12 zoeken zijn, waarom verzoeken we dan niet meteen om een avond-lyceum, zoals dat bijv. ook in Groningen bestaat De heer Rijpma: Ik wil graag aan de waarderen de woorden van de heer Buising de mijne toevoegen. Ik wil één facet nog even naar voren brengen. Ik dacht, dat het onjuist was om op het ogenblik alleen over het avondonderwijs op dit niveau te spreken voor- degenen die overdag niet kunnen studeren. Ik geloof, dat m.n. op het ogenblik door de jongelui die een keuze moeten doen tussen h.a.v.o. en atheneum nogal eens een verkeerde keus wordt gedaan, waardoor uiteinde lijk een directe toelating tot universiteit of hoger be roepsonderwijs niet mogelijk is. Daarom zijn er een aantal jongelui die hun toevlucht moeten nemen tot het avondonderwijs om hun toekomstideeën te kunnen realiseren; het is een aanvullende mogelijkheid. Jon gelui van 16, 17, 18 jaar kiezen wel eens een andere weg dan hun ouders zouden willen. Ik dacht, dat we door goede mogelijkheden op het gebied van het avond onderwijs hen in de gelegenheid stellen een correctie aan te brengen. Dat is vooral mogelijk doordat de avondinstituten niet meer zoals vroeger een volledig pakket van eindexamenstudie vereisen; men kan ook een bepaald aantal vakken nemen ter aanvulling op het pakket, dat men al heeft. Wij doen een goede zet als wij met klem bepleiten, dat deze vorm van onder wijs snel in Leeuwarden gerealiseerd dient te worden. De heer Ten Brug (weth.)Ik ben uiteraard erken telijk voor de waarderende woorden die ten aanzien van dit voorstel zijn uitgesproken. De heer Buising heeft zich even in de geschiedenis verdiept het was nog recente geschiedenis van het avondonderwijs in Leeuwarden. Er is inderdaad, toen wij voorstelden de handelsavondschool om te zet ten in een avond-m.a.v.o. de onderbouw van dc han delsavondschool moest in 1973 in verband met de be palingen in de Mammoetwet verdwijnen in deze Raad gediscussieerd over de vraag of wij met die avond-m.a.v.o. niet aan de lage kant mikten. Daar was op dat moment weinig van te zeggen, omdat er geen keus was. Wilden wij het avondonderwijs, dat wij hadden in de vorm van een handelsavondschool, behouden, dan zou de enige mogelijkheid zijn te komen tot een avond- m.a.v.o., die dan later zou moeten uitgroeien; wij hebben inmiddels gelukkig toestemming gekregen vóór een avond-m.a.v.o. met een avond-m.e.a.o. Er was bij het College ook wel enige gereserveerdheid ten aanzien van de ontwikkeling van de avond-m.a.v.o. Ik herinner mij, dat de heer Buising toen ook zei: Is het nog wel de tijd voor een dergelijke opleiding? Is er in verband met de verlenging van de leerplicht en de wijziging in de sociale omstandigheden nog wel genoeg belangstel ling voor avondonderwijs op dit niveau? Er is ons in middels gebleken, dat voor de avond-m.a.v.o. in Leeu warden een heel grote belangstelling is. De opleiding draait nu een jaar en het aantal leerlingen ligt boven de 200. Daaruit blijkt wel, dat er een grote behoefte aan is. Dat geldt m.n. voor de mensen die al een beroep gekozen hebbende, eigenlijk een soort belemme ring op hun weg vinden; de heer Rijpma sprak daar ook over hoewel hij in eerste instantie op een andere groep doelde. Er zijn ook mensen in de leeftijd van 20 tot 35 jaar die zeggen: Dat wat ik zou willen, is net niet te halen want ik mis de m.a.v.o.-opleiding. Voor- deze mensen vervult deze avond-m.a.v.o. een goede functie in onze stad. Een logisch vervolg is de avond- li.a.v.o. en wij hebben al een jaar geleden daarvoor de nodige stukken naar Den Haag gestuurd; die opleiding za;l, gezien de prognose-cijfers afgezien van de financiële situatie op het terrein van het onderwijs er zonder meer moeten komen. Indertijd is hier in de Raad ook gezegd ik meen, dat de heer Schaafsma er over heeft gesproken dat we eigenlijk moesten werken in de richting van een avond-lyceum. Wij hadden toen geen cijfers bij de hand die aantoonden, dat die mogelijkheid er in zou zitten. Het is nog niet zo lang geleden, dat het avond-lyceum van Groningen subsidie vroeg van de provincie Friesland. Dat was in liet contact tussen G.S. en B. en W. aanleiding tot de vraag: Zouden we in Leeuwarden zo'n opleiding van de grond krijgen? Wij hadden toen niet voldoende cijfers voorhanden om die vraag bevestigend te beant woorden. Als U het staatje in de raadsbrief bekijkt, ziet U, dat tussen 1965 en 1970 het aantal leerlingen van de avondonderwijsinstellingen meer als verdub beld is; van 4.809 tot 9.696. In 1971 zijn er nog weer bijna 2.000 leerlingen bijgekomen. Uit de ontwikkeling m.n. van het avondonderwijsinstituut in Groningen blijkt nu en daarom is het proefschrift van de heer Hoksbergen ook een directe aanleiding voor het Col lege geweest dat je moet concluderen, dat er in Leeuwarden voldoende mogelijkheden aanwezig zijn om tot een verdere uitbouw van het avondonderwijs te komen. Wij hebben voldoende gegevens in handen om dit met recht te kunnen vragen. De slotvraag van de heer Buising was: Waarom niet een avond-lyceum Ik kan mij die vraag- voorstellen, want de titel van het proefschrift van de heer Hoks bergen was: Het profiel van de avond-lyceïst. Wij beperken ons nu tot het vragen van een avond-athe neum en laten het gymnasium liggen. Aanvankelijk was het de bedoeling op grond van de stukken een avond-lyceum aan te vragen. Wij hebben aan de hand van de prognoses die de Planprocedure-commissie van het Ministerie aan de belanghebbenden toestuurt, moe ten concluderen, dat op grond van de cijfers op dit moment een gymnasiale afdeling er niet in zit. En daarom leek het ons verstandiger om nu met haast, want het is eigenlijk buiten de normale procedure om, maar het kan nog net voor 1 februari bij het Ministerie in de bus vallen alleen een avond-atheneum en niet een gymnasium-afdeling te vragen. Dit om te voor komen, dat men zegt: Er wordt gevraagd om een avond lyceum; de prognoses wijzen uit, dat Leeuwarden niet voldoet aan de eisen, dus wijzen we de aanvraag af. Want daarmee zou dan ook het avond-atheneum zijn afgewezen. Wij hebben de zekerste weg willen kiezen en daarom vragen we op het ogenblik alleen om een avond-atheneum. De ontwikkeling m.b.t. het atheneum kan, als het zo gaat als in andere plaatsen, gemakke lijker aantonen, dat een uitbouw van dat instituut tot een avond-lyceum gewenst is. De heer Rijpma heeft gelijk, dat deze avondschool voor een bepaalde groep jongelui en dan bedoelde hij een jongere leeftijdsgroep dan waar ik zopas over sprak voor de jongelui die in de ogen van de ouders dan een verkeerde keus hebben gemaakt, een belangrijke functie kan vervullen. Dat blijkt in de prak tijk ook inderdaad het geval te zijn. Leerlingen die een verkeerd vakken-pakket hebben gekozen, hebben de mogelijkheid het kost hun dan een jaar de fout te herstellen. Dat komt voor bij het avond-m.a.v.o. en het zal zich ook zeker voordoen bij het avond- h.a.v.o., ik dacht, bij het avond-h.a.v.o, zelfs in sterkere mate. Bij het atheneum zal dat in mindere mate voor komen; daarbij zal het voornamelijk gaan om leer lingen met een h.a.v.o.-diploma die om een verdere studie te kunnen volgen een diploma van het atheneum nodig hebben. Ik ben blij, dat dit voorstel in de Raad zo goed valt. Wij zijn wat aan de late kant met dit voorstel; het kan ook niet meer de normale procedure via het COGVO volgen, want de vergaderingen van het COGVO zijn al geweest. In overleg met het COGVO zullen we deze aanvraag rechtstreeks bij de Minister indienen en dan kan die nog voor het scholenplan 197519761977 een rol spelen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 18 (bijlage no. 31). Mevr. Dijkstra-BethlehemNaar aanleiding van dit voorstel tot wijziging van de rechtspositieregelingen een enkele opmerking. Het is mij niet duidelijk wat de bedoeling is van het le lid van artikel H 10 (pag. 3 van het besluit). Het luidt: ,,Aan de ambtenaar kan eervol ontslag worden verleend, indien uit zijn gedra gingen van een zodanige gezindheid blijkt, dat geen voldoende waarborg aanwezig is, dat hij zijn plicht als ambtenaar onder alle omstandigheden getrouw zal vol brengen." Mijn vraag is: Waarom moet in dit artikel worden gesproken over „een zodanige gezindheid"; wat verstaat U daaronder? 13 De Voorzitter: Welke concrete bezwaren hebt U tegen dit artikel? Het is, dacht ik, een nogal gebrui kelijke bepaling. Mevr. Dijkstra-Bethlehem: Ik wil graag weten wat U verstaat onder „een zodanige gezindheid". De Voorzitter: Dat kunnen verschillende dingen zijn. Als de betrokkene meent, dat wij het artikel niet goed interpreteren, gaat hij naar het Ambtenarenge recht. Het is heel moeilijk om in concreto te zeggen wat daaronder wordt verstaan; dat is haast niet on der woorden te brengen. Wat de een op dat punt wel acceptabel acht, vindt een ander misschien niet accep tabel. (Mevr. Dijkstra-Bethlehem: U kunt het er mis schien beter uit laten.) De heer De Jong (weth.): Deze zinsnede is opge nomen, omdat eenzelfde regeling ook bij het Rijk geldt; wij hebben de zaak wat dat betreft gelijk getrokken. Wij hebben bij dit soort dingen altijd het Rijk gevolgd. Mevr. Dijksra-BethlehemHet is voor mij onbegrij pelijk, dat er geen duidelijk antwoord kan worden ge geven. De heer Tiekstra (weth.): U moet hierbij ook het geen in lid 2 van dit artikel staat, betrekken. De Voorzitter: Het is wel duidelijk, dat mevr. Dijk stra over deze kwestie een andere visie heeft dan wij. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 19 (bijlage no. 37). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 20a (bijlage no. 23). Voordracht de heer S. de Bruin. Benoemd wordt de voorgedragene met alg. stemmen. Punt 20b (bijlage no. 27). De Voorzitter: Kan iemand een aanbeveling doen; dat kan gemakkelijk zijn voor de Raad. De heer Vellenga: Dat is al schriftelijk gebeurd. Benoemd wordt tot lid van de Commissie voor het Onderwijs de heer G. Buising met alg. stemmen. Benoemd wordt tot lid van de Raad voor Jeugdaan- gelegenheden de heer P. van der Veen met alg. stem men. Benoemd wordt tot lid van de Commissie voor de Dienst voor Sport en Recreatie de heer F. van der Wal met 35 stemmen (de heer S. Bouma 1 stem). Punt 20c (bijlage no. 35). Aanbeveling de heer Mr. C. H. Beekhuis; mevr. A. Th. Gros-Kreuze; mevr. A. Halbertsma-Fock; de heer Dr. W. Walther Boer. Benoemd worden de aanbevolenen met alg. stemmen. De heren G. Buïsing en N. Sterk vormen met de Voorzitter het stembureau. De Voorzitter sluit, om 22.10 uur, de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 7