7
de Raad niet overeenkomstig Uw voorstel zou beslui
ten. Bij de financiële toestand waarin onze Gemeente
op dit moment verkeert, zie ik het fiat van G.S. nog
niet zo vlot afkomen.
Al met al is mijn fractie dus van plan om het voor
stel van het College te steunen.
De heer Rijpma: Nog een vraagje naar aanleiding
van hetgeen hier gezegd is. Ik wil graag, dat dc
Wethouder meedeelt of inderdaad een aantal openbare
scholen deze leesmethode hebben ingevoerd. Als het
gewoon uit de exploitatiegelden is betaald en als de
exploitatie daardoor misschien iets duurder is gewor
den, dan betekent het, dat het in de exploitatie van de
bijzondere scholen is doorberekend en dat het bestuur
van de betreffende school voor het totale onderwijs
over de financiële middelen beschikt die zij voor een
experiment nodig heeft. Dan is er naar mijn gevoel
geen enkele reden om nog eens extra in de beurs te
tasten. Maar ik wil dat graag zeer specifiek van de
Wethouder horen.
De heer Ten Brug (weth.)De heer Van Haaren is
begonnen met het uitspreken van zijn bevreemding en
ongenoegen over het op stel en sprong bijeen roepen
van de Commissie Onderwijs. In het laatst van novem
ber 1972 is de aanvraag binnengekomen. Toen wij be
gin januari 1973 tot de voorlopige conclusie kwamen,
dat deze aanvraag de normale eisen bedoeld in art. 72
van de Lager-onderwijswet zou overschrijden, hebben
wij, zoals te doen gebruikelijk, aan het bestuur van
de betreffende schoolvereniging bericht: „Wij menen,
dat wij t.a.v. Uw aanvraag niet een gunstig voorstel
kunnen maken. Geeft dit U aanleiding tot het intrek
ken van het verzoek?" Daar komt de inhoud van de
brief van B. en W. op neer. Ik ben echter van mening,
dat ook die brief ter inzage had moeten worden gelegd.
Dat de zaak wat hals over kop is gegaan, is een ge
volg van het feit, dat het in een laat stadium wat kri
tiek werd, mede als gevolg van de slechte bezetting
van de afdeling Onderwijs die een cumulatie vond in
het plotseling uitvallen - om een heel trieste reden
van het Hoofd van de afdeling Onderwijs. Zoals dc
heer Van Haaren weet, wat dit punt ook niet gepland
in de normale commissievergadering, want die wordt
binnenkort gehouden. Toen deze kwestie, ook na her
onderzoek, bleek te leiden tot een afwijzing, meenden
wij geen voorstel aan de Raad te kunnen doen zonder
een commissievergadering te houden. Wij hebben toen
geprobeerd de commissie bijeen te krijgen. De heer
Visser behield zich zijn oordeel voor in de commissie
vergadering en dat was, samen met de kwestie van
het laat bijeen roepen van de commissie, aanleiding in
de raadsbrief te zetten: „De Commissie voor het On
derwijs is over dit voorstel gehoord." Het was niet de
bedoeling om gauw de goedkeuring van de commissie
te krijgen. Ik hoop, dat het in het vervolg wat ge
makkelijker zal gaan; ik vind dit soort dingen ook
vervelend.
De heer Van Haaren heeft een uitgebreid verhaal
gehouden over de waarde van niveaulezen en over de
waarde van onderwijsvernieuwing in het algemeen. Ik
kan dat wel voor 100% onderschrijven; daar hoeven en
mogen wij vanavond niet over twisten. Want al zou
den de heer Van Haaren en ik ervan overtuigd zijn,
dat het bestuur van deze schoolvereniging voor deze
school een methode had gekozen die nergens naar lijkt
een methode die wij bijv. volkomen antiek zouden
vinden - dan hadden wij nog op dezelfde motieven
moeten beslissen of de aanvraag de normale eisen van
art. 72 zou overschrijden. Dus daar gaat het in dit geval
helemaal niet om. De heer Van Haaren knikt, dus ik
veronderstel, dat hij toch meer van art. 72 begrijpt dan
hij straks liet uitkomen. Ik had het idee, dat hij inder
daad niet op de hoogte was, omdat hij zei: Bij overgang
op andere leermethoden kan een beroep worden gedaan
op art. 72. Het is natuurlijk de vraag hoe je het woord
„kan" dan verstaat. Je kunt het altijd proberen, maar
als het „kan een beroep worden gedaan op art. 72" in
houdt gezien het dwingend karakter van dit artikel
„en dan moet de Raad de aanvraag inwilligen", dan
verschil ik op dit punt toch wel duidelijk van mening
met de heer Van Haaren. Het is niet waar, dat wij op
dit punt de onderwijsvernieuwing tegenhoudenhet gaat
hier alleen om een juiste toepassing van art. 72.
Wanneer de heer Van Haaren zegt, dat vervanging
nodig is, dan is dat, dacht ik, in lijnrechte tegenstelling
met de tweede brief van het schoolbestuur waarin juist
staat: Het gaat helemaal niet om vervanging en des
wege menen wij alsnog een beroep op art. 72 van dc
Lager-onderwijswet 1920 te moeten doen.
Dat wij in dit geval schouder aan schouder zouden
staan met de inspecteur op zichzelf nog helemaal
niet verkeerd voor een gemeentebestuur is niet een
juiste interpretatie. Er is welbewust in de raadsbrief
gezet wij vermelden het niet vaak, want de inspec
tie is gehouden ons advies te geven; de verantwoor
delijkheid voor het voorstel en die voor de beslissing
liggen resp. bij het College en de Raad dat dc in
spectie ons standpunt deelt. Ik wil er nog wel bij
zeggen, dat dit het landelijke standpunt is van de in
spectie in het algemeen. Ook elders in het land zijn
aanvragen als de onderhavige de perikelen rondom
dergelijke aanvragen zijn onlosmakelijk verbonden aan
het overgaan van de ene methode op de andere
benaderd op de wijze zoals wij in de raadsbrief heb
ben aangegeven. (De heer Visser: Het advies is niet
bindend.) Nee, dat ben ik met U eens. Ik heb ook
duidelijk gezegd, dat de verantwoordelijkheid ligt bij
College en Raad. Maar dat de inspectie ons standpunt
volledig deelt, is natuurlijk wel een aanwijzing, dat
wij op de juiste lijn zitten. De heer Visser zegt: het
advies van de inspectie is niet bindend; de heer Van
Haaren zegt: U houdt zich te strak aan de wet; ja,
daar ben je dan ook wethouder voor.
iNu de kwestie van de St. Paulusschool. Ik kan mij
voorstellen, dat de heer Visser denkt: Er moet toch wel
een basis van gelijkwaardigheid zijn in het gesprek
met Rome en Dord. Ik zal mij in deze situatie niet
mengen, maar ik meen, dat deze zaken niet gelijkwaar
dig zijn. Ik meen wel, dat wij bij toepassing van art. 72
indertijd bij de St. Paudusschool inderdaad op de rand
van een juiste toepassing hebben gebalanceerd. Maar
ik geloof, dat dat ook wel eens mag. Dat gebeurt in
andere gevallen wanneer het over nieuwe leermethoden
gaat die vroeger niet aanvaardbaar waren denkt U
maar aan televisie j ook wel. Er zit vaak een ontwik
keling in; voor twee jaar was het nog niet een normaal
leermiddel en dan is het dat ineens via een K.B. wel.
Dat is natuurlijk bij het soort dingen dat nu aan de
orde is wat anders, want hier is wel een duidelijke ju
risprudentie Vervanging van middelen die volledig
verouderd zijn of uitbreiding van materiaal i.v.m. toe
name van het aantal leerlingen. Maar geen van beide
criteria is bij de nu aan de orde zijnde aanvraag van
toepassing.
Ik ben het met de heer Schaafsma eens, dat de re
kenmethode die op de St. Paulusschool werd toegepast
volledig onbruikbaar was bij invoering van het Jena-
plan-systeem. Wij hebben toen zo geredeneerd: Als we
ons nu eens een klein beetje uitrekken; het is wel ver
antwoord, want het is voor de hele Leeuwarder onder
wijssituatie bijzonder gunstig om een Jenaplan-school
tot ontwikkeling te brengen; daar kunnen wij met de
begeleiding van de S.A.D. alle voordelen van trekken
zowel voor het openbaar als voor het bijzonder onder
wijs; en dat gebeurt ook.
De heer Visser zegt, dat het College niet de conse
quenties trekt van de toen genomen beslissing, en dat
dat niet getuigt van behoorlijk bestuur. Dat is nogal
zwaar. Hij heeft gelukkig niet gezegd, dat het een zaak
is van onbehoorlijk bestuur, want dat was m.i. nog
erger.
Ik ben in mijn beantwoording al even in gegaan op
een opmerking van de heer Schaafsma. Ik ben het met
hem eens, dat wij toen met die beslissing, wat de St.
Paulusschool betreft, ons bewogen op de rand van art.
72, en ook, dat het nu om een heel andere situatie gaat;
de heer Buising was het daar ook mee eens.
En dan kom ik bij wat voor de heer Rijpma de ham
vraag is. Er zijn inderdaad openbare scholen in Leeu
warden waar het niveaulezen is ingevoerd, waar ook
rekenmethoden zijn ingevoerd niet in het kader van
het Jenaplan gebaseerd op groepsniveau. De kosten
worden niet betaald via extra kredieten dan had U
het geweten maar uit de exploitatiegelden. De heer
Rijpma heeft gelijk: mutatis mutandis zit dit dan ook
in het exploitatiebedrag verwerkt dat aan de bijzondere
scholen wordt uitgekeerd.
Ik geloof, dat, als wij zouden doen wat de heren Van
Haaren en Visser willen, wij een heel scheve verhou
ding zouden krijgen tussen openbaar en bijzonder on
derwijs. Het zou eigenlijk betekenen dat dit soort aan
schaffingen wat het bijzonder onderwijs betreft in feite
dubbel zouden worden betaald.
De heer Buising heeft gelijk, dat niets het schoolbe
stuur verhindert aan de betreffende school extra mid
delen te geven om de nieuwe leesmethode te kunnen
invoeren; eventueel kan het bestuur als het wat
moeilijk is met een rechtvaardige verdeling van de
middelen in de toekomst rekening houden met de
extra bijdrage. Een schoolbestuur kan dat doen. T.a.v.
een openbare school ligt dat veel moeilijker. Als wij
een verzoek als dit toestaan aan één bijzondere school,
dan kan die beslissing gelden voor alle 40 bijzondere
scholen, maar dat geldt voor het openbaar onderwijs
niet. Het is voor het schoolbestuur best mogelijk de
school uit de impasse te halen.
Ik wil nogmaals zeggen, dat het hier alleen gaat om
een juiste toepassing van art. 72. De heer Buising heeft
in dit verband nog gevraagd hoe G.S. zouden reage
ren. Ik kan dat natuurlijk niet precies voorspellen.
Maar wanneer wij verder zouden gaan dan art. 72
eigenlijk gedoogt, dan komen we op een punt, dat ge
zegd kan worden: Dit zijn geen verplichte uitgaven.
Afgezien daarvan, geloof ik, dat wij G.S. hier buiten
moeten laten. Het gaat hier om een juiste toepassing
van de Lager-onderwijswet. Het mag bekend veronder
steld worden, dat het College daar nogal op staat. Dat
is ook de enige manier om de verhouding tussen open
baar en bijzonder onderwijs zuiver te houden.
Het is wel duidelijk, dat ik meen, dat de motie van
de heer Van Haaren en zijn fractiegenoot Van der Wal,
niet moet worden aangenomen, met name omdat de
hele motivering ontbreekt.
De heer Van Haaren: Ik heb straks al gezegd, dat
ik de kwestie van de toepassing van art. 72 niet ge
heel kan beoordelen. Ik weet ook wel, dat de hele
kwestie daarom draait. Maar ik dacht: Het zou toch
te proberen zijn. Er werd een vergelijking gemaakt
met de St. Paulusschool; toen is het gelukt, dus waar
om zouden we nu niet een poging wagen. Gaan G.S.
niet akkoord, nou, dan hebben wij in ieder geval ons
best gedaan. Wij en dat is het waar het ons om
gaat willen toch wel bijzonder graag, dat het niveau
lezen op de Willem de Zwijgerschool wordt ingevoerd,
omdat het voor die school en voor alle scholen die
er bij betrokken zijn gewoon een belangrijk experi
ment is. Wil je dat realiseren, dan moet er ergens
geld vandaan komen. En dan krijg je de argumenten
van: als het volledig nieuw is, mag het wel, maar als
je eerst geëxperimenteerd hebt, kan het niet, het gaat
hier niet om vervanging, enz. enz. Er zal waarschijn
lijk wel een jurisprudentie van zijn, maar het klinkt
me allemaal zo vreemd in de oren. Ik vraag me af
waar het geld vandaan moet komen als wij geen extra
krediet verlenen. Er wordt hier gezegd, dat het uit de
exploitatiegelden moet komen, maar ik heb begrepen,
dat het schoolbestuur geen geld heeft voor dit experi
ment. Hoe komt het bestuur dan aan gelden(De
heer Ten Brug (weth.): Via de gemeentekas; via
raadsbesluiten waaraan U jaarlijks meewerkt.) Die
bijdragen zijn dan waarschijnlijk niet hoog genoeg. Ik
zou bijzonder graag het bedrag per leerling willen ver
hogen. Ik zou ook voor met name de openbare scholen
een veel grotere vrijheid willen scheppen voor het be
steden van dit soort bedragen. Maar met het geld, dat
het schoolbestuur heeft, komt het er helemaal niet uit,
heb ik begrepen. En dan zeg ik: Laten we het proberen.
Vandaar de motie die ik heb ingediend. Laten we maar
proberen of het toch niet via art. 72 een haalbare
zaak is.
De heer Visser: Nog een korte opmerking. De Wet
houder heeft de consequenties nogal zwart-wit afge
schilderd en misschien is dat voor de duidelijkheid ook
wel het beste. Hij zegt: Als deze medewerking zou wor
den verleend, dan zouden de openbare scholen in een
ongunstige positie worden gesteld. Ik zeg daarop: Ja,
in zekere zin wel. Maar het zou ook betekenen, dat
de voorzieningen die na zo'n besluit getroffen zouden
worden ook voor de openbare scholen, geput zouden
moeten worden uit de stelpost; en dan is die conse
quentie er niet meer; wel voor de bestaande scholen,
dat ben ik met U eens.
Ik moet U zeggen, dat ik het hier wel wat moeilijk
mee heb. De Wethouder heeft gezegd, dat we bezig
zijn met de gelijkwaardigheid, maar ik geloof, dat ik
nu maar eens moet gaan actualiseren; ik dacht, dat
dat wel duidelijk was. (De heer Ten Brug (weth.): Dat
is voor mij geen keerpunt!)
De heer Ten Brug (weth,): Ik geloof, dat de heer
Van Haaren op de verkeerde weg is. Wij zullen de
Lager-onderwijswet juist moeten hanteren. Wij heb
ben geen andere keus. Het is niet zo, dat, als ergens
geen geld voor is, het maar via art. 72 op tafel moet
komen. De wet voorziet in dergelijke gevallen. De
heer Van Haaren moet er toch maar eens een nadere
studie van maken. Bepaalde dingen moeten uit de ex
ploitatiemiddelen worden betaald. Er moet toch wel
duidelijk vaststaan wat uit de jaarlijkse exploitatie en
wat uit de extra kredieten moet worden betaald. Er
mag nog wel bijgezegd worden, dat het bedrag per
leerling in Leeuwarden echt niet aan de lage kant is.
Dat zeg ik ook wel met genoegen; ik ben blij, dat wij
dat zo ver hebben kunnen krijgen. Het is echt niet
zo, dat het bedrag per leerling zo laag is, dat nooit
iets extra's kan worden gedaan. Wanneer het school
bestuur dat zou menen, dan zou het ook bij juiste
hantering van de wet in beroep moeten gaan tegen
het bedrag per leerling. Dan moet het bestuur niet de
weg van art. 72 kiezen; dat is beslist niet de juiste
weg.
De heer Visser heeft gelijk, dat het mogelijk is in de
toekomst deze zaak uit het bedrag per leerling te laten.
Maar dat betekent tegelijkertijd, dat we in de toekomst
willen we op hetzelfde niveau komen op een lager
bedrag per leerling uitkomen. Anders stelt hij in feite
voor het bedrag per leerling te verhogen. En ik heb
gezien de begrotingsbehandeling niet het idee, dat
hij meent, dat dat bedrag te laag is. Ik geloof, dat we
er op die manier niet uitkomen.
De Voorzitter: Handhaven de indieners de motie?
(De heer Van Haaren: Nee, ik trek de motie in.)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 12 t.e.m. 16 (bijlagen nos. 70, 69, 79, 72 en 80).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 17 (bijlage no. 85).
De heer Knol: Een paar opmerkingen. Allereerst
iets over de jaarrekening van de stichting. De externe
accountant heeft gemeend geen goedkeurende verkla
ring te kunnen afgeven voor deze jaarrekening. In de
raadsbrief wordt dit feit simpelweg medegedeeld. Wij
zijn van mening, dat hier wel wat meer over gezegd
had kunnen worden. Want hoe kan de Raad een jaar
rekening beoordelen als daar geen goedkeurende ver
klaring van de accountant bijgevoegd is? Wat zijn
de maatregelen die zijn getroffen om voortaan wel
zo'n verklaring te krijgen?
In het jaarverslag van de stichting lezen we, dat het
bestuur het wenselijk acht om een meerjarenplanning
op te stellen, waarbij met name de meerjarenplanning
van de investeringen voorop moet staan. (Het gaat
dus om een plan waarin staat wat de Harmonie de
komende jaren kan investeren in het gebouw en wat
dies meer zij.) Wij zijn met het bestuur van mening,
dat er op korte termijn zo'n financieel plan moet ko
men; daarin moet dan o.i. bovendien worden vermeld,
wat de te verwachten tekorten zijn in de komende jaren,
zodat wij hier niet weer de opmerkingen te horen krij
gen: Als we het allemaal geweten hadden, hadden we
het niet gedaan.
In dit verband zou mijn fractie het ook op prijs stel
len te vernemen wanneer nu eindelijk eens de meer
jarenplanning van het gehele gemeentelijke beleid bo
ven water komt. (De Voorzitter: Dat laatste punt is
op dit moment natuurlijk niet aan de orde.)