gezegd tegen deze hele zaak. Ik ben er echt van over tuigd, dat, als dat wel gebeurd was, er een basis voor een gesprek was geweest. Dan had men tot de conclusie moeten komen dat die wet niet klopte, dat die door de gemeenten werd afgewezen. Dan hadden we misschien toch een heel stuk kunnen winnen. Ik vind, in tegenstelling tot Weth. De Jong, dat het hier wel de plaats is om te protesteren tegen een wet geving die je onjuist vindt en die je voor de volksge zondheid beslist schadelijk acht. Daar moet je tegen protesteren, hier en overal waar je de mogelijkheid hebt om te protesteren. Ik vind, dat je dat verplicht bent en dat je het doen moet. De hear Singelsma: Jo, mynhear de Foarsitter, stelle de saek hiel skerp en torjocht: öf in sporthal falie litte öf hjir oan mei dwaen. Nou, hwannear't wy kieze moatte(De Foarsitter: Né, as dy kar der wie, dan wie it hwat oars. De kar is öf de lést dy't üs oplein is en hwer't wy spitigernóch oan hingje bitelje litte troch de misken dy't elektrisiteit brüke öf de minsken bitelje litte troch eat hwat wy net dwaen kinne. Dat haw ik allinne mar sein.) Presys. Nou, hwannear't wy kieze moatte tusken dizze twa dingen, dan kies ik foar de foarütgong fan it minsk- dom en net foar de ündergong. Dan is de kar foar1 my hielendal net slim. En op dy kar komt is dochs yn wêzen del. Mevr. Visser-van den B,os: Als ik bij iemand kom collecteren, moet ik heel goed weten waarvoor. En als de argumenten die ik dan aandraag om geld voor de collecte te krijgen U niet aanstaan, dan zult U nee zeggen. Dan wilt U tegen mij kunnen zeggen, dat het doel U niet aanstaat en dat U daarom niet geeft. Zo is de argumentatie van de Wethouder niet juist als hij zegt: Het gaat er hier alleen maar om dat we moeten betalen. Als de gemeenten in meerderheid zouden zeg gen: Wij voelen ons niet verantwoord om aan dit doel mee te werken en daarom willen we niet vrijwillig want deze heffing wordt nu een vrijwillige zaak van de Gemeente meewerken. Als de rijksoverheid ons deze heffing dwingend oplegt dat betekent: als ze ons het geld doodgewoon afnemen (De Voorzitter: En dat doen ze.) dan is dat wat anders, dan dat we nu het gewoon gaan doorberekenen aan de bevolking. Want dat is het voorstel. U zegt natuurlijk: Deze zaak is in de Tweede Kamer beslist en daar is die fraaie methode bedacht op welke wijze het geld geïncasseerd moet worden. In zoverre kan gezegd worden, dat de gemeenten worden gedwongen. Maar nu gaan wij, als we dit voorstel aannemen, die dwang in elk geval weer voortzetten. Het enige alternatief is volgens U, dat we het dan uit de algemene middelen betalen. (De heer Ten Brug (weth.)Dat is de enige keus die we heb ben.) Ja, U hebt inderdaad gelijk. Maar dan stel ik toch, dat, als het publiek in meerderheid deze heffing afwijst, als de gemeenten hiervan in meerderheid ken nis zouden geven aan de Regering, dan deze zaak on getwijfeld opnieuw bekeken zou moeten worden. En dat is hetgeen de mensen die in deze zaal hun twijfels over dit onderwerp hebben zo graag zouden zien. Daarom wilde ik dit toch nog graag even naar voren brengen. De heer De Jong (weth.): Ik dacht, dat er in twee de instantie bijzonder weinig nieuwe argumenten naar voren gebracht zijn. Ik zou mij zeer duidelijk aan wil len sluiten bij wat m.n. de heer Vellinga de vorige keer gezegd heeft. In de Tweede Kamer is namens zijn fractie bezwaar aangetekend tegen het project op zich. Hij zou wat dat betreft recht van spreken hebben als hij zei: Ik ben er daar tegen geweest en ik voel er eigenlijk niets voor. Maar hij heeft duidelijk onder scheid gemaakt. Nu het eenmaal langs de legale weg als een heffing aan ons opgelegd wordt, staan wij voor de vraag: Kunnen we deze heffing al dan niet van de hand wijzen? De bezwaren hoorden bij het Parlement ingediend te worden; die zijn ook ingediend. Deze hef fing heeft nu een wettelijke basis gekregen. Die hef fing wordt ons nu opgelegd en het is alleen nog de vraag: Berekenen we die heffing door of betalen wij die uit de algemene middelen. Als we de heffing ten laste van de algemene middelen brengen, dan is inder daad de consequentie de Voorzitter heeft daarop ge wezen dat de ruimte voor de algemene dienst die al zo negatief is, de komende jaren nog veel negatie ver gaat worden. Wij kunnen ons doodgewoon de luxe niet permitteren de heffing niet door te berekenen. Wij zitten al in een art. 12-situatie. Ik dacht, dat er geen keus was. Wij zullen deze heffing moeten door berekenen. Meer wilde ik er in tweede instantie maar niet van zeggen. Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen met 28 tegen 7 stemmen. Tegen stemmen de dames J. Dijk- stra-Bethlehem en M. M. Th. Visser-van den Bos en de heren G. Buising, T. H. van Haaren, J. B. Singel sma, P. van der Veen en P. D. van der Wal. Punt 12 (bijlage no. 262). De Voorzitter: In het besluit moet een kleine cor rectie worden aangebracht. Op de eerste pagina van bijlage no. 11162a moet de redactie van art. VI, lid 2 als volgt luiden: „In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel worden beheersbevoegd heden uitgeoefend door een commissie als Bedoeld in artikel 61 juncto artikel 63 van de Gemeentewet voor zover de Raad daartoe heeft besloten." Dit is een formele kwestie. Zoals het er nu staat, is het niet juist. De heer De Vries zal het begrijpen want wij zijn eens in de slag geweest over dit probleem. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de Voorzitter gewijzigde voorstel van B. en W. Punten 13 t.e.m. 15 (bijlagen nos. 247, 251 en 249). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 16 (bijlage no. 263). Mevr. Visscher-Bouwer: Het voorstel dat nu aan de orde is, is een logisch gevolg van de discussie die zich hier eerder in de Raad heeft afgespeeld. Wij hebben toen verschillende wijzigingen voorgesteld en deze zijn, dacht ik, in het algemeen ook wel meegenomen. Zo ver zijn wij wel akkoord. Nu las ik in de krant, dat Ferwerderadeel ook mee doet, maar dat ze daar tot de ontdekking zijn ge komen, dat er ergens iets niet klopt in een bepaald ar tikel. Het betreft lid 2 van artikel 39. Misschien is dit B. en W. inmiddels ter ore gekomen? Het stond in de krant toen wij dit stuk net ontvangen hadden. Er stond, dat een wijziging in de regeling tot stand is ge komen als ten minste tweederde deel van elk der or ganen van de deelnemende gemeenten zich daarvoor heeft verklaard. Het schijnt dat deze regeling ergens niet kan kloppen; het kan gebeuren door het aantal leden van de diverse organen, dat soms een minderheid een beslissing neemt tegen de wil van de meerderheid in. Misschien is U hiervan intussen op de hoogte en kunt U er iets van zeggen. De heer Rijpma: Ik heb nog zelden zo'n bevredi gende gang van zaken gezien als de voortgang van dit onderwerp. Alle dingen die door de Raad gevraagd zijn, zijn aanvaard, zelfs het woord „regio". De heer Nchaaisina In bijlage 2, pag. 3 zowel als in bijlage 4, pag. 2 wordt in artikel 5 iets gezegd over de vertegenwoordiging politieke groeperingen. Als ik dan bijlage 2 citeer: „Voorgesteld wordt terzake geen bepalingen in de regeling op te nemen. Een dergelijke regeling zou uitermate gecompliceerd worden. Boven dien mag worden verwacht, dat de politieke groepe ringen in de verschillende raden een en ander in on derling overleg kunnen oplossen." Tot voor enkele ja ren heb ik daar wel zonder meer in kunnen geloven, maar nu t.a.v. wethoudersverdelingen ook wel andere geluiden gehoord worden, kan ik toch niet a priori aan nemen, dat hier bedoeld wordt bijv. een getrapte ver kiezing zoals Prov. Staten de Eerste Kamer kiezen. En toch zie ik eerlijk gezegd niet in, waarom niet net als t.a.v. Prov. Staten en Eerste Kamer met gewichten kan worden gewerkt zodat in ieder geval die evenre dige vertegenwoordiging in deze raad geganrandeerd is. Eerlijk gezegd is mij dit artikel 5 iets teveel op optimisme en blijheid gebaseerd. 15 De heer Van Haaren: Over gewestvorming i» nu al zoveel gezegd en geschreven, dat ik al moe word van het woord „gewest" alleen. En toch moet ik er hier weer over praten, want het aangaan van een ge meenschappelijke regeling „Regio Leeuwarden" bete kent gewoon de aanzet tot gewestvorming. Het zo zorgvuldig weglaten van de term „gewest" om alleen maar te spreken over „regio" is naar mijn mening doodgewoon struisvogelpolitiek. De samenwerking die thans wordt voorgesteld, is en blijft de vorming van een z.g. licht gewest waaraan de eigenlijk tot dit ge west behorende gemeenten Tietjerksteradeel en Idaar- deradeel vooralsnog zo verstandig zijn geweest in het belang van him eigen autonomie niet mee te werken. Voor onze fractie is het gewest nu eenmaal niet de meest wenselijke bestuursvorm voor de toekomst. Wij verzetten ons tegen een vergroting van de afstand tus sen bestuur en bevolking door overdracht van bevoegd heden aan een soort vierde bestuurslaag. Wij zouden veel liever die afstand wat bekorten door decentrali satie en eerder bevoegdheden willen delegeren aan wijkraden of functionele raden. Wij erkennen de nood zaak tot intergemeentelijke samenwerking en overleg, maar willen voor de gemeenten geen verder functie verlies en beknotting van onze autonomie. T.a.v. de regeling die voor ons ligt, erkennen wij, dat wijzigingen en verbeteringen zijn aangebracht, doch onze princi piële bezwaren tegen deze voorloper van gewestvorming blijven bestaan. Wij willen niet vooruitlopen op een eventueel in het Parlement te nemen beslissing over gewestvorming en gaan dan ook niet akkoord met het voorstel van B. en W. De hear Singelsma: De hear Van Haaren praet al as in follearde F.N.P.-man; it binne deselde lüden dy't ik altiten nei foaren bring. De wurdboarterij fan regio en gewest dér traepje wy ek net yn. Der binne nije ünwaerswolken oan de loft, hwant ik haw wol bigre pen, dat it nije Regear op 't heden mei twang fan boppe öf dizze gewestfoarming der troch drukke wol. Ik wol my distansearje fan dizze hiele gewestfoar ming en alles hwat der mei gearhinget, al sille der wol goede dingen yn sitte. De fjirde bistjürslaech dy't hjir op kommende wei is, dêr binne wy prinsipiéle tsjinstanners fan. Mevr. Visser-van den Bos: Een paai1 kleine vraag jes. Er is hier op geen enkele manier een begroting gemaakt van de kosten die deze bestuurslaag toch on getwijfeld zal meebrengen. En dat zou ons toch wel interesseren, want het is een nieuw apparaat dat op gebouwd wordt. Mijn tweede vraag is of art. 29 niet belemmerend kan werken. Ik heb in de toelichting wel gelezen, dat je kennis moet geven aan de deelnemende gemeenten wanneer je met iets bezig bent, maar je kunt de ad viezen die die gemeenten je dan geven rustig naast je neerleggen. Nu, dat klinkt natuurlijk erg prettig. Ik vraag mij echter wat bezorgd af of hierdoor bij ver schillende werkzaamheden niet een reuze vertraging kan optreden. Er is één punt, dat mij bijzonder ter harte gaat en dat onder artikel 4 wordt genoemd en dat ook wordt genoemd bij de zaken die het belang van de afzonderlijke gemeenten te boven gaan, n.l. be jaardenhuisvesting en bejaardenverzorging. Ik heb erg lang moeten denken om te zien op welk vlak dat nu precies de taak van de afzonderlijke gemeenten te boven gaat. Juist toen ik in één van de stukken las, dat alleen Leeuwarden en St. Annaparochie over be paalde voorzieningen beschikken, wat betreft de mo gelijkheden van verpleging van bejaarden, kreeg ik het een beetje benauwd, want wij zitten hier in Leeuwar den al niet best met bepaalde opvang voor bejaarden; juist wat betreft de verpleging van geestelijk gestoor de bejaarden zitten we zo moeilijk. De ervaring is, dat het een niet zo soepel lopende zaak is. Als het gebied nog groter wordt, kan de toestand alleen nog maar zorgelijker worden. Ik ben er dus van overtuigd, dat de gemeenteraden in de toekomst zeer attent moeten blijven bij de diverse taken, alvorens ze die afstaan aan de Regioraad. Daar zullen we onze eigen taak goed moeten waar maken. De Voorzitter: Mevr. Visscher-Bouwer heeft met instemming kennis genomen van het voorstel, maar zij heeft gevraagd naar datgene wat in de Raad van Fer- werderadeel heeft gespeeld. Ik dacht, dat ik mag zeg gen, dat de kwestie die in de krant heeft gestaan, n.l. dat een minderheid een meerderheid zou kunnen over stemmen, theoretisch is en in feite niet reëel. Men zou inderdaad in theorie kunnen zeggen: Als je de stem men van alle gemeenteraden bijelkaar telt, zouden de minderheden bijelkaar meer kunnen zijn dan de meer derheden bijelkaar. Maar wij moeten ervan uitgaan, dat dan al die beslissingen democratisch zijn genomen zo dat een meerderheid van de raden heeft besloten. Maar hier gaat in feite het bezwaar van Ferwerderadeel niet tegen. Dat gaat om het volgende. In art. 39 is bepaald, dat een regeling alleen maar kan worden gewijzigd wanneer tweederde van de drie groeperingen uit de bestuurslaag die deelnemen, zich daarvoor heeft uit gesproken. Er is tegelijkertijd een art. 31 waarin staat, dat voor overdracht van bevoegdheden de instemming van alle organen nodig is; dat kan alleen met unani miteit. Overdracht van bevoegdheden kan dus alleen maar wanneer een ieder daarmee instemt. Wat zegt nu Ferwerderadeel en op zich hebben ze dat goed gevonden Als wij deze regeling aannemen, dan zou het kunnen gebeuren, dat men vrij snel op grond van art. 39 besluit een wijziging in de regeling toe te pas sen; daarvoor is driemaal tweederde meerderheid no dig. Die eerste wijziging in de regeling zou kunnen zijn, dat niet meer unanimiteit nodig is om bevoegdheden aan de regio over te dragen. En dit zit er inderdaad in. Bij nader inzien zou dit kunnen. Men zou dus inder daad met driemaal tweederde meerderheid kunnen be sluiten om de regeling zodanig te wijzigen het lijkt mij vrij theoretisch maar het kan dat art. 31 niet meer luidt, dat de instemming van een ieder nodig is, maar dat ook dat met tweederde meerderheid van de drie organen kan worden beslist. Ik dacht, dat wij, gelet op de doelstelling van art. 31 die is duidelijk, dat in dit stadium als het gaat om overdracht van be voegdheden daarvoor unanimiteit nodig is er geen bezwaar tegen zouden moeten hebben, dat de regeling zo wordt gewijzigd, dat art. 31 door het aanbrengen van een wijziging op grond van art. 39 niet kan wor den ontkracht; dat zou kunnen door aan art. 31 een lid toe te voegen, luidende: „5. Het in dit artikel be paalde kan niet worden gewijzigd dan met instemming van alle organen van de deelnemende gemeenten." Art. 39, lid 2, zou dan moeten luiden: „2. Onvermin derd het bepaalde in art. 31, lid 5, is een wijziging tot stand gekomen wanneer ten minste tweederde deel van elk der organen van de deelnemende gemeenten zich daarvoor heeft verklaard." Ik weet niet of het zo dui delijk is. Maar ik dacht, dat wij, gezien de strekking van art. 31, geen bezwaar zouden behoeven te hebben tegen een wijziging van de regeling zoals ik die net heb aangegeven. Als U daarmee zou kunnen instem men, dan kunnen wij hierover in het verdere overleg praten. Daar worden we het er vast over eens. Ik zie iedereen instemmend knikken, dus dat is in orde. Dat kan dus in het nader overleg van onze kant open zijn; het is voor ons niet belangrijk. De heer Rijpma heeft zijn instemming betuigd met het voorstel; op zijn woorden hoef ik verder niet in te gaan. De heer Schaafsma heeft een punt aangesneden, n.l. dat in de Regioraad dat is inderdaad de opzet - toch wel een evenwichtige verhouding van de politieke groeperingen in de diverse raden tot uitdrukking zou moeten komen. Ik kan U de verzekering geven, dat wij ernstig hebben nagegaan of dat niet formeel gere geld zou moeten worden. Ik zou niet willen beweren, dat het uitgesloten is, maar dat zou een waanzinnig ingewikkelde regeling worden; het is bijna niet in een regeling vast te leggen. En op grond daarvan zijn we in het gemeenschappelijke overleg van alle Colleges tot de conclusie gekomen, dat we voldoende vertrou wen mogen hebben niettegenstaande de opmerkingen die de heer Schaafsma maakte dat ook in de toe komst men zoveel overleg zal plegen, dat in redelijk heid alle politieke groeperingen hun weerslag vinden, hun vertegenwoordiging vinden in de Regioraad. Daar komt nog dit bij. Als vaststond, dat er niet gemakkelijk nieuwe gemeenten bij zouden komen, dan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 4