544 heden en onvoldoende ruimte laten voor het beleid voor de toekomst. Ik heb dus nogal bezwaar tegen tangentwegen van 2 rijstroken, maar ik zie vanzelf wat de Raad besluit. Ik dacht, dat ik wat dat betreft mijn bijdrage wel hiertoe kan beperken. De Voorzitter: Ik wil graag even mevr. Brandenburg en de heer Janssen vragen of zij er het is een principieel verschil mee kunnen instemmen om het woord „voor lopig" in te voegen; dat zou betekenen, dat tot nader order er verder niets kan gebeuren. Dan zou u op dezelfde lijn zitten als de C.C.P. (Mevr. Brandenburg-Sjocrdsma: Ons bezwaar is, dat wij meer dan 2 rijstroken ook in de toekomst een veel te groot scheidend element vinden tussen de binnenstad en de aanliggende wijken. Het is voor ons toch wel een principieel punt.) Akkoord, maar als het woord „voorlopig" wordt ingevoegd, dan zou dat alleen betekenen, dat er alleen tangenten van 4 rijstroken kunnen komen na instemming van de Raad. Want dan wordt de zaak voorlopig uitgewerkt aan de hand van 2 rijstroken. Mochten we later ontdekken, dat de praktijk anders uitwijst, dan zal de Raad afzonderlijk moeten besluiten hier een wijziging in aan te brengen. (De heer Vellenga: Dat is in beide gevallen zo.) Ja, dat geef ik toe. Gaat U akkoord met de toevoeging van het woord „voor lopig"? (Mevr. Brandenburg-Sjocrdsma: Nee, wij handhaven onze formulering.) Dan zijn de amendementen verschillend. De hear Singelsma: Ik wol noch wol even sizze, dat ik it wurd „üntslutingswei" foar „lus" in formindering fyn fan it bigryp. In lus hat in hiel oare funksje as in ünt slutingswei. Ik bin der dus foar dat it wurd lus net foroare wurdt yn üntslutingswei. (Mefr. Brandenburg-Sjoerd- sma: Dat is al klear.) Dan is my dat üntgien. De Voorzitter: Ik breng eerst het amendement in stemming van de P.v.d.A., want dat is het meest vérstrek kend. Dat luidt: „Voor tangentwegen maximaal 2 rijstro ken binnen de bestaande structuren." Het amendement van de P.v.d.A. betreffende richtdoel 3-2 wordt aangenomen met 22 tegen 13 stemmen. De Voorzitter: Nu dit amendement is aangenomen, komt het amendement van de C.C.P. niet meer in behan deling. Ik stel voor, dat wij voor de koffiepauze nog beginnen met de behandeling van de motie van de P.v.d.A. Die heeft betrekking op de verdere uitwerking van richtdoel 3-2. Het is een soort richtlijn voor de verdere uitwerking van de objectdoelen. Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ik zal de motie eerst nog even voorlezen, want niet iedereen op de publieke tribune weet wat er in staat. „De Raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 15 oktober 1973, van mening zijnde, dat het doorgaande autoverkeer uit de binnenstad moet worden geweerd, besluit: dat op korte termijn een begin moet worden gemaakt met het in fasen afsluiten van doorgaande verbindingen door de binnenstad. Het dan om te leiden verkeer dient te gaan via een binnenstadsverdeelweg, gesitueerd langs de bestaande stratenpatronen en profielen. Deze weg dient, d.m.v. verkeersvoorzieningen en eventueel aanpassing van het wegdek voor dit doel geschikt gemaakt te worden." Ik wil hierbij nog een motivering voorlezen. Wij en dan bedoel ik B. en W., de Raad, de diensten en de burgers die hebben meegedacht zijn met elkaar bezig oplos singen te zoeken voor het verkeer in de binnenstad die gebaseerd zijn op papieren modellen, uitgaande van on volledige berekeningen waarvoor de uitgangspunten discutabel zijn. Er zijn een groot aantal moeilijkheden op te lossen m.b.t. de aansluitingen van de wegen en moeilijk heden die verband houden met de vorm van de wegen. En dat zal leiden tot ingrijpende wijzigingen. Wij willen één en ander wel eens in de praktijk bevestigd zien. Wij stellen voor een proef waaruit zou kunnen blijken, dat een aantal van de beschreven moeilijkheden met betrekkelijk eenvoudige middelen is op te lossen. Wij stellen ons een opzet voor in fasen. Er zou kunnen worden begonnen met het afsnijden van één van de doorgaande verbindingen bij de Waag. Dit houdt dan niet in, dat men niet meer met de auto op de Nieuwestad mag komen. Het houdt alleen in, dat men de Nieuwestad niet meer kan gebruiken voor een doorgaande route naar het oosten en naar het zuiden. Wij sluiten dan dus die automobilisten uit die eigenlijk in de binnenstad alleen maar de drukte vergroten en waar ook de middenstand helemaal geen belang bij heeft. Er ver vallen ook helemaal geen parkeerplaatsen. Deze afsnijding zou eerst natuurlijk wel op zijn consequenties moeten worden bekeken en passende voorzieningen zouden moeten worden getroffen. Daarmee bedoel ik verkeerslichten die moeten worden aangepast e.d. Daarna echter kan men starten en kan men constateren op welke plaatsen de moeilijkheden niet op de juiste manier zijn opgelost Zijn ze dan in tweede instantie opgelost, dan kan men doorgaan met op dezelfde wijze afsluiten van andere doorgaande verbindingen; het instellen van een volgende lus dus. Men krijgt aldus een beeld hoe één en ander in de praktijk zal verlopen. Het zou kunnen zijn, dat voorzieningen die vanuit het papieren model nodig zijn en die toch wel ingrijpend op andere functies werken, vermeden kunnen worden. Het voordeel van dit systeem van werken is, dat geen onomkeerbare veranderingen en aantastingen in het straatbeeld worden gebracht voordat men weet waarom en waarvoor het nodig is. Deze proef zou dan later kunnen uitmonden in een definitief ontwerp van de binnenstads verdeelweg waaraan dan meer fundamenteel onderzoek ten grondslag zou liggen en waarmee onnodige aantastingen worden vermeden. Overigens geven wij onze suggestie te beginnen bij het afsnijden van een doorgaande verbinding bij de Waag graag voor een betere. Wij mogen aannemen, dat de deskundigen op dit vlak een en ander kunnen bepalen en uitwerken. De essentie van deze motie is, dat we, door middel van een goed begeleide praktijkproef naast het ontwikkelen van een papieren model, een inzicht krijgen in de mogelijkheden en de moeilijkheden van een binnenstadsverdeelweg. Hierbij worden geen onomkeer bare ingrepen gedaan. Wij kunnen deze proef dan later uitbouwen tot een definitief ontwerp, waarbij we kunnen uitgaan van meer volledige gegevens en waarbij ook onze ideeën over waarden, leefbaarheid en functies van de binnenstad zijn verwerkt. De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de eerste koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 21.20 uur, de vergadering. De heer Heidinga: Deze motie is wel een beetje alge meen. Je kunt die wel bij dit richtdoel behandelen, maar enfin, dat is Uw zaak. (De heer Vellenga: Een beetje soepel wezen!) Ik heb mij zonet dat moet mij ook even van het hart behoorlijk geërgerd aan wat de heer Van der Wal meende te moeten opmerken over de zakenlieden van onze binnen stad. (De heer P. D. van der Wal: Over de Commissie Centrumwinkeliers.) Ja. Dat leek nergens op. Hij mag zich schamen, dat hij dat hier in de Raad durft te debiteren. Het is gebleken, dat de behandeling van de doeleinden nota bij de burgerij zeer verschillend is overgekomen. Ik zal natuurlijk niet op die zeer verschillende reacties rea geren. Maar één reactie, n.l. die van de zakenlieden in de binnenstad, behoeft m.i. wel enige nadere beschouwing, omdat die nauw verband houdt met de regeling van het autoverkeer in de binnenstad. Daar gaat deze motie ook over. De behandeling van de doeleindennota tot nu toe is bij de zakenlieden slecht gevallen, naar mijn mening terecht. Bij mij is precies dezelfde indruk gevestigd en wel deze, dat de Raad druk bezig is of bezig lijkt te zijn door allerlei incidentele beslissingen de binnenstad nog verder de nek om te draaien. De woonfunctie is reeds grotendeels verdwenen. De kurk waar de binnenstad nu nog op drijft, is de handeldrijvende middenstand. Dat is de economische functie van de binnenstad. Wij hoeven alle activiteiten die bedrijven in de binnenstad ondernemen om de binnenstad aantrekkelijk te houden, niet uitvoerig uiteen te zetten. Iedereen die met open ogen door het leven gaat, kan dat waarnemen, als hij maar wil. En als dan ook de doel eindennota het heeft over de toegankelijkheid van de binnenstad opdat de functies van de binnenstad optimaal kunnen functioneren, dan acht ik dat volkomen juist. Ook wat er in de richtdoelen op pagina 38 staat, heeft mi]n volledige instemming. En ik betreur het zeer, dat de Raad sterk de indruk heeft gevestigd, dat de binnenstad zo snel mogelijk afgesloten moet worden deze motie duwt daar ook weer tegenaan voor autoverkeer en dat (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Afgesloten voor doorgaand autoverkeer!) Ja, voor doorgaand autoverkeer. Dan rijden er auto's en daar staat achterop: „Ik ben doorgaand." Is het nou goed? Ik betreur het dan ook zeer, dat de Raad sterk de indruk heeft gevestigd, dat de binnen stad zo snel mogelijk afgesloten moet worden voor auto verkeer en dat er zelfs met de zakenlieden geen overleg nodig wordt geacht over parkeervoorzieningen. Dat heb ben we in de vorige vergadering al afgestemd; een motie alleen om overleg te plegen werd door deze Raad niet nodig geacht. Enige tijd geleden heb ik het genoegen gehad een week of zeven in Amerika en Canada te kunnen rondkijken. Ik heb daar verscheidene steden gezien waarin de binnenstad veel winkelramen met planken waren dicht gespijkerd en waar buiten de stad een aantal grote zaken waren die alles maar dan ook alles verkochten wat er te koop kan zijn en uiteraard met geweldige parkeerterreinen er omheen. Daar is de harde business een feit, daar trekt men er zich niets van aan of een stad dood gaat of dicht gespijkerd zit; daar gaat het geld voor alles. Dit heeft mij versterkt in mijn mening, dat het voor onze binnenstad funest zal zijn als we die op korte termijn voor autoverkeer zullen sluiten. We moeten dat bijzonder voorzichtig doen en in ieder geval niet dan nadat er op ruime schaal parkeer gelegenheid is geschapen om de toevoer van bezoekers naar het centrum te bevorderen. En ik geloof, dat dit ook de mening is van de zakenlieden. Het is, meen ik, deze week in de krant weer wat verkeerd overgekomen. Er stond: „Het verkeer moet er door en de middenstanders willen per se het centrum niet afgesloten hebben." Ik geloof, dat dat helemaal niet waar is. Het is zo, dat wij allemaal zoals we hier zitten in de Raad ervoor voelen om het auto verkeer in de binnenstad te beperken, allemaal, en we voelen er allemaal voor om het hart van de stad goed te houden en levend te houden; daar wordt niet verschillend over gedacht in deze stad, helemaal niet. Maar er wordt wel verschillend gedacht over de manier waarop we het moeten doen. Men kan niet Weth. Tiekstra heeft dat meermalen gezegd plotseling hier of daar een functie belemmeren of afsnijden, willen we de stad niet nog veel verder van huis brengen. Wij moeten de stad bereikbaar en aanrijdbaar houden. Wij zouden er dan, dacht ik, ook verstandig aan doen om deze hele zaak in zorgvuldig overleg met de zakenlieden van de binnenstad, die hier leven, hier hun bestaan hebben wat ik hun graag gun en die ook zorgen voor de leefbaarheid van de binnenstad op dit ogenblik(De heer Ten Brug (weth.)Nu niet.) (De heer Van Haaren: Morgen weer.), te bekijken. Wij zouden, dacht ik, ook dankbaar gebruik moeten maken van de initiatieven die die groep ontplooit. Want het is helemaal geen schande dat we daar gebruik van maken en dat we daarop in spelen. Die mensen zoeken ook het beste voor de gemeente, niet in de eerste plaats voor hun zaak, ook wel en dat mogen ze ook, maar zij hebben duidelijk blijk gegeven, dat zij oog hebben voor de hele complexe materie van de binnenstad en de handhaving en de leefbaarheid daarvan. En dat moeten we niet afdoen met te zeggen: Afsluiten die boel, weg ermee; de middenstand heeft geen hart. Dan zeg ik: De middenstand heeft getoond dat hij hart heeft voor de binnenstad en we moeten zeker met hem praten. Uit hetgeen ik nu gezegd heb, zal u zeker wel duidelijk zijn, dat ik niet in het minst behoefte heb aan de motie zoals die is ingediend. De heer De Leeuw: Ik wilde een paar opmerkingen maken die misschien met een tikkeltje een andere nuance aansluiten bij wat de heer Heidinga zojuist heeft gezegd. Ik wilde nog even m.n. daarbij aankoppelen wan neerhij zegt, dat de discussie in de Raad bij nogal wat men sen in de stad de indruk heeft gewekt en dat is een beetje triest in de hele democratie dat het nu zou gaan, bij de belangrijke gesprekken over wat we zullen moeten gaan doen in de komende jaren in de stad, over de getals techniek als ik nu maar kan tellen hoeveel koppen ik heb, dan kan ik daarmee willens en wetens bepaalde groepen op slot draaien, dan kan ik ontwikkelingen afdwingen. Zo denken sommige mensen. Ik wil zeggen en ik ben daar van mijn kruin tot mijn tenen van overtuigd dat dat de bedoeling van geen enkel lid van deze Raad werkelijk is. We staan voor de moeilijke vraag om een aantal moeilijke beslissingen te moeten nemen die op de langere duur vérstrekkende gevolgen kunnen hebben en ik dacht, dat we au fond kunnen zeggen, dat de uitgangspunten gelijk zijn de heer Heidinga heeft daarop gewezen alleen de wijze van uitwerking daarvan ontmoet nogal wat ver schillende startpunten. Ik dacht, dat we dat hebben te respecteren. Ik dacht, dat we vooraf duidelijk moeten zeg gen, dat de individuele leden van de Raad, en ook van de Raad als collectiviteit, alleen maar een gemeenschappelijk belang hebben. En dan spijt het mij toch een klein beetje, dat van de kant van de heer Van der Wal licht tendentieuze opmerkingen worden gemaakt, die een wat onaangenaam karakter met zich dragen en die gericht zijn tegen een deel van de detailhandel in de binnenstad. Ik heb de hoop ik vertrouw daar ook wel op dat dat niet wezenlijk zijn bedoeling is, want die daden van onrechtvaardigheid liggen ons niet. Wij zullen er dus niet aan kunnen ontkomen om toch richting te geven aan de hele ontwikkeling van dat proces. Ik moet daarbij zeggen, dat ik zelf behoor tot de mensen die een zij het bescheiden kostwinning moeten vinden in de detailhandel en ik ken van daaruit de kolossale problemen waarmee ze te maken heeft en ik deel de bezorgdheid die ze heeft over de uitvoering van plannen als die op ongenuanceerde wijze zou plaatsvinden. Men is mag ik dat nou gewoon even hardop zeggen dodelijk bevreesd, dat er te sterk en te snel uitvoering gegeven zal worden aan maatregelen zonder dat zij zelf adequate maatregelen heeft kunnen nemen en die misschien in zich het gevaar bergen, dat er een zuigkracht gaat ontstaan, of een gedeeltelijke zuigkracht gaat ontstaan die een blijvende, negatieve beïnvloeding op het geheel van de detailhandel in de binnenstad kan hebben. En ik herhaal, dat ik er van overtuigd ben, dat dat ons uitgangspunt niet kan zijn. De vrees die men heeft is nog wat versterkt door de motie die van de kant van de P.v.d.A. is aangedragen. Ik ben op zich al wel gelukkig met de nuances die mevr. Brandenburg heeft aangebracht waarin ik eigenlijk alleen maar een bewijs heb gevonden, dat het ook van die kant zeker niet de bedoeling is geweest om zonder meer een wurggreep uit te voeren t.o.v. een deel van de detailhandel, maar waarvan ik toch de gedachte heb, dat ze die vrees voor abrupte maatregelen niet zal wegnemen. De detailhandel maakt niet zo'n geweldig florisante tijd door en niet alleen dat is een punt van overweging, ik dacht, dat de hele werkgelegenheidssituatie die ook bij de overwegingen aan de kant van de detailhandel heel duidelijk meespeelt, in de gaten zal moeten worden gehouden. Het is een aangelegen heid die we met de grootst mogelijke zorg moeten bestu deren. In de manier zoals ik het heb gezien en dan ben ik ook gauw klaar zal de overheid alleen dan verstandig bestuur kunnen doen wanneer ze al haar maatregelen in een soort pakket van voorzieningen ten uitvoer brengt. En daar zitten misschien een aantal elementen in die tot dusver nog niet helemaal uit de verf zijn gekomen. In de eerste plaats een veel intensievere studie en dan loop ik even vooruit op andere punten over binnenstadsvoorzie ningen, waarbij mogelijkerwijs ook particulier initiatief een kans zou kunnen krijgen, de vervangende parkeer gelegenheid en ik spreek mij op dit moment niet uit, dat ik vind dat het zus of dat het zo moet, maar wel dat er oplossingen gevonden moeten worden en dat de Raad naar mijn oordeel vroeg of laat misschien toch zou moeten komen tot de uitspraak, dat bijv. bijvestigingen, zoals men dat nu noemt, waarvoor de detailhandel toch een beetje bevreesd is want zij ziet in de provincie die ontwikkelingen duidelijk die kant uitgaan, moeten worden voorkomen en dat we, als we dit soort zaken willen gaan uitvoeren, als we dat hart extra willen laten kloppen in het hart van de stad, in onze totale beleidsvorming daartoe stimulerende maat regelen zullen moeten gaan treffen. Dat is nu niet aan de orde en ik zal daar nu niet verder over praten. Ik had het klemmende verzoek aan de leden van de Raad, een verzoek dat bij de hele detailhandel, eigenlijk bij alle betrokkenen duidelijk leeft, om alleen dan pas uitvoering te geven aan haar principe-uitspraken wanneer zoveel mogelijk waar borgen daartoe zijn gesteld. In de informatieve raads vergadering die wij over de hele aangelegenheid hebben gehad, komt ook de vraag voor of na de principe-uitspraken van de Raad niet nog eens hearings zullen worden gehou den om eens even af te testen hoe dat loopt. Ik begrijp ook uit de toelichting die mevr. Brandenburg gegeven heeft, dat dat ook een beetje in eikaars verlengde ligt. Ik dacht, dat het stellig van eminente betekenis zou kunnen zijn als

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 6