GMpp M "c
6
mogen maken en 6 niet, zeg ik: dan is er een rechts
onzekerheid geschapen voor die zes. En wilt U een
rechtszekerheid scheppen, dan zult U al die mensen
moeten pakken. Dat is een eerlijke zaak. En als deze
Raad daartoe zou besluiten ik zou persoonlijk nooit
verwachten, dat de Raad dat zou doen dan zou
dat een raadsbesluit moeten zijn. En ik ontken ten
stelligste(De heer Tiekstra (weth.): Dat is het
Noordvliet dus.) Nee, niet het Noordvliet alleen, het
hele Vliet. Ik ontken ten stelligste, dat de Dienst
Openbare Werken die achter deze hele kwestie aan
zit of B. en W. het recht hebben om, zonder dat
de Raad daartoe heeft besloten, te doen alsof er een
baatbelasting ingesteld is. (De heer Tiekstra (weth.):
Dat heb ik niet gezegd.) Er is vanwege de Gemeente
tegen Van Duuren gezegd: Hij moest maar een bedrag
storten en dan kon hij die uitweg wel krijgen. Dat is
gezegd.
De consequenties zijn nogal groot, zegt de Wethou
der. Ik gun hem graag die mening. Ik dacht, dat ik
wel vrg uitvoerig aangetoond had, dat die consequen
ties helemaal niet groot zijn. De werkplaats van Lan-
genberg die naast het pand van Van Duuren ligt, hebt
U een uitweg op het Vliet gegeven. (De heer Tiekstra
(weth.): Die is eigendom van de Gemeente!) Ja>
die is eigendom van de Gemeente. En waarom hebt U
Langenberg een uitweg op het Vliet gegeven? Om dat
zaakje in handen te krijgen. En dan komen we weer
op hetzelfde punt. De Gemeente moet voorzichtig zijn
met zijn handelingen. Wij wilden de zaak van Langen
berg graag kopen en toen heeft die man gezegd: Ik
blijf hier in deze werkplaats zitten en ik wil een uit
weg op het Vliet hebben. Nou, zei de Gemeente, dan
geven we die. Maar als dan in deze raadsbrief ge
steld wordt, dat die uitwegen op het Vliet niet mogen
omdat niet bekend is wat er met het verkeer gebeurt,
dan kunnen we toch geen uitwegen toelaten, dan kun
nen we toch niet met twee maten meten? Wij zijn de
Gemeente! Wij zijn niet het een of ander aannemertje!
(Gelach)
De Wethouder gaat er helemaal niet op in, dat dat
buurtje een eigen pad had naar de Poppeweg en dat
de Gemeente dat pad zonder kantroeren van de tafel
veegt; dat gaat zo maar. De Franklinstraat is aange
legd en het pad is niet weer aangesloten. Maar het was
een recht. En moeten wij nu als Gemeente, als plaatse
lijke overheid die mensen dwingen om hun rechten te
krijgen via een proces? Daar zeg ik nee op. Dat mag
de Gemeente niet doen. De Gemeente weet, dat daar
een recht van pad is en die behoort dat pad aan te
sluiten; de mensen hoeven daarvoor niet te procederen.
Een andere kwestie is dat zal dan ook het laatste
zijn wat ik over deze zaak zeg Van Duuren kan
zijn bedrijf niet uitoefenen als hij die uitweg naar het
Vliet niet heeft. Hij heeft altijd zijn bedrijf kunnen uit
oefenen en hij benadeelt de Gemeente niet, in geen en
kel opzicht. De Wethouder heeft helemaal niet aange
toond, dat er enig nadeel voor de Gemeente uit voort
vloeit, dat Van Duuren vanaf het Vliet in zijn werk
plaats komt. Mogen wij dan, omdat wij op de een of
andere manier prestige tot gelding willen brengen of
omdat wij Gemeente zijn, deze man die last aandoen en
hem een hek voor zijn neus zetten, zodat er zelfs geen
post of melkboer bij zijn huis kan komen en zodat hij
zijn materiaal niet in zijn loods kan krijgen? Mogen
wij dat als Gemeente doen? Ik zeg: Nee. Dat bedrijf
heeft eeuwen lang het recht gehad om via het Vliet
aan de voorkant in het bedrijf te kunnen komen. Van
Duuren moet dat recht houden. Ik ben ervan over
tuigd, dat de Raad dat rustig kan uitspreken en dat
wij de Gemeente daar geen enkel nadeel mee doen.
Wij houden dan alleen ons fatsoen tegenover deze
burger.
De heer Van Haaren: De heef Heidinga heeft in
eerste instantie een naar mijn mening zeer interessan
te vraag gesteld t.a.v. de correspondentie tussen Van
Duuren en de Gemeente; hij heeft gezegd, dat maar
een gedeelte van die correspondentie ter inzage is ge
legd. Daar is geen enkel antwoord op gegeven dooi
de Wethouder en ik geloof, dat deze vraag toch voor
de hele Raad interessant is. Hoe zit het nu precies en
waarom is het antwoord van Van Duuren op de brief
van de Gemeente niet ter inzage gelegd?
De heer Vellenga: Wat ons op dit moment bezig
houdt, is het bespreken van een agendapunt waarin
het College aan de Raad vraagt een rechtsgeding te
voeren tegen een burger in deze stad die een bepaald
bedrijf uitoefent, waarbij zich dan bepaalde moeilijk
heden voordoen t.a.v. de Gemeente. Wat wij dus wel
of niet beslissen vanavond is U in staat te stellen om
dat rechtsgeding te gaan voeren als en namens de ge
meente Leeuwarden. Er is in zekere zin een manco in
datgene wat de heer Heidinga naar voren brengt: La
ten we hier tegen stemmen. Dan is dit natuurlijk van
de baan, maar dan is de situatie ter plaatse niet op
gelost. De vraag die zou kunnen rijzen in deze Raad
is gesteld, dat je vindt, dat er nog wel een zwakke
positie wordt ingenomen door de Gemeente om dat
rechtsgeding te gaan voeren Is er een andere op
lossing te vinden?
Het heeft mij ietwat bevreemd, dat de Wethouder
zei: Laat de objectieve rechter maar uitmaken wie er
gelijk heeft. Dat klopt niet helemaal natuurlijk, want
de Gemeente althans de heren achter de tafel
moeten min of meer heilig overtuigd zijn van hun ge
lijk en van hun recht. Ze vinden, dat Van Duuren on
gelijk heeft. Daarom zeggen ze: Laat de kadi het
laatste en beslissende woord spreken.
Dus je kunt niet zeggen: Hier zijn twee standpun
ten, allebei even zwaar en even valable, en laat er nu
maar een rechter komen die zegt of de Gemeente of
Van Duuren gelijk heeft. Dat klopt niet. Het College
meent, dat de Gemeente gelijk heeft. De Raad kijkt
daar tegenaan. De Raad wikt en weegt. De heer Hei
dinga heeft een aantal zaken naar voren gebracht
waaruit hij concludeert: Het lijkt mij fout dit rechts
geding te voeren; dit pakt deze burger te zwaar aan.
Maar hij zou er eigenlijk de conclusie aan moeten ver
binden, dacht ik: Van Duuren mag best een uitweg
hebben op het Vliet. (De heer Heidinga: Dat heb ik
ook gedaan. Goed. Dat is dus een punt, dat wel een
rol gaat spelen. Want dan kunnen we als raadsleden
allemaal weer even meepraten, want dan stel je je
voor: Wat is hier gebeurd? Het Vliet is gedempt.
Daar ligt nu een rijweg over. Dat heeft consequenties
voor met name de bedrijven aan de zuidkant, in min
dere mate voor die aan de noordkant (ietwat natuur
lijk; het stuk tussen Bleeklaan en Grachtswal, maar
verderop toch niet zo erg veel). Dan zou je kunnen
zeggen: Op den duur krijgt het Vliet een bepaalde
functie, een drukkere functie. Dan zal je er misschien
rekening mee moeten houden, dat, als er veel uitwe
gen zijn, hetzij aan de noordkant hetzij aan de zuid
kant, dat gevaar zou kunnen opleveren. Maar die situa
tie is nu nog niet aanwezig. Vandaar dat ik in mijn
eenvoud en in mijn simpelheid wel eens tegen de Wet
houder heb gezegd in de fractievergadering toen
wij over deze kwestie spraken Als je nu dat ge
vaar ziet aankomen en vindt, dat die situatie kan ont
staan, waarom zou je dan een aantal bedrijven niet
van jaar tot jaar de gelegenheid geven om een uitweg
te hebben op het Vliet als verkeersweg, om de situatie
opnieuw te gaan bekijken wanneer het daar hardstikke
druk zou worden en het misschien uit verkeersoogpunt
hier en daar bepaalde bezwaren zou kunnen ontmoeten.
En ik heb de neiging om dat eigenlijk nog te vinden.
Als het nu gaat om vijf of zes bedrijven daar waren
de heren het zo'n beetje over eens, dacht ik; een van
de weinige punten waar ze het over eens waren, maar
och, vijf of zes punten is nogal wat; er zijn wel langer
lijsten waar men over moet praten dan heb ik de
neiging om te zeggen: Waarom zou dat niet eens rus
tig bekeken kunnen worden? Waarom zou je ze niet
een uitweg op het Vliet kunnen geven, wat mij be
treft van jaar tot jaar? Als dan over zoveel jaar de
situatie ontstaat waaraan het College mogelijk denkt,
dan kunnen we er hier rustig nog eens over praten.
Want het heeft misschien ook wel consequenties voor
een aantal straten die van de noordkant van het Vliet
op het Vliet uitmonden; misschien moet je met een
stop verbod werken of weet ik veel wat meer. En waar
om zou je tot die situatie aanbreekt niet gewoon op
een bepaalde soepele manier te werk kunnen gaan
Laat die bedrijven daar die uitweg voorlopig maar
hebben. Tenzij men mij zou tegen voeren: Dat heeft
bepaalde consequenties t.a.v. eigendomsverwerving.
Dat verschijnsel doemde even op toen de heer Heidinga
zei: Ik weet wel waarom jullie slimme rakkers aan
Langenberg dat recht hebben verschaft; jullie willen
die eigendom graag hebben en dan begin je met
de leverworst voor te houden en dan komt de rest van
zelf. Dus dat zou ook hier kunnen gelden; het zou een
element kunnen zijn. Wanneer de Gemeente nog een
aantal stroken grond nodig heeft en in eigendom wil
hebben, dan voer je een behoedzame, voorzichtige po
litiek 0111 dat doel te bereiken. Speelt dat element hier
een rol? Ik kan het echt niet overzien.
Met andere woorden: Ik zou graag, voordat wij de
finitief hierover gaan stemmen, toch nog wel eens
even beraad in eigen kring hierover willen hebben,
tenzij de Wethouder nu van zijn kant een zo overtui
gend verhaal houdt, inclusief antwoord op de vraag
van de heer Van Haaren, die ik ook ergens had opge
borgen, over de brieven van Van Duuren die er wel of
niet zouden zijn, dat ik zeg: Akkoord, helemaal ak
koord. Maar op dit moment zweef ik wat tussen Hei
dinga en Tiekstra. Ik kan mij aardiger situaties voor
stellen, maar ik schets dat nu maar even zo. (Gelach)
Ik zeg niet, dat ze me allebei even lief zijn; ik ben in
bepaalde opzichten erg gouvernementeel, maar soms,
als ik de heer Heidinga beluister, denk ik: Ja, hij kan
soms ook aardige dingen zeggen, die op mij inwerken.
Dus ik ben van plan daar zo lang mogelijk naar te
luisteren. Voorshands wacht ik graag het antwoord van
het College af.
De heer 15. P. van der Veen: ïk was niet van plan
hierover te praten; ik ben het in het algemeen wel
met de heer Heidinga eens. Nu de heer Vellenga een
mogelijke uitweg probeert te vinden in de situatie door
een soort overeenkomst te treffen waarbij van jaar
tot jaar als het ware de mogelijkheid geopend wordt
om ,,uit te wegen" zolang dat niet i.v.m. het verkeer
moeilijkheden oplevert, moet ik toch zeggen, dat ik
dat niet zo'n geweldig ideale oplossing vind m.n. niet
voor de man die op die maner een mogelijk recht
wat dan de rechter zal moeten uitmaken, zegt de heer
Tiekstra cadeau zou moeten geven voor een be
voegdheid die hem elk jaar zou kunnen worden af
genomen. Dat lijkt mij een bijzonder wankele basis om
een bedrijf op te laten draaien. Ik zou, gelet op de
houding die de Gemeente toch ook typisch in dit geval
geneigd is tegen de brave burgers aan te nemen, als
ik een van die burgers was, niet zo geweldig veel ver
trouwen in de Gemeente hebben, dat ik zou zeggen:
Nou, dan komt het wel goed. Dus, mijnheer Vellenga,
als U zich hier met Uw fractie over beraadt, kunt U
deze gedachtengang er ook nog bij gebruiken mis
schien. (De heer Vellenga: Is dit pro deo?) Dit is
pro deo, ja. (Gelach)
De hear Singelsma: Hast noch slimmer as it stik
hwer't it hjir om giet, is foar my it feit, dat it Kol-
leezje üs heale wierheden meidielt. Hwannear't in Ried
net mear oan kin op de wurden dy't it Kolleezje can
it papier tabitrout, dan komme wy yn in situaesjc
torjochte, dat it och sa slim is om jo in oardiel to
ioarmjen oer itjinge der allegearre oan fêst sit. Ik bin
in bytsje op it spoar kommen fan itjinge de hear Hei
dinga ek nei foaren brocht hat, allinne ik tocht: Ik
fier yn earste ynstansje net it wurd hjiroer, omdat,
hwat de hear Heidinga hjir meidield hat, folie djipper
en folie better de situaesje werjowt as ik dat dwaen
koe. Hwat foar my wol fêststiet is: der wurdt in stek
set, wylst men noch net iens wit hwat de takomstigc
bistimming is fan it Fliet. Doe't wy it Fliet sa ne-
dich tichtsmite moasten, wie it Fliet ornearre as ta-
gongswei nei de binnenstêd. Dêr sjoch ik in frjemde
tsjinstridichheit yn. Hwannear't ik nou de wurden fan
de hear Vellenga hear dy wol min ofte mear de
Wethalder de biskermjende han boppe de holle halde
- dan moat ik sizze, dat ik dêr neat foar fiel. Ik bin
it iens mei de hear Heidinga. Hwat hjir op 't heden
oan de oaröer is, is tige yngripend en foar de Ried
fan it greatste bilang; de Wethalder hat ek gjin inkele
muoite dien om de biskuldigjende wurden fan de hear
Heidinga to wjerlizzen. Oer de ütgong nei de Poppc-
wei byg. waerd mei gjin wurd rept. Hwannear't de
situaesje sa is, dan bin ik daliks ré, as it op stimming
oankomt, de side fan de hear Heidinga to kiezen.
De heer Tiekstra (weth.): Ik begin allereerst even
bij een opmerking van de heer Heidinga. Hij zegt, dat
de eigendomssituatie van de gemeente aan de zuidzijde
van het Vliet weinig terzake deed. Ik heb nadrukkelijk
gezegd, dat reeds van ouds de grens van de eigendom
van Van Duuren lag achter een perceeltje grond dat
eigendom was en is van de Gemeente. Dat wil dus
zeggen, dat de oever van het Vliet ook niet anders dan
met vergunning van de Gemeente betreedbaar was
door Van Duuren. Dat is ook de verklaring voor het
feit, dat Van Duuren in die situatie met een speciale
vergunning ook aan de zuidzijde van het Vliet de
voorziening had die aan de noordzijde aanwezig was.
Dat betekent dus, dat dit perceel grond van ouds ook
geen toegang tot het Vliet had.
Ik ga vervolgens verder in op de problematiek
het doet voor mij niet terzake of dit een vergoeding
ineens is dan wel een baatbelasting m.b.t. het ge
hele Vliet. Voordat dit gedeelte van het Vliet gedempt
werd, hadden de eigenaren van de percelen aan de
zuidzijde, voor zover er geen gemeente-eigendom voor
lag, niet anders dan een oever van een water. De noord
zijde van het Vliet heeft van ouds een weg gehad, een
weg die velen onzer nog wel vertrouwd is. Dat bete
kent heel eenvoudig, dat, al zou je willen stoeien met de
gedachte van baatbelasting ik meen, dat de heer
Heidinga dat op de een of andere wijze suggereerde,
maar misschien is dat bij mij verkeerd overgekomen
die nooit kan gelden voor het Noordvliet, omdat de
percelen aan het Noordvliet van ouds en met recht
toegang hebben op de aanwezige openbare weg op het
Noordvliet. Dat recht gold niet en geldt nog steeds
niet voor de percelen aan het Zuidvliet. Wat Langen
berg betreft, is de hele situatie uiteraard teniet ge
gaan doordat de Gemeente de eigendom van Langen
berg, met betaling van schadeloosstellingen e.d., heeft
overgenomen. De Gemeente is eigenaar geworden van
de goederen van Langenberg en de raadsleden zullen
zich nog wel herinneren wanneer die transactie heeft
plaats gevonden. Dit betekent tegelijkertijd, dat Lan
genberg van jaar tot jaar nog deze zaken in gebruik
heeft, misschien zelfs met een opzegtermijn van een
maand. Dat betekent dus, dat de situatie-Langenberg
niet valt te vergelijken met de situatie-Van Duuren,
eenvoudig omdat hier de eigendomssituatie volstrekt
anders is.
Dan doet de heer Vellenga en daarin ben ik het
wel met de heer Van der Veen eens de suggestie
de zaak op te lossen met een van jaar tot jaar te ver
lenen vergunning. Maar het is zo: Of je verleent uit
weg öf je verleent geen uitweg. Daar tussen is, dacht
ik, geen standpunt mogelijk. Als je uitweg hebt ver
leend, eventueel zelfs tegen betaling, dan heeft dat
perceel civielrechtelijk gewoon uitweg op het Zuidvliet.
En natuurlijk kan er in de toekomst een verkeerssitua
tie komen waarbij men misschien zal willen ingrijpen,
maar dan zal dat hebben van een recht van uitweg
opnieuw een punt van meningsverschil kunnen worden.
Dan makket de hear Singelsma my in forwyt
it is net de earste kear en it sil ek wol net de léste
kear wêze (De hear Singelsma: Né.) oer it feit,
dat it Kolleezje yn it riedsbrief heale wierheden set.
Ik woe bigjinne mei to sizzen, dat it riedsbrief sa bi-
heind is, dat der miskien mar de helte fan de histoarje
yn stiet. Mar hwat der yn stiet, is wol wier.
En nou wie it biswier dat jow ik de hearen alle
gearre ta dat yndied de korrespondinsjc fan Van
Duuren mei de Gemeente it binne mar in stik as
trije brieven net by de stikken lei. ïk bigjin dan
mar mei it earste brief. Dat is it brief fan 26 novim-
ber 1970; dêr stiet yn: „Enkele weken terug werd ons
telefonisch medegedeeld, dat voor ons bedrijf en wo
ning een ijzeren hek zou worden geplaatst aan het
Zuidvliet. Uit gesprekken hierna met enkele heren
van Openbare Werken" enz. enz. „waarbij geen moge
lijkheid van aansluiting op de rijweg, waartegen wij
ernstig bezwaar moeten inbrengen." Dat is de oar-
sprong fan it earste stik fan de hear Van Duuren
m.b.t. dizze kwestje oan de Gemeente. Dat slüt dus
krekt oan op de tredde alinea fan it riedsbrief. Dan
binne der noch in pear brieven; yn dit bistek fan net
safolle bilang, omdat hyltiten op 'e nij it oer deselde
kwestje giet.
De kwestje is nou, dat wy fan üs kant mei klam