n RAAD SVERGADERING welke onderling worden gekoppeld door een binnenring- weg. Dat is uiteindelijk precies hetzelfde.) (De heer P. D. van der Wal: Maar uitgaande van de bepaalde structuur!) Dan ben ik helemaal content. Dan hebben we het straks alleen nog maar over de vorm van die binnenringweg en dat kan dan wel een tangentieel systeem zijn. (Gelach) De heer De Jong (weth.): Ik hoef eigenlijk maar twee vragen te beantwoorden m.b.t. de Stadsautobusdienst. In de eerste plaats gaat het om de kwestie van het volgens een aantal leden van de Raad te zwaar belast worden van de St. Jacobsstraat door de voorgestelde busroute. Dit probleem is ook besproken in de Commissie Stadsautobus dienst en de Verkeerscommissie. In beide commissies zijn deze bezwaren gehoord en heeft men te kennen gegeven, dat naast de voorgestelde route op zijn minst ook het alternatief nog eens bekeken zou moeten worden, n.l. de frequentie van de route door de St. Jacobsstraat met de helft te verminderen door de bussen op de heenweg door de St. Jacobsstraat te laten rijden en op de terugweg via Tweebaksmarkt en Voorstreek. Op zichzelf steun ik het voorgestelde systeem in het rapport dat het Centrum voor Vervoersplannen geproduceerd heeft, n.l. het systeem van een snellere frequentie door heen en terug dezelfde route te rijden. Dat betekent dus het niet langer toepassen van het lussensysteem zoals nu wordt toegepast, maar het tussen begin- en eindpunt heen en weer rijden langs dezelfde route. Wanneer wij op één onderdeel van het totale routeplan en dan juist t.a.v. de drukke St. Jacobs straat een inbreuk zouden maken op dit nieuwe systeem, dan zou dat op zichzelf niet zo'n groot bezwaar behoeven te zijn. Dit alternatief is op het ogenblik in overweging. En ik heb de indruk ook omdat dit leefde in beide commissies dat dit probleem nog eens terdege bekeken zal worden en bij de verdere overwegingen zal worden betrokken. T.a.v. het betoog van mevr. Dijkstra over de buxies, zou ik dit willen opmerken. Als gezegd zou worden, dat wij kleinere bussen nodig hebben, dan zouden we een groter aantal bussen moeten hebben. Wanneer de frequen tie toe gaat nemen en wij willen gebruik maken van kleinere bussen, dan hebben we, als we de helft kleinere bussen willen hebben, een dubbel aantal bussen nodig. En dat is een probleem, dat niet zo gemakkelijk is. De mogelijkheid van de buxie is destijds bekeken en ook op grond van ervaringen elders is deze duidelijk afgewezen, zowel door de Fram als door de deskundigen die met dit probleem bezig waren. Ik weet wel, dat men in bepaalde plaatsen met de buxie werkt, m.n. in Emmen, maar de situatie waarin men daar met de buxie werkt is totaal anders dan die in Leeuwarden. In Leeuwarden zijn wij voor het totale autobusverkeer toch op grotere bussen aangewezen. Ik erken wel de bezwaren die aan de grote bussen verbonden zijn. Maar de oplossing die mevr. Dijkstra voorstelt is grondig bekeken een paar jaar geleden en die is vrij duidelijk van de hand gewezen nadat de zaak van alle kanten was bekeken. De heer Tiekstra (weth.)Er resten mij nog een aantal opmerkingen die de heren Van der Wal en Singelsma hebben gemaakt en een enkele opmerking van mevr. Dijkstra. Ik wil beginnen met mevr. Dijkstra en de heer Van der Wal dank te zeggen voor het feit, dat zij hun waar dering hebben uitgesproken voor de doeleindennota. Deze waardering incasseert het College met voldoening. De heer Van der Wal heeft nogal nadrukkelijk gesproken over het feit, dat er z.i. geen eenheid van doelstellingen is en dat de nota tweeslachtig is. De heer Van der Wal moet zich daarbij duidelijk realiseren, dat het functiepatroon van de binnenstad een gegroeid patroon is, dat ook niet zonder conflicten is. Ik geloof, dat de heer Heidinga in de in formatieve raadsvergadering over een bijzonder soort conflict al opmerkingen heeft gemaakt. In dit functie patroon is het, dacht ik, ook onvermijdelijk, dat er ruimte lijk gezien conflictsituaties kunnen ontstaan. De beschou wingen rondom het plan Vegter kunnen al iets van zo'n conflict in zich dragen. En het probleem is m.i. dat wij nooit verder kunnen komen dan een naar ons oordeel zo goed mogelijk functionerend totaal patroon van functies voor deze binnenstad. En het kan best zijn, dat voor de toekomst daar functies bij komen die wij op dit ogenblik nog niet voorzien. Het is ook zo wij ontkennen, dat de nota tweeslachtig is, je zou hoogstens kunnen zeggen, dat het nog „veel meerslachtig" is dat wij staan voor het feit, dat we in die situatie bepaalde keuzen hebben te doen. Kiezen voor het één, betekent de keus voor het ander niet doen. Ik zeg het heel voorzichtig, maar dit is nu een maal de functie van het overheidsbeleid. De hear Singelsma hat fan my wol bigrepen, dat ik net praet oer de swier sike pasjint dy't hy neamd hat. Ik bin it perfoarst net mei him iens, dat wy der neat oan dwaen moatte soene. Ik tocht, dat dat ek düdlik is. Ik haw de yndruk, dat hy my rekkent ta de minsken dy't net fendel- flechtich binne en dy reputaesje draech ik ta op sekere hichte mei hwat genoegen. Wy moatte nei myn bitinken net ütgean fan de foründer- stelling, dat de foarstellen dy't it Kolleezje docht, ynhalde soenen, dat wy sünder ienige biheining auto's talitte wolle, dat wy sünder ienige biheining parkeare litte wolle; dat is net wier. Wy bisykje yn de doeleinennota it plak fan de auto düdlik oan to wizen, de auto syn funksje düdlik to jaen en wy bisykje om de filosofy dy't ünder it hiele fraechstik fan de forkearsoplossingen lizze moat to bi- naderjen fanüt de opfettingen sa't dy hjoed-de-dei jilde, hopelik ek noch foar de takomst jilde sille. Mar ik tocht, dat dat de opjefte wie dy't de oerheit hat. Wy hawwe it forkear altyd sjoen as in technysk probleem, ik tocht, dat wy de filosofy, de psychology fan it forkearsprobleem bipaeld ek yn omtinken nimme moatte om te probearjen de bihearsing fan it forkear sa goed mooglik yn de fingers to krijen. Bihearskje bitsjut altyd a. gjin wylde üntjowingen tastean; b. weromdringe fan de oerhearskjende funks je dy't it forkear op 't heden hat. Een korte opmerking aan het adres van mevr. Dijkstra. Ik dacht, dat de handhaving van het poortgebouw van de gevangenis één van de objectdoelen zou kunnen zijn, maar ik laat een oordeel daarover graag aan de Raad over. Ik ben er echt niet zo van onder de indruk; maar dat zal wel aan mij liggen. Ik ben het met mevr. Dijkstra eens als zij zegt ik dacht, dat de kaart van vooral het noordelijk gebied dat ook aanwijst dat het herstel van de woonfunctie niet goed is als dat niet voorafgegaan wordt door krotoprui ming. Want in onze binnenstad zijn inderdaad talloze woningen die tot de krotten moeten worden gerekend en waarvan de woonfunctie ook teloor is gegaan. D.m.v. krotopruiming zal dan de woonfunctie terug moeten komen in de vorm van nieuwbouw. De Voorzitter: Ik geloof, dat wij er het verstandigst aan doen nu de discussies te sluiten. U kunt dan allemaal morgen nog eens denken over al datgene wat vanavond over U gekomen is; iedereen kan dan even balans op maken. Ik hoop, dat dat dan morgen zal resulteren in het doen van uitspraken en het trekken van conclusies. De Voorzitter schorst, om 23.45 uur, de vergadering tot 25 september, 19.30 uur. Verslag van de raadsvergadering over de nota Doeleinden Binnenstad Leeuwarden, gehouden op 25 september 1973. (vervolg van de vergadering van 24 september 1973) van dinsdag 25 september 1973 Aanwezig 35 leden: de dames E. Brandenburg-Sjoerd- sma, J. Dijkstra-Bethlehem, G. Visscher-Bouwer en M. M. Th. Visser-van den Bos en de heren S. Bouma, J. ten Brug (weth.), G. Buising, G. F. Eijgelaar, T. H. van Haaren, J. Heetla (weth.), O. Heidinga, W. Hemstra, H. Jansma, J. F. Janssen, J. de Jong, K. J. de Jong (weth.), A. Klomp, J. Knol, W. S. P. P. de Leeuw, H. Meijerhof, W. Miedema, Ir. C. L. Rijpma, J. Schaafsma, J. B. Singel sma, K. Spoelstra, N. Sterk, J. Tiekstra (weth.), Mr. B. P. van der Veen, P. van der Veen, J. T. Vellenga, L. Visser, G. de Vries, F. van der Wal, P. D. van der Wal, K. Weide (weth.) en J. Wiersma (vanaf 20.10 uur); 1 vakature. Afwezig: de heer N. Sterk. Voorzitter: de heer J. S. Brandsma, Burgemeester. Secretaris: de heer P. P. de Jong. Voorts zijn aanwezig de heren Mr. W. J. G. Reumer, loco-Secretaris, Ir. E. van der Ree, stedebouwkundig adviseur, J. Mulder en J. Wijngaarden van de afd. V.O.W., en H. Bakker, Ir. J. Bakker, J. Haven, Drs. J. T. de Meyier, Ir. J. J. Muller en J. v. d. Wal van de Dienst Stadsont wikkeling. Tc behandelen: De doeleindennota voor de binnenstad. De Voorzitter: Dames en heren, ik stel voor, dat wij onze besprekingen over de doeleindennota hervatten. We hebben gisteravond de algemene beschouwingen afgesloten en we kunnen nu overgaan tot behandeling van de verschil lende onderdelen. Zoals gister bij de aanvang van de ver gadering is meegedeeld, gaan wij achtereenvolgens de ver schillende hoofdstukken van de doeleindennota behan delen, die zijn aangeduid met letters en Romeinse cijfers. Zonodig discussiëren wij in twee instanties. Dat impliceert, dat, als bij de eerste instantie amendementen en moties worden ingediend, wij die meteen mee kunnen nemen bij de discussies over het betreffende onderdeel. Ik zou voor de goede orde nog op willen merken, dat reeds een grote serie amendementen is ingediend door de raadsfractie van Axies. Ik heb begrepen, dat die uitgedeeld zijn aan alle raadsleden. Daar kan dan bij de discussies eenvoudig naar worden verwezen. Die hoeven dan niet steeds genoemd te worden. (De heer Rijpma: Dat kunnen wij ook wel doen; wij zullen onze voorstellen ook even uitdelen.) (De heer Vellenga: Wij doen graag mee aan de uitdeling.) Dat zou bijzonder plezierig zijn. Dan wordt de discussie gemak kelijker. Ik zou, terwijl de voorstellen worden uitgedeeld, nog een puntje van orde in Uw midden willen leggen. Het lijkt er op, dat wij vrij veel stemmingen zullen krijgen. Ik zou de Raad willen vragen ermee in te stemmen over alle amendementen en moties te stemmen met zitten en opstaan. Bij handopsteken stemmen is minder duidelijk; dat brengt het gevaar van meningsverschillen over de uitslag van de stemming met zich. Bij stemming met zitten en opstaan is tellen veel gemakkelijker; daarbij is ook con trole gemakkelijker. Stemt U daarmee in? De Raad stemt ermee in. De Voorzitter: Wij hebben intussen ook van de C.C.P. en de P.v.d.A. amendementen en moties gekregen. Die kunnen dus straks ook meteen bij de betreffende onder delen onderwerp van de discussie uitmaken. We hebben er intussen bijna een tweede doeleindennota bijgekregen en het valt natuurlijk niet mee de zaak in enkele seconden te overzien. Ik moet nog wel even opmerken, dat alleen die amendementen en moties straks mee onderdeel van discussie vormen, die met handtekeningen erop op mijn tafel liggen. Moties en amendementen die niet zijn rondgedeeld zullen alsnog moeten worden genoemd en ingediend. Anders loopt de zaak niet goed. Ik ga er vanuit, dat de sprekers bij de discussie wel even de moties en amendementen die ze hebben ingediend, aankondigen. Dan weet iedereen welke voorstellen in het geding zijn. A. WAARDEN. II Historische waarden. Mevr. Visscher-Bouwer: Het is inderdaad zoals de heer Schaafsma gisteravond opmerkte, dat er leden van onze partij samen met enkele fractieleden een werkgroep hebben gevormd om zich over de binnenstadsproblematiek te buigen. Ik dacht, dat het een zeer verheugende zaak was, dat leden van een partij met de fractie gaan meedenken. Op 18 juni j.l. kon de heer Vellenga dan ook reeds een bepaalde visie die uit deze gedachtenwisseling voortkwam, naar voren brengen. Dit even n.a.v. de opmerking die de heer Schaafsma gisteravond in deze richting plaatste. De heer Vellenga heeft het gisteravond in zijn algemene beschouwingen o.a. gehad over de historische en stede- bouwkundige waarden van de Leeuwarder binnenstad. U noemt in de nota als standaarddoelHandhaven his torische structuur oude stad. Wij zijn het daar graag mee eens. Er is echter kennelijk verschil tussen onze fractie en B. en W. in de opvatting over de begrenzing van de oude stad. Wij vinden n.l. het gehele gebied binnen de grachten tot dit gebied behoren, met inbegrip van de bebouwing langs de buitenzijde van de grachten. Deze laatste be bouwing bepaalt mede het karakter van de gehele stads gracht. Wij vinden het onjuist de binnenstad te verknip pen. Dit zou o.i. gebeuren wanneer de zuidelijke grens niet meer zou worden gevormd door de stadsgracht. Wij stellen U daarom voor richtdoel 1-2 behorend bij All, Historische waarden en luidend: „Behoud en restauratie van gehele gebieden van historische waarde" als volgt te amenderen „Behoud door restauratie (monumenten) en renovatie hele binnenstad en de bebouwing direct aan de buitenzijde der grachten." Dit is dus ons eerste amendement. Een logisch gevolg van de voorgestelde wijziging van de grenzen van de binnenstad is, dat deze grenzen ook gaan gelden voor objectdoel 1-1-6. Ons voorstel is om het gehele stadsgebied binnen de grachten plus de bebouwing langs de buitenzijde der grachten voor te dragen bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg als beschermd stadsgezicht. De heer Tiekstra heeft gisteravond gezegd, dat dit niet erg veel bescherming geeft naast een voor- bereidingsbesluit. Het is echter zo, dat, indien er sprake is van beschermd stadsgezicht, de Monumentenraad belang hebbende is. Indien men tegen bepaalde beslissingen in beroep wil komen, heeft de Monumentenraad als des kundige een belangrijke vinger in de pap; die volgt nauw lettend de gang van zaken. Waarom niet gebruik te maken van de deskundigheid van deze Raad? Wij willen dan ook de volgende motie indienen: „De Raad bijeen op 25 september 1973, besluit B. en W. te verzoeken er bij de Minister van C.R.M. op aan te dringen de binnenstad van Leeuwarden aan te wijzen als beschermd stadsgebied met inbegrip van de bebouwing langs de oost-, zuid- en westzijde der grachten." Dan kom ik nu bij richtdoel 1-3: „Zo min mogelijk aantasting stratenpatroon." en richtdoel 1-5: „Waar mogelijk handhaving terpbebouwing." Mijn fractie stelt voor deze als volgt te wijzigen: richtdoel 1-3 wordt: „Geen aantasting van het stratenpatroon." en richtdoel 1-5 wordt: „Handhaven terpbebouwing." Deze voor gestelde amendementen zijn een logisch gevolg van de gedachten die hierover in onze fractie leven en welke zijn vertolkt door de heer Vellenga. Een ijzeren gevolg is, dat de doorbraak er niet mag komen. Want wat zou bijv. het gevolg zijn van de doorbraak Schoenmakersperk/Kleine Hoogstraat voor de woonfunctie De weg of het plein zou dit gebied doorsnijden en er zou geen sprake meer kunnen zijn van het door U genoemde grote woongebied van Speelmansstraat tot Grote Kerkstraat/Noorderweg. Als ik

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 11