HJÉÈ
2
later nog niet goedgekeurd worden door G.S., omdat
ons eigen College van B. en W. een brief van G.S. niet
beantwoord heeft. Hoe zit dat nou? Worden de brie
ven die G.S. U zenden, niet beantwoord
De Voorzitter: Wat het eerste deel van het betoog
van de heer Heidinga betreft, ik kan niet beoordelen
of het College van G.S. het zo druk heeft, dat het het
werk niet meer helemaal aan kan of dat er andere
redenen zijn. Wij weten niet wat de reden is tot het
verdagen van de beslissingen.
Wat de andere opmerkingen betreft, geef ik het
woord aan Weth. De Jong.
De heer De Jong (weth.)Het betreft begrotings
wijzigingen waarvoor de beslissing hoogstens 2 maan
den verdaagd wordt. In de tussenliggende tijd kunnen
de gegevens verstrekt worden die nog niet aan G.S.
gezonden zijn; die hebben alle betrekking op de proce
dure rondom de begroting 1971. Dat is het hele punt.
De heer Heidinga: Weth. De Jong heeft natuurlijk
gelijk, maar ik vroeg iets anders. De verdaging is in
derdaad 2 maanden; dat heb ik ook gezien. Maar G.S.
zeggen letterlijk in hun brief, dat die verdaging nodig
is omdat hun brief aan het College van B. en W. niet
beantwoord is. Daarom verdagen zij de beslissing.
Neemt U mij niet kwalijk, maar ik vind, dat dat niet
te pas komt.
De Voorzitter: Nou, dat dat niet te pas komt, is
een conclusie die de heer Heidinga trekt. Er zijn brie
ven die niet binnen 2 maanden beantwoord behoeven te
worden. Dat hangt van de inhoud af. Ik moet U zeg
gen, dat wij het antwoord op de gestelde vraag op
dit moment schuldig moeten blijven. Wij weten niet
precies hoe de zaak in elkaar zit. (De heer Heidinga:
Het gaat om een brief van G.S. van 31 oktober 1972.
Er zijn dus al bijna 6 maanden overheen gegaan.(De
heer Ten Brug (weth.): Nee, dat kan niet.) Ik stel
voor, dat we nu niet dieper op deze zaak ingaan. An
ders praten we over dingen, die ons niet goed bekend
zijn. Weth. De Jong is best bereid de heer Heidinga
nog eens heel uitvoerig over deze kwestie in te lichten.
(De heer De Jong (weth.): Dat zal ik zeker doen.)
Goed.
De berichten worden voor kennisgeving aangenomen.
Sub C.
De berichten worden voor kennisgeving aangenomen.
Sub D en E.
De nr. ededelingen worden voor kennisgeving aan
genomen.
Sub F.
De rapporten worden voor kennisgeving aangeno
men.
Sub G.
De verzoeken worden in handen van B. en W. ge
steld om preadvies.
Sub H.
De beschikking wordt voor kennisgeving aangeno
men.
Sub I.
De heer Van Haaren: Het valt naar de mening van
onze fractie niet te verwonderen, dat het experiment
van de sociaal-raadsman in Leeuwarden is mislukt. De
opzet, waarbij iemand van de Sociale Dienst, die on
geveer driekwart van zijn tijd bij de normale werk
zaamheden van deze dienst is betrokken, en af en toe
eens op verschillende plaatsen een uurtje gaat zitten
afwachten of er iemand met vragen of problemen naar
hem toekomt, was naar onze mening tot mislukken
gedoemd. Van allerlei kanten is hierop gewezen en
werd gepleit voor een full time-functionaris die naar
de mensen toe zou gaan en de mensen zou activeren
om hun vragen en problemen aan hem voor te leggen.
We beëindigen nu dit experiment omdat uit de cijfers
blijkt, dat er weinig belangstelling voor is.
Geen belangstelling, dus doen we niets. Dat kan een
uitgangspunt zijn. Maar wij zouden deze stelling wil
len omdraaien en ervan uit willen gaan, dat het ont
breken van belangstelling voor het experiment in deze
vorm betekent, dat wij belangstelling moeten active
ren. Wij geloven echt niet, dat het in Leeuwarden voor
de mensen geen probleem is de weg naar instanties
te vinden. Wij zouden meer voelen voor het instellen
van een onafhankelijke, actief naar de mensen toe
gaande ombudsman of voor het aanstellen van een
wat men in Groningen noemt beroepsopruier,
iemand die activeert om zowel met vragen en proble
men te komen als mee te denken over het wel en wee
van de stad.
Het beëindigen van het experiment van de sociaal
raadsman is naar de mening van onze fractie weer
eens de afsluiting van een gemiste kans. T.z.t. zullen
wij graag de aandacht van deze Raad vragen voor o.i.
zinvolle alternatieven van dit experiment.
De hear P. van der Veen: It spyt üs fraksje ek,
dat it net oanslein is, dat wy hjir yn it bisit binne
fan in boarger-riedsman dy't optimael brükt wurde
kin. Dat leit miskien ek wol oan it feit, dat dizze man
yndied allinne mar in pear ürkes yn in wyk oanwê-
zich is. Forline wike wie ik yn it foarljochtingsslntrum
yn Nijmegen en dêr hawwe se twa fan dizze minsken
sitten. Ik haw doe frege hoe't de saken dêr rounen
m.b.t. de boarger-riedsman. Dêr waerd my düdlik mak
ke, dat yn de wiken der net safolle minsken op ta
kamen; mar yn it foaiijochtingssintrum dêr't hja dei-
liks harren kantoarüren hawwe, wurdt frij omstan-
nich gebrük makke fan de boarger-riedsman. Nou soe
it miskien tsjinstich wêze, dat, as wy op'en dür noch-
ris in goed foaiijochtingssintrum krije yn Ljouwert,
dat dan net opburgen wurdt op de souder fan it ge-
meentehüs mar oan de dyk stiet, dan sa'n boarger-
riedsman nochris as eksperimint brükt wurdc kin om
to sjen of it eksperimint dan al slagje kin.
De hear Jansma: Nei it neilêzen fan de stikken haw
ik ris ynformaesjes ynwoun yn Swol. Nou blykt, dat
dêr it öfroune jier, yn tsjinstelling ta Ljouwert hwer't
mar 98 gefallen wiene fan minsken dy't harren meld
hawwe by de riedsman, 2294 gefallen wiene; dat is
mear as 20 kear safolle as yn Ljouwert. En doe kaem
by my de fraech opHoe kin dat forskil sa great wêze?
Yn Swol is yn it sintrum fan de stêd in hüsfêsting foar
de soasiael-riedsman. Ik kin wol stean efter itjinge
de hear Van der Veen krekt sein hat. De opmerking
fan de hear Van Haaren oer in biropsopruijer giet my
wol hwat to fier. Ik wol wol graech witte: Hoe kin it
komme, dat der yn Ljouwert mar sa'n bytsje bilang-
stelling is, wylst yn Swol, in stêd likernöch like great
as Ljouwert, mear as 20 kear safolle bilangstelling is
Dêr komt noch by, dat de Minister fan C.R.M. inkele
moannen lyn oan Swol tasein hat, dat men subsydzjc
krije sil foar in twadde man.
De heer Heetla (weth.)De heer Van Haaren is be
gonnen met te zeggen, dat de opzet niet goed was en
dat er af en toe een ambtenaar van de Sociale Dienst
zitting heeft gehouden in verschillende wijkgebouwen.
Het was niet af en toe; hij hield op regelmatige tijden
iedere week zitting op vaste plaatsen. U hebt
aan de cijfers kunnen zien, dat er per uur soms één
persoon, soms helemaal niemand kwam. Zo is het een
jaar lang gegaan. Wij hebben het later nog eens op
een andere plaats geprobeerd; wij hebben verschillen
de malen advertenties geplaatst.
De heer Van Haaren heeft gezegd, dat de sociaal-
raadsman er meer op uit moet gaan. Ik geloof niet,
dat dat direct de taak is van de sociaal-raadsman. We
mogen toch in de eerste plaats verwachten, dat de
mensen bij hem komen. En dat is niet gebeurd.
Het Ministerie van C.R.M. geeft alleen subsidie als
gebleken is, dat er voldoende belangstelling is. Als uit
een onderzoek blijkt, dat de toeloop dusdanig is, dat
het verantwoord is een speciale kracht aan te stellen,
wordt subsidie gegeven. Wij hebben geconstateerd, dat
dat in Leeuwarden niet het geval is. Aan de ene kant
mag je daar misschien blij om zijn. Misschien zijn de
moeilijkheden die de mensen hebben in Leeuwarden
niet zo groot als in Zwolle.
De heer Van Haaren heeft over Groningen gespro
ken, maar tot nu toe is er in Groningen nog niets ge
beurd op dit terrein. Volgens mijn informaties draait
de zaak in Groningen nog niet. Misschien dat er nu in
verband met de verandering in de samenstelling van
het College andere plannen liggen, maar dat is mij
niet bekend.
Er zijn inderdaad enkele plaatsen in Nederland waar-
het experiment wel geslaagd is, tenminste men hoort
dan, dat er wel belangstelling voor is.
Ik wil niet zeggen, dat door het voorstel dat nu ge
daan wordt, deze hele zaak van de baan is; wij zeggen
niet, dat we er nooit weer aan beginnen. Ik ben zelf
altijd voorstander van het experiment geweest. Dat
heb ik ook verschillende keren in de Raad gezegd. Ik
heb toen ook gezegd, dat ik niet geloof, dat het juist
is, dat de sociaal-raadsman gekoppeld wordt aan de
Sociale Dienst. Het moet m.i. een volledig zelfstandige
instelling zijn. Maar zoals de cijfers er nu bijliggen,
kan ik het niet anders zien, dan dat de belangstelling
zo gering is, dat wij het experiment niet moeten voort
zetten. Ik heb deze zaak ook doorgesproken met het
Centraal Orgaan en de Commissie voor de Sociale
Dienst; die waren het met het standpunt van het Col
lege eens.
Ik geloof, dat ik het hierbij maar moet laten.
De heer Van HaarenDe beantwoording van de
heer Heetla draait juist om hetgeen ik naar voren heb
gebracht, n.l. dat het experiment van de sociaal-raads
man naar onze mening een veel te passief en afwach
tend karakter heeft gehad. Er zijn nu eenmaal drempels
voor een heleboel mensen om naar een sociaal-raads
man toe te gaan en deze drempels kunnen alleen maar
worden geslecht doordat er echt vanuit het instituut
van de sociaal-raadsman naar de mensen toegegaan
wordt. De Wethouder heeft wel gezegd, dat het Cen
traal Orgaan het met het standpunt van het College
eens is, maar hij weet ook, dat het Centraal Orgaan
ik heb dat in eerste instantie ook bepleit steeds
gepleit heeft voor een full time-functionaris en niet
voor een part time-functionaris die een groot deel van
zijn tijd verbonden was aan de Sociale Dienst. (De
heer Heetla (weth.): Moet die man dan de straat op
gaan?) Ja zeker.
De heer Bouma: De naam van het Centraal Orgaan
is hier een paar maal gevallen. Mag ik misschien in
één zin de mening van het Centraal Orgaan vertol
ken? Het Centraal Orgaan ziet er geen nut in om het
experiment van de sociaal-raadsman, zoals het nu liep,
voort te zetten.
De heer Heetla (weth.): De heer Van Haaren zegt,
dat de sociaal-raadsman er op uit moet gaan, maar
ik vraag mij af hoe hij dat moet doen. Moet hij mis
schien straat voor straat afwerken en vragen of er
misschien nog iets voor hem te doen is? Ik zie niet
dat dat mogelijk is. (De heer Van Haaren: We heb
ben het hier nog wel eens over.) Op het ogenblik is
er geen behoefte aan een sociaal-raadsman. Miocht
blijken, dat er later wel behoefte aan is, dan zijn wij al
tijd bereid op deze zaak terug te komen.
De Voorzitter: Ik zou nog wel een opmerking wil
len maken om een misverstand te voorkomen. U zou
uit de woorden van de heer Van Haaren kunnen op
maken, dat het College uitsluitend dacht aan een part
time-kracht. Daar is geen sprake van. Ook in het
goede overleg, dat wij met het Centraal Orgaan over
deze zaak hebben gehad, is heel duidelijk gesteld, dat
wij het met een part time-functionaris zouden probe
ren. Wanneer zou blijken, dat dit een redelijke beant
woording zou krijgen in de zin, dat er enige belang
stelling voor zou zijn, zouden wij wel degelijk overwe
gen om een full time-functionaris aan te trekken. Ook
hadden wij dan stellig subsidie aangevraagd. Ik moet
U zeggen dat is, dacht ik, een realiteit dat er
bij herhaling èn in de dagbladen èn in allerlei wijk-
bladen in ruime mate aandacht is besteed aan het
experiment van de sociaal-raadsman. Het is toch hele
maal niet erg, dat wij op een bepaald moment hebben
moeten constateren, dat voor een instituut als dit
wij hebben de samenhang tussen sociaal-raadsman en
beroepsopruier totaal niet gezien en nagestreefd
geen belangstelling bestaat.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van B.
en W.
Punt 3 (bijlage no. 110).
De heer P. D. van der Wal: Het gaat even om het
onder 1 genoemde pand, Landbuurt 49. U stelt voor
dat pand aan te kopen voor een bedrag van f 5.100,
Het beoordelingsrapport dat ter inzage lag, sprak t.a.v.
de algemene onderhoudstoestand over redelijk en ma
tig. Ik ben eens gaan kijken bij dat pand, maar er
bestaat helemaal geen Landbuurt 49. Op het kaartje
dat ter inzage lag, stond een perceeltje rood aange
kruist. Maar op de plaats die de tekening aangaf, ligt
alleen maar een hoop puin. Hoe zit dat? (De heer
B. P. van der Veen: Dan is de opruier daar zeker
geweest.)
De heer Tiekstra (weth.)Het antwoord is nog
simpeler dan de vraag. Het is n.l. zo, dat het pand,
zolang het er staat, getaxeerd wordt in de toestand
waarin het verkeert. Op basis van die taxatie bereiken
we overeenstemming. Als het i.v.m. bepaalde afbraak
programma's en met medewerking van de eigenaar tot
op dat ogenblik beter is het gelijk mee te nemen, dan
kan dat gebeuren. Zo kan het dus gebeuren, dat wij
een getaxeerde woning kopen, terwijl die woning in
middels is verkeerd waar die ook anders in zou
verkeren in een puinhoop.
De heer P. D. van der Wal: Stel nu het onwaar
schijnlijke geval, dat de Raad de aankoop niet goed
keurt; bouwt U de woning dan weer op? (Gelach)
De heer Tiekstra (weth.): Nee, dat doen we niet.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 4 t.e.m. 6 (bijlagen nos. 111, 106 en 107).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 7 (bijlage no. 121).
De heer Eijgelaar: Het doet mij genoegen, dat U
ook tot de conclusie bent gekomen, dat de verkeers
situatie voor de Harmonie onhoudbaar is. Nu lag bij
de stukken een tekening van de verandering van het
voorplein en daar stond op, dat het een tekening was
betreffende de taxistandplaats Harmonie. Maar op de
tekening zelf heb ik geen taxistandplaats kunnen vin
den. Ik heb wel gezien, dat er een rijstrook bij de be
staande weg gevoegd wordt en dat die rijstrook dan
een aan- en afvoerstrook moet zijn voor het brengen
en halen van personen. Maar een echte taxistandplaats
heb ik niet kunnen ontdekken, tenzij op die rijstrook
permanent taxi's geparkeerd mogen staan. Als dat
niet het geval is, zou ik er toch voor willen pleiten,
dat bij deze verandering een behoorlijke gelegenheid
voor het plaatsen van taxi's gecreëerd wordt. Kan het
niet op de betreffende rijstrook, dan kan het misschien
op het ernaast gelegen parkeerterrein. Hoe dan ook,
ik pleit er voor in het onlangs aan de Raad gericht
schrijven van de Leeuwarder Taxicentrale is daar ook
om gevraagd dat er een gelegenheid gecreëerd
wordt voor een goede taxistandplaats.
De heer Tiekstra (weth.): Het is de heer Eijgelaar
wel duidelijk geworden, dat door de wijziging ter
plaatse de bestaande taxistandplaats niet gehandhaafd
kan worden. Gelet op de functie van de rijstrook, be
stemd voor het aan- en afvoeren van personen, op het
voorplein van de Harmonie, kan ook daar uiteraard
geen taxistandplaats komen. De taxi's kunnen natuur
lijk net zo goed als andere auto's aan- en afrijden.
Overigens is er nog overleg gaande over vervanging
van de bestaande taxistandplaats door een andere in
dezelfde omgeving. (De heer Eijgelaar: Overleg met
de betreffende ondernemer?) Ook met de betreffende
ondernemer.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.