Puilt 2.
De heer P. P. <le Jong (secr.): Er is bericht van
verhindering ontvangen van de heren Bouma, Knol,
Rijpma en Hiemstra.
Rondgezonden mededelingen.
Sub A.
De berichten worden voor kennisgeving aangenomen.
Sub B.
De verzoeken worden in handen van B. en W. ge
steld om preadvies.
Sub C.
De brief wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub D.
De heer Heidinga: Wij hebben vorige week een
bijzondere raadszitting gehouden over de doeleinden
nota voor de binnenstad. Daar houden deze brieven
o.i. verband mee. U bent die mening ook toegedaan
en U stelt dus voor over de inhoud van deze brieven
pas een standpunt in te nemen nadat de doeleinden
nota voor de binnenstad is behandeld. In principe
kunnen wij daar wel mee akkoord gaan, maar zoals
U zich misschien zult herinneren, heb ik er bij de vo
rige begrotingbehandeling of nog een jaar eerder
al eens op gewezen, dat deze hele zaak m.b.t. de
binnenstad een zeer tijdrovende zaak is. Dat is ook geen
schande want het is een zeer belangrijke zaak. Maar
omdat het zo tijdrovend is, heb ik toen gezegd, dat het
wel eens nodig zou kunnen zijn ik denk, dat het
haast wel nodig zal zijn dat er hier en daar beslis
singen ad hoe worden genomen. Wij kunnen nu een
maal het leven van de Gemeente en ook dat van de
binnenstad niet stil zetten. Wij gaan wel akkoord met
de geest van Uw antwoord, maar wij wilden U vragen
of U bereid bent voor de vergadering van 24 septem
ber met een preadvies over deze zaak te komen zodat
op 24 september of op 25 september; je weet nooit
hoelang zo'n vergadering zal duren -een beslissing
kan worden genomen. Dat zou mijn fractie bijzonder
op prijs stellen.
De heer Vellenga: Deze zaak heeft ons ook wel
bezig gehouden. Nu dacht ik, dat er twee mogelijkhe
den zijn. Of U kunt een voorlopig standpunt bepalen
met het oog op de vergadering van september waar
de heer Heidinga net over sprak, öf U zegt: Het gaat
in die septembervergadcring eigenlijk over de doel
einden, bepaalde basisuitgangspunten; die kunnen dan
bepaalde consequenties hebben en die consequenties
leggen we misschien pas vast in de voorjaarsverga
dering 1974 ten aanzien van dit punt en ten aanzien
van een aantal andere punten. Het is dus maar de
vraag hoe je tegen dit fenomeen parkeergarages aan
kijkt. Kun je dat al vastleggen als je de basis-doel
einden hebt vastgesteld of komt het pas werkelijk tot
een beslissing wanneer je m.b.t. de uitwerking van die
basis-doeleinden tot een bepaald resultaat gekomen
bent? Het interesseert ons ook hogelijk hoe men dat
van de kant van het College ziet. Het woordje „nadat",
dat in Uw preadvies voorkomt, zou in de richting
kunnen wijzen, dat U zegt, dat deze zaak eigenlijk pas
later aan de orde komt. Of interpreteren we dat ver
keerd
De heer Tiekstra (weth.): Ik neem aan, dat, na
de behandeling van vorige week maandag, de doel
eindennota met een vorm van preadvies van B. en W.
aan de Raad zal kunnen worden aangeboden, mede
rekening houdende met de stof die afgelopen maan
dag heeft opgeleverd, zonodig ook rekening houdend
met de inbreng die in de vorm van bijv. de nu aan
de orde zijnde stukken op tafel liggen. Er wordt in
de vergadering van 24 september uiteraard niet meer
gevraagd dan een beslissing over de standaarddoelen
en richtdoelen. Daarbij kunnen objectdoelen en ik
dacht, dat dit in de sfeer van deze objectdoelen zal
liggen in de discussie worden betrokken voor zo
ver hun betekenis zodanig is, dat daar een uitspraak
over moet worden gedaan i.v.m. de inhoud van stan
daard- en richtdoelen resp. i.v.m. de risico, dat be
paalde keuzen van objectdoelen zouden gaan conflic
teren met de standaard- en richtdoelen. Ik dacht, dat
we deze zaak op deze manier moeten zien. Ik geloof
wel, dat de heer Vellenga gelijk heeft als hij zegt, dat
een aantal van deze beslissingen eigenlijk pas in een
later stadium kan worden genomen, en dat latere sta
dium is dan begin 1974.
Het is dus m.i. niet uitgesloten, dat B. en W. ten
aanzien hiervan een preadvies geven, maar het staat
ook niet volstrekt vast, dat in de aanbiedingsbrief van
de doeleindennota voor september 1973 deze objecten
direct worden genoemd. Dat ontneemt de Raad na
tuurlijk niet de mogelijkheid om er wel over te praten.
Meer durf ik er op het ogenblik niet over te zeggen.
De heer Heidinga: Nog een korte opmerking. De
Wethouder van Ruimtelijke Ordening heeft zich laten
ontvallen, dat hij de eerste vijf jaar de stichting van
parkeergarages niet zag. In onze fractie geloven wij,
dat we, als we van die visie uitgaan dat is een
woord van Den Uyl de vogels echt wel over het
net laten vliegen. U moet er, dacht ik, wel op reke
nen, dat er vanuit onze fractie in deze geest zal wor
den gemanoeuvreerd, dat wij zullen trachten op korte
termijn, nadat wij de doeleindennota in behandeling
hebben gehad, hierover toch een beslissing ad hoe te
krijgen.
De heer Vellenga: Ik aarzel een klein beetje. Ik
dacht, dat we de keus hebben om tot een beslissing
te komen öf in de septembervergadering öf volgend
jaar, dat we die keus niet moeten maken ad hoe, als
een incidentele keus ergens tussen september en het
voorjaar van 1974, want de samenhang met tal van
dingen is heel duidelijk aanwezig. Ik zou mij kunnen
voorstellen, dat mensen die nota's hebben geschreven
of alsnog brieven schrijven, zouden zeggen: Hé, nu
nemen ze na september wel een beslissing over de
parkeergarages; nu willen wij in november of de
cember over die en die punten ook maar vast een be
slissing hebben. Dus we moeten heel duidelijk kiezen;
maar ik wil die keuze graag aan B. en W. overlaten.
Gaan we dit in september doen of doen we het voor
jaar 1974 Dat ontneemt natuurlijk geen enkele frac
tie het recht om te zeggen: Wij gaan hierover in de
septembervergadering al voorstellen doen. Daar kun
nen wij van onze kant dan ook op reageren. Maar we
doen één van beide: öf in september öf in het/voorjaar
van 1974 en niet daar ergens tussenin, want dat schept
een precedent waar ik ietwat beducht voor ben. Dat
is dan niet een woord van Den Uyl, maar het is wel
duidelijk.
De heer T'ekstra (weth.): Ter vermijding van mis
verstanden de heer Heidinga heeft het natuurlijk
al wel begrepen wil ik toch nog eens herhalen, dat
ik de opmerking die ik vorige week heb gemaakt,
als een zeer persoonlijke opmerking heb bedoeld. Ik
heb toen ook nadrukkelijk de formulering gebruikt,
dat ik persoonlijk van mening was enz. Dat is één
ding.
Een ander ding is, dacht ik ik kom dan wel in
de buurt van de heer Vellenga; het past mij uiteraard
om dat te doen dat je een beslissing ad hoe pas
goed kunt nemen als je je ervan vergewist hebt, dat
die in ieder geval niet conflicteert met de totaal-pro
blematiek waar je mee bezig bent; dat is een eis die
je in ieder geval aan een beslissing ad hoe moet stel
len. Ik sluit een beslissing ad hoe niet bij voorbaat
uit; ik geloof niet, dat dat juist zou zijn. Overigens
geloof ik, dat bij de procedures de behandelingswijze
wat dat betreft voor de toekomst nog volledig open
is en het staat de Raad altijd vrij - al is het een pre
mature uitspraak een uitspraak m.b.t. deze onder
werpen te doen.
De Voorzitter: Ik dacht, dat we na deze discus
sie zouden kunnen besluiten als is aangegeven. (De
heer Vellenga: Dan zou het dus, volgens U, niet in
september kunnen.) Dat staat er ook niet. (De heer
Vellenga: Nou goed, dat moeten zij dan ook maar
uitmaken; dat is mijn zaak niet.)
Besloten wordt overeenkomstig het door B. en W.
voorgestelde.
3
Sub E.
De heer P. D. van der Wal: De bewoners van de
Van Capellestraat, de De Gelderstraat en de Vonck-
straat vragen bij monde van de heer Harms om een
standpuntbepaling van B. en W. binnen drie weken.
Met de zomervakantie in het vooruitzicht wordt dat
natuurlijk niets meer, maar kunt U toezeggen, dat
het preadvies van B. en W. in de eerste raadsverga
dering na de vakantie aan de orde komt? De eerste
brief aan B. en W. over deze kwestie is dan ongeveer
één jaar geleden verstuurd en het wordt wel eens
tijd, dat er wat aan gebeurt.
De heer Tiekstra (weth.): Als de Raad op reces
gaat, pleegt het College nogal uitgebreid vakantie te
houden en daarop aansluitend zijn dan ook de ambte
lijke diensten en secretarie-afdelingen wat onderbezet.
Ik verwacht dus niet, dat wij met deze stof zo snel
zullen kunnen werken, dat wij in de eerste vergade
ring van augustus bij de Raad terug kunnen komen.
Ik verwacht wel, dat het in de tweede vergadering
van augustus zal kunnen worden behandeld.
De brief wordt in handen van B. en W. gesteld om
preadvies.
Sub F.
Het verslag wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub G.
De brief wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub H.
De beschikking wordt voor kennisgeving aange
nomen.
Punten 3 t.e.m. 11a (bijlagen nos. 186, 172, 177, 192,
175, 174, 184, 173, 183 en 203).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 12 (bijlage no. 179).
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Enige tijd geleden
heeft het Diakonessenhuis een herzien bouwplan inge
diend en daarvoor een vergunning gevraagd. U kon
dat bouwplan ophouden op basis van het nu nog gel
dende voorbereidingsbesluit. Wanneer dat afloopt en
dit voorbereidingsbesluit in werking treedt, bent U
gehouden daarover een uitspraak te doen. Dat plan
is eigenlijk in strijd met de opvattingen die leven in
de Transvaalwijk over het nieuwe bestemmingsplan
dat daar in voorbereiding is. Ik zou graag weten hoe
U daamee denkt te handelen.
De heer Tiekstra (weth.): Het is inderdaad juist,
dat er tijdens de looptijd van het thans geldende voor
bereidingsbesluit een bouwaanvraag is gedaan door
het bestuur van het Diakonessenhuis m.b.t. het stich
ten van een behandelafdeling. Deze bouwaanvraag is
nog in behandeling, moet nog beoordeeld worden bin
nen het kader van de voorwaarden van het thans lo
pende voorbereidingsbesluit, resp. tegen de achtergrond
van het ontwerp-plan zoals dat op het ogenblik in het
overleg ligt met het Provinciaal Bestuur.
Een volgend punt is, dat het juist is, dat B. en W.
op deze bouwaanvraag, nadat het geldende voorberei
dingsbesluit is verstreken, een beslissing moeten ne
men; toestaan of weigeren. Deze zaak is bij B. en W.
in behandeling en ik kan mevr. Brandenburg verzeke
ren, dat B. en W. de beslissing zullen moeten nemen
in overeenstemming met het beleid zoals dat ook in
de Raad bij voortduring is gezien m.b.t. de Transvaal
wijk. Meer kan ik op het ogenblik moeilijk zeggen
dat zal mevr. Brandenburg ook wel begrijpen. De be
slissing kan zeer binnenkort tegemoet worden gezien.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 13 (bijlage no.179).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 14 (bijlage no. 185).
De heer Heidinga: Dit is een heel moeilijke zaak.
Op zichzelf heb ik niet zoveel bezwaar tegen het wij
zigen van de Bouwverordening; het zal wel nodig zijn.
Het wordt echter zo zachtjes aan een totaal onleesbaar
ding en dat is iets, dacht ik, waar eens wat aandacht
aan moet worden besteed. Een gewoon mens kan er
bij wijze van spreken kop noch staart aan vin
den. De vakmensen lopen er een aparte cursus voor
om er nog wat in thuis te worden. Hier moeten we
m.i. toch wel eens wat aan doen. Door nu weer een
verordening vast te stellen tot wijziging van de Bouw
verordening wordt het zaakje nog weer veel onlees
baarder. Nu weet ik echt niet hoe je dat moet op
lossen. Ik zou daar het laatste woord niet over kun
nen zeggen; als ik het kon, zou ik het zeker doen.
Ik wil alleen maar eens een voorbeeld geven. ïn de
Bouwverordening staat, dat van bepaalde artikelen
misschien wel honderd artikelen vrijstelling kan
worden verleend. Maar daar staat niet bij, dat die
vrijstelling kan worden verleend door B. en W. Er
staat alleen maar, dat vrijstelling kan worden ver
leend. 'Nu regelt de nu aan de orde zijnde verordening
op de Bouwverordening weer, dat B. en W. die vrij
stelling kunnen verlenen. Maar datzelfde staat ook al
in de Woningwet. En deze verordening verwijst in dat
zelfde artikel naar art. 19 van de Woningwet waarin
staat, dat B. en W. die vrijstellingen kunnen verlenen.
Het wordt daardoor een totaal onleesbaar ding. Op
deze vrijstellingen en ontheffingen en al die andere
bijzondere dingen ten aanzien waarvan B. en W. be
paalde bevoegdheden hebben, is beroep mogelijk; dat
geldt ook voor het weigeren van een vrijstelling. Nou,
welke burger weet dat Geen sterveling. Ook als
B. en W. een vrijstelling weigeren, kan de betreffende
burger in beroep gaan. Maar je moet echt van goede
huize zijn om dat uit deze verordening te halen. U
zult misschien vinden, dat ik maar wat klets, maar
ik zou het toch bijzonder op prijs stellen als we met
elkaar in staat waren om dit tot een ook voor de bur
gerij enigszins leesbaar geheel te maken.
Mevr. B.randenburg-Sjoerdsma: Ik wilde ook een
voorbeeld noemen. Er staat in de Bouwverordening,
dat er in Leeuwarden gebouwen gebouwd mogen wor
den tot een hoogte van 15 meter. Dat geldt dan na
tuurlijk niet voor bestemmingsplannen waarin het al
lemaal geregeld is, maar meer voor de bebouwde kom.
Daar kan echter op alle manieren van worden af
geweken. Wanneer het gebouw ernaast bijv. 20 meter
hoog is, is dat al een reden om er van af te wijken.
Er staat, dat gebouwen, bestemd voor woon-, kan
toor- of winkeldoeleinden, hoger mogen indien de wel
stand bij het verlenen van de vrijstelling is gebaat.
Verderop staat het nog eens. Ik vraag mij dan wel
eens af: Waarom stellen we zo'n hoogte vast, als we
onmiddellijk daar achteraan stellen, dat we er ieder
ogenblik van kunnen afwijken? Ik zou graag willen,
dat er eens een maximum hoogte werd vastgesteld
voor de bebouwe kom van Leeuwarden.
De heer Tiekstra (weth.): Ik wil de heer Heidinga
graag zeggen, dat bouwverordeningen op een andere
wijze tot stand komen dan de verhalen van Havank
(Gelach), dat over het algemeen de laatste verhalen
ook met meer genoegen worden gelezen dan een bouw
verordening. Een bouwverordening bedoelt veel meer
te omvatten, dan de door mij genoemde lectuur en doet
ook vaak een zwaarder beroep op het bevattingsver
mogen van degene die er gebruik van wil maken of
hem moet hanteren. (De heer B. P. van der Veen:
Bouwvakkers.) Ik kan deze interruptie niet zo gauw
volgen, maar de kracht van de advocatuur ligt, dacht
ik, in de ingewikkeldheid van onze wetgeving; dit is
dus een hoopvol perspectief voor de heer Van der
Veen.
De heer Heidinga heeft wel gelijk in die zin, dat,
wanneer je een bestaande regeling hebt en je er zo
een wijziging tussen plakt, de leesbaarheid van het