2
de heer Rijpma goed heb beluisterd gisteravond, is ook hij
voor een groot woongebied in het noorden van dit stads
deel. Ik dacht, dat wij dat door die doorsnijding eigenlijk
bij voorbaat al onmogelijk maakten. Ons voornaamste
argument blijft echter, dat de historische structuur in dit
stadsdeel zo essentieel is, dat aantasting van deze structuur
onder geen voorwaarde aanvaardbaar is.
De heer Eijgelaar: Ik had gisteravond bij de algemene
beschouwingen al wel begrepen, dat er in deze Raad een
grote weerstand is tegen een doorbraak over de terp
bebouwing Kleine Hoogstraat/Schoenmakersperk. Ik kan
mij dat wel voorstellen, maar het is wel de vraag wat we
dan wel willen. Als wij ertoe overgaan om op een gegeven
moment de St. Jacobsstraat af te sluiten voor doorgaand
verkeer en de omgeving van het Stadhuis moet toch
bereikbaar blijven, dacht ik dan betekent dat, dat je via
de Eewal hier in een fuik rijdt en weer terug moet. En ik
geloof, dat dat een enorm zware belasting zal betekenen
voor het verkeer op de Eewal en de Voorstreek. Doorbraak
schijnt op dit moment een erg belast woord te zijn en ik
zou het dan ook niet willen gebruiken. Misschien is het
meer aanvaardbaar als ik spreek van verplaatsing van
gevelwanden. Dat betekent dan, dat de straat een beetje
breder gaat worden; dat doet aan het karakter van de terp
bebouwing weinig of niets af. Trouwens, ik weet niet wat
voor karakteristieks men in deze terpbebouwing vindt.
Ik ben er vandaag nog eens langs gewandeld en het is
bepaald niet een gebied waarvan je kunt zeggen, dat er
historische gebouwen zijn of iets van dien aard. Het gaat
waarschijnlijk om een smalle straat die men dan intiem of
gezellig vindt. Ik kan me echter ook voorstellen, dat één
van beide gevelwanden van de Kleine Hoogstraat iets
verplaatst wordt en dat men daar een aangepaste gevelwand
maakt die wellicht veel meer voldoet aan de oorspronkelijke
bebouwing van deze terp dan nu het geval is. Ik dacht, dat
op deze wijze dit gebied een veel gunstiger, mooier en
aanvaardbaarder aanzien zou kunnen krijgen. Ik geloof,
dat we dan zowel het een als het ander kunnen doen: de
terpbebouwing in eer herstellen en een doorbraak krijgen
voor het verkeer. Want het is toch zo, dat, willen wij deze
stad leefbaar houden, wij het kloppend hart, niet het
Kloppend Hart van actiegroepen, maar het kloppend hart
van de middenstand moeten laten kloppen. (De heer
Van Haaren: Dat zijn twee heel verschillende zaken.)
(De heer B. P. van der Veen: De middenstand heeft geen
hart.) (Gelach.) Ik wil tegen deze laatste interruptie natuur
lijk wel even protest aantekenen. Ik dacht, dat de midden
stand in het verleden bij herhaling blijk gegeven had, dat
zij heel veel hart heeft voor deze stad. Het is ook zo, dat
het de middenstand is ik heb dat al vaker betoogd en
door interrupties wordt ik eigenlijk tot deze opmerkingen
gedwongen die voor het overgrote deel, voor het
belangrijkste deel de functie, de leefbaarheid, de aantrek
kelijkheid van onze binnenstad bepaalt; ik geloof ook wel,
dat deze Raad het daar in grote meerderheid mee eens is.
En het is van het allergrootste belang, dat die middenstand
de kans krijgt, de kans houdt om deze functie te blijven
vervullen. Daarom is het nodig, dat de middenstand
lucht krijgt; het verkeer moet weg kunnen, het verkeer
moet via een route, wat mij betreft over de terp via het
Schoenmakersperk naar de noordtangent kunnen komen.
Ik zie dat met het College als een ding van essentieel
belang. Ik zie echt niet in, dat dit de terpbebouwing en de
terp als zodanig zal schaden. Daarom ben ik het beslist
wel eens met Uw voorstel en niet eens met de voorstellen
die de zaak in deze volledig op slot willen draaien. Ik
geloof, dat wij drommels voorzichtig moeten zijn met
hetgeen we hier gaan doen. Het zal toch van niemand in
deze Raad de bedoeling zijn, dat, door dit niet te doen,
straks in andere delen van de stad winkels leeg komen te
staan omdat wij onjuiste beslissingen nemen, omdat de
zaak hier op slot is gezet?
De heer J. de Jong: Ik heb met belangstelling geluisterd
naar de heer Eijgelaar. Ik begrijp niet hoe hij het voor
elkaar wil krijgen om in een oud gedeelte van de stad waar
de huizen een kleine diepte hebben de gevelwand ander
halve meter terug te brengen. Ik vraag mij af wat hij zich
voorstelt dat er dan overblijft. (De heer B. P. van der
Veen: Dan stap je zo in de bedstee.) Ja, inderdaad. (De
heer Van Haaren: Dat kan heel gezellig zijn.) Wij kunnen
beslist niet meegaan met het voorstel dit deel af te breken
zonder dat er werkelijk betere motieven zijn.
De heer P. D. van der Wal: Zoals ik gisteravond in mijn
inleiding ook al heb gesteld, hechten wij grote waarde aan
de koppeling of, zo U wil, samenhang van de binnenstad
met de randgebieden. Deze langzaam in de historie ge
groeide samenhang moet gehandhaafd blijven of zelfs hier
en daar versterkt worden. Het is niet juist te veronderstel
len, dat, als je maar voldoende brede wegen naar de
binnenstad richt, de stad vanzelf wel een organisch geheel
blijft vormen. Het tegendeel is waar. Die wegen veroor
zaken een scherpe scheiding tussen de stadsdelen en de
binnenstad. Daarom stellen wij voor een tweede standaard-
doel op te nemen om te verzekeren, dat de historisch
gegroeide koppeling blijft gehandhaafd en dat de binnen
stad niet gezien kan worden als een eiland in de stad. Ik
wil nog wel even een correctie aanbrengen in het voorstel
zoals wij dat hebben ingediend. Het amendement luidt:
„Handhaven en versterken van de koppeling binnenstad
en randgebieden is essentieel voor de ontwikkeling van de
totale stad." Het lijkt ons bij nader inzien beter om dat te
veranderen in: „Handhaven en versterken van de in de
historie gegroeide koppeling binnenstad en zijn rand
gebieden." Ik heb een nieuw amendement, getekend en
wel.
Onze formulering van richtdoel 1-2: „Behoud en restau
ratie gebied binnen de stadsgrachten en de bebouwing
direct buiten de grachten", vinden wij beter dan die van U.
Maar onze formulering komt praktisch overeen met het
amendement van de P.v.d.A. (De Voorzitter: Trekt U Uw
amendement in?) Ja, inderdaad.
Ook ons amendement op richtdoel 1-3 komt overeen
met het amendement van de P.v.d.A.; dat trek ik dus ook
in. Wij zijn uiteraard tegen verdere verbreding en door
braken ten behoeve van het autoverkeer in de binnenstad.
Dan kom ik bij richtdoel 1-5. Wij stellen voor: „Hand
haven en herstel terpbebouwing." Hiermee willen wij
bereiken, dat de bebouwing op een van de meest karak
teristieke plaatsen in de binnenstad blijft gehandhaafd en
wordt hersteld. Dat is wel iets anders dan het terug
schuiven van gevelwanden, want dat zou toch nog weer
druk autoverkeer tot gevolg hebben, dat de Grote Kerk
straat kruist en dat is een van de allerbelangrijkste straten.
Waarschijnlijk zul je hier en daar ook nieuwbouw moeten
plegen, want ik ben bang dat niet alles te herstellen is; ik
denk daarbij even aan de hoek van de Pijlsteeg en het
Perkswaltje; dus daar zal wel nieuwbouw moeten plaats
vinden, uiteraard op een goede schaal.
Wat richtdoel 1-7 betreft, dat willen wij vervangen door:
„Handhaven grachtenbeloop en mogelijkheden tot restau
ratie van reeds gedempte grachten bewaren." Hiermee
willen wij bereiken, dat voorkomen wordt, dat bijv. door
het aanleggen van een kostbare riolering het onmogelijk
of extra duur wordt een reeds gedempte gracht te her
graven. Je kunt tenslotte nooit weten waartoe een gemeen
teraad over een jaar of twintig bereid is. En als wij dat nu
onmogelijk maken of extra duur, dan wordt dat moeilijk.
Het door ons voorgestelde richtdoel 2-1 sluit aan op het
door ons voorgestelde standaarddoel 2. Dat lijkt mij vrij
logisch.
Richtdoel 2-2 is bij nader inzien niet zo op zijn plaats
onder dit hoofdstuk. Dat trekken we dus hier in. (De heer
Tiekstra (weth.)Mag ik bij interruptie even vragen aan
de heer Van der Wal wat hij bedoelt met „in onbruik
geraakte toegangen"? Dat staat in zijn amendement t.a.v.
richtdoel 2-1.) Ik bedoel bijv. de pontjes.
De hear Miedema: Op it foarste plak dit. Mefr. Vis-
scher hat in moty oankondige oer it „beschermd stads
gezicht". Nei hwat ik dêr juster fan de Wethalder fan
Romtlike Oardering oer heard haw, liket my dat in bytsje
tsjinstridich. Ik soe it tige op priis stelle, dat de Wethalder
straks tige düdlik de konsekwinsjes oanjaen wol fan in
eventueel oannimmen fan dy moty.
Dan de trochbraek. Ik haw it idé, dat ik hwat allinne
stean; al myn kollega's binne foar of tsjin, mar ik wit it
noch net. It is ntl. sa, dat ik de konsekwinsjes fan it net
trochgean fan dy trochbraek net hielendal oersjen kin.
As ik de kaert fan de tanginten dy't efter yn de doeleinenota
sit, bisjoch, dan stiet dêr in lus op fan de Foarstreek, Iewal
en de biwuste trochbraek. As wy nou dy trochbraek net
meitsje, dan tocht ik, dat it mei dy lus net maklik komt to
lizzen; dy lus hat in bytsje sin as der gjin parkeargelegen-
heit oan is. Yn de doeleinenota wurdt hwat dit oangiet
parkeargelegenheit neamd oan de Minnemastrjitte. Nou
bin ik my der fan biwust, dat, as dy trochbraek der net
komt, men hiel simpel sizze kin: De lju ride itselde paed
mar werom, mar ik leau net, dat dat reéel is. As jo hinne
en werom moatte fia de Foarstreek nei in parkeargaraezje
fan 300 a 400 auto's, dan tocht ik, dat dat foar de Foar
streek to folie waerd. Wy hawwe juster oer bananen en
foredele bananen praet, mar ik leau net dat dit in reéle
oplossing is. Uteinliks hinget it fan de oplossingen dy't
dêr to finen binne öf hwat myn stanpunt t.o.f. dy troch
braek wêze sil. De iennichste oplossing dy't ik sjoch
en ik jow graech ta, dat ik leek bin is: Hinne fia Foar
streek, Twabaksmerk en werom Koermakkersstrjitte of
Tunen. Mar dat hat it biswier, dat der in koppeling komt
tusken twa lussen. En dat is in probleem. Oan de oare kant
kinne jo ek stelle: de funksje fan dy parkeargaraezje is net
sa great. Der binne net safolle lju dy't in boadskip by it
stêdhüs hawwe. Mar dan soe ik dochs noch op ien aspekt
fan dy parkeargaraezje wize wolle yn dit forban. Wy
hawwe hjir praet oer it herstellen fan de wenfunksje. Ik
leau, dat dat wol ien fan de punten is hwer't wy it alle-
gearre oer iens binne. Ik bin it ek mei dy minsken iens dy't
sizze: Yn dy greate wenfunksje past net in trochbraek en
in drokke autodyk. Dat kin ik folslein ünderskriuwe. Mar
ik leau wol en wy moatte, tocht ik, mei inoar saeklik
genöch wêze dat it sa isWy kinne fansels alles wol wolle,
alles wol biwarje wolle, mar dan hat dat it effekt, dat der
neat bart. As wy reéel tinke oan in herstel fan de wen
funksje, dan moatte wy ek sa reéel wêze dêr is yn de
Harmony ek al even oer praet dat wy üs réalisearje, dat
dat wier gjin goedkeape huzen wurde. Dat wurde dan
wenningen mei in hege hier en ik tocht, dat wy üs gjin
inkele illüzje hoegden to meitsjen, dat de biwenners dy't
ré binne dêr to wenjen net easkje sille, dat hja de auto by
hüs hawwe kinne. Ik tocht, dat dat in reéle eask wie dêr't
wy net omhinne kinne. Dat is stéboukundich yn to passen.
Mar as dy minsken bisite krije, komme der mear auto's.
Ik leau net, dat jo dy, as jo de binnenstêd herstelle wolle,
op 'e dyk hawwe moatte. En foar dat forkear soe in par
keargaraezje dêr fan great bilang wêze. Ik soe it op priis
stelle as it Kolleezje neigean wol ik leau, dat wy yn
febrewaris wer in gearkomste oer dizze matearje hawwe
hokker altemativen it sjocht foar de üntsluting fan dy lus
Foarstreek/Twabaksmerk. Hjir soe ik noch by sizze wolle,
dat it my it gaedlikste taliket en it forstannichste om
salang dy alternativen net bikend binne de bislissing oer
de trochbraek net to nimmen. Dêr soe ik oer bislute wolle
yn de gearkomste fan febrewaris. Dit foarstel soe ik it
Kolleezje yn omtinken jaen wolle.
De heer Wiersma is inmiddels ter vergadering gekomen.
De heer Rijpma: Er zijn amendementen ingediend op
richtdoel 1-5. Die komen neer op het handhaven van de
terpbebouwing. Hoewel ik de essentie daarvan onder
schrijf, geloof ik, dat dat toch niet helemaal juist is, want
er zullen op die terp veranderingen aangebracht moeten
worden, omdat er ook gebouwen staan die de woonfunctie
dwingend in de weg staan. Daarom dacht ik, dat hoewel
ik het met de essentie van de amendementen eens ben
het beter is om 1-5 te veranderen in: „Handhaven karak
teristieke terpbebouwing, niet passende bebouwing in
overeenstemming brengen met karakter en bestemming
van dit gebied." Dit betekent, dat we hier uitspreken, dat
wij een actieve restauratie en renovatie van dat gebied
willen, Kr staan in dat gebied ook gebouwen die we waar
schijnlijk een andere bestemming moeten geven; er staat
een huishoudschool, er staat een pakhuis van Boomsma
(hoe eerbiedwaardig de origine van dat gebouw ook mag
zijn) en zo zijn er nog wel meer gebouwen. Misschien
zullen we zelfs enkele van die gebouwen moeten afbreken
om daar iets anders voor in de plaats te zetten. Dat kan per
object worden bekeken. Maar ik dacht, dat mijn redactie
van 1-5 veel beter aangeeft, dat we actief deze terp in een
renovatie- en restauratieproces willen brengen zonder
doorbraak.
De heer B. P. van der Veen: Ik denk, dat ik vanavond
verder mijn mond maar houd, want het is mij allemaal te
moeilijk. Ik vind de kaart die gisteren als gevolg van de
wens van de Raad door Uw College beschikbaar gesteld is
een bijzonder sobere honorering van de wens van de Raad.
Wij hebben het nu over pagina 4 van de doeleindennota
en over een aantal amendementenen moties. De ellende is,
dat dit allemaal ruimtelijke ordening is en voor mijn
gevoel is dit hoofdzakelijk gezwam in de ruimte. Ik heb
de indruk, dat wij allemaal verschrikkelijk mooie kreten
slaken en allemaal vervuld zijn van de meest schone
bedoelingen, maar dat wij althans met deze kaart
niet in staat zijn om ons concreet voor ogen te stellen waar
we het over hebben. En als dan de één zegt t.a.v. richtdoel
1-5waar mogelijk handhaven van de terpbebouwing, en
de ander zegt, dat dat worden moet: handhaven van de
terpbebouwing, en een derde zegt: Ja, maar er zijn ver
schillende dingen op die terp die er eigenlijk niet thuis
horen, dan moet ik zeggen, dat het mij niet meer helder
voor de geest staat. Ik dacht, dat, als we het over de door
braak hebben bij het Schoenmakersperk en wij de moeite
nemen om de kaart te bekijken die mijn geachte fractie
genoot De Jong gemaakt heeft en de oplossing die hij aan
de hand van die kaart kan demonstreren, niemand van ons
dan nog behoefte zal hebben aan doorbraken. Alleen, dat
is hier in deze club zo moeilijk te bespreken, want wij
kunnen dat niet visueel zichtbaar maken en we moeten
dus met wat gebrekkige hulpmiddelen werken. En dan kan
je dat niet duidelijk maken.
Maar dan krijg je de andere kant van de medaille. Waar
gaat het nu over? Ik hoor praten over de woonfunctie. Ik
vind dat wel mooi. Ik ben het daar ook mee eens. Ik vind
het ook prachtig als we de woonfunctie van de oude stad
kunnen herstellen. De één wil dan de Pijlsteeg en de
Kleine Hoogstraat breder maken en de ander zegt, dat we
weer achtertuinen moeten maken want als we geen achter
tuinen hebben dan wil niemand er wonen en een derde
zegtals we er wat aan gaan doen wat gaat dat dan kosten
en wie moet dat dan betalen en wie kan er dan nog wonen
en hoe kan die zijn auto kwijt en al die dingen meer. Maar
het is allemaal niet praktisch. Als we ons nu eens even
voorstellen hoe de Kleine Hoogstraat er bij ligt, hoe de
Pijlsteeg er bij ligt. Ik weet ook nog uit mijn jeugdjaren,
dat dat woonstraten waren. Wij hadden vrienden wonen
in de Pijlsteeg, de oude schilder Wadman; daar kwam ik
nogal eens. Ik kan mij niet voorstellen, dat hij terug ver
langt naar die woning met werkplaatsje. Dat is allemaal
verleden tijd, dat kan natuurlijk niet meer. Het is te gek
om te denken, dat je met eenvoudig conserveren die zaak
kunt bewaren. Je zult dus moeten aanpassen. Dat kan niet
anders. En als we nu dit soort amendementen krijgen, wat
is dan de betekenis daarvan? Als we het éne voorstel aan
nemen, dan zetten we de zaak volledig op slot, als we het
andere voorstel aannemen dan geven we een vrijbrief om
veranderingen aan te brengen. Gisteravond hebben we een
verschrikkelijk mooi verhaal gehoord van de heer Singel-
sma die is trouwens sterk in mooie verhalen over
alles wat er allemaal bedorven is door U en door anderen.
Maar dat is al eeuwenlang zo geweest. Er is eeuwenlang
veranderd. Wij praten nu over een stad die zoals hij
historisch gegroeid is, bewaard moet blijven. Maar toen
ik een kleine jongen was, was er niets buiten de grachten.
Als je de Bleeklaan langs liep, dan was dat een landweggetje
met een groene greppel in het midden en overal van die
boompjes. Dat was geen rondweg. En dan woonde men
binnen de grachten. Wij praten nu over een stad die een
deel uitmaakt van een veel groter geheel en dat kan nooit
hetzelfde zijn als het vroeger geweest is. Ik vind het een
onmogelijke zaak om bij al deze amendementen een stand
punt in te nemen. Degenen die de voorstellen doen hebben
er het beste mee voor. Dan zeg je: die mensen hebben
groot gelijk, daar moet je voor zijn. Maar de mensen die
andere ideeën hebben, hebben ook het grootste gelijk.
Want we weten het niet. En dan komt de heer Van Haaren
en zegt: Wij moeten oppassen, dat wij niet doen wat ze
in Utrecht doen met Brederode of een ander. Maar
Brederode zou nooit zo groot zijn geweest als hij niet bij
zonder goede diensten verleend had aan degenen die die
diensten behoefden, want hij had niet de overheidsmacht
om zichzelf ergens op een plaats te zetten. Maar dan
moeten we er toch vanuit gaan, dat, toen die opdracht aan
die firma gegeven werd, er een gemeenteraad was die dat
deed. Die deed dat niet willens en wetens om slecht te
doen, maar die deed dat omdat hij dacht, dat dat het beste
was wat hij doen kon. Maar die weet nu na een aantal
jaren, dat hij het verkeerd heeft gedaan. En die narigheid
hebben we hier ook. Bij alles wat we hier nu vastleggen,