Punt 13 (bijlage no. 30).
Mevr. Dykstra-Bethlehem: Naar aanleiding van het
rapport „Woningmarktverkenning Leeuwarden" zou ik
een enkele opmerking willen maken.
In de eerste plaats wordt in het rapport in verband
met de groei van kernen als Hardegarijp, Stiens, enz.
de gedachte geopperd van een versnelde gewestvorming.
Dit vraagstuk is, dacht ik, al voldoende in de gemeen
ten en de Provincie besproken; de algemene conclusie
is, dat er geen enkele reden bestaat om tot gewest
vorming over te gaan, laat staan tot versnelde gewest
vorming. Dit element in het rapport zou ik dan ook
met klem willen afwijzen.
Ik ben het volledig eens met datgene wat in het
rapport wordt aangegeven als oorzaken van het kra
ter-effect. Ik zou er echter één punt uit willen halen,
n.l.: de prijs, eventueel huurprijs, in de stad acht men
te hoog (punt c, pag. 2 van de raadsbrief). De prijzen
liggen inderdaad erg hoog en stijgen ieder jaar. Ik stel
dit, omdat ik van mening ben, dat er mogelijk een an
dere koers ook in onze Gemeente t.o.v. de huur
prijzen kan worden gevolgd. Al eerder heb ik in deze
Raad voorgesteld stappen te ondernemen bij de over
heid om de B.T.W. op de woningbouw nu al 16%,
meen ik drastisch verlaagd te krijgen; hetzelfde
geldt t.a.v. de rente die op dit moment al 8% bedraagt.
B.T.W. en rente hebben een grote verhoging van de
huurprijs tot gevolg.
Het moet m.i. mogelijk zijn in samenwerking met
ondernemers en woningbouwverenigingen te komen
tot goede en goedkopere woningbouw. In dit verband
zou ik willen wijzen op datgene wat in Smallingerland
is gebeurd. Daar heeft men na een grondige bespreking-
met de christelijke woningbouwvereniging „Talma"
o.a. in Drogeham woningen gebouwd: eengezinswonin
gen met voor- en achtertuin, 3 slaapkamers, c.v.,
douche enz. De voor deze woningen vastgestelde huur
prijs bedraagt f160,Ik noem dit voorbeeld, omdat
het volgens mij mogelijk moet zijn, dat U er Uw voor
deel mee doet. B. en W. zouden deze zaak eens kunnen
onderzoeken; misschien kunt U de woningen eens be
zichtigen en een bespreking houden met de woning
bouwvereniging „Talma". Misschien zou er op die ma
nier voor de onder c genoemde oorzaak van het kra
ter-effect een oplossing kunnen worden gevonden; de
prijs van de woning is van belang voor iedere be
woner.
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: In Leeuwarden is
tot 1972 gebouwd zonder dat een onderzoek naar de
woningmarkt was ingesteld. Vanuit onze fractie is al
destijds, bij de opzet van het Aldlan, om zo'n onderzoek
gevraagd. Het is er dus nu en wij zijn van mening,
dat wij er goed mee zullen kunnen werken.
Gelukkig kon bij de opzet van de plannen voor Ald-
lan-oost, Aldlan-west en Westeinde al rekening worden
gehouden met de uitkomsten van dit onderzoek, vooral
wat betreft de verhouding hoogbouw-laagbouw en de
behoefte aan eengezinswoningen. Verder heeft de ver
gelijking van de woonwaarde, i.v.m. de huurharmoni-
satie verricht, ons geleerd, dat woonwaarde in flats
25 tot 30% duurder is dan evenveel woonwaarde in
eengezinswoningen. In het rapport wordt gesteld, dat
we wat hoogbouw betreft, moeten gaan zitten op een
percentage tussen 10 en 20 en het is, gelet op de prijs
verschillen, misschien wel het beste, dat we maar af
zakken naar 10%.
Op grond van de gegevens die we nu hebben, moeten
we proberen om te komen tot een meer gedifferentieer
de woningvoorraad; „voor elk wat wils" dus. De z.g.
natuurlijke ontwikkeling heeft geleid tot een krater
effect rondom Leeuwarden en dat moet worden afge
remd of omgebogen, ook naar de mening van de ver
schillende adviesorganen van de rijksoverheid. Wij
moeten in de nieuwe bestemmingsplannen dus zoeken
naar een alternatief voor het landelijk wonen, waarbij
dan de voordelen van het wonen in een stad met al
zijn voorzieningen de balans moet doen omslaan. Leeu
warden heeft een bepaalde uitbreiding nodig om als
centrum te kunnen functioneren, ook voor een wijde
omgeving. De belangen van de omliggende gemeenten
en die van Leeuwarden zijn wat dit betreft ook niet
met elkaar in strijd. Beide hebben belang bij een goed
functionerende stad. Het is verder van het grootste
belang te komen tot een goede planontwikkeling voor
de dorpen in en buiten de gemeente, wat er wel toe
moet leiden, dat wij overleg plegen met gemeenten om
ons heen, om te voorkomen, dat we belanden in een
chaotisch woningbeleid. Leeuwarden is een gedeelte van
één woon-werk-gebied en wij kunnen niet net doen of
de buren geen bestemmingsplannen hebben; omgekeerd
kan dat evenmin.
Ik heb uit het rapport niet kunnen opmaken, dat de
makers ervan een andere zienswijze hebben over de
suburbanisatie dan het College. Het positieve dat de
heer Priemus signaleert, is, dacht ik, dat door dit ver
schijnsel van de suburbanisatie toch een stuk van de
woningnood is opgelost en een groot aantal mensen
een goede woning hebben kunnen betrekken. Verder
zegt hij: ,,Neem het zoals het is; het is toch niet meer
terug te draaien."
In de raadsbrief wordt uitggegaan van 5.400 wonin
gen voor de eerste 6 jaar. Dit lijkt ons in ieder geval
niet te weinig. Volgens de laatste gegevens over 1972
blijkt, dat we dat jaar ongeveer 2.000 inwoners verlo
ren waarvan 1.200 of 60% aan de omliggende gemeen
ten, m.n. Leeuwarderadeel, Menaldumandeel en Tie-
tjerksteradeel. In 1971 verloor de gemeente Leeuwar
den 1.500 inwoners, in 1970 900, in 1969 bijna 400 en
in 1968 200. De teruggang is dus in de laatste jaren
het grootst geweest en die gegevens zijn niet in het
rapport verwerkt. Het woningtekort is daardoor in
feite afgenomen. Verder gaat U bij de berekening uit
van een sluitende migratiebalans. Zal dat in 1973 en
1974 onmiddellijk het geval zijn? Tegenover deze twee
factoren staat de toenemende vraag naar huisvesting
voor alleenstaanden en startende gezinnen. Wij weten
ook, dat de migratie-eenheden die Leeuwarden in 1972
binnenkwamen gemiddeld 1,6 persoon groot waren,
terwijl de vertrekkende eenheden 2,1 persoon groot
waren. Wanneer je die cijfers eens een beetje beter
beziet, dan kun je met de natte vinger wel veronder
stellen, dat die 1,6 erop wijst, dat er veel eenlingen
binnengekomen zijn; het vertrekcijfer, gemiddeld 2,1
persoon per eenheid, geeft eigenlijk aan, dat er veel
eenlingen, maar ook veel jonge gezinnen de gemeente
hebben verlaten. Uw opmerking, dat het grote huis
wat te veel accent heeft gekregen in het rapport lijkt
dan wel juist, maar hoe groot waren de gezinnen die
niet voor Leeuwarden kozen, de gezinnen die we graag
gehad hadden, maar die onze deur voorbij gingen?
En dan nu het punt: Voor wie moeten we bouwen?
De samenstellers van het rapport concluderen, dat on
geveer de helft van de woningzoekenden de nieuwbouw
niet zal kunnen betalen ondanks alle vormen van sub
sidie die wij kennen. U schrijft in de raadsbrief: „Het
is sociaal aanvechtbaar, dat de minder-draagkrachti
gen altijd op doorstroming zijn aangewezen." Maar U
pleit ook niet voor een stap terug qua constructie en
voorzieningenniveau, wat dan inhoudt, dat U de situa
tie accepteert. Niet in alle gemeenten heeft men zich
zó opgesteld. Mevr. Dijkstra heeft daar ook al op ge
wezen. Er zijn plaatsen, o.a. Drogeham en Goirle (in
Brabant), waar het gelukt is woningen te bouwen (met
drie slaapkamers en c.v.) met een huur tussen de
f 150,en f 170,per maand. Men heeft daar eerst
vastgesteld wat men maximaal aan huur wilde vra
gen en is daarna gaan bekijken wat men voor die prijs
kon bieden. De grondprijzen waren ook daar niet laag:
in Goirle f7.500,per kavel. In het rapport staat:, „De
bewoners van onvolwaardige woningen onderscheiden
zich niet alleen van de overige bewoners door het soort
woning waarin zij leven, ze zijn armer, beschikken over
minder apparatuur en auto's dan gemiddeld; zij kun
nen minder betalen, maar hun wensen zijn bescheide
ner, mede als gevolg van de situatie waarin ze zich
bevinden." Onze fractie is van mening, dat niet alleen
moet worden gekeken naar de stap terug die deze
bouw misschien ik zet daar een groot vraagteken
achter is t.o.v. de andere, duurdere bouw, maar ook
naar de meerdere stappen vooruit die deze oplossing
kan bieden aan deze bewoners in vergelijking tot de
situatie waarin ze zich nu bevinden. Doorstroming is
o.i. niet het enige alternatief; het is geen wondermid
del. En dan noem ik nog een citaat uit het rapport:
„Aan de markt komt uit de bestaande voorraad steeds
datgene wat niet voldoet." Onze fractie zou graag
zien, dat de mogelijkheid van goedkopere bouw in over
leg met de corporaties serieus wordt onderzocht. Als
het lukt, is het mogelijk met individuele huursubsidie
deze mensen een nieuw huis te bieden en komt de ob
ject-subsidie terecht waar die hoort, terwijl men nu
verschuift van de onvolwaardige woning naar de niet
zoveel betere. Deze stelling moet de corporaties wel
aanspreken gezien het doel waarvoor zij in het verle
den zijn opgericht.
Voor de wat verder in de tijd liggende plannen als
bijv. Camminghaburen lijkt het ons van belang, dat
bijstelling aan de hand van de nu bekende gegevens
over de oude woningvoorraad volkstelling 1971
plaats vindt, dat wij doorgaan met het verhuismotie
ven-onderzoek, en dat een herzien schema van amova-
tie en renovatie binnen niet al te lange tijd wordt op
gesteld.
Samenvattend wilde ik zeggenWij gaan akkoord
met de conclusies in grote lijnen genoemd in de raads
brief, en met de bouw van plm. 900 woningen per jaar
in de komende jaren, waarbij bijstelling mogelijk moet
zijn en waarbij goed de ontwikkeling van de leegstand
in de verschillende sectoren in de gaten moet worden
gehouden omdat in de hele berekening toch nogal wat
vage factoren meespelen. Wij zijn van mening, dat
overleg met de omringende gemeenten een noodzaak
is voor alle betrokkenen. Wij pleiten voor de bouw van
een aantal eenvoudiger, goedkopere woningen in over
leg met de corporaties. Verder zien wij graag een her
zien schema voor renovatie en amovatie op niet al te
lange termijn.
In eerste instantie wilde ik het hierbij laten.
De hear Miedema: It is altiten maklik as jo net de
carste sprekker binne. Yn greate trekken kin ik my
oanslute by itjinge mefr. Brandenburg sein hat.
Allinne oer har binadering fan it oantal wenningen
dat boud wurde moat, wol ik wol in pear wurden sizze,
omt ik har stanpunt dêroer net alhiel diele kin. Yn it
rapport en ek yn it riedsbrief wurdt nochal tige de
klam lein op it lanlik wenjen, op it feit, dat de lju
romte hawwe wolle, dat hja goedkeape wen'ningen
hawwe wolle en dat hja dêrom nei de bütendoarpen
gien binne. By dy motivearring soe ik wol in hiel great
fraechteken sette wolle. Ik leau dér ntl. net oan. Ik
leau, dat dizze minsken en dan nea foar 100 pst.
foar it greatste part ut Ljouwert fuortgien binne omt
hja yn Ljouwert net in hüs fine koene, dat harren nei't
sin wie, omt hja yn Ljouwert yn haedsaek flats fou-
nen en huzen mei platte dakken. Wy hawwe ta dat
soarte bou yn dizze Ried meiinoar bisletten. Dat bislüt
is ütfierd. Efteróf sjogge wy, dat it mis west hat. Hiene
wy deselde huzen biskikber hawn dy't men yn Stiens
en Hurdegaryp bout en boud hat, dan wie it greatste
part fan de minsken nei myn miening wier net fuort
gien. Der hat lang in forskil west yn 'e priis, hjoed-
de-dei is de priis fan nije wenningen yn de bütendoar
pen wier net leger as yn 'e stêd. De grounkosten binne
yn 'e stêd hwat heger, mar üs gemeente is earste klas,
de bütengemeenten binne twadde klas hwat it subsydzje
oangiet; it forskil yn grounkosten wurdt troch it sub
sydzje nivellearre; de hieren lizze dus praktysk op de
selde hichte. Ik fyn, dat wy der wol fan ütgean kinne,
dat de minsken fuortgien binne omt hja hjir net fine
koene hwat hja sochten; de tiid, dat de minsken mar yn
in flat of yn in nei har oardiel üngeskikt hüs gyngen,
hawwe wy hawn; fiif kilometer makket neat mear üt.
Ik bin noch hyltiten fan miening, dat op it momint,
dat wy deselde wenningen biede kinne as de büten
doarpen, de lju der de foarkar oan jaen sille yn 'e
stêd to wenjen. En dan is it net de fraech en hjir
kom ik mefr. Brandenburg tsjin Wolle jo de büten
doarpen al dan net groeije litte Ik leau, dat it üs
taek as Ried is, huzen to bouwen dy't de boargers fan
Ljouwert hawwe wolle. En dat kinne wy dwaen. De
winsken binne bikend, de mooglikheden binne der. En
op it stuit, dat wy deselde wenningen bouwe dy't oeral
oars boud wurde en de minsken hawwe in earlike kar,
dan sil blike, dat hja kieze foar Ljouwert. En it is dan
net in kwestje, dat wy de bütendoarpen gjin ütwrei-
ding gunne; wy moatte soargje, wy moatte stean foar
it bilang fan de ynwenners fan dizze stêd. As dy leaver
in selde hüs yn Ljouwert hawwe, dan moatte wy
soargje, dat sa'n hüs to hier is. It rapport dat nou oan
de oarder is, kin tige bilangryk wêze, wy binne der
wiis mei, rnar it haldt in opdracht yn, in hiel swiere
opdracht, tocht ik. Hwant as wy dit yndied réalisearje
en wy soene it oantal flats mefr. Brandenburg hat
it dêr ek oer hawn sakje litte en it oantal iengesins-
wenningen opfizelje, dan soene wy de kommende jier-
ren en ik leau, dat wy dêr wol bliid mei wêze
moatte wolris in greate forhüspartij krije kinne yn
Ljouwert en omkriten. Ik twivelje der net in momint
oan, dat de huzen yn de nije wiken dy't yn opbou
binne Aldlan-west, Aldlan-east en Westein biwen-
ne wurde sille. Allinnich, as jo der inkele tüzenen huzen
by bouwe, dan krije jo net mear minsken; dan fait
earne oars in gat. Dat gat foei oars ek, mar dan kaem
dat trochdat de minsken nei de bütendoarpen gyngen.
Wy stean as Gemeentebistjür foar de taek om, as
Heechterp of Lekkumerein leechrint, in oplossing to
sykjen. Hokker mooglikheden hawwe wy om dy wiken
effektyf to brüken yn üs wenningpolityk
Ik bin bliid, dat mefr. Brandenburg frege hat om
in heroriëntaesje op it mêd fan renovaesje en amovaes-
je. Op de bigreatingssitting hawwe wy itselde frege.
It is doe ek tasein, dat ik nim oan, dat mefr. Branden
burg ek in posityf antwurd kriget. Ik leau, dat it nut-
tich is, dat wy üs op 'e nij oriëntearje. Wy binne mei
renovaesje dwaende en ik fyn it in normale saek, dat,
as der kar is üt forskillende renovaesje-projekten, jo
de maklikste projekten earst nimme, de projekten dy't it
maklikst lizze, dy't it minste jild kostje, dy't mei in
lytse ynfestearring huzen mei in noch ridlike hier op-
leverje. Wy hawwe dat ek dien, mar hwat der nou
noch barre moat, ik leau, dêr moatte wy dochs wol in
fraechteken by sette. As jo hjoed-de-dei sifers sjogge
fan noch to renovearjen projekten en jo komme op in
ynfestearring fan f 19.000,a f 20.000,per wenning,
dan krije jo yndied wol sterke wenningen, mar it bliuwe
wenningen mei in skean dak, mei aide sliepkeammer-
kes, dy't it perfoarst net opnimme kinne tsjin nijbou-
wenningen, wylst jo boppedat prate moatte oer in hier-
priis fan f170,yn 'e moanne. En dan bin ik it fol-
slein mei mefr. Brandenburg iens mefr. Dijkstra hat
it dêr ek oer hawn dat wy bisykje moatte foar de
groep minsken mei in lytsere beurs in goedkeape wen
ning to bouwen op in aid strjittenplan yn de binnenstêd
of yn de bisteande bibouwing; my moatte dan wen
ningen amovearje dy't wy fan doel wiene to renovear
jen om op 'e frijkommende groun nije wenningen to
bouwen. Dan hawwe wy gjin grounkosten, dan hawwe
wy goedkeape bou, dan kinne wy it maksimum sub
sydzje krije; neffens de gegevens dy't ik biskikber haw,
kinne wy dan yn de buert komme fan in hier fan
f170,yn 'e moanne. As wy it sa diene, tocht ik, dat
wy in wezenlik oandiel leveren yn it bistrieden fan de
wenningneed. By de wenningneed giet it hjoed-de-dei
net mear om it oantal wenningen; as wy oer wenning
need prate, prate wy oer it tokoart oan huzen foar
minsken mei in lytse beurs. Oant nou ta hawwe wy
sein, dat soksoarte huzen net to bouwen binne, mar ik
leau, dat wy der meiinoar foar fjochtsje moatte om it
al klear to krijen. En hjirmei kom ik dan op it rieds
brief, dêr't it Kolleezje him nochal hwat yn öfset tsjin
de „z.g. goedkope bouw voor de minder-draagkrachti-
gen". Neffens it Kolleezje soe dat in bilangrike stap
tobek wêze. Miskien hat it Kolleezje wol folslein ge-
lyk, miskien hat it alle mooglikheden op dat terrein
wol ündersocht, miskien hat it wol in ekskurzje makke
by dit soarte projekten lans, miskien wit it folie mear
as wy. Allinnich, ik twivelje der op dit momint oan
oft B. en W. yndied alle mooglikheden ündersocht en
bisjoen hawwe. Mocht dat net sa wêze, dan soe ik
harren dochs wol oanriede wolle it to dwaen foardat
hja yn it riedsbrief skriuwe, dat it in greate stap tobek
wêze sil. Dat giet my eins fier genöch. Wy moatte de
romte halde om hjir en dêr miskien in stap tobek to
dwaen, miskien ris materialen ta to passen, dy't wy
leaver net hiene; wy moatte earnstich ündersykje oft
wy foar de groep fan de „minder-draagkrachtigen" net
hwat dwaen kinne.
Mefr. Brandenburg hat sein, dat wy net alles for-
wachtsje moatte fan de trochstreaming. Ik bin dat fol
slein mar har iens, mar ik leau dochs, dat it yn de
tiid dy't foar üs leit, in tige bilangryk elemint bliuwt.
Ik bin dan ek bliid, dat ik dizze wike yn in tydskrift