VS lb
tussen de binnenstad en de aangrenzende gebieden waar
ik het zonet bij de leefbaarheid al even over had, is het
van belang vooral de winkelfunctie van de verschillende
onderdelen van de banaan optimaal te laten verlopen. Dat
houdt o.a. in, dat mijn fractie het van belang acht, dat de
zaterdagmarkt op de Nieuwe Buren blijft bestaan. Vooral
tijdens de zomermaanden zou het misschien aanbeveling
verdienen deze markt te verplaatsen naar of uit te breiden
tot de zaterdagmorgen. Maar dat ideetje is niet helemaal
origineel omdat het al door mijn fractievoorzitter is gelan
ceerd gisteravond. Uit wat ik zoeven begon te zeggen,
volgt ook, dat m.n. het stuk Voorstreek tussen het parkeer
terrein op de plaats van de oude gasfabriek en de Nieuwe
Buren als loop- maar vooral ook als kooproute naar de
binnenstad aantrekkelijk en levendig moet blijven. Als er
n.l. vooral aan de uiteinden van de banaan leegstand in
winkels optreedt, blijkt het vaak moeilijk te zijn om de
winkelbestemming te handhaven. Ik heb daar niet een
amendement aan verbonden of een motie, dus daar hoeft
U op dit moment niet verder om te zoeken.
De heer Eijgelaar: Het doet mij bijzonder veel genoe
gen, dat er in deze Raad zo'n grote eenstemmigheid heerst
over het behouden en het goed functioneren van de winkel
straten. Ik wil daarbij wel opmerken, dat het dan wel van
het allergrootste belang is, dat wij ook de mogelijkheden
creëren die dit doel kunnen dienen. Ik geloof, dat heel veel
problemen waar wij vanavond over spreken opgelost zijn
als wij een oplossing vinden voor het parkeerprobleem,
voor het opbergen van de auto. Voor het goed functioneren
van de middenstand is het van het allergrootste belang
en dat blijkt ook uit het rapport dat wij hebben gekregen
van het Ingenieursbureau voor Verkeerskunde en uit Uw
opmerkingen in de doeleindennota dat wij zeer dicht
bij de binnenstad die parkeervoorzieningen kunnen aan
brengen. Nu zopas de voorstellen verworpen zijn betref
fende de omgeving van de Mercuriusfontein parkeer
garage en plan Vegter meen ik en ik hoop, dat U het
goed vindt, dat ik dat nu aan de orde stel dat er mis
schien toch nog een alternatief is. Waar wij vanavond over
praten, kan op zijn vlugst over een vijf tot tien jaar gereali
seerd worden. Als wij voor die tijd niet de nodige voor
zieningen treffen op het gebied van parkeren en verkeer,
dan geloof ik, dat wij te laat zijn; ik bedoel te laat i.v.m. de
middenstand. Daarom dacht ik, dat het mogelijk zou
moeten zijn en het is ook technisch en financieel wel
mogelijk dat U in overleg met de Stichting Parkeer
garages eens gaat bekijken of het mogelijk is en volgens
mij is het mogelijk dat er achter de Mercuriusfontein
een tijdelijke oplossing gevonden wordt, dat daar een
geprefabriceerde, demontabele parkeergarage geplaatst
wordt die dan ook kan functioneren als de definitieve
voorzieningen worden getroffen. We zullen daarbij m.i.
direct kunnen profiteren van de mogelijkheid, dat bijv. de
Nieuwestad autovrij gemaakt kan worden en dat misschien
al een gedeelte van het Wilhelminaplein aangepast kan
worden aan een andere bestemming. Ik heb dan ook een
voorstel in deze richting. Het luidt:
„De Gemeenteraad, in vergadering bijeen op dinsdag,
25 september 1973, draagt het College van B. en W. op om
in overleg en samenwerking met de Stichting Parkeer
garages op zo kort mogelijke termijn in afwachting van de
definitieve voorzieningen, de mogelijkheid te onderzoeken
tot het realiseren van een demontabele parkeergarage op
het bestaande parkeerterrein direct ten westen van de
Mercuriusfontein als tijdelijke oplossing van het parkeer
probleem voor een deel van het stadscentrum voor een
periode van ten hoogste 10 jaar."
De Voorzitter: Deze motie vormt mede onderwerp van
de discussies bij dit hoofdstuk.
De heer P. D. van der Wal: Ook wij kiezen voor het
volledig behoud van de functie winkelstraten, dus de
banaan in zijn huidige vorm. Ik ben het voor de rest
helmaal eens met de motivering die de heer Buising heeft
gegeven.
Wij hebben geen enkele behoefte aan een demontabele
parkeergarage van luciferdoosjes of zo. Dat zien wij niet
zitten.
De heer Tiekstra (weth.): Ik dacht, dat ik geen ant
woord hoefde te geven op de beschouwingen van de heer
Buising. Onze opvattingen lopen, dacht ik, wel parallel.
Ik geloof niet, dat het door Axies ingediende amende
ment in enig opzicht sterker is dan het standpunt dat het
College bij voortduring heeft ingenomen t.a.v. deze
winkelfunctie. Ik dacht dan ook, dat we op dit moment
aan dat amendement bepaald geen behoefte hebben. De
filosofie die het College onder deze functie heeft geschoven
is, dacht ik, duidelijk en gaat uit van behoud en waar
mogelijk zelfs van versterking van de functie van het
hoofdwinkelcentrum.
Dan kom ik nu bij de motie van de heer Eijgelaar. Ik
dacht, dat die hier helemaal niet op zijn plaats is. Die kan
misschien aan de orde komen bij het hoofdstuk over het
parkeren. Ik heb er echter geen bezwaar tegen dat de motie
nu in stemming komt; dan is die maar afgewerkt. Dat is
mijn eerste opmerking.
Een andere opmerking is, dat U goed moet bedenken,
dat er niets hardnekkiger is dan tijdelijke voorzieningen;
kijk maar naar de scholenbouw. Ik wil U wel zeggen, dat
het tijdelijk karakter van deze tijdelijke voorziening mij een
te langdurige zaak wordt en dat ik daar dan mutatis
mutandis dezelfde bezwaren tegen heb die al reeds eerder
door mij zijn aangevoerd t.a.v. het Wilhelminaplein.
De Voorzitter: Dan stel ik allereerst aan de orde het
amendement van de fractie van Axies. Axies stelt voor
richtdoel 2-1 te vervangen door: „Volledig behoud functie
winkelstraten." Wij geven er de voorkeur aan onze for
mulering te handhaven.
Het amendement van Axies betreffende richtdoel 2-1
wordt verworpen met 18 tegen 17 stemmen.
De Voorzitter: Dan gaan wij over tot stemming over de
motie van de heer Eijgelaar. Wij kunnen de stemming
daarover wel uitstellen, maar er moet toch een uitspraak
over komen en daarom kunnen we het nu wel doen. De
heer Eijgelaar heeft zijn motie duidelijk toegelicht; het
probleem is duidelijk. Het standpunt van de meerderheid
van het College is door Weth. Tiekstra duidelijk weer
gegeven. De meerderheid van het College is tegen deze
motie.
De motie van de heren Eijgelaar en Heidinga wordt
verworpen met 26 tegen 9 stemmen.
IV. Bedrijven.
De heer Buising: De formulering van richtdoel 2-2:
„Situering veel verkeer aantrekkende bedrijven bij
tangenten." is naar de mening van mijn fractie wat te ruim.
Wij willen n.l. de garantie, dat alleen bedrijven met een
aan de binnenstad gebonden functie en die bovendien niet
teveel verkeer aantrekken in de binnenstad zijn of worden
gevestigd. Bedrijven die dat laatste wel doen zouden wij
bij de tangenten willen zien geplaatst. (Stemmen:
Tangenten?) Met tangenten bedoel ik tangenten zoals
mevr. Brandenburg die tijdens de informatieve raads
vergadering zo handig heeft geformuleerd; dus tangenten
extra-speciaal. (Gelach) De door mij aangepaste formu
lering van richtdoel 2-2 luidt: „Situering van veel verkeer
aantrekkende binnenstadsgebonden bedrijven bij de
tangenten."
De heer P. D. van der Wal: Wij voelen niet zoveel voor
tangenten, zeker niet voor tangenten in de vorm die in de
doeleindennota is aangegeven. De tangenten waar de heer
Buising over praat zijn socialistische tangenten. Wij
voelen meer voor het woord „invalswegen" en geven de
voorkeur aan de formulering: „Situering verkeer aantrek
kende binnenstadsgebonden bedrijven bij invalswegen."
En dan zien we die bedrijven liefst gesitueerd bij parkeer
gelegenheid.
De heer Tiekstra (weth.): Ik dacht, dat er in dit hele
stuk duidelijk uit wordt gegaan van de veronderstelling,
dat, als we spreken over bedrijven, dit inderdaad binnen
stadsgebonden bedrijven zullen zijn. In die zin laat ik de
beslissing over de aanvulling van de P.v.d.A. van richtdoel
2-2 gevoeglijk over aan de Raad. (De heer Vellenga: U
raadt het amendement niet af?) Nee.
Ik heb wel duidelijk bezwaar tegen de formulering van
Axies; daarin wordt gesproken over invalswegen. We
spreken dan duidelijk over andere zaken.
yt-z?
De Voorzitter: Ik breng allereerst in stemming het
amendement van Axies.
Het amendement van Axies betreffende richtdoel 2-2
wordt verworpen met 32 tegen 3 stemmen.
De Voorzitter: Dan gaan we over tot stemming over
het amendement van de P.v.d.A. Dat betreft het invoegen
van het woord „binnenstadsgebonden", hetgeen onzerzijds
niet op bezwaren stuit.
Het amendement van de P.v.d.A. betreffende richtdoel
2-2 wordt aangenomen met 32 tegen 3 stemmen.
V. Cultuur, recreatie, onderwijs.
De heer Buising: T.a.v. richtdoel 1-3 „Stimuleren
(re)creatief gebruik openbare ruimten" enz. is er wat
betreft de grachten een punt, dat naar de mening van mijn
fractie van groot belang is, n.l. het handhaven van het
gebruik van de waterwegen door de recreatieve vaart.
Hoezeer die recreatieve vaart door de grachten het stads
beeld in de binnenstad, vooral tijdens de zomermaanden,
verlevendigt, hoef ik in deze Raad nauwelijks te zeggen;
ik dacht, dat we het daar ook wel over eens waren. Maar
dat houdt natuurlijk wel in, dat we dan ook de voorwaarden
zullen moeten scheppen die nodig zijn om deze recreatieve
vaart en het overige lichte verkeer te water zoveel mogelijk
te stimuleren. In dit verband zou ik U ook op het belang
van het handhaven van beweegbare bruggen willen wijzen.
Om vastgelegd te krijgen wat ik hier bepleit, zou ik aan de
richtdoelen ééntje willen zien toegevoegd op de plaats waar
nu richtdoel 1-4 staat, zodat er een vernummering van 1-4
naar 1-5 optreedt. Dit door mij aanbevolen richtdoel 1-4
luidt als volgt: „Handhaving van het gebruik van water
wegen door recreatieverkeer en overig licht waterverkeer
o.a. door middel van het handhaven van beweegbare
bruggen. Bovendien vernummering van het huidige richt-
doeF 1-4 tot 1-5." Van dit amendement ligt ook een
exemplaar op Uw tafel, mijnheer de Voorzitter, maar daar
mist een zinsnede uit die ik intussen heb toegevoegd. Maar
dat is gauw op te lossen want ik heb hier een verbeterd
exemplaar.
De heer P. D. van der Wal: Wij kunnen het wel eens
zijn met de doeleinden van dit hoofdstuk. Wij zouden
alleen graag zien opgenomen een extra richtdoel„Bevor
deren dat culturele en (re)creatieve accommodaties in open
verbinding staan met voetgangers gebieden." Het lijkt mij
wel belangrijk, dat je gemakkelijk zonder over drempels te
moeten die accommodaties kunt bereiken. Wij moeten die
tenslotte als gemeenschap met elkaar betalen.
Ik ben het eens met de toevoeging die de P.v.d.A. heeft
voorgesteld.
De heer B. P. van der Veen: Ik vind die open-deur-
politiek in de winter wat koud en daarom ben ik daar niet
zo voor.
Wat die waterwegen van de heer Buising betreft, ik
dacht, dat we op het ogenblik al tientallen jaren leefden in
het systeem dat het gebruik van motoren te water hoe
licht dan ook niet toegelaten was. Ik ben er ook niet
direct voor om toe te staan, dat met motorboten in de
stadsgrachten wordt gevaren. Ik heb het dan niet over de
gracht rond de binnenstad maar over de route binnendoor.
De Dokkumer Ee gaat naar buiten toe, daar gaat het niet
om. Ik denk aan de Voorstreek en de Nieuwestad. Dat kan
op het ogenblik niet en ik dacht, dat het een goed ding was,
dat dat niet kon, want het verblijf daar is toch al niet
helemaal zonder problemen en die worden bepaald groter
wanneer er woelingen in het water verricht worden.
(De heer Ten Brug (weth.): Het gaat over handhaving
van beweegbare bruggen. Die zijn er toch niet in de
binnenstad?) Het gaat over het lichte verkeer te water.
Het lichte verkeer te land laten we voorlopig buiten
beschouwing.
De heer Tiekstra (weth.): Wat het amendement van de
P.v.d.A. in zijn oorspronkelijke vorm betreft, zou ik zonder
meer zeggen, dat ik de beslissing aan de Raad zou over
laten. Maar ik heb wel bezwaar tegen de aanvulling die
daaraan gegeven wordt: „o.a. door middel van het hand
haven van beweegbare bruggen". Dat wordt mij net even
te fors. Wij kunnen, dacht ik, op dit ogenblik niet vast
stellen welke voorzieningen mogelijk zijn in de toekomst
die toch ook met vaste bruggen zijn te bereiken. De
recreatieve functie van de waterwegen, vooral van de
waterwegen rond de stad is, dacht ik, wel erg duidelijk. De
consequenties en in het bijzonder de financiële conse
quenties van beweegbare bruggen zijn ook niet gering.
Ik dacht, dat dat ook in de recreatievaart op het ogenblik
een zeer belangrijk punt is als ik denk aan affiches als
„Gunnum z'n brug" etc. Ik dacht, dat we daar wel
behoedzaam mee moeten blijven. Wat het amendement
van Axies betreft, zeg ik, dat dat mij toch geen richtdoel
lijkt. Het zou hoogstens een middel kunnen zijn in
bepaalde taakstellingen, maar een richtdoel lijkt mij dit
bepaald niet.
De Voorzitter: Zijn de heer Buising en zijn mede
ondertekenaar bereid de aanvulling op hun amendement
weer te schrappen? Het kan in bepaalde gevallen een taak
stelling zijn om dit richtdoel te bereiken. Het kan geen
richtdoel op zichzelf zijn. Ik weet niet of U begrijpt wat ik
bedoel.
De heer Buising: Ik begrijp wel wat U bedoelt, maar ik
heb met opzet die aanvulling gemaakt. Ik voel er eigenlijk
niets voor die in te trekken. Ik handhaaf het amendement
zoals ik het zopas bij U heb ingediend.
De Voorzitter: Dat is natuurlijk Uw goed recht. Ik
breng dus dit amendement van de P.v.d.A. in stemming,
inclusief de aanvulling die de heer Buising later heeft
aangebracht.
Het amendement van de P.v.d.A. betreffende richtdoel
1-4, hetgeen tevens een vernummering inhoudt van het
door het College voorgestelde richtdoel 1-4 tot 1-5, wordt
aangenomen met 26 tegen 9 stemmen.
De Voorzitter: Dan stel ik nu aan de orde het amen
dement dat door Axies is ingediend. (De heer P. D. van
der Wal: Ik heb gemerkt, dat onze formulering op be
zwaren stuit; ik zou die willen wijzigen in: „Bevorderen
dat culturele en recreatieve accommodaties zoveel mogelijk
in open verbinding staan met voetgangersgebieden.") Wij
handhaven ons standpunt, dat dit een middel is om een
taakstelling te realiseren en stellig geen richtdoel. Ik breng
nu het gewijzigde amendement in stemming.
Het amendement van Axies betreffende het opnemen
van een nieuw richtdoel 1-6 wordt verworpen met 22 tegen
13 stemmen.
VI. Wonen.
De heer Buising: In het algemeen kan mijn fractie het
wel eens zijn met de richtdoelen 1-1 t.e.m. 1-6. Wij missen
echter een duidelijk omschreven richtdoel t.a.v. de betaal
baarheid van de woningen. Een groot risico van restauratie
en renovatie is de enorm hoge huurprijs die voor het
gerestaureerde huis moet worden neergeteld, zodat voor
bewoning van gerestaureerde panden bepaalde bevolkings
groepen om financiële redenen worden uitgesloten. Om de
garantie te krijgen, dat ook degenen die financieel niet tot
de top behoren een kans krijgen, wenst mijn fractie het
richtdoel 1-3 als volgt te zien gewijzigd: „Herstel resp.
inrichten van bepaalde woongebieden zodanig, dat woon
gelegenheid voor alle inkomensgroepen wordt geschapen."
Als het goed is, ligt een amendement van die strekking op
Uw tafel. Ik ben mij ervan bewust, dat dit een moeilijke
opgave zal zijn, maar er zijn daar hebben we het, meen
ik, gisteravond ook even over gehad nogal ruime
mogelijkheden voor subsidie van restauraties e.d. waarvan
de Gemeente uiteraard optimaal gebruik dient te maken.
Als inderdaad deze subsidiemogelijkheden volledig zouden
worden benut, dan moet het naar de mening van mijn
fractie mogelijk zijn de huurprijs van gerestaureerde pan
den te drukken.
Verder zal er naar mijn mening zoveel aandacht moeten
worden geschonken aan de leef- en woonomstandigheden
in de gerestaureerde, gerenoveerde of eventueel voor een
deel opnieuw bebouwde binnenstad, dat een optimaal
woon- en leefklimaat wordt geschapen. Een eerste vereiste
daarbij is, dat er meteen van het begin af aan bij alle