10
stadsdeel moeten proberen te verwijderen. Of de inkrim
ping van het winkelbestand zo zal gaan, dat we tot ver
edelde bananen komen, weet ik niet. Je kunt nooit weten
of, als een wijk als Camminghaburen wordt gebouwd, dat
een impuls zal geven voor een bepaald deel van de Voor
streek en dat dat een soort winkelfunctie krijgt als bijv.
de Schrans heeft voor het zuidelijke stadsdeel. Het kan
best zijn, dat van verschraling en inkrimping van de
banaan helemaal geen sprake is, maar ik dacht wel, dat we
tegemoet moesten komen aan de tendens om een centraal
gebied als neringdoend gebied in het bijzonder te bevor
deren.
Dat is het hoofdpunt van mijn betoog. Ik geloof verder,
dat we zeer voorzichtig moeten zijn met het aantasten van
het structuurpatroon van onze stad. Op de dag dat U,
mijnheer de Voorzitter, hier in Leeuwarden Uw functie
hebt aanvaard, is mijn voorzitter als fractievoorzitter af
getreden. De reden daarvan was, dat hij zich onmogelijk
kon verenigen met een beleid, dat besliste tot demping van
het Vliet en tot het aanleggen van een brede, onbeweegbare
Prins Hendrikbrug en ik prijs mij gelukkig, dat in mijn
gedachtenwereld nog een stuk van het gedachtenleven van
de heer Oepke Santema is blijven bestaan.
De heer Schaafsma: De 25 jaren die achter ons liggen,
hebben een verandering in de manier van leven te zien
gegeven die welhaast revolutionair te noemen is. Een
bezinning over de toekomst van onze binnenstad kan
slechts een positief resultaat hebben als we in die toekomst
de nodige ruimte laten voor verdere beweging. Als we
onverhoopt in deze jaren zouden komen met een strikt
stelsel van voorschriften t.a.v. onze binnenstad, dan lopen
we het risico ontplooiingsmogelijkheden op voorhand te
verwerpen. We zijn provinciehoofdstad, maar desondanks
dreigen we steeds meer excentrisch in het net van grote
wegen te belanden. Hierdoor wordt onze centrumfunctie
meer dan door wat ook bedreigt. En naar onze mening is
het belangrijkste facet hierin dat van marktplaats. Ik kan
mij ook niet verenigen met strikte uitspraken zoals met
name de werkgroep Binnenstad van de P.v.d.A. die doet
t.a.v. de middenstand. Zij zeggen op blz. 3 van hun nota:
geen uitbreiding van het winkelareaal, maar versterking
van de positie van de bestaande winkels. Met dat laatste
zijn wij het overigens wel volledig eens, met het eerste niet.
Ook daar moeten we voorzichtig zijn met bindende uit
spraken. Het projectbureau Kant, deelnemer aan het plan
Zaailand van het Ingenieursbureau Vegter, signaleert een
ontwikkeling die verder gaat dan ons bestaand centrum kan
opvangen. Beter voor dat soort ontwikkelingen wel plaats te
reserveren dan de mogelijkheid tegen te houden. We lopen
dan de kans, dat bij voldoende grootte van een buitenwijk
of zelfs dorp die buitenwijk of dat dorp als overloop van
een nieuw soort winkels gaat fungeren. Reserveer ruimte
daar waar we die kunnen krijgen zonder schade te doen
aan de binnenstad en toch tegen onze binnenstad aan,
kies daarvoor het Stationskwartier. Het Stationskwartier
is de 19e-eeuwse wijk die ontstaan is door het slechten van
de daar bestaande dwingers. Daar is niet zoveel te beder
ven, daar ligt een grote ontplooiingsmogelijkheid voor
Leeuwarden. We verbinden daardoor de binnenstad aan
de Schrans en aan de Stationsweg noordzijde en aan het
centrum van het openbaar vervoer. I.p.v. naar het winkel
centrum te moeten lopen, begint, indien dat soort voor
spelde ontwikkelingen van dit gespecialiseerde bureau
werkelijkheid worden, dit grotere centrum reeds daar waar
het aantrekkingskracht heeft voor een grote omgeving, n.l.
bij het eindpunt van het openbaar vervoer. Wij denken
bij zo'n uitbreiding in de eerste plaats aan groothandel
met toonruimten, handelskantoren, maar sluiten de detail
handel die geen plaats kan krijgen aan de banaan niet op
voorhand uit. Versterking van de banaan is een goed
streven, maar mag niet ten koste gaan van gemiste kansen.
Het uitgangspunt dat het winkelbestand in eerste instantie
afhankelijk is van het inwonersaantal gaat voorbij aan een
voor de toekomst niet te schatten koopkracht. Voor die niet
te voorziene ontwikkeling dienen wij de nodige ruimte te
reserveren naast de banaan en naast de bestaande midden
stand. Komt die vergrote koopkracht dan zijn we er klaar
voor, blijft die uit dan is ook deze reservering niet rem
mend geweest op andere functies van de binnenstad.
Vele mensen hebben in de afgelopen tijd een bijdrage
geleverd om de binnenstad zo te maken als zij menen dat
die moet zijn om optimaal te functioneren. Ik ben daarom
van mening, dat de doeleindennota een bijzonder goed stuk
werk is gebleken om orde te houden in deze stapel van
alternatieven. Juist door het aandragen van zoveel moge
lijkheden vanuit de burgerij moeten wij ons hoeden voor
strikte uitspraken. Er blijken in de naaste toekomst ken
nelijk altijd meer mogelijkheden te zijn dan we ons nu
realiseren.
Voor uitspraken zoals B. en W. hier en daar doen, ben
ik huiverig. Het optimaal toegankelijk maken van de
binnenstad voor het openbaar vervoer met de daaruit
voortvloeiende consequenties voor het Ruiterskwartier en
vooral voor de St. Jacobsstraat gaat mij veel te ver.
Hierdoor haal je met de ene hand binnen wat je meent juist
met de andere hand te hebben verwijderd, n.l. de overlast
van het verkeer. Weinig leden van de Raad hebben dit
facet tot nu toe benaderd. De overheid moet van het
openbaar vervoer geen heilige koe maken. Het is een
oplossing bij gebrek aan beter, voor zover het een oplossing
mag heten.
Uitspraken zoals tengels af van de terpen en geen
auto's in de binnenstad zijn volgens mijn idee te radicaal
en zeker te vroeg gedaan, omdat deze in het openbaar
gedane, strikte uitspraken nu misschien het luisteren naar
een ander en het erkennen van de realiteit in die mening
bemoeilijkt. Is de uitspraak van de werkgroep Binnenstad
van de P.v.d.A. op blz. 8, waar ze elke doorbraak ontoelaat
baar achten, nu eigen initiatief of wordt hier een uitspraak
van de heer Vellenga van juni j.l. geruggesteund? Het zou
onvergeeflijk zijn, dat dit soort uitspraken tot ontoegeef
lijkheid in de verdere procedure aanleiding geeft.
Het is ons daarom ook niet duidelijk waarom B. en W.
nu reeds van ons een uitspraak verlangen over twee alter
natieven t.a.v. een mogelijke bebouwing van het huidige
stadsautobusstation aan het Wilhelminaplein. In dit
stadium is het afwijzen als ook goedkeuren van uitvloeisels
van objectdoelen toch zeker niet aan de orde als we nog
met de richtdoelen bezig moeten. Goedkeuren van een
detail kan nu eventueel wel als we in meerderheid dit
detail willen; afkeuren op voorhand betekent, dat we de
mazen van ons net over de binnenstad zo nauw willen
maken, dat het gevaar dreigt, dat geen enkele vis meer in
dat net terecht komt, i.p.v. het gestelde doel zoveel mogelijk
vis. Bij het afwijzen van bijv. het plan Vegter gebruiken
B. en W. nu al een nog niet door ons behandeld richtdoel,
n.l. dat van het niet wenselijk achten dat het winkelareaal
wordt vergroot. Dit richtdoel is pas hedenavond mogelijk
deel van de discussie en mede op grond daarvan kan
uiteindelijk het plan Vegter niet passen. B. en W. gaan
dan nog voorbij aan o.i. meer essentiële dingen in het
plan, zoals afbouw van een nu dood plein, verbinding van
de ontstane grootschalige bebouwing ten zuiden en de
kleinschalige bebouwing aan de noordzijde. Juist de
incidenteel verrezen gebouwen aan de zuidzijde van dit
plein ik vergeet daarbij maar liefst de aparte hoogbouw
van Amicitia zouden misschien door een conceptie als
die van de groep Vegter met op dit moment weglaten van
specifieke bestemmingen van het vloeroppervlak aan elkaar
verbonden kunnen worden. Hier stuiten we weer op een
starre uitspraak van mensen die menen, dat het geheel
binnen de grachten gelegen gebied tot beschermd stads
gebied moet worden verklaard. Voor de kaden aan de
zuidkant wens ik een uitzondering te maken. Wat tussen
het Zaailand en de kaden ligt, is niet waard om over te
praten. B. en W. verwerpen, en vraagt aan ons het zelfde
te doen, een plan omdat de inrichting van een mogelijke
bebouwing strijdig is met een door hun uitgesproken
richtdoel. Hoever zijn we dan buiten de orde van deze
vergadering. Wat heeft dan de hoorzitting in het najaar
voor de burgers nog voor zin.
Ook de afwijzing van de bouw van een parkeergarage
achter de Mercuriusfontein op het terrein van het stads
autobusstation wordt op grond van een wel zeer vreemde
argumentatie door B. en W. gedaan, zij het dan dat drie
wethouders tegen dit verwerpen zijn in de doeleindennota.
Omdat aan het Wilhelminaplein een stadserffunctie wordt
toegekend wat dat dan ook moge zijn wordt de bouw
van een gebouw dat een eenzijdige functie heeft, verwor
pen. Ik meen te mogen aannemen, dat men bedoelt, dat dit
strijdig is met het begrip stedebouwkundige waarde. Im
mers, het begrip architectonisch wordt apart vermeld. Is het
dit, dat het om deze reden wordt verworpen, dan vraag ik mij
af waarom de I.W.G.L. of de Rijks Scholengemeenschap
of het Gerechtshof dan wel voldoen. Wordt aan het
II
Wilhelminaplein als stadserf dan wel een dienst bewezen
door alle dieselbussen die Leeuwarden aandoen langs het
Ruiterskwartier te leiden? Dit laatste zou een argument
geweest kunnen zijn. Naast alle bussen ook nog parkeer
ruimte voor particuliere auto's geeft een bijzonder grote
concentratie van verkeer op dit stuk stad. B. en W. ge
bruiken echter dit argument niet, omdat zij wel het
Wilhelminaplein aanwijzen als mogelijkheid tot bouwen
van een parkeerkelder.
Het is van B. en W. voorbarig om te trachten van de
Raad te verlangen deze alternatieven af te wijzen opdat
er slechts ruimte blijft voor eigen visie. Daarbij komt dan
nog, dat men twee plannen afwijst waarbij de Gemeente
niet behoeft deel te nemen in de vorm van een parkeer-
fonds en in de vorm van garanties. We kunnen dit als eis
stellen aan de groepen die met deze alternatieven zijn
gekomen. Het lijkt er echter op, gezien de voortvarendheid
waarmee B. en W. nu reeds proberen deze alternatieven
voor verdere discussie uit te sluiten voor de hoorzitting
dit najaar, dat deelnemen in een parkeerfonds voor B. en W.
een soort moeten is. Wij zijn aangaande deze zaak niet
bereid tot enige vrijblijvende toezegging van een mogelijk
terugdraaien van de procedure zoals staat vermeld als
mogelijkheid in de doeleindennota en komen in de loop
van deze avond zeker met een motie over deze zaak.
Ik wil besluiten met de hoop uit te spreken, dat met
deze Raad en dit College tot zaken kan worden gekomen
de zittingsperiode loopt al snel tot een eind want er
moet wel wat gebeuren. De mensen hier moeten een basis
hebben om op verder te kunnen.
De heer Van Haaren: Een hele korte aanvulling op wat
Piet al gezegd heeft n.a.v. wat ook hier vanavond naar
voren is gebracht.
De heer Heidinga zegt zeer terecht, dat het niet alleen
gaat om een structuurplan; we moeten verder, we moeten
uiteindelijk komen tot een bestemmingsplan. Dat is na
tuurlijk zo. We moeten eerst komen tot een zekere over
eenstemming binnen dit structuurplan, maar uiteindelijk
moeten we doorwerken naar een bestemmingsplan dat
allerhande dingen gaat vastleggen en dat rechtskracht
heeft. Daar ben ik het helemaal mee eens. Maar dan
schrik ik mij dood als hij op een gegeven ogenblik het
woord projectbureau laat vallen om dit proces wat te
versnellen. Ik geloof, dat we dat per se niet moeten doen,
dat we dat nooit moeten doen omdat we anders in toe
standen komen zoals in Utrecht met Hoog-Catharijne
waar een groot projectbureau, Brederoo, het recht van
de gemeente tot zelfbeschikking m.i. gewoon uitverkoopt
aan een commerciële onderneming en de inspraak van de
bevolking over deze hele gang van zaken volkomen naar
de knoppen gaat. Het is gewoon een waarschuwing die ik
hier nu direct al zou willen geven.
De heer Heidinga wuift eigenlijk het plan van Axies
weg door te zeggen: Dit geeft helemaal geen oplossing;
vanaf de ringweg moet het verkeer dan maar een eigen
weg vinden en dat is helemaal niet wenselijk; we moeten
het verkeer reguleren. Ik dacht, dat de heer Heidinga
ons plan dan toch niet goed bestudeerd of niet goed
begrepen heeft, want de rondweg moet naar onze mening
gaan fungeren als een verdeelring voor stadsverkeer, van
waar af het verkeer met de bestemming binnenstad
duidelijk gemarkeerd via bestaande brede invalsroutes,
door ons radialen genoemd, wordt gereguleerd. Het is een
zeer eenvoudig systeem om het verkeer snel en efficiënt
naar de rand van de binnenstad te brengen en omgekeerd.
Van een eigen weg zoeken, zoals de heer Heidinga dat
stelt, is naar onze mening helemaal geen sprake; die
regulatie is er. Daarbij komt dus, dat dit plan naar onze
mening ook veel goedkoper is.
Ik wilde ook daar ben ik n.l. zeer benieuwd naar
de heer Heidinga vragen hoe hij nu aan de percentages
van die enquête komt. Ik vind enquêtes onder de bevolking
bijzonder nuttig en waardevol, maar als je tien antwoorden
krijgt en zes zijn voor, dan kan je zeggen dat dat 60 is
en dat zegt dan helemaal niets. Om hoeveel mensen gaat
het, wie zijn er geënquêteerd? Als je dat weet, kan je pas
iets doen met de percentages die op zichzelf misschien
bijzonder waardevol zouden kunnen blijken.
Verder is er door verschillende sprekers al gesproken
over het besluit van B. en W. in de raadsbrief onder II
en III. Wat het Wilhelminaplein betreft, zeggen wij hier
van, dat wij ook niet duidelijk weten hoe dit zijn plein
functie weer terug moet krijgen. Ik stel met Vellenga
voorLaten we voorlopig daar dan maar blijven parkeren,
al zou ik direct de parkeergelden willen verdubbelen om
op die manier selectief autogebruik te bevorderen. Maar
in ieder geval is het ons heel duidelijk, dat we niet willen,
dat daar een groot gebouw komt, dat naar onze mening
helemaal niet past in de schaal van dit gebied. We willen
niet een Grote Markt zoals die in Groningen verpest is.
Laat dat plein toch alsjeblieft dit stukje houden, laat
Mercurius op zijn eigen plaats zijn plas doen, handhaaf
het groen dat er omheen zit en zet er geen grote gebouwen
neer, die uiteindelijk de parkeergarages een beetje een
sluitende commerciële opzet moeten geven. Want een
parkeergarage zelf heeft die niet; dat moet aan het gebouw
ontleend worden. Wij zijn als fractie voorstander B. en W.
wel te volgen in de besluiten onder II en III, maar op
deze hele zaak kunnen we straks waarschijnlijk nog wel
wat uitvoeriger terug komen. De heer Schaafsma heeft al
aangekondigd, dat hij hierover met een motie komt.
De Voorzitter: Ik stel voor, dat weth. Tiekstra nu
begint met zijn beantwoording. Tijdens zijn betoog zullen
wij waarschijnlijk de vergadering onderbreken voor de
tweede koffiepauze.
De heer Tiekstra (weth.): Het lijkt mij nuttig het
is in de besprekingen ook nogal eens aan de orde ge
komen dat ik allereerst een poging waag om precies de
plaats van deze discussie aan te geven in het totale proces
waarmee we bezig zijn t.a.v. de binnenstad. Wij moeten
daarbij niet veronderstellen, dacht ik, dat er al niet reeds
een proces in de binnenstad op gang is, er is een spontaan
proces waarvan de uitwerking m.i. en dat blijkt ook in
deze discussie hier en daar nogal verzet heeft opgeroepen
en dat tevens en dat is de oorzaak van de omstandigheid
dat wij er vanavond over discussiëren gewoon vraagt
om beleidsbepaling door de overheid, het vaststellen van
beleidsuitgangspunten door dezelfde overheid; de uit
werking daarvan straks is de wettelijke taak die de over
heid heeft gekregen a. in de mogelijkheid om het struc
tuurplan voor de binnenstad vast te stellen b. in de
mogelijkheid tot het vaststellen van bestemmingsplannen
voor diezelfde binnenstad. Die taak heeft deze overheid
en of we nu wel of niet kwakzalvers zijn, ik dacht, dat die
verantwoordelijkheid ligt op deze Gemeenteraad en de
Gemeenteraad kan daar ook niet onderuit. Het is ook niet
ten onrechte, dat dat zo is. Ik wijs daar even op en kom
dan bij het verhaal dat de heer Heidinga heeft gehouden.
Het is de tweede keer, dat de Gemeenteraad van Leeu
warden in discussie is omtrent een structuurplan voor de
binnenstad. Enkele van de hier aanwezige raadsleden
hebben ook het eerste proces meegemaakt en die weten
heel goed, dat dat proces toch duidelijk is bepaald door de
verantwoordelijkheid die de gemeenteüjke overheid voelde
voor de hele ontwikkeling van die binnenstad. En ik dacht
dus, dat dit gewoon een fase is in datzelfde proces.
De heer Vellenga neemt terecht als uitgangspunt, dat
de stad Leeuwarden ontstaan is in een procesgang van
eeuwen, in oorsprong nogal spontaan, in latere situatie
meer geleid, maar men kan niet meer zeggen dan meer
geleid dan het spontane ontstaan in de oorsprong. En wat
er nu gevraagd wordt, is een duidelijk sterkere begeleiding
ter voorkoming van functieverlies.
Dan zou ik allereerst wat betreft de opmerking van de
heer Vellenga over onverkorte handhaving etc. ik zal
hem niet helemaal citeren, want dan zou ik alleen nog
maar bezig zijn met de notities van de heer Vellenga, wij
weten allen wat hij daarmee bedoelt willen waarschu
wen voor de veronderstelling, dat het doen van dit soort
absolute uitspraken de Raad als uitgangspunt voor het
beleid t.a.v. de binnenstad zou kunnen dienen; ook an
deren hebben hiervoor gewaarschuwd. Ik zeg dit met
voorzichtigheid, eenvoudig omdat ik meen, dat de for
muleringen die ruimte laten voor een toekomstig beleid,
ook wanneer de opvattingen te dien aanzien veranderen,
een beter perspectief bieden. Waarom zeg ik dit zo na
drukkelijk? Ik zeg dit omdat straks bij de vaststelling van
een structuurplan voor de binnenstad deze gehele pro
blematiek opnieuw ter tafel komt. Dan kan worden na
gegaan in hoeverre de opvattingen die in de Raad hebben
geleefd ook in dat structuurplan recht zijn gedaan. Ik kan
mij voorstellen ik heb omtrent de inhoud van het
voorstel voor het structuurplan uiteraard op dit ogenblik