t?STJ
de bislissing oer dat trasé earst öfwachtsje. Doe t de
bislissing oer it bütengebiet fallen is, binne wy fier
der gien. It giet om in bistimmingsplan dat rjochts-
krêft hat. Der is gjin sint pine mear oan, dat bistim
mingsplan leit fést. En nou gean wy, hwat üs part
oangiet, fierder mei it réalisearjen fan de bistimming
fan it folkstunekompleks. Ik wol der noch wol in pear
dingen fan sizze. Wy hawwe fansels alderhanne kwa-
lifikaesjes brükt; wy hawwe ek oer siertunekomplek-
sen praet. Der is al jierren oerliz mei de foriening fan
folkstünkers yn Huzum en mei it „Departement Leeu
warden van de Maatschappij tot Nut van het alge
meen, beherende de afdeling Volkstuinen". Yn dit
oerliz binne wy ta de konklüzje kommen, dat in ien-
faldich folkstunekompleks hjir better is as in sier-
tunekompleks. Dat is de Stan fan saken fan it oerliz
op dit momint. Miskien dat wy der yn koarten wer
mei trochgean kinne. Ik haw net de yndruk, dat ik
üntkom oan it lot fan Moazes, d.w.s. dat ik it ünt-
hjitten lan wol sjoen haw, mar dat ik der wol net
mear komme sil.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 5 t.e.m. 8 (bijlagen nos. 264, 273, 270 en 280).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 8a (bijlage no. 284).
De heer Meyerhof: De redenen dat een meerder
heid van deze Raad op 27 augustus via een motie Uw
College verzocht het voorstel tot verkoop van grond
in de Bullepolder terug te nemen, waren: le niet alle
mogelijkheden waren onderzocht en of ter kennis van
de Raad gebracht; 2e de bestemming natuurgebied
welke op een gedeelte van het aan de orde zijnde ge
bied rust. In die motie werd verzocht te onderzoeken
wat de kosten van het in cultuur brengen zijn van de
percelen 593 en 1312, groot 6 ha, 33 a en 40 ca. De
raming is f 100.000,Voor het totale gronddepot,
groot 14 ha, zou dit f 150.000,- moeten zijn. Uit
gaande van dit nieuwe gegeven, t.w. f 100.000,zou
den we vanavond tegenover elkaar kunnen stellen
hetgeen in de raadsbrief onder II en III staat. Punt
II komt de Gemeente te staan op f 159.940,als volgt
opgebouwd: f66.740,voor het weer in cultuur bren
gen, f 41.200,als inkomensschade en f 52.000,als
zjjnde de boekwaarde van de gemeentelijke percelen.
Punt III brengt een offer van f 141.200,met zich
mee, t.w. f 100.000,voor het in cultuur brengen en
f 41.200,als inkomensschade. Een verschil dus van
f 18.740,ten gunste van punt III. De tegenpartij
heeft echter een derde mogelijkheid aangeboden waar
bij de Commissie Grondbedrijf enigszins corrigerend is
opgetreden. Dit voorstel, genoemd onder punt IV, komt
de Gemeente te staan op f 104.600,t.w. f 62.600,
als inkomensschade en f 52.000,zijnde de boekwaarde
van de gemeentelijke percelen. Op basis van het cijfer
materiaal gaat de keus nu naar punt IV, waarbij ik
wil opmerken, dat de becijfering van punt III ongun
stig zou worden beïnvloed als de op blz. 2 van de raads
brief noodzakelijk geachte maatregelen getroffen moe
ten worden inzake het voorkomen van overlast van
overwaaiend zaad, van hazen en van de jeugd. De kos
ten hiervan zullen zeker niet gering zijn, schrijft U.
Wat is „niet gering" Als we wat dit punt betreft ook
een raming hebben, kunnen we alle mogelijkheden op
een rijtje zetten en willen we het natuurgebied hand
haven, dan weten we welke prijs daarvoor betaald
moet worden.
Op dit punt aangekomen, zullen subjectieve waarde
oordelen over het natuurgebied een rol gaan spelen.
Bij een bezoek aan het aan de orde zijnde gebied zal
de een meer dan de ander onder de indruk van het ge
heel zijn. Dit geldt uiteraard ook voor de argumentatie
op blz. 2 m.b.t. de overlast en het beheer. In dit ver
band wil ik ook nog wijzen op hetgeen in vastgelegd
in het bestemmingsplan buitengebied m.b.t. dit terrein
en ik citeer voor de tweede maal in zes weken: „In de
nabijheid van de Murk treffen wij ter hoogte van de
Bullepolder een gebied aan, dat als broedplaats voor
vele vogels dienst doet. Het bestaat voornamelijk uit
drijfzand waarop een veelsoortige beplanting voor
komt. Het geheel is omgeven door een dijk, waardoor
het zich duidelijk onderscheidt van het aangrenzende
agrarische gebied. Bestemming natuurgebied lijkt het
meest geschikt. Een dergelijke aanwijzing geeft een
optimale bescherming, hetgeen vanwege de bijzondere
waarde van de gronden toch wel gewenst is." Aan dit
alles wordt in de nieuwe raadsbrief echter volledig
voorbij gegaan. Aan het einde van de raadsbrief wijst
U er op, dat de verdwijning van de wilgen een daad
die de waarde van het natuurgebied niet ten goede
komt niet voorkomen kan worden. M.b.t. perceel
593 is de verklaring dat dit niet onder de bestemming
natuurgebied valt; perceel 1312 echter valt wel onder
die bestemming. Voorafgaande aan de vaststelling van
het bestemmingplan is overleg ingevolge art. 8 ge
pleegd. Bij de tervisielegging zijn geen bezwaren bin
nengekomen. Vanaf 1 mei 1968 is er een andere be
stemming dan die van agrarische. Enkel en alleen door
het feit, dat G.S. nog geen goedkeuring hebben ver
leend, kan een stuk natuurgebied door de rechtmatige
eigenaar worden veranderd in cultuurgrond. Om dit en
nog meer formeel recht te trekken, kunnen we van
avond besluiten B. en W. te verzoeken een wijziging
voor te bereiden zoals omschreven op blz. 2 van het
besluit, onder II. Mogelijk echter zijn er belanghebben
den die zich hier tegen zouden willen verzetten. Ik
denk m.n. aan de Vogelwacht; enkelen van ons hebben
vanavond een briefje van de Vogelwacht op hun tafel
gevonden.
Kort samengevat zou ik de volgende vragen willen
stellen: le. Wat zijn de kosten ter voorkoming van de
overlast en het beheer van het natuurgebied? 2e. Is
de motivering gegeven in het bestemmingsplan buiten
gebied geheel achterhaald? 3e. Is er n.a.v. het voorge
stelde op blz. 2, onder II, van het besluit overleg nodig
ex art. 8 en zo ja, is dit al op gang en blijven de ge-i
bieden gedurende de overlegsituatie onberoerd? 4e. Is
het niet wenselijk, dat een tijdstip wordt genoemd waar
op, bij aanname van Uw voorstel, de werkzaamheden
gereed moeten zijn Ik denk hierbij m.n. aan het geval,
dat de heer Boersma de gronden van de Gemeente voor
f 1,overneemt en ze zelf in cultuur zal brengen; is
er dan voor ons de mogelijkheid achteraf de vinger
aan de pols te houden Vandaar dus deze laatste vraag.
De heer Van Haaren: Na de woorden van de heer
Meijerhof, waar ik mij graag bij aansluit, kan ik kort
zijn. Wij vinden, dat deze zeer kostbare transactie
maar achterwege moet blijven en dat die grond niet
moet worden verkocht, maar dat we die moeten hand
haven als natuurgebied. We moeten het geen agrarische
bestemming geven. Ik kan echt niet goed begrijpen
waarom die hazen nu zo verschrikkelijk veel overlast
veroorzaken. Ik begrijp ook niet waarom met de hazen
ook meteen de wilgen moeten verdwijnen. We hebben
al veel te veel grasland en veel te veel koeien, maar
we hebben echt niet al te veel natuurgebied. We kun
nen best nog een stuk natuurgebied erbij gebruiken.
Waarom zou je dan om dat natuurgebied weer een
heel brede sloot moeten maken? Dat zie ik niet. Je
moet het juist niet ontoegankelijk maken. Integendeel,
laat het maar verwilderen, laten de vogels er maar
broeden, laten de hazen er maar lekker huppelen en
laten de kinderen er maar spelen; laten de kinderen
er af en toe maar eens een fikkie stoken, wat hindert
dat nu. Ik vind ook het staat ook in de brief van
de Vogelwacht dat dit gebied goed aansluit bij het
Groene Ster-gebied. Naar onze mening is ook een der
gelijk gebied, als je het op die manier laat verwilderen,
voor onze gemeente belangrijk en waardevol. Ik vind
het gewoon doodzonde, dat dit voorstel wordt gedaan
om t.a.v. dit soort hoge kosten de zaak een agrarische
bestemming te geven.
De heer Heidinga: Ik vraag eigenlijk het woord
n.a.v. hetgeen de heer Van Haaren heeft gezegd. Hij
zegt, dat het eigenlijk zonde is om zulke hoge kosten
te maken om dit natuurgebied om te zetten in agra
risch gebied. Maar die hoge kosten moeten we toch
maken. Want wij hebben de missing link gemaakt
met elkaar, dat wij die eigenaar onrecht deden, dat wij
grond hebben gestort op eens anders eigendom.
En dat mag zelfs de gemeente Leeuwarden niet doen.
5
En dan hebben wij dus die man schadeloos te stellen,
volledig. En dan zal het duurder zijn dan het voorstel,
dat hier nu ligt. Dat kan de heer Van Haaren daar
natuurlijk gemakkelijk voor over hebben; dat moet hij
weten, dat staat hem ook volledig vrij. Maar wij kun
nen niet aan de rechten des burgers zo maar voorbij
gaan; dat kan natuurlijk niet. (Mevr. Visscher-Bou-
wer: Het gaat hier om een stuk grond in eigendom
van de Gemeente!)
De heer ïielrstra (weth.)Ik dacht, dat de Raad
bij zijn beraadslagingen twee uitgangspunten nadruk
kelijk in het oog heeft te houden. Het eerste is de
civielrechtelijke positie van de heer Boersma die eige
naar is van de percelen 593 en 1312. Dat is zijn onver
vreemdbaar eigendom en dat betekent, dat hij recht
heeft op dat land te doen wat zijn bedoeling is met
dat land. In de tweede plaats heeft de Raad als uit
gangspunt te nemen bij de beoordeling van deze trans
actie de op dit land nu liggende bestemming i.e. agra
risch. Op dit ogenblik ligt er nog één rechtsgeldige
bestemming op en dat is de bestemming volgens de
bestemmingsregeling zoals de gemeente Leeuwardera-
deel die destijds voor het buitengebied van Leeuwarde-
radeel heeft vastgesteld. Het deze Raad gepasseerde
plan buitengebied heeft nog geen rechtskracht. Dat
betekent heel eenvoudig, dat de heer Boersma met zijn
eigen percelen 593 en 1312 zijn gang kan gaan, het
geen hij op het ogenblik bezig is te doen. In die positie
geloof ik, verkeert de heer Boersma en vanuit die si
tuatie heeft de Raad te oordelen.
Dan blijft over de omstandigheid, dat aanliggend aan
de percelen van de heer Boersma drie kavels van de
Gemeente liggen. Dat zijn de percelen 584 t.e.m. 587,
waarbij ik er op attendeer, dat perceel 583 ook eigen
dom is van de Gemeente en ook onder de door de Raad
vastgestelde bestemming natuurgebied ligt, maar geen
natuurgebied is, integendeel, in langdurige pacht is
uitgegeven voor agrarische doeleinden. De discussie
gaat dus uitsluitend om de vraag of de Raad vanavond
bereid is om deze kavels in het kader van deze trans
actie aan de heer Boersma in eigendom te geven om
daarmee te bereiken, dat ze weer in cultuur worden
gebracht. Ik realiseer mij daarbij zeer wel, dat dan
uiteraard de Raad handelt in strijd met een door de
Raad reeds genomen besluit en dat betekent, dat wij
dus op de bestemmingswijziging zijn ingegaan. Na
tuurlijk zal bij een procedure weer vooroverleg over de
bestemmingswijziging moeten worden gepleegd.
Ik kom dan bij de opmerking die de heer Meijerhof
maakte, n.l.: Verzekert de Gemeente zich ook van de
vraag of de heer Boersma zijn werk afmaakt? Ik kan
de Raad meedelen, dat ik nog vanochtend een uitvoerig
gesprek met de heer Boersma heb gehad over deze
toestand. Wij zijn het gebied doorgelopen. Hij verkeert
op dit moment in de situatie, dat de machine die nodig
is voor de uitvoering van het werk, nu op het werk is
en dat hij met zijn eigen percelen aan het werk is. Dat
zal nog enige weken tijd vergen, maar hij zal deze
winter het karwei voor de hele 14 ha, zo de Raad be
sluit de overige kavels ook aan de heer Boersma over
te dragen, klaar moeten maken. Als dat niet rond komt
in één arbeidsgang, dan zal de heer Boersma de machi
ne niet weer terug zien op het werk omdat het dan voor
hem moeilijk wordt om deze machine weer terug te
krijgen. Deze keus is zeer duidelijk aan de Raad. Maar
terecht werd er in deze Raad op gewezen, dat deze
transactie op dit ogenblik met het allerlaagste cijfer
uit de bus komt van de cijfers die tot op heden naar
voren zijn gekomen.
De heer Meijerhof heeft enkele vragen gesteld en
die zal ik zo goed mogelijk behandelen. Zijn eerste
vraag betrof de kosten ter voorkoming van overlast en
beheer van het natuurgebied. Het is duidelijk, dat de
naastliggers recht hebben op het voorkomen van over
last door de Gemeente van deze gebieden. Dat is een
puur civielrechtelijke zaak. De aanliggers mogen van
de Gemeente als eigenaar van deze woeste grond ver
gen, dat zij geen schade van dit gebied ondervinden
en dat betekent dat er een sloot dient te worden
gegraven die voldoende breed en van voldoende pro
fiel is om een scheidende werking te hebben. En dat
houdt in, dat er een sloot dient te komen van plm.
f15.000,(Stem: Wat is dat nou.) Dat wordt ge
vraagd. De heer Meijerhof heeft een vraag gesteld en
hij heeft recht op antwoord. Als het antwoord de
heren niet interesseert, vind ik dat best. (De hear
Singelsina: Jo fortelle labeltsjes.) Ik fortel gjin fabel-
tsjes. Het beheer van dit natuurgebied zal, naar ruwe
raming, met inbegrip van de kosten van de distel bestrij
ding etc. een bedrag vergen van f 11.000,per jaar. (De
heer De Vries: Kunt U dat specificeren?) Dat wil ik wel
doen: Onderhoud sloot f 150,per jaar; het distelvrij
houden f 960,per jaar (het is twee keer per jaar
8 ha en f60,per ha; U kunt het narekenen); jacht
f 40,toezicht plm. f 10.000,(daar hebt U misschien
bij de huidige stand van de lonen 1/3 man voor op het
ogenblik).
De tweede vraag van de heer Meijerhof was of de
motivering gegeven bij het bestemmingsplan buitenge
bied achterhaald is. Als deze transactie door de Raad
wordt aangegaan is die motivering achterhaald. Dat
is, dacht ik, een duidelijke zaak.
Voorts vraagt de heer Meijerhof of er n.a.v. het voor
stel onder II overleg nodig is ex art. 8. Elke wijziging
van een bestemmingsplan vereist overleg art. 8 met de
daarbij behorende motivering, zoals ik onder punt 2 al
heb beantwoord.
Ook de vierde vraag over het tijdstip van de uitvoe
ring van het werk heb ik al beantwoord. De werkzaam
heden van de heer Boersma zullen in de komende
maanden hun beslag moeten krijgen, wil hij dit gebied
in cultuur brengen.
Wij hebben nu voor de derde keer over deze zaak ge-
sproxen. De zaak ligt nu ter beslissing bij de Raad.
lx, geloof, dat ik deze beslissing nu maar aan de Raad
moet overiaten. Terecht heeft de heer Heidinga gezegd,
dat hier de belangen van een burger in het geding zijn;
tereent memoreerde hij, dat de sehadeloossteilingsver-
piichting van de Gemeente vaststaat; die schadevergoe
ding moet altijd betaald worden. Verder noemt de heer
Meijerhof terecht bij de kosten die de Gemeente heeft
te maken de boekwaarde van de percelen zoals die door
de Gemeente zouden worden overgedragen.
De heer Meijerhof: Ik had vier vragen op een
briefje en dat briefje heeft de Wethouder van mij ge
kregen. Ik zal dus uit het hoofd nog even op zijn
betoog ingaan. (De heer Tiekstra (wetn.)Ik zal het
teruggeven.)
Ik heb nu niet zo zeer een bevredigend antwoord
gekregen op vraag 2, maar ik begrijp uit de beant
woording wel, dat het de Wethouder moeilijk valt daar
een goed antwoord op te geven. Dat betrof dus de
motivering gegeven in het bestemmingsplan die ach
terhaald is.
Wat vraag 3 betreft het overleg ex art. 8 zegt
de Wethouder, dat dat overleg gevoerd moet worden.
Maar wat komt daarna? Het is natuurlijk een proce
dure die enige tijd vergt. Wij hebben gehoord, dat de
heer Boersma daar een machine heeft staan die nog
een paar weken op zijn eigen terrein bezig is; daarna
wil hij graag op de percelen aan de gang die nu nog
eigendom van de Gemeente zijn. Ondertussen is dat
overleg ex art. 8 met weet ik wie allemaal en inmid
dels zou de heer Boersma misschien aan de slag kun
nen gaan. Ik denk m.n. nog eens aan de Vogelwacht
omdat die bezwaar maakt tegen het in cultuur brengen
van dat terrein. Maar je komt dan in een situatie, dat
het natuurgebied al niet meer bestaat terwijl bijv. de
Vogelwacht nog druk bezig is bezwaar te maken. Een
wat onbevredigende situatie, dacht ik. Misschien kan
de Wethouder daar nog iets duidelijker op ingaan.
Wat mijn vierde vraag betreft, wij gaan er dus ge
woon van uit, dat deze man deze grond nodig heeft en
dat hij daar wel aan de slag zal gaan. Maar als hij
door het een of ander oponthoud, misschien veroor
zaakt door een uitspraak van de Raad deze avond, niet
over 14 dagen kan beginnen aan de percelen die nu
nog eigendom van de Gemeente zijn, wat dan? De
Wethouder heeft al gesteld, dat de heer Boersma de
machine vermoedelijk niet terug laat komen. En dan
blijft de grond woest en ledig liggen. Dan hebben wij
dus geen enkel dwangmiddel om de situatie te beïn
vloeden.