4- 23
heel iets anders dan de begeleidingscommissie. (De
heer Tiekstra (weth.): Overleg over welke zaken be
doelt U eigenlijk precies?) Als er in een veel later
stadium allerhande dingen worden vastgelegd over be
paalde diensten, zal het natuurlijk ook wenselijk zijn
weer met vertegenwoordigers van de diensten en de
medezeggenschapscommissies te beraadslagen over de
uiteindelijke vormgeving; ik zou het prettig vinden als
dat overleg en deze beraadslagingen plaats zouden
kunnen vinden met de Commissie R.O. (De Voorzitter:
Daar is die commissie niet voor.) Dat heeft de heer
Tiekstra ook al gezegd, maar ik stel nogmaals de
wenselijkheid hiervan.
Dan nog een ander puntje. Ik heb op 20 november
gevraagd waarom het rapport niet naar de pers en
andere belanghebbenden gezonden is; ik heb geen ant
woord gekregen. Ik heb in de begrotingsvergadering
gevraagd: Waarom is dat rapport niet naar de pers
gezonden Ik heb geen schijn van een antwoord ge
kregen. Ik heb gisteren nogmaals gevraagd: Waarom
is dat rapport niet naar de pers gezonden? Ik heb geen
schaduw van een antwoord gekregen. Ik protesteer
er tegen, dat dat tot driemaal toe zo gebeurd is. Ik
vraag U nu nogmaals om mijn vraag te beantwoorden.
(De Voorzitter: U krijgt een antwoord.)
Wat de directiestructuur betreft, kunnen wij ons bij
zonder goed vinden in wat de heer Brandsma hier
gisteren over heeft gezegd, maar de heer Van der Wal
kan onze ideeën ten aanzien hiervan beter ontwikkelen.
De heer Van der Wal: Ik wil eerst even iets zeg
gen over de f 12.000,voor het inschakelen van het
bureau Twijnstra en Gudde bij het aanstellen van een
hoofd-directeur. Gister heb ik kennelijk een teer punt
geraakt door te veronderstellen, dat het College al
iemand op het oog had voor de betreffende functie.
De Wethouder vond dat een ondermaatse opmerking,
maar vertelde niet wat dan wel de motivering voor
het niet doorgaan van de inschakeling van het orga
nisatiebureau was. Nu kan ik dat op mijn beurt wel
weer een ondermaats antwoord noemen, maar daar
schieten we niet zoveel mee op. (De heer Ten Brug
(weth.): Die opmerking- is ondermaats.) Ik zal nu
maar een motie indienen om dat krediet van f 12.000,
toch beschikbaar te stellen. Die motie luidt:
„De Gemeenteraad, in vergadering bijeen op 9 januari
1973; besluit: een krediet van f12.000,ter beschik
king te stellen voor het inschakelen van het bureau
Twijnstra en Gudde bij de aanstelling van een hoofd
directeur voor de Dienst voor Stadsontwikkeling."
De motie is mede-ondertekend door de heer Van
Haar en.
Dan kom ik op de directiestructuur. Wij kunnen ons,
dacht ik, toch het beste vinden in het nieuwe voorstel
van de meerderheid van B. en W. Wij vinden het wen
selijk, dat de directeuren van de onderdelen van de
nieuwe dienst een eigen directe verantwoordelijkheid
houden aan B. en W. voor wat betreft de technische
aspecten. Dit om te voorkomen, dat de hoofd-directeur
een soort van technische super-deskundige zou moeten
worden. Wij zien de hoofd-directeur meer als een ma
nager van het geheel en niet als technisch hoofd-direc
teur. Hij moet natuurlijk wel een soort feeling voor dit
soort zaken hebben, maar dat spreekt voor zichzelf.
Dan kom ik op het schema van de heer Wiersma.
Ik neem aan, dat de termen „coördinatie en secreta
riaat" ongeveer managing algemene zaken betekent.
Ik vind met de heer Knol, dat die functie er niet tus
sen in moet staan, maar ernaast of rechtstreeks val
lend onder de algemeen directeur. Verder is in dat
schema de hele afdeling Bouwkunde vergeten. Behoort
die onder het vakje Stedebouw? (De heer Wiersma
knikt.) O.k.
Ik heb gister een motie ingediend om de afdeling
Stedebouw/Bouwkunde te splitsen, maar ik heb wel
gemerkt, dat voor die motie weinig steun komt en ik
wil die motie dan ook maar intrekken. Dat spaart
wellicht tijd.
De heer Wiersma: Uit de zowel gister als vandaag
door de verschillende sprekers gehouden betogen, is,
dacht ik, wel duidelijk geworden, dat de meerderheid
van de Raad wel zou voelen voor de structuur zoals
die gister enigszins op papier is weergegeven en is
uitgereikt aan de leden van de Raad en het College.
Wij kunnen het daar, dacht ik, wel over eens zijn. Ik
heb uit het betoog van de heer Vellenga begrepen, dat
hij uiteindelijk ook wel in de richting zou willen van
een algemeen directeur (het mag wat mij betreft een
hoofd-directeur zijn)het moet in ieder geval iemand
zijn die rechtstreeks verantwoording is verschuldigd
aan B. en W.daar komt het op neer. Dat is de man
die we moeten hebben in de top. Het mag van mij een
ingenieur zijn, maar het mag ook een doctorandus
zijn. Het moet in de eerste plaats een manager zijn,
een man, die in staat is de diensten die onder hem
ressorteren zodanig mede te leiden, dat geen misver
standen mogelijk zijn in de club van directeuren die
wij onder hem willen stellen. Ik denk daarbij aan de
directeuren van Grondbedrijf, Openbare Werken en
Stedebouw/Bouwkunde. Deze drie mensen zullen ge
zamenlijk de algemeen directeur de benaming die
ik er dan nog aan geef moeten adviseren en steu
nen. De directie zal naast zich moeten hebben een or
gaan voor de administratieve dienst van de ruimtelijke
ordening, een orgaan, dat bovendien een coördinerende
functie moet krijgen. De algemeen directeur is zelf de
coördinator maar moet daarvoor over een goed bureau
beschikken. Verder zal dit orgaan een secretariaats
functie moeten vervullen, omdat het anders niet mo
gelijk is de directeur zijn werk goed te laten doen. Ik
handhaaf, dat de drie directeuren de functie directeur
moeten hebben, omdat zij de verantwoording moeten
dragen voor de dienst die onder hen gesteld is. Wij
kunnen nooit en te nimmer aan een algemeen direc
teur opdragen om deze diensten er bij te nemen. (En
dat zou moeten als er adjunct-directeuren aan het
hoofd staan.) Dan krijg je dezelfde blokkeer-ge-
schiedenis waar U, mijnheer de Voorzitter, gister
over sprak als wanneer je een hoofd-directeur zou
hebben zonder voldoende bevoegdheden en verantwoor
delijkheden t.o.v. B. en W. Dan zou die man met alle
plannen bij de Wethouder van Ruimtelijke Ordening
binnenkomen en vragen: Mag ik alsjeblieft? Dat zou
het geval zijn bij een hoofd-directeur zonder voldoende
bevoegdheden en ook als er adjunct-directeuren ge
steld worden onder de algemeen directeur. De adjunct
directeuren zouden dan voortdurend de deur plat lopen
bij de algemeen directeur om hem toestemming voor
alles te vragen. Dat is een zaak die naar mijn smaak
niet te verkopen valt. Er zullen directeuren aan het
hoofd van de onderdelen van de dienst moeten worden
gesteld. Het zal zo moeten zijn, dat de functie directeur
Grondbedrijf gehandhaafd wordt en dat de functies di
recteur Openbare Werken en directeur Stedebouw/
Bouwkunde worden gecreëerd. (De heer Tiekstra
(weth.) Mag ik bij interruptie een vraag stellen
U bedoelt daarmee, dat zij voor hun dienstonderdeel
bevoegd zijn zelfstandig en rechtstreeks aan B. en W.
te rapporteren? Uiteraard binnen het kader van de
totale beleidsvoering.) Daar ben ik net aan toe. U
neemt mij bijna de woorden uit de mond. Ik heb er
helemaal geen bezwaar tegen, dat bijv. de directeur
Grondbedrijf op een gegeven moment door B. en W.
opgeroepen wordt om ten aanzien van zijn dienst een
aantal aspecten te behandelen die niets met ruimte
lijke ordening te maken hebben. Maar ik zou wel de
restrictie willen maken, dat, wanneer het gaat om za
ken de ruimtelijke ordening betreffende, deze beslist
via de manager van de ruimtelijke ordening lopen; die
mag niet gepasseerd worden. Want dan zouden we een
situatie krijgen die beslist onverkwikkelijk is. Maar
het is m.i. te allen tijde mogelijk voor een beleidsor
gaan als B. en W., zijnde de hoogst verantwoordelijke
instantie binnen deze Gemeente, een directeur te spre
ken over aangelegenheden hun dienstonderdeel betref
fende. (De Voorzitter: Maar daarmee maak je hem
adjunct-directeur; dat moet U zich goed realiseren.)
Volgens mij zou je aan een adjunct-directeur deze be
voegdheid onthouden en daarom zouden we geen ad
junct-directeuren moeten hebben. Ik stel voorop, dat
deze drie mensen directeur moeten worden; ik zie niet
in, dat zij als adjunct-directeur wel en als directeur
niet die bevoegdheid zouden kunnen hebben. Daar ge
loof ik niet in. Maar misschien is dat een artikel er
gens in een wet.
Dan zou ik er nog op willen wijzen, dat, als wij wil
len komen tot een goed bureau ten dienste staand aan
de dienst voor de R.O., er aan het bureau Twijnstra
en Gudde een opdracht verleend moet worden; daar
komen we niet onderuit. Die opdracht zal er moeten
komen om een goede taakstelling en een duidelijke af
perking van verantwoordelijkheid en bevoegdheden
vast te stellen van de algemeen directeur en de drie
directeuren. Voorts zal het bureau Twijnstra en Gudde
de opdracht moeten krijgen om m.b.t. de huidige af
deling V.O.W. een dusdanige splitsing te krijgen, dat
er een goede secretarie-afdeling uit voortvloeit en dat
er bovendien uit voortvloeit een bureau voor de ruim
telijke ordening zoals ik al in eerste instantie heb
geschetst. Ik heb gesteld, dat dat bureau ten dienste
zal moeten staan van de algemeen directeur en zijn
staf (tot zijn staf dan gerekend de drie directeuren en
het hoofd van het betreffende bureau). Een en ander
is in het schema weergegeven.
Ik zou het volgende voorstel in willen dienen
„De Raad van Leeuwarden; in vergadering bijeen
op dinsdag, 9 januari 1973, besluit m.b.t. de organisa
tie-structuur voor de ruimtelijke ordening:
le het benoemen van een algemeen directeur, direct
verantwoordelijk aan B. en W.; 2e het benoemen van
een directeur Openbare Werken; 3e het benoemen van
een directeur Stedebouwkundige Dienst; 4e het hand
haven van een directeur Grondbedrijf; 5e het bureau
Twijnstra en Gudde opdracht te verlenen a. een goede
taakstelling en duidelijke omschrijving van verant
woordelijkheden en bevoegdheden en b. het huidige
bureau van V.O.W. op te splitsen in een secretarie
afdeling en een bureau voor ruimtelijke ordening ten
dienste van de gehele ruimtelijke ordening."
De heer J. de Jong: Er zijn al ontzettend veel woor
den besteed aan deze zaak; we praten er vanavond
voor de zoveelste maal over. Het lijkt mij voor alle
ambtenaren die bij deze dienst betrokken zijn niet een
beste zaak, dat eigenlijk over hetzelfde wordt gespro
ken en praktisch gelijk wordt gedacht, maar dat er
touw getrokken wordt om de wijze waarop het ge
bracht moet worden. Ik vind dit jammer.
Ik wil eerst even ingaan op hetgeen de heer Wier
sma gezegd heeft. Ik vind het jammer, dat hij twee
zaken aan elkaar verbindt, dat hij de motie niet be
perkt heeft tot de kwestie van de benoeming van een
hoofd-directeur en drie directeuren. Want wat daar
achteraan komt, hoort m.i. tot het verdere onderzoek.
Misschien wil de heer Wiersma hier nog over naden
ken; hij zou tot een splitsing kunnen besluiten. Op deze
wijze is de motie te veel omvattend en zal het mis
schien niet halen. Ik dacht, dat de heer Wiersma ver
meeging met de heer Vellenga. Wat de heer Vellenga
hier als alternatief naar voren heeft gebracht: direc
teurdrie directeuren, lijkt mij inderdaad een juist uit
gangspunt. Dat is eigenlijk ook hetgeen B. en W. wil
len, maar er is dan een kleine frictie, want de Voor
zitter zegt, dat je dan in wezen van die drie directeu
ren adjunct-directeuren maakt. Ik kan het daar niet
mee eens zijn. Misschien spreek ik dan nu met drie
tongen(De Voorzitter: In de begeleidingscom
missie was U het er wel mee eens, hè?) Ja, inderdaad.
(De Voorzitter: Vandaar de verwarring.) Maar hier
heb je nu precies het punt. (De heer De Vries: U
krijgt hier het licht.) Ja, zo is het. (Gelach) Wij heb
ben in de begeleidingscommissie gesproken over een
hoofd-directeur. En als ik nu even helemaal terug
grijp, dan is in het rapport een rijtje aangegeven: di
recteur R.O., directeur Grondbedrijf, directeur Open
bare Werken, directeur Stedebouw/Bouwkunde. Nu
heeft een van onze leden mij verweten dat ik met twee
tongen sprak. Datzelfde lid heeft ervoor gepleit, dat
dat eerste hokje een groot hokje zou zijn. (De heer
Knol: Maar nevengeschikt!) Dat kan niet. Dan moet
je eerst eens een tijdje zaken doen en dan moet je eens
proberen of je op deze wijze inderdaad een bedrijf
kunt runnen. Als je daarmee begint, ben, je tevoren op
geschreven tot faillissement. Zo kun je geen zaken
doen. Je moet aan het hoofd van een bedrijf iemand
hebben die ook werkelijk hoofd van dat bedrijf is. En
daar kun je een aantal directeuren neven aan schik
ken, maar de hoofd-directeur en men noemt dat dan
de doorhakker moet een vent zijn die zaken kan
doen; zonder meer! Het moet een vent zijn die op een
bepaald moment helemaal geen verstand hoeft te heb
ben(Grote hilariteit) Laat mij even uitspreken.
Wanneer je op een gegeven moment een bepaalde
woordspeling maakt, wordt die weer verkeerd verstaan.
Laat ik mij dus maar anders uitdrukken. Deze man
hoeft helemaal geen inzicht te hebben hoe de zaak in
technisch opzicht moet worden benaderd; hij moet we
ten hoe hij leiding moet geven aan het bedrijf. En we
hakkelen er maar omheen. Ik vind het zo langzamer
hand eigenlijk een treurige zaak. Ik zou haast zeggen:
Als wij naar buiten blijven treden op de wijze zoals het
nu al enige tijd gaat, dan zou ik persoonlijk langzamer
hand huiverig worden al zou ik de capaciteiten heb
ben te solliciteren bij een gemeente waar men zo
weinig zicht heeft op de wijze waarop een bedrijf ge
rund moet worden. Ik ben het eens met de zienswijze
van de heer Vellenga, ook eens met de zienswijze van
de heer Wiersma behalve wat het laatste deel van zijn
motie betreft.
De hear Miedema: It sil him miskien wol oan my
lizze, mar ik haw der wol oan, dat ik it allegearre
noch bigryp sa fier is it hinne. (De hear P. van «Ier
Veen: Jo binne tominsten earlik.) Ik leau, dat wy
oer dingen prate hwer't wy in organisaesje-buro foar
hawwe, dat wy mei dingen dwaende binne hwer't wy
hielendal net oer hoege to praten, dat wy it üssels
swier meitsje wylst wy it maklik hawwe kinne. Ik
soe dus freegje wolle: Sille wy nou fierder mar in
bytsje gewoan dwaen? (De heer Vellenga: Hoe is
dat?) Ik tocht, dat it sa wie, dat, as it organisaesje-
buro fierder sil, it in idé hawwe moat oer de organi-
saesje sa't de Gemeente him dy tinkt. Dan kinne dy
lju bigjinne mei in wurkfordieling op to setten. As wy
joun bislute kinne hoe't de direksjestruktuer wurde
moat, dan kinne hja fierder. Wy moatte in bislüt nim-
me oer de struktuer. Dan siket it organisaesje-buro
wol ut hwa by hwa op bisite mei, hwa wol en hwa net
forstan hoecht to hawwen, hwa doktor en hwa inge
nieur wêze moat, ensfh. Dat moatte Twijnstrla en
Gudde ütmeitsje; dêr hawwe wy dy lju foar ynhierd.
Wy wolle fierstento folie. Wy moatte gewoanwei fêst-
stelle hwat de struktuer fan de direksje wêze moat.
En dan konformearje ik my alhiel oan it ütstel fan
B. en W. Binne der lju dy't oars wolle, nou, wy stimme
oer de ütstellen dy't yntsjinne wurde. Mar wy moatte
net oer alle mooglike dingen prate dy't Twijnstra en
Gudde yn de twadde fase noch bisjen moatte.
De heer B. P. van der Veen: Ik ben blijkbaar ook
slachtoffer van de spraakverwarring. Ik zou willen
weten of er eigenlijk verschil is tussen de opvattingen
van de heren Vellenga en Wiersma. Ik heb begrepen,
dat de een de voorkeur geeft aan een directeur met
adjunct-directeuren en de ander aan een algemeen
directeur met technische directeuren o.i.d. Alsof die
woorden op zichzelf iets terzake doen. Ik dacht, dat
dat nu precies de formele kant van de zaak was en
dat het hier gaat om de inhoud van de functies. En
dan zal het mij een zorg zijn of je het adjunct-direc
teur of directeur noemt. Dus wanneer hier de strijd
gestreden wordt tussen heren die formele dingen in de
schaal werpen, dan kan ik dat niet volgen. Dan raak
ik alleen maar verder van huis, want die formele din
gen zeggen mij niets. Nu hebben we een motie gekre
gen van de heer Vellenga waar hij zelf niet al te veel
feducie in heeft, dacht ik. Dat is de motie die gaat over
de directeur en zijn adjuncten. Wij zitten natuurlijk op
dit moment in een bepaalde historisch gegroeide con
stellatie. Wij hebben voor één van de dienstonderdelen
een directeur. Is dat een verhindering om het voorstel
van de heer Vellenga te volgen, dan kan hij het, dacht
ik, beter meteen maar terug nemen. Enfin, ik wil
graag, dat de zaken mij wat duidelijker gemaakt wor
den.
De heer Heetla (weth.): Er is gisteravond mis
schien niet moedwillig mijn naam genoemd in de
discussie. Dat zal waarschijnlijk het gevolg zijn van
hetgeen ik in de vorige vergadering over de gang
van zaken heb gezegd. Ik geloof, dat het hier gaat
om öf een horizontale öf een verticale structuur. Ik
ben voor een verticale structuur; dat heb ik in de
discussie van 20 november ook al duidelijk gezegd.
Ik heb er geen behoefte aan nogmaals te zeggen wat