6
7
methoden van verandering van de spoorlijn, gezien de
mogelijkheden voor het verkeer op het Stationsplein en de
verbindingen met Huizum, gezien de mogelijkheden die
worden geschapen voor de kruisingen oosttangent/
zuidtangent en Oostergoweg/Willem Lodewijkstraat, ge
zien de toegangswegen naar Camminghaburen en gezien
de aanzienlijke verbetering van het woonklimaat in Spoor
straat en omgeving heeft het plan De Jong-Schaafsma bij
ons een sterke voorkeur.
Ik wil eindigen met U mede te delen, dat over de doel
eindennota in mijn fractie nogal wat verschil van mening
bestaat en dat dit bij de verdere behandeling ook wel
openbaar zal worden. U wist ook wel dat wij er geen
fractiedwang op na houden. Persoonlijk sta ik op het
standpunt, dat wij vanavond alleen maar kunnen proberen
de richting aan te geven waarin wij willen werken, doch
dat dit ons nergens aan kan binden en dat wij pas bij het
beoordelen van concrete plannen die wij vast kunnen
grijpen, waar we greep op hebben, beslissingen kunnen
nemen. Dat betreft dus Uw eerste voorstel.
Uw tweede voorstel, afwijzend te beschikken op het
verzoek van het architectenbureau Vegter tot realisering
van het plan Zaailand, zullen wij niet volgen. Wij achten
het ten minste noodzakelijk, dat hierover een goed overleg
wordt gepleegd tussen aanvrager en Gemeente; daar is
deze zaak belangrijk genoeg voor.
Gezien ons standpunt over het bebouwingsplan Vegter
willen wij ook geen beslissing nemen over Uw derde voor
stel, afwijzend te beschikken op het verzoek van de
Stichting Parkeergarages. Ook dit voorstel willen wij aan
houden omdat er een bepaalde samenhang is tussen het
tweede en het derde voorstel. Als we het ene aannemen,
zou het andere niet meer mogelijk zijn. Ook dit voorstel
willen wij dus graag aanhouden.
De heer J. de Jong: Eerst een algemene opmerking.
Het is verheugend, dat naast het vele werk, dat het gemeen
telijk apparaat heeft verzet om te komen tot het rapport
Doeleinden binnenstad, ook de bewoners van deze stad
zich zo nauw betrokken voelen bij wat deze Raad vanavond
en morgenavond in eerste aanzet zal besluiten. Dat is ook
terecht. Reconstructie van een historische binnenstad kan
zelfs door kleine ingrepen grote veranderingen in het
gehele patroon teweeg brengen, mogelijk een verbetering
zonder de waarde geweld aan te doen, maar ook mogelijk
het aanbrengen van onherstelbare schade die een eens
genomen maatregel verder zal dwingen tot aantasten van
de historische structuur. Ik ben het daarom ook volledig
met de heer Vellenga eens als hij zegt: Wij moeten begin
nen met een actief herstelbeleid. Velen hebben zich de
laatste maanden gebogen over de binnenstadsnota en
velen hebben in gesprek, brief of rapport zich gewend tot
leden van deze Raad met een diversiteit van bemerkingen en
wensen. Aan ons de wijsheid om tot een aanvaardbare,
principiële uitspraak te komen, welke door de deskundigen
van het gemeentelijk apparaat met plezier kan worden
uitgewerkt.
En nu de nota inhoudelijk. De beide vorige sprekers zijn
uitvoerig ingegaan op vele punten en ik vind het niet
nodig om in herhaling te treden. Maar toch heb ik nog wel
enkele opmerkingen.
Met genoegen hebben wij kennis genomen van Uw
uitgangspunten, t.w.: de standaard- en richtdoelen neer
gelegd op de pagina's 4 t.e.m. 18. Behoud en versterking
van de karakteristieke waarden, behoud en versterking van
de stedebouwkundige en architectonische waarden, behoud
eigen karakter en identificatiemogelijkheden, bevordering
van leefbaarheid, bevordering van een aantrekkelijk
fysiek milieu en versterking van de functie als stads- en
streekcentrum spreken ons aan. Als het tenminste niet
alleen maar kreten zijn. Ook de hieraan gebonden richt
doelen zijn, met misschien enige kanttekeningen, voor ons
acceptabel.
Standaard- en richtdoelen gesteld op de pagina's 20
t.e.m. 34 behandelen en ik citeer maar winkels,
markten, kantoren, dienstverlenende instellingen, bedrij
ven, cultuur, recreatie, onderwijs en wonen. Dit is een
compact geheel, dat eigenlijk niets anders aangeeft dan de
bebouwing van de stad. Hoewel wij hierover nog wel enige
toelichting behoeven, lijkt het mij niet zinvol nu reeds de
details aan te snijden. Alleen voor wonen zou ik een
uitzondering willen maken. Een snelle aanpak van het
gebied rond de Grote Kerk lijkt ons in de eerste plaats zeer
gewenst. Om de vele verlaten woningen boven de geves
tigde bedrijven wederom bewoond te krijgen, lijkt ons een
moeilijk haalbare zaak.
Dan het sluitstuk, het verkeer. Er is al gezegd, dat het
lijkt of dit deel er zwaar aan hangt. Het is ook een moeilijke
opgave om hetgeen in het eerste deel als waardevol is
vermeld, te behouden. Ik zal niet de enige zijn die dit deel,
hoewel achteraan geplaatst, helaas de hoofdmoot vindt.
Ik had voor dit onderdeel U weet dat een kaart
samengesteld om voor mijzelf te bekijken hoe de door
braken, de tangenten, de plaats voor parkeergarages etc.,
maar ook de functionele opbouw van de stad visueel
duidelijk zouden zijn. Het is jammer, dat hier vanavond
door een klein incident enig oponthoud is ontstaan, maar
ik heb mij er allang mee verenigd.
Ik ben niet van plan op dit moment ik heb dat al
gezegd verder in te gaan op details; maar wel twee
dingen.
Het eerste punt is, dat wij het hier reeds door de heer
Heidinga genoemde tangenten-systeem om de binnenstad
als een gesloten geheel, als noodzakelijk zien.
Het tweede punt betreft het U tijdens de begrotings
vergadering door ons voorgelegde plan betreffende het
stationskwartier en Leeuwarden-laag als tegenpool van het
plan Leeuwarden-hoog. Wij zijn van mening, dat het plan
Leeuwarden-laag toch meer aandacht verdient dan het tot
dit ogenblik van het College heeft gehad. Het heeft zowel
de heer Schaafsma als mij eigenlijk toch wel een beetje
teleurgesteld, dat wij na bijna tien maanden tot op dit
moment van het College eigenlijk nog geen enkele reactie
hebben gekregen op wat wij menen, dat toch wel een
belangrijk stuk is t.a.v. het punt waar wij thans over spreken.
Een gecentraliseerd openbaar vervoer is naar onze
mening toch wel van essentieel belang voor de binnenstad.
Wij hebben Uw reactie niet afgewacht en wij hebben ons
dit voorjaar gewed tot de Bataafse Aanneem Mij B.V.,
het Aannemingsbedrijf Hillen en Rozen B.V., de Duitse
maatschappij Philip Hohfmann A.G. en de Hollandse
aannemers Zanen en Verstoep. Een aantal civiel-ingenieurs
hebben zich bereid verklaard, nadat zij diverse keren in
Leeuwarden zijn geweest en de situatie in ogenschouw
hebben genomen, metingen hebben verricht en alles wat
daar zo bijhoort, voor ons hiervan een voorstudie te maken.
Aan mij de eer om namens mijn collega Schaafsma U die
voorstudie aan te bieden. Ik hoop, dat er nu binnenkort
wel op in zal worden gegaan en dat dit in het geheel tot het
welzijn van onze stad, als er mogelijkheden in zitten, zal
worden betrokken.
De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering
voor de eerste koffiepauze.
De Voorzitter heropent, om 21.25 uur, de vergadering.
De Voorzitter: Degenen die bij de dicussie behoefte
hebben iets aan te wijzen op de kaart zou ik willen vragen
om niet vanaf hun plaats maar vanaf het spreekgestoelte
te spreken en de microfoon van Weth. Weide te gebruiken.
Er ligt een kaartenstok klaar. Dan kan iedereen in de zaal
en ook aan de overkant volgen wat er aangewezen wordt.
De heer P. D. van der Wal: We weten nu dus eindelijk
waar we het over hebben, over de binnenstad van Leeu
warden.
De inleiding van ons vlugschrift, dat wij afgelopen
zondag verspreidden, begint als volgt: „De doeleinden
nota van de binnenstad kan beschouwd worden als een
belangrijke stap in de richting van een stituatie waarbij het
de Gemeenteraad en de bevolking van de stad mogelijk is
de stedebouwkundige ingrepen te sturen en te controleren."
Als zodanig hebben wij grote waardering voor de Doel
eindennota binnenstad Leeuwarden. Het geeft ons een
instrument in handen waarmee het mogelijk is de bevol
king nauwer te betrekken bij de bepaling in welke richting
de binnenstad zich zal gaan ontwikkelen. Dat dit volgens
ons nog niet optimaal heeft gewerkt, vormt een belangrijk
punt van kritiek en Axies zal in de toekomst bij soortgelijke
gevallen hier altijd op blijven hameren. In de inleiding van
het vlugschrift zeggen wij verder: „De keus van het
pakket doeleinden bepaalt de richting waarin de stede
bouwkundige ontwikkeling zal gaan. Daarom is het nood
zakelijk de doeleindennota kritisch te beschouwen en
diverse doelstellingen t.o.v. elkaar te vergelijken en op
elkaar aan te passen om het pakket zo homogeen mogelijk
te krijgen." En daarmee ben ik aangekomen op het
belangrijkste punt van onze kritiek, n.l. het ontbreken van
eenheid en samenhang in het pakket doeleinden. Er blijkt
geen duidelijke totaal-visie op de toekomst van onze
binnenstad uit. Iedereen kan er wel wat van zijn gading
in vinden. Daarnaast draagt de nota een tweeslachtig
karakter. Om dit laatste duidelijk te maken schetst ons
vlugschrift dan ook twee duidelijk verschillende ontwik
kelingsrichtingen voor een binnenstad.
De ene richting die ons ook voor ogen staat schetst
een binnenstad die onlosmakelijk onderdeel is van de
gehele stad. Zo'n binnenstad heeft een grote samenhang
en verwevenheid met de omringende stadsgebieden. Het
is duidelijk, dat in zo'n stad geen plaats kan zijn voor een
gordel van drukke, snelle en brede tangentwegen. Hoe
groot de scheidende werking van een tangent is, kan ieder
een duidelijk zien bij de Groeneweg waar het stadspark,
de Prinsentuin, totaal geïsoleerd van de binnenstad is
komen te leggen. In de binnenstad die ons voor ogen staat
vindt een zo groot mogelijke vervlechting van functies
plaats en wordt de door de eeuwen heen gegroeide struc
tuur en schaal van de binnenstad als een hard gegeven
beschouwd. Onze binnenstad is gegroeid op een schaal
waarin de mens zich geborgen en prettig voelt. Onze
binnenstad is niet gebouwd voor auto's maar voor mensen.
Ongelimiteerd autoverkeer past niet in deze binnenstad.
Het verpest ons leefmilieu, vergroot de onveiligheid en
neemt teveel ruimte in beslag. Het blijkt trouwens steeds
weer, dat het volstrekt onmogelijk is om een oude his
torische binnenstad aan het steeds toenemende autoverkeer
aan te passen. Wij willen naar een binnenstad waar weer
plaats is voor onbekommerd wonen, wandelen, winkelen,
slenteren en het beleven en ondergaan van menselijke
contacten. Dat zo'n binnenstad niet van de ene dag opde
andere gerealiseerd kan worden en dat er vele moeilijk
heden overwonnen moeten worden, realiseren ook wij ons
wel. Maar toch moeten we er nu een begin mee maken.
Hiermee wil ik niet suggereren, dat er in de doeleindennota
helemaal geen aanzetten in deze richting zijn, integendeel,
er staat veel goeds in. Er wordt gesproken van behoud en
versterking karakteristieke waarden, bevordering van de
leefbaarheid en nog veel meer prijzenswaardige dingen.
Maar toch, bij nadere bestudering blijkt, dat er hier en daar
wat addertjes onder het gras schuilen. Er blijken dan, op
het eerste gezicht onschuldige zinsneden in de richtdoelen
te staan, zoals: zo min mogelijk, waar mogelijk, zoveel
mogelijk, die het rooskleurige beeld van de eerste hoofd
stukken behoorlijk bederven. Want als we dan verder lezen
en we komen bij de functie particulier autoverkeer, dan
blijkt, dat diezelfde onschuldige zinsnede in de richtdoelen
van bijv. de historische waarden wel een doorbraak t.b.v.
het autoverkeer over onze drie terpen mogelijk maakt of
de verbreding van bepaalde straten zoals bijv. Prins
Hendrikstraat en Hoeksterend.
Hier blijkt dan, dat er ook nog een andere ontwikkelings
richting meespeelt, n.l. die waar ook het huidige structuur
plan uit 1965 op gebaseerd is. Men gaat er dan vanuit, dat
de relatie tussen binnenstad en de daar omheen liggende
gebieden voldoende is als de ontsluitingswegen voldoende
breed en van voldoende kwantiteit zijn. Men ziet het
oplossen van het autoprobleem als een hoofddoel, men
aanvaardt de scheidende werking van de tangentwegen.
Indien mogelijk zal men zoveel mogelijk plekken aanwijzen
die één hoofdfunctie hebben. Men stelt geen nadere eisen
aan de op te richten nieuwe bebouwing dan die van schaal
en grootte. Men is bereid de oude gebouwde omgeving in
de binnenstad zo mogelijk te handhaven, maar als er reden
is aan te nemen, dat dat voor het verkeer of voor een
kantoorgebouw of voor wat dan ook nodig is dat de be
bouwing wordt aangetast, dan wil men over gaan tot
slopen. Men houdt hier in grote mate rekening met beleg
gers en instellingen die zakenpanden in de binnenstad
willen bouwen. Zij krijgen de plekken die ze willen hebben.
De naweeën van een dergelijke ontwikkeling van de
binnenstad klinken nog duidelijk door, vooral in het
hoofdstuk particulier autoverkeer. Als men daarin stelt,
dat 100 van de bezoekers die hier met de auto willen
komen, een parkeerplaats moeten vinden binnen 300 meter
van de bestemming, dan is dat in strijd met alle goed
bedoelde stellingen in de hoofdstukken over waarden en
leefbaarheid en zelfs in strijd met standaarddoel 3 op
dezelfde bladzijde waar staat: afmeting en gebruik van
verkeersvoorzieningen beperken tot ter plaatse aanvaard
bare maxima uit een oogpunt van leefbaarheid en his
torische, stedebouwkundige, architectonische en emotio
nele waarden. Verkeersvoorzieningen die al zijn aangelegd
met het oog op de optimale toegankelijkheid voor het auto
verkeer, zoals de Groeneweg, de Prins Hendrikbrug en de
Westerplantage, illustreren overduidelijk de strijdigheid
met dat standaarddoel. Het is op zich natuurlijk al dwaas
de ontwikkeling van een binnenstad voor een groot deel
op te hangen aan een getal van 300 meter. Als het inderdaad
zo is, dat de, de Leeuwarder binnenstad bezoekende, auto
mobilisten niet verder kunnen lopen dan 300 meter, dan
wordt het eerder hoog tijd een revalidatieprogramma te
ontwerpen dan er maar aan toe te geven dat zij hun auto
naast hun bestemming kunnen parkeren.
Ik hoop, dat ik met het voorgaande duidelijk heb aan
gegeven, dat deze doeleindennota hinkt op twee uitein
delijk onverenigbare gedachten, n.l. aan de ene kant de
stad van de mens, aan de andere kant de stad van de auto.
Hierdoor heeft deze nota een tweeslachtig karakter ge
kregen. Met het pakket amendementen, dat al is rond
gedeeld, willen wij bereiken, dat de o.i. goede aanzetten in
de doeleindennota om te komen tot een leefbare en leven
dige binnenstad worden versterkt en harder gemaakt en
dat de tweeslachtigheid uit de nota verdwijnt. Om te
illustreren dat het verkeersprobleem, dat wij ook wel zien,
ook is op te lossen zonder afbreuk te doen aan de karak
teristieke waarden en de leefbaarheid van onze binnenstad
hebben wij een ander plan opgesteld. Het gaat bij dit plan
niet in de eerste plaats om de een of andere variant, maar
om aan te tonen, dat er, uitgaande van de bestaande
structuur, mogelijkheden zijn tot een betere oplossing.
Vanavond en morgenavond kunnen beslissend zijn voor
het lot van onze binnenstad. Gaan we onze unieke binnen
stad, nog meer dan al gebeurd is, aantasten door het steeds
toenemende autoverkeer toe te laten of zeggen weEr zijn
genoeg concessies gedaan aan de auto en de schaalver
groting; we gaan nu werken aan een leefbare en levendige
binnenstad voor de mens.
Ik wil besluiten met een citaat voor te lezen uit het
hoofdartikel van de Leeuwarder Courant van vandaag,
waarin staat: „Tenslotte mag de Leeuwarder Raad be
denken, dat de binnenstad maar één keer kan worden
vernield. Het Gemeentebestuur laat het nageslacht in de
binnenstad een monument na van zijn wijsheid of zijn
dwaasheid."
De hear Singelsma: Ik nim oan, dat elke sprekker dy't
joun it wurd fierd hat, sprekt üt in sekere eftergroun wei.
De iene hat in sterke emotionele bining mei dizze stêd en
wol under gjin bitingst hawwe, dat der ien monumint
skeind, oantaest of seis ófbrutsen wurdt. In oarenien
redenearret suver ekonomysk. Ek dy lju komme foar; dat
binne de pragmatisi. It is spitich, dat üs pragmatikus fan
D'66 hjir joun üntbrekt. Wer in treddenien tinkt yn it
foarste plak oan de leefberens. Al dizze ütgongspunten
binne yn de doeleinenota werom to finen. Mar elts is der
fan oertsjüge, dat wy oan it bêd steane fan in swier sike
pasjint dy't alle mooglike en ünmooglike kwalen hat. Ik
freegje my yn wierheit öf oft dat sa is. Hawwe wy hjir net
to meksjen mei oanpraetkunde en neipraetkunde, freegje
ik my óf. Sjoch, soks komt wit hoe faek yn it deistich libben
foar. It wol my foarkomme, dat eartiids op de Frico der
in arbeider wie Simen wie syn namme dy't dêr
moarns by it lemieren fan de dei troch syn arbeidsfreonen
bigroete waerd mei de wurden: „Simen jonge, dou bist
lang net goed, dou sjochst der sa skiterich üt en sa mizerich
en it hier hinget dy om 'e kop as wiet hea om 'e sküte."
Hoe't Simen syn bést ek die om al dizze diagnoases to
bistriden hy hie noch krekt inpanfol hjouwermoutenbrij
hawn, sei hy it joech neat. Hy rekke nei hüs ta en woe
him under de wrine deljaen. Mar syn wiif wie üt hwat
wreder hout snijd en sei tsjin him: „Foarüt dou, der binne
mear op bêd stoarn as op strjitte; nei't wurk". Oan dit
simpele barren tocht ik, doe't ik dizze doeleinenota
nochris trochnoaske. Wy koene hjir wol krekt sa'n gefal
hawwe. Wy steane oan it bêd fan Ljouwertsje. (Laitsjen).
En al hoe't it minske ek seit, dat hja gjin lést hat fan for-
stoppingen, oprispingen of oare krupsjes, it jowt neat.
Deskundige dokters as dokter I.B.V. üt Rotterdam en
oaren hawwe in soarte fan kwalelist opsteld en gearstald.
It binne allegearre dokters mei swiere titels, ingenieuren
en dokterandussen, dy't fansels foar dit wurk bitelle wurde