17
was er nog wel een ingewikkelde constructie te vin
den. Maar we zouden die constructie weer overboord
moeten gooien als er een gemeente bij zou komen,
want dan zullen de verhoudingen weer veranderd moe
ten worden. Het is praktisch niet te regelen. Wij heb
ben de indruk, dat men hierover echt wel met elkaar
overleg zal plegen. Wij zouden zo willen starten. Het
is dus niet om principiële redenen dat het niet is op
genomen; dat is heel duidelijk. Het is gewoon te inge
wikkeld om het duidelijk te omschrijven. (De heer
Schaafsma: Ik dacht, dat die ingewikkeldheid wel
wat meeviel.)
Ik heb enige twijfel of het, gelet op de discussies in
het verleden, erg zinvol zou zijn om diep op de opmer
kingen van de heren Van Haaren en Singelsma in te
gaan. Het is niet, dat ik die wil kleineren, maar wij
verschillen gewoon van mening; dat is duidelijk. Wij
hebben ieder een duidelijk standpunt over deze zaak.
Mevr. Visser heeft gezegd, dat er nog geen be
groting is opgemaakt. Dat is in feite ook nog niet te
doen omdat op dit moment nog nauwelijks valt te over
zien wat gezamenlijk zal worden aangepakt, ook wat
betreft overleg en studie. Dat zal men straks als de
Regioraad er is met elkaar moeten overleggen. Vast
staat natuurlijk wel, dat, hoe meer men met elkaar
besluit aan te pakken hoe meer het gaat kosten. (De
heer Heidinga: En ook dat wij daar tweederde deel
van moeten betalen.) Wij moeten daar inderdaad een
groot deel van betalen; dat is onze bijdrage, dat geef
ik zonder meer toe. Maar het is dus onmogelijk op dit
moment een redelijk inzicht in de kosten te geven.
Dan heeft mevr. Visser nog op een heel ander facet
gewezen. Zij vraagt zich af of art. 29 belemmerend zal
werken; dat artikel impliceert, dat wij voor bepaalde
in artikel 4 genoemde onderwerpen, wanneer die hun
invloed ook hebben in de buurgemeenten, van te voren
overleg moeten plegen. Men kan niets afdwingen, maar
die onderwerpen moeten ter discussie komen. Mevr.
Visser vraagt of dat niet vertragend zal werken. Ik
geloof, dat wij heel openhartig moeten stellen, dat dit
een zekere vertraging met zich kan brengen. Het zou
niet eerlijk zijn te zeggen, dat dit nooit enige vertra
ging zal geven. Dit zal op een bepaald moment bete
kenen, dat wij niet in staat zijn een bepaald voorstel
aan de Raad voor te leggen omdat het overleg in regio
verband nog niet kon worden gevoerd. Maar het zal
ons natuurlijk wel dwingen ook de andere gemeen
ten om met eenzelfde frequentie als er vrij veel
valt te overleggen te vergaderen als de raden ver
gaderen. Dan zal de vertraging slechts gering behoe
ven te zijn; er hoeft geen overeenstemming te worden
bereikt, maar er moet overleg worden gepleegd. Je
moet de partners horen en daarna is iedere raad vol
komen autonoom een beslissing te nemen. Er kan dus
inderdaad enige vertraging optreden, laat ik zeggen
een vertraging van enkele weken.
De heer Schaafsma: Ik zou toch nog wel willen op
merken, dat het dan inderdaad een zaak van vertrou
wen wordt, daar waar ik meen, dat de zaak toch wel in
cijfers te vangen is. Men weet ongeacht het aantal
gemeenten dat nu of in de toekomst meedoet de
stemmenverhouding zoals die bij de gemeenteraads
verkiezingen bekend wordt. De aantallen kun je op
tellen. Het aantal leden is bij deelname van nieuwe
gemeenten ook variabel, maar je kunt toch altijd weer
tot die evenredige vertegenwoordiging komen. Dat
lijkt me dus, ongeacht het deelnemen van nieuwe ge
meenten, niet een groot probleem. Wat nu de bedoeling
is, is een kwestie van vertrouwen, feitelijk met de ga
rantie van Uw woord. Maar wat vroeger redelijk ge
vonden werd, n.l. een afspiegelingscollege zoals we
hier hebben, schijnt aan veranderingen onderhevig te
zijn bij sommige partijen. Wie garandeert mij, dat, als
de eerste raad er is, er wel een evenredige vertegen
woordiging is, maar dat er uiteindelijk ook zulke ge
luiden komen. En dan heb je in deze regeling niets om
op terug te vallen. Dan is het vertrouwen dat je nu
hebt na bijv. 4 jaar beschaamd. Ik vind hier voor de
kleinere politieke groeperingen geen garantie.
De Voorzitter: Ik moet de heer Schaaf sma toege
ven, dat er geen garantie is voor het vertrouwen dat
in de gezamenlijke colleges is uitgesproken. Ik moet
U wel zeggen, dat de heer Schaafsma het iets te sim
pel stelt. Ik kan U de verzekering geven, dat, als het
mogelijk was geweest, er een regeling zou zijn getrof
fen. Wij hebben enkele voorbeelden gezien van elders
waar men gepoogd heeft de kwestie op te lossen, maar
gebleken is, dat het bijna niet te doen is. Er moeten
formules worden gevonden het gaat niet alleen om
het optellen van aantallen en ook t.a.v. de stempro-
cedure is het een onvoorstelbaar gecompliceerd pro
bleem, Dat is dus de moeilijkheid. Het maakt het nog
extra ingewikkeld als er een reële mogelijkheid is, dat
er een wijziging komt in het aantal deelnemende ge
meenten; elke keer als de raad verandert, zou de rege
ling gewijzigd moeten worden. Maar ik geef toe, dat
er geen garantie is. Men moet een zeker vertrouwen
hebben in het overleg dat men met elkaar gaat voeren.
Wij hebben gemeend, gelet op problemen t.a.v. de uit
voerbaarheid m.b.t. een regeling, toch wel vertrouwen
te moeten hebben. De colleges waren het daar heel
duidelijk met elkaar over eens, ook degenen van de
V.V.D. die aan dat overleg deelnamen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W. met aantekening dat de fracties van
Axies, C.P.N., F.N.P. en V.V.D. wensen te worden ge
acht tegen te hebben gestemd.
Punt 17 (bijlage no. 261).
De heer Schaafsma: Tegen de uitvoering van de
Wet ambulancevervoer zoals die in de raadsbrief wordt
voorgesteld, heb ik geen bezwaar; dat heb ik in de
Commissie van de Volksgezondheid ook niet gehad.
Daar gaat het ook in dit geval niet om. Wat wij krij
gen en daar gaat het mij dan wel om is lang
zamerhand een aantal gemeenschappelijke regelingen
waar een centrale meldingspost bij hoort. Dat is bij de
uitvoering van deze wet het geval, dat zal het geval
moeten worden bij de Brandweer, we hebben een cen
trale meldingspost bij de Rijkspolitie en ik dacht, dat
we hier in de gemeente ook een meldingspost hebben
die dag en nacht bezet is bij de Gemeentepolitie. Ik
dacht, dat het uit een oogpunt van economie toch wel
belangrijk was om zo gauw enigszins mogelijk is tot
een bundeling te komen van al dit soort posten, omdat
ik mij niet kan voorstellen, dat deze dingen, naast
continu bezet te zijn, hetgeen een behoorlijke finan
ciële consequentie heeft, ook continu werken; dat is
althans t.a.v. de nu aan de orde zijnde zaak niet te
hopen. Dat is punt 1.
Punt 2 waar ik een aantekening bij zou willen zet
ten, is, dat, als de overheid in staat is om tot dit soort
centrale meldingsposten te geraken, het voor mij per
soonlijk een eigenaardige zaak is, dat er dan niet van
overheidswege de mogelijkheid is te komen tot een al
gemeen landelijk alarmnummer dat je uiteindelijk maar
hoeft te draaien als er iets alarmerends is. Wij moeten
op het ogenblik allerlei telefoonnummers uit het hoofd
leren voor verschillende soorten van rampen; en dat
lijkt mij, eerlijk gezegd, niet de weg.
De heer De Vries: Het is wat een vreemde zaak
met deze hele materie, want aan de ene kant vragen
Provinciale Staten aan de Gemeenteraad om advies
over de Wet ambulancevervoer en de instelling van een
centrale alarmpost, terwijl aan de andere kant de ge
meenten gehouden zijn mee te werken aan de invoe
ring en instandhouding van zo'n post. Als je kijkt naar
de Commissie ambulancevervoer van de Raad voor
de Volksgezondheid dan blijkt, dat de gemeen
ten niet in het overleg betrokken zijn geweest. Dat is
een op zich wat vreemde zaak. Een andere vreemde
zaak in dit rapport vind ik, dat de ziekenvervoerders
ook helemaal niet bij het overleg en de studie over
deze zaak betrokken zijn geweest. En dan vraag je
je af waarom dat eigenlijk niet gebeurd is. Dat zijn
toch de mensen die het meest en direct belanghebbend
zijn bij de uitvoering van deze wet. Het is per slot
van rekening zo, dat de particuliere ziekenvervoerders
kapitalen hebben geïnvesteerd; hun materaal verkeert
dat staat ook in het rapport over het algemeen
in een goede staat. Daarom is het jammer, dat deze
mensen bij de bestudering van deze zaak zonder meer
achter de horizon zijn gebleven. Ik weet van personen
die mij hierover benaderd hebben, dat zij zich nogal
ongerust maken over deze gang van zaken en ik kan
mij dat tot op zekere hoogte ook wel voorstellen.
Het is, dacht ik, een goede zaak, dat de Wet ambu
lancevervoer er komt, omdat het per saldo zo is, dat
er in ons overvolle landje met zijn enorme opstoppin
gen in het verkeer rampen en ongelukken gebeuren,
dat de ambulances niet hoog genoeg gewaardeerd kun
nen worden. Deskundigen zeggen, dat de hulpverlening
al begint in de ambulancewagen, zodat het dus ook
van belang is, dat de regeling zo goed mogelijk gaat
functioneren. Dat B. en W. zich in de raadsbrief zon
der meer conformeren aan het standpunt van de meer
derheid in het rapport van de Commissie ambulance
vervoer kan op zich niet verklaard worden uit het feit,
dat zij het eens zijn met de op blz. 34 van het rapport
voorkomende uiteenzetting, dat een centrale post bq
de politie sociaal-medische bezwaren oproept. Als dat
n.l. wel het geval zou zijn, betekent het, dat B. en W.
hun eigen beleid veroordelen. Alle meldingen in Leeu
warden gaan immers via het politie-apparaat en dat
werkt naar mijn mening ook nog goed en effectief. Ik
meen, dat dit deel van het rapport een stukje negatieve
beoordeling is van het politie-apparaat en voor de wijze
waarop dat hier en ook elders ingeschakeld wordt bij
hulpverlening verdient het eigenlijk wel een positievere
kwalificatie. Door welke andere overwegingen hebben
B. en W. zich dan laten leiden bij het zich conformeren
aan dit advies? Ik neem aan, dat zij ervan uit zijn
gegaan, dat straks binnen het verband van de nieuwe
organisatie van het G.G.D.-gebouw en de personeels
bezetting men kan inspelen op de eisen die de Wet
ambulancevervoer aan een centrale meldingspost stelt.
Het gaat n.l. niet alleen om het bemiddelen bij onge
vallen, ook het ziekenvervoer zal via de nieuwe orga
nisatie geregeld moeten worden. Hierbij komen nog
wel enige organisatorische en administratieve werk
zaamheden om de hoek kijken. Het is mij niet bekend
of die centrale post zonder meer ingepast kan worden
in de centrale meldkamer van de Rijkspolitie; dat staat
wel in dat rapport, maar dat is, dacht ik, verder niet
onderzocht; ik weet ook niet of de Rijkspolitie een der
gelijke taak ambieert. Duidelijk is evenwel, dat voor
een dergelijke centrale post waar we het op zichzelf
volkomen mee eens zijn minstens een personeelsbe
zetting van 6 man nodig is en dat betekent en dan
kom ik ook bij de bezwaren die de heer Schaafsma
noemde dat deze mensen misschien wel 40 of 50%
van hun diensttijd ledig zullen doorbrengen, tenzij hier
een combinatie met andere werkzaamheden mogelijk
is. Van al deze dingen weten we eigenlijk niets. Duide
lijk is wel, dat zo'n centrale alarmpost het ambulance
vervoer extra duur zal maken, kosten die wij ook weer
met elkaar zullen moeten opbrengen. Daarom zou het
naar mijn mening aanbeveling verdienen, dat nagegaan
wordt of deze zaak niet te combineren zou zijn door
het voeren van een gecoördineerd beleid m.b.t. de com
municatiesystemen van alle mogelijke hulpverlenings
diensten, zowel provinciaal als regionaal, die te beden
ken vallen, zoals o.m. Brandweer, rampen, organisatie
en bewaking van zeedijken. Het zal zo moeten zijn, dat
deze hulpverleningsdiensten die nodig zijn onderling
zo verbonden kunnen worden, dat er een optimale sa
menwerking tussen al deze diensten verzekerd is. Als
de kwestie van het ambulancevervoer tegen deze ach
tergrond geplaatst wordt, dan is het duidelijk, dat on
derbrenging bij de G.G.D. bepaald niet het meest lo
gisch is.
Duidelijk is naar mijn gevoel, dat er op korte ter
mijn een begin gemaakt moet worden met de uitvoe
ring van deze wet. Op dit moment weet ik ook bepaald
niet of het door B. en W. gegeven advies in deze raads
brief de beste en enige oplossing is. Misschien zouden
we dit als een tijdelijk aanvaardbare zaak moeten ac
cepteren, maar daarbij de mogelijkheden open moeten
houden om eventueel over te stappen op een centraal
alarmnummer zoals dat in Brabant in enkele gemeen
ten al werkt. Ik heb mij laten vertellen, dat in de regio
Tilburg ook een dergelijk communicatiesysteem werkt
en dat het ook daar de politie is die de post bemant.
In onze provincie en in onze situatie zijn we er met
dit advies aan G.S. m.i. niet uit. Er zal nog meer be
keken en onderzocht moeten worden, dan tot nu toe
gebeurd is. Mijn slotconclusie is dan ook, dat ik voor
lopig met enige aarzeling akkoord ga met de onder
brenging bij de G.G.D. van de centrale meldingspost,
omdat ik op dit moment geen ander alternatief zie,
maar wel onder het voorbehoud, dat, als een centraal
alarmnummer bereikbaar is hieraan beslist de voor
keur moet worden gegeven.
De heer Van Haaren: Wij hebben met deze rege
ling ook niet zoveel moeite, maar hebben, net als de
vorige sprekers, behoefte aan een centraal alarmnum
mer voor alle noodsituaties.
Er is in Uw advies echter ook een passage waar wij
wel bezwaar tegen hebben. U zegt op een gegeven
moment: „Wij zijn evenwel van oordeel, dat rekening
dient te worden gehouden met de mogelijkheid, dat
regionalisatie in welke vorm of onder welke benade
ring dan ook, in de verdere toekomst ook in Friesland
zal plaats vinden." En U vraagt dus eigenlijk of men
rekening wil houden met dergelijke gewijzigde bestuur
lijke omstandigheden. Ik vind dat helemaal overbodig
in dit advies. U loopt weer vooruit op de gewestvor
ming. Wij hebben daar net al het een en ander over
gezegd. Wij vinden het gewoon onjuist, dat hier bij
deze brief Leeuwarden nog weer eens zo hard voorop
moet lopen bij de gewestvorming, een gewestvorming
waar men in Friesland meer angst en huiver voor heeft
dan dat er begrip voor bestaat. Ik zou dus willen voor
stellen om die passage onderaan op pag. 1 en bo
venaan op pag. 2 van de raadsbrief te schrappen.
De hear Jansma: It binne just Dep. Steaten, dy't
oan de forskillende gemeenten freegje om harren op-
fetting hjiroer kenber to meitsjen en it is just de op-
fetting fan Dep. Steaten om hiel Fryslan oan to wizen
as gebiet; der wurdt neffens myn bitinken net tocht
oan regio's.
Fierder wol ik my graech oanslute by hwat de hear
De Vries sein hat. Wy kinne ek wol efter dit ütstel
stean. Yndied is it needsaeklik dat der noch hwat
neijere gegevens op tafel komme. Mar hwat yn de
Kommisje fan de Folkssounens nei foaren kommen is,
wie, dat de medisi hjir dochs wol in stim yn it kapittel
hawwe moatte. En dat is ek just de oerweging west
hwerom wy as kommisje ek efter dit ütstel steane.
De hear Singelsma: Ik tocht, dat Dep. Steaten fan
Fryslan yn it foarste plak tochten oan ien alarmnü-
mer en dat hja de tafoeging yn dit riedsbrief eins
oerboadich achten. Ik achtsje dy yn elts gefal oer-
boadich. Ik achtsje ien alarmnümer fan bilang, mar
ik achtsje dizze regionalisaesje wer as in foarüt rin
nen op mooglike gewestfoarming en dêrtsjin haw ik
myn biswieren al kenber makke.
De heer Visser: De heer De Vries heeft enige twij
fel t.a.v. de vestiging van de centrale post; die twijfel
heb ik ook. Ik zou nog een element aan de discussie
toe willen voegen. Ik weet niet hoever het is met de op
stapel staande nieuwe Politiewet, maar die kan na
tuurlijk wel gevolgen hebben. Lopen we ook op de
zaak vooruit wanneer we die centrale post onderbren
gen bij de G.G.D.?
De heer Ten Brug (weth.)Laat ik beginnen met
iets dat er helemaal niet mee te maken heeft dat
hoort wat vreemd n.l. de regionalisatie op zich.
Ik heb begrepen, dat men wat schrikt van het woord,
maar in feite is hier alleen maar aan de orde: Zou
blijken, dat er in Friesland er is aan één gehele
opzet gedacht voor onze provincie door allerlei om
standigheden, ook door de kwestie van een andere
aanpak op het terrein van hulpverlening, brandweer
e.d., een stuk decentralisatie kan komen, dan willen
wij op voorhand uitsluiten, dat er coute que coute
een stuk concentratie in Friesland moet komen. Dat
is, dacht ik, net het tegenovergestelde als de vrees
van de heren t.a.v. de regionalisatie; het heeft met
gewestvorming geen cent te maken. (De Voorzitter:
Men ziet spoken.) (Gelach) Dat heb je als je meent,
dat je het woord gewest door regio moet vervangen;
dan krijg je dit soort dwaze dingen.
Nu het punt zelf. Waar gaat het vanavond om? Het
gaat om maatregelen die G.S. moeten nemen op grond
van de Wet ambulancevervoer. Alvorens dat te doen,
hebben G.S. een commissie in elkaar getimmerd waar