6 7 methoden van verandering van de spoorlijn, gezien de mogelijkheden voor het verkeer op het Stationsplein en de verbindingen met Huizum, gezien de mogelijkheden die worden geschapen voor de kruisingen oosttangent/ zuidtangent en Oostergoweg/Willem Lodewijkstraat, ge zien de toegangswegen naar Camminghaburen en gezien de aanzienlijke verbetering van het woonklimaat in Spoor straat en omgeving heeft het plan De Jong-Schaafsma bij ons een sterke voorkeur. Ik wil eindigen met U mede te delen, dat over de doel eindennota in mijn fractie nogal wat verschil van mening bestaat en dat dit bij de verdere behandeling ook wel openbaar zal worden. U wist ook wel dat wij er geen fractiedwang op na houden. Persoonlijk sta ik op het standpunt, dat wij vanavond alleen maar kunnen proberen de richting aan te geven waarin wij willen werken, doch dat dit ons nergens aan kan binden en dat wij pas bij het beoordelen van concrete plannen die wij vast kunnen grijpen, waar we greep op hebben, beslissingen kunnen nemen. Dat betreft dus Uw eerste voorstel. Uw tweede voorstel, afwijzend te beschikken op het verzoek van het architectenbureau Vegter tot realisering van het plan Zaailand, zullen wij niet volgen. Wij achten het ten minste noodzakelijk, dat hierover een goed overleg wordt gepleegd tussen aanvrager en Gemeente; daar is deze zaak belangrijk genoeg voor. Gezien ons standpunt over het bebouwingsplan Vegter willen wij ook geen beslissing nemen over Uw derde voor stel, afwijzend te beschikken op het verzoek van de Stichting Parkeergarages. Ook dit voorstel willen wij aan houden omdat er een bepaalde samenhang is tussen het tweede en het derde voorstel. Als we het ene aannemen, zou het andere niet meer mogelijk zijn. Ook dit voorstel willen wij dus graag aanhouden. De heer J. de Jong: Eerst een algemene opmerking. Het is verheugend, dat naast het vele werk, dat het gemeen telijk apparaat heeft verzet om te komen tot het rapport Doeleinden binnenstad, ook de bewoners van deze stad zich zo nauw betrokken voelen bij wat deze Raad vanavond en morgenavond in eerste aanzet zal besluiten. Dat is ook terecht. Reconstructie van een historische binnenstad kan zelfs door kleine ingrepen grote veranderingen in het gehele patroon teweeg brengen, mogelijk een verbetering zonder de waarde geweld aan te doen, maar ook mogelijk het aanbrengen van onherstelbare schade die een eens genomen maatregel verder zal dwingen tot aantasten van de historische structuur. Ik ben het daarom ook volledig met de heer Vellenga eens als hij zegt: Wij moeten begin nen met een actief herstelbeleid. Velen hebben zich de laatste maanden gebogen over de binnenstadsnota en velen hebben in gesprek, brief of rapport zich gewend tot leden van deze Raad met een diversiteit van bemerkingen en wensen. Aan ons de wijsheid om tot een aanvaardbare, principiële uitspraak te komen, welke door de deskundigen van het gemeentelijk apparaat met plezier kan worden uitgewerkt. En nu de nota inhoudelijk. De beide vorige sprekers zijn uitvoerig ingegaan op vele punten en ik vind het niet nodig om in herhaling te treden. Maar toch heb ik nog wel enkele opmerkingen. Met genoegen hebben wij kennis genomen van Uw uitgangspunten, t.w.: de standaard- en richtdoelen neer gelegd op de pagina's 4 t.e.m. 18. Behoud en versterking van de karakteristieke waarden, behoud en versterking van de stedebouwkundige en architectonische waarden, behoud eigen karakter en identificatiemogelijkheden, bevordering van leefbaarheid, bevordering van een aantrekkelijk fysiek milieu en versterking van de functie als stads- en streekcentrum spreken ons aan. Als het tenminste niet alleen maar kreten zijn. Ook de hieraan gebonden richt doelen zijn, met misschien enige kanttekeningen, voor ons acceptabel. Standaard- en richtdoelen gesteld op de pagina's 20 t.e.m. 34 behandelen en ik citeer maar winkels, markten, kantoren, dienstverlenende instellingen, bedrij ven, cultuur, recreatie, onderwijs en wonen. Dit is een compact geheel, dat eigenlijk niets anders aangeeft dan de bebouwing van de stad. Hoewel wij hierover nog wel enige toelichting behoeven, lijkt het mij niet zinvol nu reeds de details aan te snijden. Alleen voor wonen zou ik een uitzondering willen maken. Een snelle aanpak van het gebied rond de Grote Kerk lijkt ons in de eerste plaats zeer gewenst. Om de vele verlaten woningen boven de geves tigde bedrijven wederom bewoond te krijgen, lijkt ons een moeilijk haalbare zaak. Dan het sluitstuk, het verkeer. Er is al gezegd, dat het lijkt of dit deel er zwaar aan hangt. Het is ook een moeilijke opgave om hetgeen in het eerste deel als waardevol is vermeld, te behouden. Ik zal niet de enige zijn die dit deel, hoewel achteraan geplaatst, helaas de hoofdmoot vindt. Ik had voor dit onderdeel U weet dat een kaart samengesteld om voor mijzelf te bekijken hoe de door braken, de tangenten, de plaats voor parkeergarages etc., maar ook de functionele opbouw van de stad visueel duidelijk zouden zijn. Het is jammer, dat hier vanavond door een klein incident enig oponthoud is ontstaan, maar ik heb mij er allang mee verenigd. Ik ben niet van plan op dit moment ik heb dat al gezegd verder in te gaan op details; maar wel twee dingen. Het eerste punt is, dat wij het hier reeds door de heer Heidinga genoemde tangenten-systeem om de binnenstad als een gesloten geheel, als noodzakelijk zien. Het tweede punt betreft het U tijdens de begrotings vergadering door ons voorgelegde plan betreffende het stationskwartier en Leeuwarden-laag als tegenpool van het plan Leeuwarden-hoog. Wij zijn van mening, dat het plan Leeuwarden-laag toch meer aandacht verdient dan het tot dit ogenblik van het College heeft gehad. Het heeft zowel de heer Schaafsma als mij eigenlijk toch wel een beetje teleurgesteld, dat wij na bijna tien maanden tot op dit moment van het College eigenlijk nog geen enkele reactie hebben gekregen op wat wij menen, dat toch wel een belangrijk stuk is t.a.v. het punt waar wij thans over spreken. Een gecentraliseerd openbaar vervoer is naar onze mening toch wel van essentieel belang voor de binnenstad. Wij hebben Uw reactie niet afgewacht en wij hebben ons dit voorjaar gewed tot de Bataafse Aanneem Mij B.V., het Aannemingsbedrijf Hillen en Rozen B.V., de Duitse maatschappij Philip Hohfmann A.G. en de Hollandse aannemers Zanen en Verstoep. Een aantal civiel-ingenieurs hebben zich bereid verklaard, nadat zij diverse keren in Leeuwarden zijn geweest en de situatie in ogenschouw hebben genomen, metingen hebben verricht en alles wat daar zo bijhoort, voor ons hiervan een voorstudie te maken. Aan mij de eer om namens mijn collega Schaafsma U die voorstudie aan te bieden. Ik hoop, dat er nu binnenkort wel op in zal worden gegaan en dat dit in het geheel tot het welzijn van onze stad, als er mogelijkheden in zitten, zal worden betrokken. De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de eerste koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 21.25 uur, de vergadering. De Voorzitter: Degenen die bij de dicussie behoefte hebben iets aan te wijzen op de kaart zou ik willen vragen om niet vanaf hun plaats maar vanaf het spreekgestoelte te spreken en de microfoon van Weth. Weide te gebruiken. Er ligt een kaartenstok klaar. Dan kan iedereen in de zaal en ook aan de overkant volgen wat er aangewezen wordt. De heer P. D. van der Wal: We weten nu dus eindelijk waar we het over hebben, over de binnenstad van Leeu warden. De inleiding van ons vlugschrift, dat wij afgelopen zondag verspreidden, begint als volgt: „De doeleinden nota van de binnenstad kan beschouwd worden als een belangrijke stap in de richting van een stituatie waarbij het de Gemeenteraad en de bevolking van de stad mogelijk is de stedebouwkundige ingrepen te sturen en te controleren." Als zodanig hebben wij grote waardering voor de Doel eindennota binnenstad Leeuwarden. Het geeft ons een instrument in handen waarmee het mogelijk is de bevol king nauwer te betrekken bij de bepaling in welke richting de binnenstad zich zal gaan ontwikkelen. Dat dit volgens ons nog niet optimaal heeft gewerkt, vormt een belangrijk punt van kritiek en Axies zal in de toekomst bij soortgelijke gevallen hier altijd op blijven hameren. In de inleiding van het vlugschrift zeggen wij verder: „De keus van het pakket doeleinden bepaalt de richting waarin de stede bouwkundige ontwikkeling zal gaan. Daarom is het nood zakelijk de doeleindennota kritisch te beschouwen en diverse doelstellingen t.o.v. elkaar te vergelijken en op elkaar aan te passen om het pakket zo homogeen mogelijk te krijgen." En daarmee ben ik aangekomen op het belangrijkste punt van onze kritiek, n.l. het ontbreken van eenheid en samenhang in het pakket doeleinden. Er blijkt geen duidelijke totaal-visie op de toekomst van onze binnenstad uit. Iedereen kan er wel wat van zijn gading in vinden. Daarnaast draagt de nota een tweeslachtig karakter. Om dit laatste duidelijk te maken schetst ons vlugschrift dan ook twee duidelijk verschillende ontwik kelingsrichtingen voor een binnenstad. De ene richting die ons ook voor ogen staat schetst een binnenstad die onlosmakelijk onderdeel is van de gehele stad. Zo'n binnenstad heeft een grote samenhang en verwevenheid met de omringende stadsgebieden. Het is duidelijk, dat in zo'n stad geen plaats kan zijn voor een gordel van drukke, snelle en brede tangentwegen. Hoe groot de scheidende werking van een tangent is, kan ieder een duidelijk zien bij de Groeneweg waar het stadspark, de Prinsentuin, totaal geïsoleerd van de binnenstad is komen te leggen. In de binnenstad die ons voor ogen staat vindt een zo groot mogelijke vervlechting van functies plaats en wordt de door de eeuwen heen gegroeide struc tuur en schaal van de binnenstad als een hard gegeven beschouwd. Onze binnenstad is gegroeid op een schaal waarin de mens zich geborgen en prettig voelt. Onze binnenstad is niet gebouwd voor auto's maar voor mensen. Ongelimiteerd autoverkeer past niet in deze binnenstad. Het verpest ons leefmilieu, vergroot de onveiligheid en neemt teveel ruimte in beslag. Het blijkt trouwens steeds weer, dat het volstrekt onmogelijk is om een oude his torische binnenstad aan het steeds toenemende autoverkeer aan te passen. Wij willen naar een binnenstad waar weer plaats is voor onbekommerd wonen, wandelen, winkelen, slenteren en het beleven en ondergaan van menselijke contacten. Dat zo'n binnenstad niet van de ene dag opde andere gerealiseerd kan worden en dat er vele moeilijk heden overwonnen moeten worden, realiseren ook wij ons wel. Maar toch moeten we er nu een begin mee maken. Hiermee wil ik niet suggereren, dat er in de doeleindennota helemaal geen aanzetten in deze richting zijn, integendeel, er staat veel goeds in. Er wordt gesproken van behoud en versterking karakteristieke waarden, bevordering van de leefbaarheid en nog veel meer prijzenswaardige dingen. Maar toch, bij nadere bestudering blijkt, dat er hier en daar wat addertjes onder het gras schuilen. Er blijken dan, op het eerste gezicht onschuldige zinsneden in de richtdoelen te staan, zoals: zo min mogelijk, waar mogelijk, zoveel mogelijk, die het rooskleurige beeld van de eerste hoofd stukken behoorlijk bederven. Want als we dan verder lezen en we komen bij de functie particulier autoverkeer, dan blijkt, dat diezelfde onschuldige zinsnede in de richtdoelen van bijv. de historische waarden wel een doorbraak t.b.v. het autoverkeer over onze drie terpen mogelijk maakt of de verbreding van bepaalde straten zoals bijv. Prins Hendrikstraat en Hoeksterend. Hier blijkt dan, dat er ook nog een andere ontwikkelings richting meespeelt, n.l. die waar ook het huidige structuur plan uit 1965 op gebaseerd is. Men gaat er dan vanuit, dat de relatie tussen binnenstad en de daar omheen liggende gebieden voldoende is als de ontsluitingswegen voldoende breed en van voldoende kwantiteit zijn. Men ziet het oplossen van het autoprobleem als een hoofddoel, men aanvaardt de scheidende werking van de tangentwegen. Indien mogelijk zal men zoveel mogelijk plekken aanwijzen die één hoofdfunctie hebben. Men stelt geen nadere eisen aan de op te richten nieuwe bebouwing dan die van schaal en grootte. Men is bereid de oude gebouwde omgeving in de binnenstad zo mogelijk te handhaven, maar als er reden is aan te nemen, dat dat voor het verkeer of voor een kantoorgebouw of voor wat dan ook nodig is dat de be bouwing wordt aangetast, dan wil men over gaan tot slopen. Men houdt hier in grote mate rekening met beleg gers en instellingen die zakenpanden in de binnenstad willen bouwen. Zij krijgen de plekken die ze willen hebben. De naweeën van een dergelijke ontwikkeling van de binnenstad klinken nog duidelijk door, vooral in het hoofdstuk particulier autoverkeer. Als men daarin stelt, dat 100 van de bezoekers die hier met de auto willen komen, een parkeerplaats moeten vinden binnen 300 meter van de bestemming, dan is dat in strijd met alle goed bedoelde stellingen in de hoofdstukken over waarden en leefbaarheid en zelfs in strijd met standaarddoel 3 op dezelfde bladzijde waar staat: afmeting en gebruik van verkeersvoorzieningen beperken tot ter plaatse aanvaard bare maxima uit een oogpunt van leefbaarheid en his torische, stedebouwkundige, architectonische en emotio nele waarden. Verkeersvoorzieningen die al zijn aangelegd met het oog op de optimale toegankelijkheid voor het auto verkeer, zoals de Groeneweg, de Prins Hendrikbrug en de Westerplantage, illustreren overduidelijk de strijdigheid met dat standaarddoel. Het is op zich natuurlijk al dwaas de ontwikkeling van een binnenstad voor een groot deel op te hangen aan een getal van 300 meter. Als het inderdaad zo is, dat de, de Leeuwarder binnenstad bezoekende, auto mobilisten niet verder kunnen lopen dan 300 meter, dan wordt het eerder hoog tijd een revalidatieprogramma te ontwerpen dan er maar aan toe te geven dat zij hun auto naast hun bestemming kunnen parkeren. Ik hoop, dat ik met het voorgaande duidelijk heb aan gegeven, dat deze doeleindennota hinkt op twee uitein delijk onverenigbare gedachten, n.l. aan de ene kant de stad van de mens, aan de andere kant de stad van de auto. Hierdoor heeft deze nota een tweeslachtig karakter ge kregen. Met het pakket amendementen, dat al is rond gedeeld, willen wij bereiken, dat de o.i. goede aanzetten in de doeleindennota om te komen tot een leefbare en leven dige binnenstad worden versterkt en harder gemaakt en dat de tweeslachtigheid uit de nota verdwijnt. Om te illustreren dat het verkeersprobleem, dat wij ook wel zien, ook is op te lossen zonder afbreuk te doen aan de karak teristieke waarden en de leefbaarheid van onze binnenstad hebben wij een ander plan opgesteld. Het gaat bij dit plan niet in de eerste plaats om de een of andere variant, maar om aan te tonen, dat er, uitgaande van de bestaande structuur, mogelijkheden zijn tot een betere oplossing. Vanavond en morgenavond kunnen beslissend zijn voor het lot van onze binnenstad. Gaan we onze unieke binnen stad, nog meer dan al gebeurd is, aantasten door het steeds toenemende autoverkeer toe te laten of zeggen weEr zijn genoeg concessies gedaan aan de auto en de schaalver groting; we gaan nu werken aan een leefbare en levendige binnenstad voor de mens. Ik wil besluiten met een citaat voor te lezen uit het hoofdartikel van de Leeuwarder Courant van vandaag, waarin staat: „Tenslotte mag de Leeuwarder Raad be denken, dat de binnenstad maar één keer kan worden vernield. Het Gemeentebestuur laat het nageslacht in de binnenstad een monument na van zijn wijsheid of zijn dwaasheid." De hear Singelsma: Ik nim oan, dat elke sprekker dy't joun it wurd fierd hat, sprekt üt in sekere eftergroun wei. De iene hat in sterke emotionele bining mei dizze stêd en wol under gjin bitingst hawwe, dat der ien monumint skeind, oantaest of seis ófbrutsen wurdt. In oarenien redenearret suver ekonomysk. Ek dy lju komme foar; dat binne de pragmatisi. It is spitich, dat üs pragmatikus fan D'66 hjir joun üntbrekt. Wer in treddenien tinkt yn it foarste plak oan de leefberens. Al dizze ütgongspunten binne yn de doeleinenota werom to finen. Mar elts is der fan oertsjüge, dat wy oan it bêd steane fan in swier sike pasjint dy't alle mooglike en ünmooglike kwalen hat. Ik freegje my yn wierheit öf oft dat sa is. Hawwe wy hjir net to meksjen mei oanpraetkunde en neipraetkunde, freegje ik my óf. Sjoch, soks komt wit hoe faek yn it deistich libben foar. It wol my foarkomme, dat eartiids op de Frico der in arbeider wie Simen wie syn namme dy't dêr moarns by it lemieren fan de dei troch syn arbeidsfreonen bigroete waerd mei de wurden: „Simen jonge, dou bist lang net goed, dou sjochst der sa skiterich üt en sa mizerich en it hier hinget dy om 'e kop as wiet hea om 'e sküte." Hoe't Simen syn bést ek die om al dizze diagnoases to bistriden hy hie noch krekt inpanfol hjouwermoutenbrij hawn, sei hy it joech neat. Hy rekke nei hüs ta en woe him under de wrine deljaen. Mar syn wiif wie üt hwat wreder hout snijd en sei tsjin him: „Foarüt dou, der binne mear op bêd stoarn as op strjitte; nei't wurk". Oan dit simpele barren tocht ik, doe't ik dizze doeleinenota nochris trochnoaske. Wy koene hjir wol krekt sa'n gefal hawwe. Wy steane oan it bêd fan Ljouwertsje. (Laitsjen). En al hoe't it minske ek seit, dat hja gjin lést hat fan for- stoppingen, oprispingen of oare krupsjes, it jowt neat. Deskundige dokters as dokter I.B.V. üt Rotterdam en oaren hawwe in soarte fan kwalelist opsteld en gearstald. It binne allegearre dokters mei swiere titels, ingenieuren en dokterandussen, dy't fansels foar dit wurk bitelle wurde

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 16