#3/ kunnen bijdragen dat het kader van de verenigingen op een hoger niveau komt. Voor zover mij bekend is, is een commissie uit de Raad voor Sportaangelegen- heden met deze zaak bezig. Ik verwacht dat zeer spoedig misschien in het kader van de uit te bren gen beleidsnota een advies zal worden uitgebracht. Ik ben het met de heer Van der Veen eens dat kwali teit even belangrijk is als kwantiteit. De vraag over de recreatiesport hoort eigenlijk bij volgnummer 542, maar ik zal er nu maar een ant woord op geven; dan hebben we het maar vast gehad. Ik zou er het volgende over willen zeggen. Wij kunnen de sport indelen in drie sectoren: de passieve sport beoefening ik denk aan de kijksport de actieve sportbeoefening onder te verdelen in actieve wed strijdsport en actieve recreatiesport en de topsport. De heer Van der Veen doelde op de actieve recreatie sport. Het is inderdaad zo dat de ontwikkeling echt van dien aard is dat wij hiermee bij het gemeentelijk beleid terdege rekening moeten houden; wij zullen in de toekomst m.b.t. onze accommodaties en de subsi diëring meer het accent moeten leggen op de recrea tieve sportbeoefening. Ik heb wel eens de indruk dat er in het verleden wat teveel de nadruk is gelegd op de wedstrijdsport. Wij zullen, voor zover dat in het ver leden niet gebeurd is, in de toekomst bij het aanleggen van accommodaties meer rekening moeten houden met de recreatieve sportbeoefening. In het Nijlan liggen bijzonder grote terreinen braak; die kunnen zonder meer door iedereen gebruikt worden. Ook hier en daar in andere wijken zijn wel kleine terreintjes waar deze sport kan worden beoefend. Wij hebben een bijzonder groot tekort aan sportvelden, zodat het voor de sport verenigingen, die eigenlijk ook wel een taak hebben m.b.t. de recreatieve sportbeoefening, moeilijk is hieraan veel te doen; ze hebben daarvoor niet genoeg accommoda tie. Ook bij het Ministerie zijn de nodige ontwikkelingen gaande t.a.v. deze sector van de sport. In Hengelo is er een proefobject geweest. Maar er is sprake van een conflictsituatie tussen de bonden en het Ministerie m.b.t. de actieve recreatiesport. Natuurlijk biedt om op onze situatie terug te komen ook de Groene Ster erg veel mogelijkheden voor de recreatieve sport. (De hear P. van der Veen: Myn gedachten gean dus mear üt nei mooglikheden yn de wiken. De minsken moatte it ticht by hüs hawwe.) Wij hebben in Bilgaard al de nodige veldjes aangelegd; ik moet helaas constateren dat die eigenlijk niet altijd optimaal worden benut. (De hear P. van der Veen: Ik kin wol plakken oan- wize hwer't gjin mooglikheden binne en hwer't de minsken se wol graech hawwe wolle, mar dat bliuwt fansels altyd sa. Jo neamden Nijlan en dat is in prachtich foarbyld fan in wyk hwer't wol mooglik heden binne. Mar as ik nou ris de wyk Skieringen nim, dan moat ik sizze dat dêr neat is.) weet ook dat de wijk Schieringen bij ons de hoogste prioriteit heeft in alle opzichten. De heer Van der Veen heeft ook nog gevraagd in hoeverre wij zeggenschap hebben m.b.t. A.C.W.-wer- ken. Wij hebben daarin geen enkele zeggenschap. Het is natuurlijk wel belangrijk om goede relaties te on derhouden met de P.C.W.; de provinciale commissie is het beleidsorgaan, terwijl de A.C.W. de werken in de computer stopt en verder begeleidt. Het is zaak dat de plannen m.b.t. sportaccommodaties dat geldt trouwens voor alle voorzieningen die in het kader van de A.C.W. kunnen worden uitgevoerd keihard wor den gemaakt. Op dit moment is het plan voor Goutum keihard. Het plan voor Lekkum is ook besteksklaar, maar we zitten nog met de kwestie van de laatste verpachting; maar dat heeft weinig te betekenen. Ook het grote plan „Kalverdijkje" is keihard. Deze drie plannen kunnen zo door de A.C.W. worden uitgevoerd. Maar het is een zaak van de computer en die kunnen wij helaas niet beïnvloeden. De heer Klomp vraagt naar de parkeerruimte voor de huisvesting van de Dienst voor Sport en Recreatie. De dienst is nu gehuisvest in een pand aan de Wester singel. Daar zijn behoorlijke parkeermogelijkheden aan wezig. Het is zo ik neem meteen de vraag van de heer Eijgelaar even mee dat wij dit pand huren. Het huurcontract loopt tot 1974. De huur is niet hoog, ik meen f 410,per maand; voor een dergelijk pand is dat een betrekkelijk lage huur. Wij hebben daarin inderdaad nogal wat investeringen gedaan, maar die investeringen waren toch nog zeer summier; wij moes ten twee woonhuizen geschikt maken voor kantoren. De voorzieningen in dit gebouw worden door de men sen van de dienst meestal zelf aangebracht. Als de mensen in de winter b.v. niet op de sportvelden kun nen werken, kunnen ze in het gebouw van de dienst de nodige werkzaamheden verrichten. Wij zijn op dit moment druk doende een definitieve huisvesting te zoeken voor de dienst. Ik kan U zeggen dat de direc teur een enorme pleitbezorger is voor een behoorlijke parkeeraccommodatie rondom zijn kantoor. De huis vesting van deze dienst moet bekeken worden in het kader van alle huisvestingsproblemen die wij bij de Gemeente hebben. De heer Klomp heeft ook nog even gevraagd naar de dekkingspercentages van de tarieven voor de sport en recreatie-accommodaties. De totale uitgaven van de dienst kunnen worden onderverdeeld in ik rond gemakshalve de getallen af personeelslasten 43%, kapitaalslasten 36% en overige lasten (beheer, energie, beplanting, materiaal, verzekering e.d.) 21%. De in komsten staan in geen enkele verhouding tot die uit gaven, maar dat is mede een gevolg van de vergoe dingsregeling zoals die door de Raad is vastgesteld. Ik heb al eens eerder gezegd dat ik voorstander ben van het systeem maar om dat te kunnen hanteren, zouden we de klok terug moeten draaien dat de Gemeente de kapitaalslasten volledig voor zijn reke ning neemt en dat de gebruikers de accommodaties zelf beheren, met een vergoeding voor, wat ze in Duits land noemen „Verpflegungskosten" per meter. Wij kunnen dat systeem op dit moment niet hanteren. Ik ben wel van mening dat wij in de toekomst naar een ander soort tariefberekening toe moeten. Intern is een groepje mensen hiermee bezig. Als wij een klein gedeel te van de personeelslasten de direct op een accom modatie toe te wijzen kosten en de overige kosten doorberekenen, dan zal dat betekenen dat is inmid dels wel uitgerekend dat elke sportbeoefenaar jaar lijks voor de buitenaccommodaties ongeveer f20,— meer zal moeten opbrengen; voor de sporthallen zal dat bedrag ongeveer f 30,bedragen. De budgetten van de sportverenigingen zijn niet van dien aard dat zij dit allemaal kunnen dragen. Maar dit systeem is in stu die. Wij zijn in nauw overleg met de Sportraad hiermee bezig. Wij hopen daar in de komende tijd het nodige aan te doen, maar het is niet een eenvoudige zaak. (De heer Eijgelaar: Het Sportcentrum of de Sportraad?) De Sportraad. ALGEMENE DIENST. Hoofdstuk VIII, par. 7, Cultuur en recreatie. Volgno. 506/508. De heer F. van der Wal: In het antwoord op vraag 2 zegt U dat de Friese Museumcommissie de mogelijk heden tot samenwerking tussen de musea onderzoekt. Hebt U al een antwoord ontvangen van de commissie? Als dat niet het geval is, wanneer denkt U dat dan te krijgen? De hear Klomp: Ik hie deselde fraech as de hear Van der Wal. De heer Buising: Ik heb een paar opmerkingen over het antwoord op vraag 1. Het laatste deel van de vraag luidt: „Wat is overigens de reden dat dit nog nooit is gebeurd?" Met „dit" wordt dan bedoeld een rechtstreekse vertegenwoordiging van Leeuwarden in de Friese Museumcommissie. Dat laatste stukje van de vraag is helemaal niet beantwoord; ik zou van U toch graag een antwoord willen hebben. Aan het feit dat Leeuwarden niet in de Friese Mu seumcommissie is vertegenwoordigd, wordt door U niet zo zwaar getild, als ik het antwoord lees. In het ant woord staat de zinsnede: „Het Fries Museum partici peert in deze commissie aangezien de directeur van dit museum, dat fungeert als een moedermuseum voor de Friese musea en oudheidkamers, het College van Gedeputeerde Staten op museumgebied van advies dient." Nu mag dat gelden voor de overige musea en oudheidkamers e.d. in Friesland, maar het is toch, dacht ik, niet aan te nemen dat het Fries Museum zou fungeren als moedermuseum voor ons Princessehof. Dat lijkt mij een beetje een vreemde bewering. In ieder geval snap ik er geen fluit van. Verder schrijft U dat, als in de commissie het onderwerp „verhouding Fries Museum-Princessehof" aan de orde zou komen, Uw College en de directeur van het Princessehof wel worden uitgenodigd. Ik vraag mij af of voor de behar tiging van de belangen van het Princessehof, ook op langere termijn gezien, zo'n ad hoe aanwezigheid in die Friese Museumcommissie eigenlijk wel voldoen de is. De heer Weide (weth.): De vragen beperken zich dus tot de Friese Museumcommissie. Ik zal met Uw goedvinden maar beginnen met de laatste vraag van de heer Buising. Die handelt over de samenstelling van deze commissie. Ik heb vorig jaar al gezegd dat deze commissie in overleg met G.S. en op advies van de toenmalige Staatssecretaris van C.R.M. in het leven geroepen is om de hele problematiek rondom de Friese musea te gaan bestuderen. Er is geen provincie zo rijk aan musea als Friesland. U weet dat er in Fries land zo ongeveer 44 oudheidkamers zijn en daarnaast ook nog een aantal andere musea. De Friese Museum commissie vergadert veelvuldig onder voorzitterschap van Gedeputeerde Van der Mark. Wij hebben destijds aan G.S. meegedeeld dat wij ook graag zitting zouden willen nemen in de commissie i.v.m. de plaats die het Princessehof inneemt. G.S. hebben daarop geantwoord dat, wanneer er zaken betreffende het Princessehof aan de orde zouden komen, wij zouden worden uitgenodigd; zij hebben tot nu toe dienovereenkomstig gehandeld. De heei' Buising heeft gezegd dat het Fries Museum ook als moederinstituut voor het Princessehof zou kunnen gaan fungeren, maar dat is niet het geval. Er is wel sprake van een dergelijke relatie tussen het Fries Mu seum en de andere musea in Friesland. (De heer Buising: Ja, inderdaad. Daarom zouden die andere musea, juist omdat de directeur van het Fries Museum in de commissie zit, niet rechtstreeks in de commissie vertegenwoordigd behoeven te zijn. Maar U zegt nu zelf al dat het Fries Museum zeker niet fungeert als moedermuseum voor het Princessehof. Vandaar mijn belang bij een rechtstreekse en constante vertegen woordiging in de Friese Museumcommissie. Vorig jaar hebt U ook, als ik het mij goed herinner, de indruk gevestigd dat U met het feit dat we niet vertegenwoor digd zijn, niet zo erg gelukkig bent. Maar nu praat U het eigenlijk een beetje goed. In het antwoord staat ook: „Er bestaat onzerzijds op dit moment dan ook geen behoefte aan een vaste vertegenwoordiging." Vo rig jaar praatte U anders.) Het heeft, dacht ik, ook bijzonder weinig zin om er nu nog op aan te dringen. Wij zijn dit jaar vier keer in deze commissie geweest. De commissie is bezig met een eindrapport; dat rap port zal begin volgend jaar verschijnen. De Voorzitter komt ter vergadering. De heer Weide (weth.)Ik schors de vergadering. De Voorzitter heropent de vergadering. De Voorzitter: Ik bied U mijn verontschuldigingen aan voor het feit dat ik zo laat ter vergadering kom. Wij zijn vastgelopen op de Afsluitdijk. Wij hadden ge dacht op tijd terug te zijn maar door de gladheid wa ren er zodanige opstoppingen dat het ons niet gelukt is. De Wethouder kan nu wel gewoon doorgaan met zijn beantwoording. De heer Weide (weth.)Zoals ik al zei, hoopt de Friese Museumcommissie begin volgend jaar met een eindrapport te komen. Wij hebben een duidelijk gesprek gehad met deze commissie. Waarschijnlijk zal uit het rapport wel naar voren komen dat er een nauwe re latie gelegd zal worden d.m.v. een commissie die suggestie is althans naar voren gekomen bestaande uit vertegenwoordigers van het bestuur van het Prin cessehof en het bestuur van het Fries Museum. Die commissie zou dan als een soort coördinatie-commissie kunnen fungeren. Het College heeft zich positief op gesteld t.o.v. deze samenwerking tussen de beide mu sea, mits de nodige doelmatigheid en efficiëncy kan worden aangetoond, anders heeft een vorm van sa menwerking geen zin. De samenwerking kan betrek king hebben op de educatieve dienst, de administratie en ook de opzet en exploitatie van exposities. Maar het is niet direct aantoonbaar dat dit voordelige finan ciële consequenties zal hebben. Ondanks het feit dat wij niet rechtstreeks in de commissie vertegenwoor digd waren wij hadden dat graag gewild hebben wij toch op een bijzonder prettige wijze met de com missie samengewerkt. Ik heb goede hoop dat het ook zo is overgekomen bij het Rijk. En dat is toch wel het belangrijkste, omdat het Rijk in de toekomst duidelijk een financiële taak m.b.t. het Princessehof zal krijgen. Ik heb ook goede hoop dat dat zal lukken, maar wan neer dat precies het geval zal zijn, weten we niet. Volgno. 518. De hear P. van der Veen: Ik wit dat der yn Ljou- wert in man is dy't alle öfkoartingen fan hwat dan ek op skrift stelt en dêr ek by set hwat de öfkoartingen bits jutte. Mar ik wit syn namme net en ik koe him dus net freegje hwat B.R.W.-bilied eins bitsjut. Dat is hjir miskien maklik op to lossen. Der is miskien in komputer by in ynstansje dy't de Provinsje rieplachtet oer it öfkommen fan wurken dy't wy graech réalisearre hawwe wolle Wierskynlik sit de Beurs dêr ek noch altyd yn. Stel nou dat der op in bipaeld momint jild ütröllet foar de Beurs dat wy graech bistimme wolle foar de Harmony. Is der dan in mooglikheit dat wy dat jild brüke kinne foar de Harmony yn pleats fan foar de Beurs sünder dat it wer in jier duorret foar't dêr hwat fan komt? Dat wie myn fraech. Ik hear krekt dat B.R.W.-bilied „Bij zonder Regionaal Welzijnsbeleid" bitsjut, dat dy fraech hoecht net mear biantwurde to wurden. De heer P. D. van der Wal: In de Commissie Ver bouw Beurs die nu, denk ik, zo langzamerhand wel een beetje op dood spoor staat, zaten, naast allerlei andere mensen, een tweetal leden van het Frysk Or kest en een vertegenwoordiger van Interschola. De laatste was er, meen ik, ingekomen omdat Interschola indertijd nogal wat popconcerten, in ieder geval elek trisch versterkte concerten, organiseerde; dat soort concerten zou in de toekomst ook in de Beurs plaats vinden. Nu zijn de plannen m.b.t. de Beurs op de lange baan geschoven en blijft de concert-accommodatie in de Harmonie. De twee leden die namens het Frysk Orkest in de Commissie Verbouw Beurs zaten, zijn overgeheveld naar de Commissie Verbouw Harmonie. Interschola bestaat intussen niet meer, maar er is wel een andere groepering die de laatste jaren vrij geregeld elektrisch versterkte concerten in de Harmonie orga niseert; dergelijke concerten stellen specifieke eisen aan de accommodatie en daaraan voldoet de Harmonie nu lang niet; maar de Harmonie voldoet op dit moment op geen enkel punt aan de eisen. Lijkt het U niet wen selijk of noodzakelijk om iemand uit die hoek in de Commissie Verbouw Harmonie op te nemen? De heer Eijgelaar: U hebt er bij de Provinciale Plancommissie op aangedrongen de verbouwing van de Harmonie in aanmerking te doen komen voor een subsidie in het kader van het B.R.W.-beleid. Hebt U ook de indruk dat dat subsidie verleend zal worden? De heer Weide (weth.)Het B.R.W.-beleid is de op volger van de z.g. planpot Apperloo. Er is een Provin ciale Plancommissie; de heer Mertens is de heer Ap perloo opgevolgd. In het kader van het B.R.W.-beleid zijn er jaarlijks een aantal miljoenen te verdelen. De commissie adviseert t.a.v. de besteding van deze gelden. Ik kan de heer Eijgelaar meedelen dat het rapport van de commissie is verschenen m.b.t. de verdeling van de miljoenen die in de nota Langman werden genoemd. Naast Amicitia Sneek wordt ook de verbouw van de Harmonie direct in dat rapport genoemd; er wordt een bedrag genoemd van 1,8 miljoen. Wij zullen in de raadsvergadering van 10 december a.s. op deze zaak terug komen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 10