mogelijke dekking voor 1973 gezorgd moest
worden. En ik dacht, dat het een zaak van goed be
leid was, dat we, luisterend na.ar de opmerkingen die
de vorige keer gemaakt zijn, goed het eindstation in
de gaten hielden: een voldoende dekking voor 1973.
15
Men kan het mij toch niet kwalijk nemen, dat ik in
dit geval wisselgeld van het College gevraagd heb.
Had ik vóór de vergadering met de suggestie van
de tweedeling moeten komen? Ik moest toch maar af
wachten, of er voorstellen in die lichting kwamen?
(De heer Vellenga: U hebt in eerste instantie het
woord „wisselgeld" niet gebruikt. U wekte de indruk,
dat het College zich nader had beraden en tot een ander
standpunt was gekomen. En de Voorzitter knikte op dat
moment.) Wanneer die indruk bij de heer Vellenga
gevestigd is, dan kan ik hem zeggen, dat er bepaald
niet een besluit van het College in die richting was.
Ik heb alleen van het College gevraagd: Wanneer in
de discussie een voorstel uit de ene of de andere hoek
komt(De Voorzitter: Vermoedende, dat er een
voorstel uit beide hoeken zou komen.) mag ik dan
een klein beetje wisselgeld hebben of moet ik terwijl
ik weet, dat er een discussie op komst is, zeggen
Nee. star vasthouden aan het standpunt dat ik destijds
ingenomen heb? Ik meen toch wel zoveel ervaring op
het politieke vlak te hebben, dat ik, als ik weet, dat
iets haalbaar is, tracht te luisteren naar degenen die
het niet met mij eens zijn en probeer iets van hun
wensen in te willigen om met elkaar te trachten tot
een resultaat te komen. Dat heeft er bij mij achter ge
zeten en bepaald niet datgene wat de heer Vellenga
vermoedt. Het is de bedoeling niet geweest „raar" te
gen de Raad te doen, maar juist welwillend te zijn.
De heer Visser: Mag ik nog Uw oordeel over de
volgorde van behandeling van de punten van de agen
da vernemen?
De Voorzitter: Ik moet even de volgende opmerking
maken. De Wethouder en ik hebben wel even over
legd; we hebben niet direct ter zake gereageerd, maar
we zullen ons er wel op beraden. Het is natuurlijk wel
belangrijk, dat we eerst de begrotingsproblematiek be
handelen. Als we strikt formeel zouden zijn, zouden
we de stemming over de begroting hebben moeten uit
stellen tot we ook deze punten zouden hebben gere
geld.
Verlangt iemand stemming over het volgens het
voorstel-Visser-Heidinga gecorrigeerde voorstel van B.
en W.?
Mevr. Dijkstra-Bethlehem wenst geacht te worden
te hebben tegen gestemd.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het in de zin
van het voorstel-Visser-Heidinga gecorrigeerde voor
stel van B. en W., met aantekening, dat mevr. Dijk-
stra-Bethlehem tegen is.
Punt 6 (bijlage no. 411).
Dienst voor Gezondheidszorg.
De heer Schaafsma: Ten aanzien van deze dienst
zou ik graag enkele opmerkingen willen maken.
De ruim V2 miljoen die voor Triotel wordt gevraagd,
is m.i. een extra investering boven de in de begroting
voor 1973 genoemde bedragen. Daar behoeft op zich
zelf, dacht ik, geen bezwaar tegen te zijn, als we van
twee dingen zeker kunnen zijn, n.l. dat die investerin
gen doelmatig zijn en dat het echte investeringen zijn.
Misschien zie ik als bestuurslid van Triotel hier en
daar spoken, maar ik heb toch in de commissieverga
dering van november, zij het laat het was nog
later dan nu en dan zijn cijfers wat moeilijk te be
kijken van die 5 ton zaken voor zo ongeveer 2 ton
nog ter discussie weten te stellen. Ik geloof niet, dat
ik in details hoef te treden; men heeft de lijst onge
twijfeld gezien. Als je dan in een volgende vergadering
alsnog die zaken met elkaar doorspreekt, dan blijft er
toch altijd nog een gevoel van onbehagen bij je hangen,
dat er ergens toch een investering gepleegd wordt,
waarvan je de doelmatigheid betwijfelt. Er stonden be
dragen bij, die zijn opgevoerd, maar die niet besteed
behoeven te worden; toch bekruipt je dan de vrees:
Ze staan er, en er komt uiteindelijk f 519.000,in de
onderhavige raadsbrief naar voren. Ik heb de mis
schien te grote angst, dat er een ketting van goed
vertrouwen ontstaat van de afdelingschefs die het stuk
naar de directie brengen, de directie die het in het
bestuur van Triotel brengt, het bestuur, dat het bij
B. en W. ter tafel brengt en B. en W., die het in de
raadsbrief zetten. Dan staat het bedrag er en je hebt
kans, dat het agendapunt dan als hamerstuk erdoor
gaat. Nu gaat het niet om zulke grote bedragen, want
- laten we duidelijk zijn zo'n investering van ruim
f519.000,kost aan rente ruim f63.000,en op
70.000 verpleegdagen per jaar, valt dat op de ver-
pleegprijs per dag nogal wat mee. Waar het mij ech
ter om gaat is, dat, als je dit bij herhaling gaat doen
en je zou dus steeds met je investeringen echt te duur
zitten, de herhaling van een klein bedrag toch uitein
delijk een groot bedrag maakt. En we zitten juist in
de ziekhuiswereld op het ogenblik dat merk je
aan je eigen premie, die elk jaar toch maar omhoog
gaat met een steeds duurder wordend instrumen
tarium, waaraan je een steeds groter wordend per
centage van je geld ziet verdwijnen. Ziek zijn is nooit
leuk, maar om aan de financiële gevolgen te over
lijden is, dacht ik, nog minder aardig. (De heer De
Vries: Daar is nog nooit iemand aan overleden.) Dat
moet U niet zeggen. Financiële problemen kunnen zo
groot worden, dat je daar geestelijk aan te gronde
gaat, mijnheer De Vries. Maar goea, dat komt mis
schien niet over.
Waar het mij om gaat is, dat van deze investerin-
genlijst toch enkele bedragen destijds in de commissie
zijn aangevochten, maar dat ze er misschien nu ge
ruisloos door zullen komen. En dat vind ik niet cor
rect. Want juist in de ziekenhuiswereld zitten wij met
een Centraal Overleg Ziekenhuistarieven, dat nauw
lettend de begroting van dit ziekenhuis in de gaten
zal houden. Wij hebben nu twee jaar aanlooptijd gehad
en in die tijd kun je allerlei aanloopverliezen wel kwijt;
er zal de eerste jaren geen nadelig saldo uit komen.
Maar het volgend jaar is het eerste jaar dat het zie
kenhuis als bedrijf moet draaien. En eind 1973 weten
we, of dit ziekenhuis economisch een bedrijf zal zijn,
dat als dienst aanstonds niet nog een tekort toevoegt
aan de tekorten die we al hebben. Ik moet zeggen,
dat ik mijn twijfels heb, al zal ik dat heel voorzichtig
moeten zeggen. Want wat is het geval? Het Centraal
Overleg Ziekenhuistarieven geeft eigenlijk niet een
strikte norm aan voor alle afdelingen afzonderlijk,
zodat je van te voren kunt zeggen: Dat kan wel, dat
kan niet. Er zijn in feite geen vaste bedragen bekend
om van te voren een planning te maken. Wel zijn er
enkele cijfers bekend, die ons komend jaar toch een
beetje tot voorzichtigheid moeten manen ten aanzien
van deze dienst en die betreffen niet de investeringen.
De investeringen kun je kapitaliseren, activeren en
die neem je mee in je verpleegprijs; daar is geen pijn
aan. Maar ten aanzien van de andere sectoren en
dan neem ik de vrijheid iets buiten de orde te gaan
ben ik op het ogenblik niet helemaal gerust. Ik heb
wat becijferingen gemaakt en ik zal de Raad daar
op de late avond niet mee gaan plagen waarbij, ik
zeg: Wat zit er nu volledig goed? (De heer Tiekstra
(weth.): Niets?) Jawel, gelukkig wel. Als U dat zegt
dan moet ik U toch helemaal terechtwijzen. Triotel
loopt als bedrijf, als ziekenhuis bijzonder goed. Het
oude Stadsziekenhuis was een goed ziekenhuis en we
hebben gelukkig die goede naam ook mee kunnen
nemen naar Triotel. En ik ben er echt wel trots op,
dat de zaak is gelopen zoals ze gelopen is. Triotel be
gint als nieuw ziekenhuis een goede naam te krijgen.
Dat wilde ik er wel even bij zeggen. Ik geef alleen
maar kleinigheden aan; het zijn maar voorzichtige
aanwijzingen. Ik zeg van die punten: Laten v/e die
nauwlettend in de gaten houden. Het zijn maar kleine
onderdelen van het ziekenhuis; het gaat niet over het
grote geheel. Ik noem twee punten: 1. Onderhoud.
Hebben we er enig idee van wat het ongeveer mag
kosten? Het Nationaal Ziekenhuisinstituut te Utrecht
geeft per 1 juli 1971 een norm aan van f4, per ver-
pleegdag. Als we dat eens een beetje extrapoleren
ik heb in een gesprek met dat instituut de indruk ge
kregen, dat dit tot ongeveer 10 pet. gaat, maar laten
we wat royaler zijn tot f5,dan kunnen we 70.000
(verpleegdagen) x f5,is f350.000,besteden. Daar
zitten we aan toe, royaal aan toe. Dat is, dacht ik,
een gevaarlijke ontwikkeling in de onderhoudspositie,
vooral omdat het een nieuw ziekenhuis is. Dit moet
niet verder doorgaan. En dan noem ik als punt 2 de