V>st I4'JC> ben ik bang, dat we erg gecompliceerde discussies krijgen. Bent u het daar mee eens? De Raad stemt hiermee in. Standaarddoeleinden. De heer P. D. van der Wal: Vooral de wijze waarop het autoverkeer in de doeleindennota wordt behandeld, maakt dat het stuk twee verschillende gezichten vertoont zoals in ons vlugschrift al is beschreven. Verkeer wordt ook in Leeuwarden alleen gemeten in hoeveelheden. Verkeerskunde is een kennis die wordt gedragen door de rekenkunde. De gevolgen zijn maar al te goed zichtbaar. Verkeersinzicht is in werkelijkheid een kwestie van ideologie, nauw samenhangend met de ideoligie waarmee we onze steden te lijf gaan. We kunnen ons dan ook niet veroorloven, dat we ons alleen vastklampen aan de hoeveel heden auto's die het aantal meters straatbreedte moeten rechtvaardigen. We komen er nu en in de toekomst bedro gen mee uit. Dat het cijfermateriaal niet zo hard is als de verkeerskundigen ons willen doen geloven, blijkt spijker hard uit het feit, dat de tangenten plotseling minder breed kunnen worden dan ze oorspronkelijk waren gepland. Nog wat druk op deze deskundigen en ook voor Leeu warden komen er alternatieve verkeersplannen op tafel. Duidelijk kan worden aangetoond zonder cijfers dat het onmogelijk is vast te stellen of de forse ingrepen, noodzakelijk voor het creëren van de tangenten, het ver wachte rendement gaan opleveren. De schade die ze teweeg brengen barrièrevorming zou wel eens zo groot, zo niet groter kunnen zijn. Waarom wordt hier geen onder zoek naar ingesteld? Het zou wel eens gemakkelijker kunnen zijn dan nu te beoordelen of in het jaar 2000 de straat breed genoeg is voor het dan aanwezige aantal auto's, want er kan worden gewerkt met de bestaande gegevens en situaties. De verkeersdeskundigen baseren hun conclusies op tellingen die regelmatig plaats vinden en trends die hieruit worden gehaald en bovendien op ontwik kelingen die hebben plaats gevonden in het buitenland, bijv. in Amerika waar ze ons ook voor wat betreft het aantal auto's een stuk vooruit zijn. De volgende dingen kunnen in de toekomst gebeuren met het aantal auto's; dingen die de verkeersdeskundigen niet kunnen bepalen of beïnvloeden, maar die we als bevolking en overheid wel in een bepaalde richting kunnen sturen. Ie Het aantal auto's blijft toenemen ook nadat de volledige capaciteit van de te maken tangenten is benut. Niemand weet wan neer dit verzadigingspunt wordt bereikt, maar als het gebeurt, dan moeten we de tangenten weer verbreden. Deze verbreding gaat dan weer ten koste van een stuk stad en al met al wordt het er slechter van. Dit kan glashard worden bewezen door te kijken naar bijv. Los Angeles waar steeds aan de auto's voorrang is gegeven. Ook ver keerskundigen zijn het er over eens, dat het één grote miskleum is geweest. We zijn dus dan misschien niet bereid de tangenten te verbreden en dan daalt de waarde ervan; grote opstoppingen zijn dan het gevolg. 2e Het aantal auto's neemt in de toekomst af, althans het gebruik ervan naar de binnenstad neemt af. Ook dit weten de verkeerskundigen niet. Het hangt er geheel vanaf hoe wij in de toekomst tegenover de auto komen te staan. Een kwestie van ideologie dus. Als het aantal auto's toch afneemt, kunnen de tangenten net zo goed niet worden aangelegd. Het bespaart ons een hoop energie en geld die op nuttiger wijze kunnen worden besteed. 3e Het auto verkeer neemt toe zoals de verkeerskundigen hebben bere kend en waarop de breedte van de weg is bepaald en blijft dan gelijk. Dit is een gok die de kans op het vinden van de spreekwoordelijke speld in de hooiberg nog vele malen overtreft. Het is beslist geen basis om groffe ingrepen zoals de aanleg van tangenten te rechtvaardigen. Er is een alternatief. Dat wordt aangegeven in een plan van Axies, een plan, dat een discussiestuk is. Het plan kan niet worden beoordeeld op het feit, of er hier en daar een parkeerplaats te ver van het centrum ligt en evenmin op het feit, dat er hier en daar het verkeer niet op de juiste verkeerstechnische wijze wordt afgewikkeld; daar zijn de verkeersdeskundigen voor om dit binnen het gestelde kader op te lossen. Want het gaat om het gestelde kader, n.l. de verkcersoplossing te zoeken binnen het aanwezige patroon van straten en pleinen, waarbij van te voren terdege wordt afgesproken van welke stadsdeeltjes de verkeersdeskundigen met hun tengels moeten afblijven, waar eventueel een klein ombuiginkje zou mogen plaats vinden en waar het mogelijk is om het verkeer wat ruimte toe te staan. En deze beslissingen moeten worden genomen op het gedeelte van de doeleinden voor het particuliere autoverkeer. Ieder stukje stad moet worden getoetst aan de functiedoeleinden, de historische waarden, de beleving en wat er nog meer in staat. Dit uitgangspunt, in deze doel eindennota kort samengevat als „Binnenstad goed bereik baar maar nagenoeg ontoegankelijk voor particulier auto verkeer" werd ook bepleit door de grote meerderheid van de deelnemers aan de hoorzittingen van verleden jaar over de binnenstad die gehouden zijn in Zalen Schaaf. Toen duidelijk werd, dat de discussie zich steeds meer toespitste op het autoverkeersvraagstuk en dat een duidelijk alter natief ontbrak, heeft onze werkgroep dus dat andere plan gemaakt. Hierbij wordt de huidige rondweg weer de functie van stadsverdeelweg toegekend. Vanaf de rondweg kan men kiezen bij welk deel van de binnenstad men uit wil komen. Dit gebeurt dan via de bestaande radiaalwegen als Groningerstraatweg, het helaas gedempte Vliet we kunnen het nu gebruiken Troelstraweg, Schrans en nog enkele andere wegen. Deze radiaalwegen monden allen uit in een parkeergelegenheid buiten de stads grachten. Vanuit die parkeergelegenheid moet dan een aantrekkelijke loop- en openbaar vervoer-route naar de binnenstad leiden. Ook zou men hier gratis te gebruiken speciale fietsen ter beschikking kunnen stellen om die in de binnenstad te gebruiken. Ik kom daarop bij het hoofdstuk over de fietsen nog wel terug. De parkeer terreinen worden onderling gekoppeld door bestaande wegen, zoals Westersingel, Spanjaardslaan en Bleeklaan. Daarbij wordt als uitgangspunt genomen, dat het auto verkeer van buiten naar binnen steeds minder voorrang krijgt op het langzame verkeer. Een wezenlijk onderdeel van het andere plan is ook een stelsel van doorgaande, aparte fiets- en voetgangersroutes. Maar ook daar kom ik later nog op terug. Wij hebben geprobeerd dit plan te vertalen in standaard- en richtdoelen. Wij hebben ook geprobeerd dat in de stijl, in de vorm van de doeleinden nota in te passen omdat er anders een te grote verwarring ontstaat. Wij zouden standaarddoel 1 willen vervangen door„Particulier autoverkeer in de binnenstad geleidelijk terugdringen, zodat uiteindelijk de aan de binnenstad toegekende functies optimaal kunnen functioneren." Wij geloven, dat alle functies, waarden en leefbaarheid ermee gediend zijn, dat het particuliere autoverkeer wordt terug gedrongen. De auto moet zich aan de binnenstad aanpas sen en niet andersom. De richtdoelen die hierbij horen, sla ik dan maar even over. Wij zien ook wel, dat je niet van de ene dag op de andere een dergelijke wijziging kunt realiseren, een afsluiting van de binnenstad dus. Daarom hebben we als standaarddoel 2 genomen: „De toegan kelijkheid van de binnenstad voor het particulier auto verkeer geleidelijk tot een minimum beperken." Daar horen ook weer verschillende richtdoelen bij. Die komen later wel. De heer Eijgelaar: Zou de Wethouder straks nog even duidelijk kunnen maken wat wordt bedoeld in standaard doel 1 met „in zodanige mate toegankelijk maken voor particulier autoverkeer, dat de binnenstad optimaal kan functioneren" en in standaarddoel 2 met „beperkt toe gankelijk". Wat is in standaarddoel 3 een aanvaardbaar maximum en wie bepaalt dat? De hear Singelsma: Ik wie al bang, dat it plan fan Axies net mear réaksjes opröp. Nou kin it wêze, dat dat komt omt it fan in lytse partij komt, dat wit ik net, mar ik fyn dochs, dat it in goede kans hawwe moat, dat hjir hwat wiidweidiger oer praet wurdt. It stanpunt, dat ik juster nei foaren brocht haw, is wol düdlik. Ik bin der ek foar, dat stadich mar wis de auto üt it sintrum fan de binnenstêd fordwynt. En nou binne der twa mooglik- heden: It plan fan de P.v.d.A.gebrük meitsje fan de bisteande wegestruktuer om in soarte fan alternative tanginten to üntwerpen of it plan fan Axies, dat in hiel simpele en hiel goede oplossing isit bringen fan it forkeat nei bipaelde parkearterreinen oan de bütenkant fan de stêd. Dêr wurdt it opfongen yn parkeargaraezjes of op parkearterreinen. Foaral as straks de spoarline nei Grins under de groun komt, wurdt it in pracht fan in forkearswei nei it gebiet fan Tulpenburg. Ik hie tocht, dat der mear réaksjes op kamen, ek fan de kant fan de greate fraksjes; nou't dat net it gefal is, wol ik dochs sizze, dat ik greate biwündering haw foar it plan fan Axies; it is simpel, it is ienfaldich. It is in hiel goede oplossing foar it fraechstik dat üs hjir dwaende haldt. De heer Tiekstra (weth.): Ik begin met te zeggen, dat wat door Axies wordt voorgesteld m.b.t. de standaard doelen 1 en 2 een andere verwoording is van datgene wat er reeds staat. Immers, ook in de formulering die Axies hanteert, is niet exact een beneden- en bovengrens aan gegeven. (De heer P. D. van der Wal: Dat kan ook niet in de standaarddoelen.) Het is, dacht ik, wel erg duidelijk, dat ook Axies uitgaat van het optimaal functioneren van de binnenstad. En dan meen ik, dat ook uit de standaard doelen zoals wij die geformuleerd hebben, volgt, dat het particulier autoverkeer teruggedrongen zal worden. Ik dacht, dat dat een duidelijk verschil is vergeleken met de huidige situatie. Als we zeggen, dat het privé-autoverkeer een beperkte toegankelijkheid krijgt, dan betekent dat ongeveer hetzelfde als wat Axies zegt. (De hear Singel sma: De einfase is oars.) Axies heeft ook het minimum niet aangegeven. (De heer P. D. van der Wal: Dat hoort natuurlijk bij de richtdoelen thuis.) Dat hoeft niet bij de standaarddoelen. Maar daarom geloof ik, dat we gevoeglijk kunnen zeggen, dat we aan de amendering van de twee standaarddoelen geen behoefte hebben. De heer Eijgelaar heeft een paar vragen gesteld t.a.v. gebruikte formuleringen. Het is soms zo, dat de vragen gemakkelijk geformuleerd zijn, maar dat het antwoord in de exacte vorm zoals de heer Eijgelaar het wil hebben op dat moment niet beschikbaar is. Maar ik dacht, dat in het vraag en antwoordspel dat gevoerd is m.b.t. deze problematiek daar toch wel enige antwoorden, in het bijzonder wat standaarddoel 3 betreft, kunnen worden gevonden, ook wat verschillende maten betreft. Maar de heer Eijgelaar zal mij ten goede houden, dat dit niet een voor alle omstandigheden en alle situaties geldende maat hoeft te zijn. Uitgangspunt daarbij is, dacht ik, heel erg duidelijk, dat voldaan kan worden aan wat in standaard doel 1 is aangegeven, dat bereikt kan worden wat in standaarddoel 2 staat op een manier die voor het optimaal functioneren van onze binnenstad acceptabel is. En dat kan betekenen, dat men met aangepaste afmetingen e.d. zal gaan werken. Ik geloof, dat ik hier nu voldoende van heb gezegd. Ik heb van mijn kant al zo vaak over deze hele problematiek moeten praten. Wat ik er nu nog over zou zeggen, zou een herhalen zijn van wat ik in het verleden m.b.t. deze problematiek al heb gezegd en ook een her halen zijn van wat ik gisteravond al heb gezegd. De Voorzitter: Wij gaan nu stemmen over het door Axies ingediende amendement t.a.v. standaarddoel 1. Dat luidt: „Particulier autoverkeer in de binnenstad geleidelijk terugdringen, zodat uiteindelijk de aan de binnenstad toegekende functies optimaal kunnen func tioneren." Het amendement van Axies betreffende standaarddoel 1 wordt verworpen met 32 tegen 3 stemmen. De Voorzitter: Het door Axies ingediende amendement op standaarddoel 2 luidt: „De toegankelijkheid van de binnenstad voor het particulier autoverkeer geleidelijk tot een minimum beperken." Het amendement van Axies betreffende standaarddoel 2 wordt verworpen met 32 tegen 3 stemmen. Richtdoel 1-1. De Voorzitter: T.a.v. dit richtdoel zijn amendementen ingediend door de P.v.d.A., de C.C.P. en Axies. Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Uit de woorden van de heer Vellenga en anderen gisteravond en nu hebt U af kunnen leiden, dat wij het verkeer ondergeschikt en dienstbaar willen houden of maken aan andere waarden en functies in de binnenstad. Wij zouden daarom een aantal standaard- en richtdoelen die betrekking hebben op het verkeer anders willen formuleren. Het gaat dan aller eerst om het richtdoel op blz. 36 dat handelt over de mate van toegankelijkheid van de binnenstad voor het particu liere autoverkeer, richtdoel 1-1. Onze fractie is het met het College eens, dat de bewoners van de binnenstad bij of in de naaste omgeving van hun woning hun auto kwijt moeten kunnen. Immers, willen we ernst maken met de versterking van de woonfunctie in de binnenstad, dan zullen de omstandigheden buiten de woning voor de bewoners van de binnenstad ten naaste bij dezelfde moeten zijn als die voor de bewoners van buitenwijken. Wij moeten ons n.l. realiseren dat het niet gemakkelijk zal zijn nieuwe bewoners naar de binnenstad toe te halen en dan bedoelen wij vooral gezinnen als er geen goede externe omstandigheden zijn. Parkeerruimte is daar een onderdeel van. Van binnenstadsbewoners verwachten, dat zij geen auto bezitten, lijkt ons niet reëel. Wij zijn het dus eens met hetgeen U in richtdoel 1-1 stelt t.a.v. de bewoners. Maar dan de bezoekers. U stelt: „100 van hen die met de auto willen komen, moeten een parkeerplaats binnen 300 m van de bestemming vinden." Voor het berekenen van het aantal plaatsen in de toekomst gaat U uit van twee aannames, n.l. de vergroting van de bevolking met de factor 1.3 en een toename van het autobezit met de groeifactor 1.8. Wij zouden voor het aantal parkeerplaatsen rekening willen houden met een factor van iets meer dan 1 omdat wij alleen rekening willen houden met de bevolkingsgroei en met het feit, dat de auto voor sommige sociale lagen van de bevolking nu nog onbereikbaar is. Het rekening houden met de groei factor 1.8 voor het autobezit bij het creëren van parkeer plaatsen leidt o.i. tot een stimulering van het autogebruik in de binnenstad en dat werkt aantasting van andere func ties, en dan de zwakste in de hand. De verruiming voor bezoekers zien wij dan ook in hoofdzaak in het terug dringen van het lang-parkeren door werkers. Over de werkers hebben we de volgende opvatting. Bij het uitgangspunt, dat U ten aanzien daarvan hanteert, n.l. „25 van hen moet een parkeerplaats in de binnenstad kunnen vinden" zetten wij een groot vraagteken. U stelt onderaan op pag. 35 van de doeleindennota, dat dit gebruik te beïnvloeden is en U suggereert, dat het beperkt kan worden tot 25 Uit de ons ter beschikking staande gegevens van het I.B.V. maken wij op, dat het aantal van 1875 parkeerplaatsen voor 1990 niet een beperking in houdt, maar dat het is het huidige gebruik door werkers, n.l. 1000, omgerekend naar 1990 met een groeifactor 1.8. M.a.w.we zitten nu op 25 en dat blijft zo. Wij vragen U dan ook hoever U denkt dit percentage terug te kunnen dringen als U werkelijk een beperking wilt invoeren. Wij willen wijzen op de mogelijkheid van parkeerplaatsen voor forenzen aan de buitenkant van de stad met frequent lopend openbaar vervoer naar de binnenstad. De selectie uit de verschillende groepen bewoners, bezoekers, werkers lijkt ons te realiseren door voor de binnenstad alleen een parkeermogelijkheid van korte duur te scheppen met voor de bewoners eventueel een ontheffingsregeling. Ik heb een amendement ingediend op richtdoel 1-1 en dat luidt: „bezoekers: vergroting van het aantal parkeer plaatsen in de binnenstad voor bezoekers vinden in het terugdringen van het parkeren door werkers in de binnen stad; werkers: parkeergelegenheid aan de buitenkant van de stad met frequent lopend openbaar vervoer naar de binnenstad." Met het deel van het richtdoel dat de bewo ners betreft zijn we het wel eens. Ons amendement betreft dus alleen bezoekers en werkers. De heer Rijpma: U stelt in de richtdoelen nogal expli ciet, dat het 100 van dit, 100 van dat en 25 van dat moet zijn en dat er een afstand van niet meer dan 300 m moet zijn. Ik verheug mij erover, dat U het waagt om zo verschrikkelijk concreet te zijn, maar dat zult U dan ook waar moeten maken. Ik dacht, dat het beter was om in het achterhoofd te houden, dat zoveel mogelijk naar die 100 voor bewoners en bezoekers zal moeten worden gestreefd. Maar als er staat „in de buurt van de woning" dan zou je daaruit kunnen lezen, dat in een woongebied bij iedere woning een mogelijkheid tot parkeren aanwezig moet zijn. Ik dacht, dat je dat wat ruimer moest stellen. Ik kan mij best voorstellen, dat er in zo'n woonwijk een geschikt pand is waar meerdere bewoners gebruik van kunnen maken om hun auto kwijt te raken. En dat zou m.n. aantrekkelijk zijn wanneer zo'n pand aan de rand van het woongebied zou liggen. Daarom pleit ik voor een wat algemener formu-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 4