18 2Li plaatsen in de binnenstad voor bezoekers vinden in het terugdringen van het parkeren door werkers in de binnen stad; werkers: parkeergelegenheid aan de buitenkant van de stad met frequent lopend openbaar vervoer naar de binnenstad." Het amendement van de P.v.d.A. betreffende richtdoel 1-1 wordt aangenomen met 19 tegen 16 stemmen. De Voorzitter: Door het aannemen van dit amendement komt het amendement van de C.C.P. niet meer in stem ming, omdat het minder ver gaat. Richtdoel 1-2. Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Het richtdoel 1-2 zouden wij graag als volgt gewijzigd zien: „De verwer kingscapaciteit niet uitgaande van de spitsuurintensiteit van de hoofdstructuurwegen (tangenten en lussen) en de parkeergelegenheid dient op de gekozen mate van toegan kelijkheid te worden afgestemd." Het gaat dus om het toevoegen van „niet uitgaande van de spitsuurintensiteit". Wanneer n.l. wel wordt uitgegaan van de spitsuurpieken, zullen andere waarden en functies van de binnenstad worden aangetast; daar loopt het onherroepelijk op uit. Het éne offer is enige tijd oponthoud, het andere is grotere ingrepen waar nooit een eind aan is. En dan kiezen wij voor het eerste. Meer wilde ik hier niet van zeggen. De heer P. D. van der Wal: Wij vinden, dat de voor zieningen t.b.v. het autoverkeer rond de binnenstad zich moeten aanpassen aan de bestaande structuur van de binnenstad en niet, dat de binnenstad zich moet aanpassen aan de auto. Vandaar ons richtdoel 1-2: „Verwerkings capaciteit van de hoofdstructuurwegen aanpassen aan de huidige structuur van de binnenstad en omgeving." De heer J. de Jong: Bij de verwerkingscapaciteit van de hoofdstructuurwegen (tangenten en lussen) zou ik hetgeen staat op pag. 40 willen betrekken. Want daar staat aan gegeven op welke wijze U deze zaak wilt verwerken. (De Voorzitter: Als dat noodzakelijk is om Uw standpunt te kunnen geven t.a.v. richtdoel 1-2, dan heb ik daar geen bezwaar tegen.) Kijk, het is zo, dat de kaart die is opge hangen maar een stukje van de stad omvat. Wij hebben het weliswaar over de binnenstad, maar de binnenstad heeft een functie t.a.v. de hele stad. We hebben gister avond kunnen beluisteren hoe de stad in de historie is ont staan en we hebben in de loop der jaren gezien hoe de stad zich naar alle kanten heeft uitgebreid. Dat is eerst in de jaren 19201930 gebeurd buiten de grachten. Na de oorlog hebben we een rondweg gekregen en ook buiten de rondweg is gebouwd. De rondweg zou ik als een vast gegeven willen nemen. Die heeft een functie; de Wet houder heeft in het verleden al eens gezegd, dat de hoofd functie is de nieuwe wijken een onderlinge aansluiting te geven; ik ben het daar niet helemaal mee eens want ik vind, dat de rondweg veel gebruikt wordt voor onderlinge aan sluiting van de op Leeuwarden aankomende wegen. Maar laten we uitgaan van de rondweg t.a.v. de binnenstad. Op die rondweg zijn de buitenwijken aangesloten. Alle ver keer uit de buitenwijken naar de binnenstad passeert de rondweg of moet daar gebruik van maken. Vanaf de rondweg gaan een aantal radialen, een aantal wegen naar de binnenstad, vanuit alle delen van de stad ook vanuit de toekomstige nieuwe delen. Wanneer U hier dus spreekt over een tangent om de binnenstad, dan zijn wij van mening, dat dat in de eerste plaats een gesloten circuit dient te zijn met een zo groot mogelijke reikwijdte, wel een logische reikwijdte. Waarom? Om zoveel mogelijk wegen hierop aangesloten te krijgen, niet alleen als toevoerwegen naar de binnenstad, maar zeer zeker ook om het verkeer uit de binnenstad naar alle delen zoveel mogelijk verfijnd te kunnen verdelen. Nu stelt U o.a. voor ik neem pag. 40 dan maar meteen bij de kop een doorbraak te maken in de Van Swietenstraat. Dat betekent, dat we dus een stuk van de Van Swietenstraat zullen moeten afbreken. Reali seert U zich wel wat we dan overhouden? Hier krijgen we dan precies zo iets als straks door de heer Eijgelaar werd gesteld, n.l. het wat terug zetten van gevels. Ik weet niet hoe U zich dat allemaal voorstelt, maar ik dacht, dat dit een grote aantasting was en bovendien een zeer kostbare zaak. Zo staan er meer zaken op pag. 40 waarbij U naar mijn mening niet consequent bent. Wanneer U de Oostergoweg en dan dwaal ik een eindje verder met vier rijstroken op de binnenstad af laat komen en U wilt die met vier rijstroken over de Oosterkade brengen nog wel met twee bruggen bij de kruising naar de noordoosttangent (de Groningerstraatweg), dan dacht ik, dat U Uw doel ver voorbij schiet. Alle verkeer, dat uit het zuiden komt, neemt dan die gemakkelijke weg, tweemaal twee rijbanen, wat wil je nog meer. Die route is ook nog veel korter dan die via de rondweg die slechts tweemaal één rijstrook heeft. Ik dacht, dat het zo moest zijn. Wanneer wij een binnen- tangent leggen, dan moet die binnentangent in de eerste plaats een aangepaste snelheid hebben en een voorrangs- weg zijn, een voorrangsweg waarop de radiaalwegen uit komen, waarop het verkeer dat misschien de toelaatbare maximum snelheid in de stad heeft zeer zeker wordt afgeremd en dan een keuze kan maken naar welke zijde het zich wil begeven om in de stad te komen. Als ik zou moeten zeggen hoe de route van die tangent zou moeten zijn, dan zou ik U willen aanbevelen: de Groeneweg ligt er; een brug naar de Pier Panderstraat heeft hier en daar bedenkingen t.a.v. de aantasting van het bolwerk, maar als U die brug er legt dan zal er m.i. weinig groen verloren gaan; de bestaande Vrouwenpoortsbrug zou misschien kunnen vervallen en dat deel zou aan het bolwerk kunnen worden toegevoegd; vanaf de Pier Panderstraat kan het verkeer via Westersingel, Lange Marktstraat, Sophialaan; en uitgaande van het plan Leeuwarden-laag over de over dekte spoorlijn naar de Oosterkade, Hoeksterend, Noorder- weg en Wissesdwinger; dan is de cirkel rond. Dat alles via twee rijbanen. Ik weet, dat ik op dit ogenblik een van de objectdoelen aansnijdt, maar het is een uitgangspunt. Als we in het richtdoel praten over de verwerkingscapaciteit van de hoofdstructuurwegen en dan spreek ik niet over de lussen maar over de tangenten dan dacht ik, dat we een uitgangspunt moesten hebben op welke wijze wij over de tangenten denken. Dan spreekt U in het richtdoel over lussen. Lussen zoals U die hebt voorgesteld geven alleen maar verwarring. En wel om deze reden. U trekt het verkeer de stad in en niemand weet, als men de stad ingaat, hoeveel verkeer er al in de stad aanwezig is. De zaak hoopt zich alleen maar op. Ik vind de door U gedane voorstellen voor de ver werkingscapaciteit in zijn totaliteit niet aanvaardbaar. De heer Tiekstra (weth.): Ik dacht, dat ik op dit mo ment alleen maar te maken heb met de amendementen van de P.v.d.A. en Axies m.b.t. het aan de orde zijnde richt doel. (De Voorzitter: Mag ik eerst nog even vragen of de C.C.P. het door hen ingediende amendement handhaaft? Ja? Dat wordt dus zonder toelichting gehandhaafd. Goed, dan kan de Wethouder dat voorstel in zijn beantwoording betrekken.) Ik geloof, dat ik op dit ogenblik voorbij moet gaan aan het betoog van de heer De Jong want die heeft helemaal gesproken in het kader van de objectdoelen; dat komt nog wel aan de orde. Wat de opmerking van mevr. Brandenburg betreft, meen ik, dat men toch een bepaald uitgangspunt moet hebben. Men berekent op basis van de nu gemaakte berekeningen naar de huidige inzichten de capaciteiten die men toekent aan de verkeersvoorzieningen die men meent nodig te hebben op basis van de behoefte; dat is een kwestie van berekening en een kwestie van maten. Maar mevr. Brandenburg wil niet uitgaan van spitsuurinten siteit. Ik geef onmiddellijk toe, dat dat geen vast gegeven is in de zin, dat het voor de komende reeks van jaren hoeft te gelden, want op zichzelf zijn de spitsuurintensiteiten zowel in de tijd als in de intensiteit zelve elastisch. Met „in de tijd" bedoel ik te zeggen, dat er verschuivingen, verlengingen, vergrotingen van de spitsen ontstaan doordat men andere aankomst- en vertrektijden heeft aansluitend aan de bezoektijden die men hanteert resp. aan de werk tijden die gelden U kent allemaal het systeem van de variabele werktijden en met „de intensiteit zelve bedoel ik gewoon de mate waarin van de auto gebruik wordt gemaakt. Men kan natuurlijk een ander uitgangspunt kiezen en zeggen: Ik wens niet meer dan deze capaciteit en daarmee is het afgelopen. Dat zal dan in deze gedachten- gang inhouden, dat wij hebben dat reeds in het vraag en antwoordspel meegedeeld het wegen worden van niet meer dan twee rijstroken, waarbij we uiteraard de bezwa ren die daarbij kunnen optreden wel duidelijk onder ogen 19 moeten zien, n.l. in de zin van zwaarder bezette rijstroken resp. langere wachttijden en de daaruit voortvloeiende inconveniënten. Dat is een duidelijke keus. B. en W. heb ben in het vraag en antwoordspel al gezegd, dat, als zich dat daarmee verdraagt, zij bereid zijn van twee rijstroken uit te gaan. Dat betekent dus, dat ik het oordeel over de toevoeging van de P.v.d.A. rustig over laat aan de Raad. Dan kom ik bij het amendement van Axies. Dat is dat zeg ik heel rustig weinig concreet. Het is een zeer vriendelijke formulering; die zal ook wel neerkomen op twee rijstroken, maar ik had liever, dat dat er dan in stond; dan zou het duidelijker zijn. In dat bestek geloof ik, dat het juist is om dan toch richtdoel 1-2, eventueel geamen deerd, te handhaven. Dan nog iets over het amendement van de C.C.P.- fractie, dat luidt„de verwerkingscapaciteit van de binnen stadsrondweg verbeteren zonder de structuur van de bin nenstad en de grachten aan te tasten." Ik dacht, dat dat een formulering is die in de richting gaat die ik zoeven heb besproken en die enigermate overeenstemd met het amen dement van de P.v.d.A. hoewel een heel andere formu lering is gebruikt. Maar dat is een zaak van de indieners. Ik dacht, dat, als de amendering van de P.v.d.A. zou zijn aanvaard, men dan dicht in de buurt komt van het amen dement van de C.C.P. resp. dat vervanging van de bestaande formulering door die van de C.C.P. impliceert, dat dan de formulering van de P.v.d.A. weer niet opgaat. Het is, dacht ik, één van tweeën. De heer P. D. van der Wal: Wij trekken ons amende ment in. De Voorzitter: Ik stel voor eerst te stemmen over het amendement van de C.C.P. De Wethouder heeft de tekst net voorgelezen. Het amendement van de C.C.P. betreffende richtdoel 1-2 wordt aangenomen met 29 tegen 6 stemmen. De Voorzitter: Nu dit amendement is aangenomen, komt het amendement van de P.v.d.A. te vervallen. (De heer Vellenga: Wij zien dat niet zo.) Maar de formu lering van het richtdoel is nu totaal veranderd. (De heer Tiekstra (weth.): Ja, daar heb ik ook al op gewezen.) (De heer Vellenga: Wij vinden, dat het elkaar niet in die mate dekt, dat ons amendement moet vervallen.) (De heer Tiekstra (weth.): Dan moet er een sub-amendement komen.) (De heer Vellenga: Het hele element van de spitsuurintensiteit bijv. is een heel ander element, dan wat de heer Rijpma naar voren brengt.) Dan zal het amende ment toch anders geformuleerd moeten worden. Dan zul len we richtdoel 1-2 moeten handhaven met inachtneming van het amendement van de P.v.d.A.-fractie, als het tenminste zou worden aangenomen, en dan zou het amen dement, dat de C.C.P. heeft voorgesteld en dat met grote meerderheid is aangenomen, ingelast moeten worden als richtdoel 1-3 terwijl het door ons geformuleerde richtdoel 1-3 zou moeten worden vernummerd tot richtdoel 1-4. Dan zouden we het amendement van de C.C.P. als een extra richtdoel moeten aanmerken. Kunt U daarmee instemmen? Ja? Goed, dan breng ik alsnog het amen dement van de P.v.d.A. op richtdoel 1-2 in stemming. Het amendement van de P.v.d.A. betreffende richtdoel 1-2 wordt aangenomen met 31 tegen 4 stemmen. De Voorzitter: Het is inmiddels 12 uur geweest. Het is jammer, dat we niet klaar zijn gekomen met onze bespre kingen, maar ik geloof niet, dat we nu nog door moeten gaan. Dat zou een te grote opgave worden. Ik stel voor, dat wij onze zitting voortzetten op maandag, 15 oktober, 's avonds om half acht. De Voorzitter schorst, om 24.05 uur, de vergadering tot 15 oktober, 19.30 uur.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 2