16
■MU W>r
positie waarin Leeuwarden verkeert dat is ook de
mening van het College een moeilijke zaak. Aan de
andere kant hebben wij er begrip voor, dat de Raad
wil, dat er nog eens overleg over wordt gepleegd met
de commissie. Maar geef ons dan de mogelijkheid te
starter* met de heffing en geef ons tot januari de tijd
om dat overleg te voeren. Is het mogelijk voor 1 no
vember dat overleg te plegen we kunnen de com
missie wel spoedig bijelkaar roepen; de heffingsperio
des lopen per 2 maanden dan kunnen we wel per
1 november eventuele veranderingen aanbrengen in
de heffingen. Wij zullen het overleg zo spoedig moge
lijk plegen en dan kan het, dacht ik, niet zo'n groot
bezwaar zijn de heffing op basis van 3% over alle
tarieven per 1 juli te laten ingaan. Als er differentië
ring mogelijk is en door de Raad gewenst wordt, dan
kan die alsnog worden toegepast; wij komen dan wel
bij de Raad terug. Dan hebben we in ieder geval geen
kans onbenut gelaten. We zouden dan alvast met de
heffing kunnen beginnen. Als we de zaak zouden uit
stellen, dan ligt er een onbenut stuk. En om nu later
dubbel te heffen over de tijdvakken, bijv. na oktober,
lijkt mij ook bezwaarlijk. Dan wijk je af van de hef
fing die nu ook in het kader van de prijscalculatiebe-
schikking mogelijk is; dan zouden we over een bepaal
de periode 6% of meer moeten heffen omdat we een
achterstand moeten inlopen. Ik dacht, dat wij toch met
onze suggestie de heer Vellenga een heel eind tegemoet
kwamen. Ik hoop, dat hij met deze werkwijze akkoord
zal willen gaan. De heffing is niet groot en het gaat
maar om een korte periode. Op deze manier krijgen
we geen moeilijkheden t.a.v. de financiën. We moeten
over dit jaar toch al dat staat ook in de stukken
f 170.000,opnemen ten laste van het egalisatie
fonds; de situatie is financieel gezien zeer precair.
Misschien kunnen we elkaar op deze manier vinden.
Ik zou een klemmend beroep op de heer Vellenga wil
len doen om met mijn voorstel akkoord te gaan. Wij
hebben geprobeerd zover mogelijk mee te gaan met
zijn suggestie.
Uit de woorden van de heren Van Haaren en Singel-
sma blijkt inderdaad een verschil van standpunt tus
sen hen en het College. Zij zeggen: Wij kunnen nee
zeggen tegen dit voorstel. En dat is inderdaad waar.
Maar ik zou hen toch wel nadrukkelijk willen wijzen
op de precaire financiële situatie waarin de Gemeente
verkeert. Wij zullen bijzonder ons best moeten doen,
ook omdat wij straks graag een goede verhoging van
de algemene uitkering willen hebben. Er zal erg op
gelet worden of wij geen mogelijkheden onbenut heb
ben gelaten en of wij geen nieuwe zaken aangeboord
hebben waar we geen toestemming voor hebben.
De Voorzitter: Wij ontraden de ingediende motie bij
zonder sterk. De Raad kan inderdaad nee zeggen, maar
de gemeente Leeuwarden moet die heffing absoluut
betalen. Dat is de reden, dat wij de motie sterk ont
raden. Als wij vragen nu in te stemmen met dit voor
stel, inclusief de correctie van lid 2 van het besluit zo-
ais Weth. De Jong die heeft geformuleerd, dan geldt
de heffing maximaal voor zes maanden. Wij zullen
echter ons uiterste best doen om op een eerder tijdstip
na het overleg in de commissie met eventuele
wijzigingen in de Raad te komen; die wijzigingen zou
den dan 1 september of 1 november in kunnen gaan.
Bij deze filosofie verliezen we niet twee of vier maan
den die heffing. Dat is dus de enige reden, dat wij
graag willen, dat U vanavond ja zegt, voorlopig op
deze basis. Wij zullen de overlegperiode zo kort mo
gelijk houden en zullen na behandeling in de commis
sie opnieuw bij de Raad komen.
Nu komt eerst de motie van de heer Van Haaren
c.s. aan de orde. Handhaven de indieners de motie?
(De heer Van Haaren: Ja.)
De heer Vellenga: Ik zou graag iets willen zeggen
over de orde. Het is n.l. zo, dat U van Uw kant be
hoefte hebt gehad aan enig beraad; ik kan mij dat
voorstellen gezien alle geluiden die uit de Raad over
dit vraagstuk naar voren zijn gekomen. Als vrucht
van dat beraad wordt nu een bepaalde contructie aan
ons voorgelegd, heel serieus overwogen, door ieder lid
van het College gesteund; dat kan met zich mee bren
gen, dat mijn fractie toch wel behoefte heeft, nu of
op een nader tijdstip wij hebben niet zoveel punten
meer te behandelen zich nog even op Uw laatste
antwoord te beraden. Ik geloof, dat ik daarmee ook
recht doe aan de serieuze bedoelingen die uit het laat
ste antwoord van Weth. De Jong naar voren zijn ge
komen.
De Voorzitter: Ik kan mij voorstellen, dat de Raad
nog even tijd nodig heeft voor beraad; wij hadden ook
schorsing nodig. Ik stel voor, dat we eerst de andere
punten afhandelen. Daarna kunnen we de tweede kof
fiepauze houden. Dan kunt U even overleg plegen. Na
de pauze kunnen we dit punt dan afhandelen. Dat is,
dacht ik, de meest praktische gang van zaken. Kunt
U hiermee akkoord gaan?
De Raad stemt hiermee in.
Punten 14 t.ejn. 16 (bijlagen nos. 207, 215 en 216).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 17 (bijlage no. 206).
Mevr. Dykstra-BethlehemN.a.v. dit voorstel, ver
hogen presentiegelden, zou ik willen zeggen ik heb
dit al vaker gesteld dat G.S. wel kunnen besluiten
de maximum normen, welke worden gehanteerd bij de
vaststelling van de vergoedingen voor het bijwonen
van raadsvergaderingen, te verhogen, maar dat voor
de Gemeenteraad toch een aantal andere zaken zeer
zeker meespelen. Was het nu zo, dat de vergaderingen
van de Raad overdag zouden plaats vinden, waardoor
dus loonderving zou ontstaan, dan zou het alleszins
reëel zijn de presentiegelden te verhogen. Maar de ver
gaderingen van deze Raad vinden 's avonds plaats. Ik
vind, dat er t.a.v. de tegemoetkoming ook rekening
moet worden gehouden met het feit, dat je via een po
litieke partij deelneemt aan deze Raad. Het is toch
wel frappant, dat, terwijl in ons gehele land, vooral
van regeringszijde, op het gevaar van de inflatie ge
wezen wordt en een beroep op de bevolking gedaan
wordt geen verdere looneisen te stellen, Uw College
zich achter het besluit van G.S. stelt. Toen de verho
ging van de lonen van de werkende bevolking aan de
orde kwam, is men gekomen met een centraal akkoord
waarbij alle rekenmeesters zijn betrokken om de wer
kers praktisch geen loonsverhoging toe te kennen. Ter
wijl er een langere periode van onderzoek is geweest
over de hoogte van de verhogingen waar het om ging
(1, 2 of 3%), wordt hier zonder meer voorgesteld de
tegemoetkoming voor het bezoeken van de raadsver
gaderingen met meer dan 50% te verhogen. Dit is
voor mij een onverteerbare zaak en ik acht dit niet
verantwoord tegenover de kiezer. Ik wil daarom ook
voorstellen het huidige presentiegeld te handhaven.
De Voorzitter: Ik zou mevr. Dijkstra willen zeggen,
dat il< de vergoeding van de presentiegelden onder geen
beding zou willen kwalificeren als loon. Dat lijkt mij
ook niet reëel. Ik zie de presentiegelden als een tege
moetkoming aan de raadsleden voor de vele tijd en
energie die zij moeten besteden aan het werk van het
goed functioneren van de Gemeenteraad. Het is moei
lijk er wordt wel over gestudeerd in landelijk ver
band een andere methode van vergoeding te vinden;
tot dusverre heeft men nog geen andere methode ge
vonden, dan dit te doen in de vorm van presentiegeld,
alsmede in de vorm van een geringe vergoeding voor
de fracties waartoe ook wij een paar jaar geleden heb
ben besloten. Ook in landelijk verband is dit probleem
op het ogenblik aan de orde. Het is zelfs een algemeen
probleem om op het ogenblik raadsleden van kaliber
te vinden ik heb dat al eerder in deze Raad gezegd
die deze toch vrij zware job op zich willen nemen.
Ik wil daarbij voorop stellen, dat je ze niet kunt kopen
met een verhoging van de presentiegelden met een
tientje; dat staat wel vast. Maar ik geloof wel, dat het
reëel is, dat er een enigszins redelijke vergoeding wordt
gegeven voor het bijwonen van dit soort vergaderin
gen. Als U onze presentiegelden vergelijkt met wat
in andere gevallen voor het bijwonen van soortgelijke
vergaderingen wordt gegeven, dan geven wij in Leeu
warden lage bedragen, ook als die bedragen worden
17
gesteld op f 55,voor raadsvergaderingen en f 30,
voor commissievergaderingendit zijn nog zeer scha
mele tegemoetkomingen. Ik zou U dan ook met klem
willen vragen deze bedragen zijn in landelijk ver
band uitgebalanceerd in Leeuwarden niet achter te
blijven. Het is niet een kwestie van koplopen; deze
zaak is landelijk besproken. Ik zie niet in, dat wij in
Leeuwarden moeten achterblijven. Ik vraag U met
klem in te willen stemmen met dit voorstel. Ik geloof,
dat dat in het algemeen de gang van zaken van de
raadsvergaderingen gewoon ten goede komt.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 18 (bijlage no. 224).
Gemeentebegroting.
De heer Bouma: Ik wil iets zeggen n.a.v. punt 5. In
de raadsvergadering van 24 april 1973 is besloten tot
het subsidiëren en het verlenen van prioriteit aan het
streetcorner-project. Het College werd de vrijheid ge
laten na te gaan hoe het raadsbesluit het beste ge-
effectueerd kon worden. In de vergadering van 25 juni
j.l. werd de derde beroepskracht van het Ruiterskwar-
tier goedgekeurd. Daarbij werd uitdrukkelijk bepaald
nogmaals dat het project van het streetcorner-
work de grootste prioriteit zou hebben. Dat was door
B. en W. ook met zoveel woorden in de raadsbrief
vastgelegd. In dat licht was het wat merkwaardig,
dat de Wethouder tijdens de behandeling van dat
punt in de Raad vaststelde, dat het op praktische gron
den toch wel eens zo zou kunnen zijn, dat de street
cornerworker pas later gerealiseerd zou worden dan
de derde beroepskracht. Ik vraag mij af hoe dat kan,
gezien de vastgestelde prioritering en hoe dat in de
gegeven omstandigheid zou kunnen aangezien een De
partement van C.R.M. zich bij de besluitvorming om
trent de subsidie-aanvragen in hoge mate laat leiden
door het gemeentelijk beleid. Deze vragen kan men
zich stellen. De onduidelijkheid bij de lezing van het
aan de orde zijnde voorstel tot wijziging van de ge
meentebegroting bestaat mede daarin, dat onder punt
5 wordt voorgesteld op titel van samenlevingsopbouw
een bedrag van f 14.580,goed te keuren. Tevens
wordt opgemerkt, dat, mocht de subsidieregeling
jeugdwerk de subsidievoet of de kapstok zijn voor een
nieuw voorstel, dit voorstel aan de Raad zal worden
voorgelegd. Deze regels overziend rijzen er bij mij en
kele vragen. Het is n.l. zo, dat het Departement van
C.R.M. naar mijn informatie reeds definitief heeft be
sloten om het project van de streetcornerworker niet
op de titel van samenlevingsopbouw te subsidiëren,
maar op de titel van jeugdwerk. De aanvraag die hier
toe is ingediend, is dan ook reeds bij de afd. Jeugd
zaken gedeponeerd en zal daar, zoals het nu lijkt, de
finitief blijven. Naar men mij heeft geïnformeerd,
heeft de Inspectie Jeugdzaken ten Departemente nog
geen advies gedeponeerd; zulke adviezen worden op
gesteld op basis van overleg tussen Inspectie en Ge
meente. Ook het Bureau Friesland van C.R.M. heeft
reeds laten weten, dat deze subsidiëring alleen op ti
tel van jeugd- en jongerenwerk kan geschieden. Overi
gens is deze ontwikkeling ook door andere instanties
kenbaar gemaakt. Het tijdstip waarop deze ontwikke
ling ter kennis is gegeven ligt reeds enige tijd in het
verleden.
Het gevolg van het vorenstaande is, dat er een aan
tal vragen rijzen. Is het het College bekend, dat de
aanvraag ten Departemente afgewikkeld wordt door
Jeugdzaken? Heeft het College inzake de overeenge
komen prioriteitsstelling van dit project en overeen
komstig deze prioriteitsstelling bij de Inspectie Jeugd
zaken aangedrongen op snelle afwikkeling? Is het Col
lege met mij van mening, dat het huidige raadsvoor
stel, waarin een krediet op titel van samenlevingsop
bouw wordt voorgesteld, inhoudt, dat het administra-
tief-technisch mogelijk wordt, dat de door de Raad
vastgestelde prioriteitsstelling in gevaar komt, omdat
bij de vaststelling van dit kredietvoorstel de aanvrager
van een streetcornerworker in overleg met Jeugdza
ken geen rol kan spelen, daar vanuit de gemeente
Leeuwarden gezien de betreffende aanvraag nog steeds
bij samenlevingsopbouw ligt? Ik wilde het hier voor
lopig bij laten.
De heer J. de Jong: I.v.m. het straks behandelde
voorstel (bijlage no. 211) betreffende het verlenen van
een krediet van f 500.000,wens ik graag de aante
kening, dat ik tegen punt 1, gemeentebegroting ben.
Ook de heren Van Haaren en Singelsma wensen de
aantekening, dat zij tegen punt 1, gemeentebegroting
zijn.
De heer Weide (weth.): De informatie die de heer
Bouma ons nu verstrekt over de betreffende subsidie
aanvraag, komt overeen met de verwachting die ik
heb uitgesproken op 24 april en 25 juni. Tussen 25
juni en nu is er telefonisch overleg geweest met het
Ministerie. Ik heb van de Directie Jeugdzaken de me
dedeling gekregen, dat deze zaak besproken kan wor
den met de Inspectie. Er worden op dit moment af
spraken gemaakt met de Inspectie. De Directie Jeugd
zaken heeft mij niet meegedeeld dat blijkt ook wel
uit het feit, dat er nog geen schriftelijk antwoord is
gekomen op het verzoek van het Centraal Orgaan
dat definitief afwijzend zal worden beschikt op de sub
sidie-aanvraag betreffende de streetcornerworker in
het kader van de samenlevingsopbouw. Ik wacht dus
met spanning de gesprekken af die de komende dagen
met de Inspectie en daarna met de Directie Jeugdza
ken zullen plaats vinden. Dan zal andermaal het on
derbrengen van de streetcornerworker bij het jeugd-
en jongerenwerk moeten worden besproken, zoals wij
ook al suggereerden in de raadsbrief van april. Pas
daarna kunnen wij definitief de prioriteiten gaan vast
stellen; maar U weet hoe wij t.a.v. die prioriteitsstel
ling denken. Punt 5 van de wijziging van de gemeente
begroting stoelt dus alleen op het raadsbesluit van
juni; deze financiële perikelen moeten nog verwerkt
worden in de begroting. Zodra er een definitieve af
wijzing komt van de aanvraag van het Centraal Or
gaan, zullen dus wijzigingen worden aangebracht in
de begroting van het jeugd- en jongerenwerk. Wij
wachten dus af wat er uit het overleg met het Ministe
rie van C.R.M. komt.
De Voorzitter: Als de Raad vanavond besluit over
eenkomstig dit voorstel, dan zal dit stellig geen be
lemmering vormen voor de verdere gang van zaken.
Dit is een formele financieel-technische zaak. Dit
brengt geen vertraging.
De heer Bouma: De Wethouder zegt dus nu ook zelf,
dat het hem bekend is, dat de aanvraag op titel van
samenlevingsopbouw niet geëffectueerd zal worden.
(De heer Weide (weth.): Dat heb ik niet gezegd.) Ja,
want U zegt, dat de aanvraag op Jeugdzaken ligt; die
wordt niet meer op de afd. samenlevingsopbouw be
handeld. Het is dus een kwestie van overleg tussen de
afd. Jeudzaken en de gemeente Leeuwarden; de afd.
Samenlevingsopbouw doet er niets meer aan, die be
schouwt de zaak als afgedaan. Vandaar dat ik U voor
stel ik ben bereid daartoe eventueel een voorstel in
te dienen, tenzij de Wethouder mijn voorstel overneemt
de Raad voor te stellen de subsidiëring van de
streetcornerworker op voet van de rijkssusidieregeling
jeugd- en jongerenwerk te realiseren en daartoe een
bedrag op de gemeentebegroting uit te trekken. Het
betreffende bedrag staat in de raadsbrief vermeld. Ik
zou dus willen voorstellen het project wel in de ge
meentebegroting op te nemen maar dan onder de titel
van jeugd- en jongerenwerk.
De heer Weide (weth.): Het voorstel van de heer
Bouma lijkt mij toch wat prematuur, want wij hebben
geen definitief bericht gekregen en ook het Centraal
Orgaan heeft nog geen definitief bericht gekregen van
het Ministerie, dat afwijzend beschikt is over de aan
vraag van de streetcornerworker in het kader van de
samenlevingsopbouw. Ik heb de vorige week een ge
sprek gehad met het Ministerie en toen is mij ook
meegedeeld, dat deze aanvraag nog niet is afgewezen;
de zaak dient eerst met de Inspectie Jeugdzaken, in
het kader van het totale jeugdwerk, te worden bespro
ken. (De heer Bojuma: Mag ik even interrumperen
Do Wethouder begrijpt mij niet goed. Er is geen afwij
zing op de aanvraag; er is mij door het Departement