is gepubliceerd - zal de coördinatiecommissie een bij zonder belangrijke rol ver-vullen in het geheel van de gemeenschappelijke regeling; het zal een belangrijk adviesorgaan zijn zowel van het dagelijks als van het algemeen bestuur. Er is inmiddels per 1 december een secretaris-coördinator aangesteld. De heer Van Haaren heeft nog wel enige vraagte kens m.b.t. de gemeenschappelijke regeling, maar is na enige aarzeling toch wel ingenomen met het be reikte resultaat. Hij is er m.n. verheugd over dat de inspraak van de woonwagenbewoners in deze gemeen schappelijke regeling in belangrijke mate is gewaar borgd. Mevr. Visser vraagt of wij m.b.t. het Leeuwarder woonwagenkamp in de toekomst nog wel invloed kun nen uitoefenen. Ons kamp zal tegen de boekwaarde worden overgedaan aan het Openbaar Lichaam „Woon wagenschap Friesland". De zorg voor het kamp valt dan dus onder de gemeenschappelijke regeling. Dat be tekent niet dat wij onze handen er helemaal aftrek ken. De coördinatiecommissie en m.n. de secretaris coördinator zal in samenwerking met het dagelijks be stuur waarin ik, als de Raad daarmee akkoord gaat, zitting zal nemen in nauw overleg met de kamp commissie van het woonwagenkamp de belangen van het kamp behartigen. De Raad heeft natuurlijk altijd de mogelijkheid om de vertegenwoordiger van de ge meente Leeuwarden die in het dagelijks bestuur zit over de gang van zaken m.b.t. het totaal van de ge meenschappelijke regeling te raadplegen en vragen te stellen. De heer De Vries heeft bezwaar gemaakt tegen art. 5, lid 4, waarin staat dat ambtenaren kunnen worden benoemd tot plaatsvervangende leden. Hij had liever raadsleden gezien als plaatsvervangende leden. Als de Raad het in meerderheid met hem eens is dan zullen wij dit graag kenbaar maken bij het bestuur. Ik moet er echter wel op wijzen dat in talloze gemeenten deze gemeenschappelijke regeling, zoals die voor ons ligt, al door de Gemeenteraad is goedgekeurd. Als ons wij zigingsvoorstel door het bestuur wordt overgenomen dan zou dat betekenen dat de gemeenschappelijke re geling opnieuw in alle betrokken gemeenteraden be handeld moet worden en dat zou een belangrijke ver traging met zich kunnen brengen m.b.t. het in werking treden van de gemeenschappelijke regeling. Ik dacht dat wij daarmee niet de belangen van de woonwagen bewoners en daar gaat het in wezen om dienen. De heer Bouma: Er zitten in het antwoord van de Wethouder toch een aantal dingen die niet bevredi gend zijn; hij heeft op verschillende vragen geen di rect antwoord gegeven. Hij zegt terecht dat hij in de Commissie voor het Opbouwwerk regelmatig informa tie heeft gegeven. Wij vinden het prettig dat we ge ïnformeerd worden in de commissie. Maar dat wil nog niet zeggen dat het geven van informatie hetzelfde is als het vragen van advies over een raadsvoorstel. Dat is heel iets anders. Mijn tweede opmerking betreft art. 13, lid 2. De Wethouder zegt dat het dagelijks bestuur zich kan laten bijstaan door diverse adviseurs. Dat kan wel zo zijn, maar in lid 2 staat, dat het algemeen bestuur een adviserend lid van het algemeen bestuur tot ad viseur van het dagelijks bestuur kan aanwijzen. Maar als in art. 5 niet staat dat het algemeen bestuur ad viseurs kan benoemen, dan kan het die ook niet aan wijzen als adviseurs van het dagelijks bestuur. (De Voorzitter: Daar hebt U gelijk aan; dat staat er niet in.) Dan klopt dus het antwoord van de Wethouder niet. Wat art. 5, lid 4, betreft, zegt de Wethouder: Er zijn al zoveel gemeenten die deze regeling hebben goed gekeurd, daar kunnen wij eigenlijk met goed fatsoen niet meer aan tornen. Nou, dat mag nooit een reden zijn; wij moeten het recht hebben iets anders te wil len. Anders hoefde U ons deze regeling niet voor te leggen. Wij kunnen natuurlijk als Raad wel beslissen dat de gemeente Leeuwarden geen ambtenaar op een zetel zet die wij liever zien bezet door een beleids functionaris. (De Voorzitter: Dat kunt U inderdaad zonder meer bepalen; dat heeft de Raad in eigen hand.) Als de Raad zegt: College, wilt U, althans voor Leeu warden, daar een beleidsfunctionaris voor aanwijzen, dan krijgen we het, dacht ik, precies zoals we het wil len hebben. Ik zou U dat dus in overweging willen geven; als U mijn suggestie niet over zou willen ne men, zal ik daartoe eventueel een voorstel indienen. De heer Weide (weth.)Ik heb in eerste instantie al toegegeven dat dit voorstel als geheel niet in de Commissie voor het Opbouwwerk is behandeld. Ik heb echter wel talloze malen aan de commissie informatie verstrekt en daar is eigenlijk nooit veel discussie uit voortgekomen. Dat gaf mij enige hoop en vertrouwen dat men, gezien de uitvoerige discussies in de Raad en de publikaties in de pers, zonder meer akkoord zou gaan met dit stuk. Dan iets over art. 5, lid 4. Als de Raad van mening is dat er geen ambtenaren maar bestuurders als plaats vervangers benoemd dienen te worden, dan heb ik er geen enkel bezwaar tegen dat kenbaar te maken bij het bestuur van de gemeenschappelijke regeling. De Voorzitter: Mag ik U misschien even onderbre ken? Ik dacht dat dit punt straks in één keer kan worden opgelost als we gaan stemmen over de be noeming van een bestuurslid en een plaatsvervanger. De Raad kan bij dat punt rustig de suggestie doen een raadslid als plaatsvervanger aan te wijzen. Daar kan het College geen bezwaar tegen hebben. Wij hebben alleen uit praktische Overwegingen voorgesteld een ambtenaar aan te wijzen als plaatsvervanger. U be paalt wie ons zullen vertegenwoordigen. De heer Vellenga: Mag ik hier even op reageren? Wij zouden dat iets correcter willen spelen. Ik had dit willen zeggen als het aan het stemmen toe is, maar het kan, nu ook wel. Wij zouden de heer Weide dus wel willen benoemen, maar de andere plaats even open willen laten in afwachting van het overleg waar nu net over is gesproken. Mocht dat tot resultaten leiden dan kunnen we alsnog hetzij een ambtenaar hetzij een raadslid benoemen. Dat leek ons de meest elegante gang van zaken. De heer Weide (weth.)Er vindt nog deze week in Drachten een vergadering plaats van het algemeen bestuur; ik zal het gevoelen van de Raad daar in dis cussie brengen. De Voorzitter: Er is dus geen enkel bezwaar tegen de suggestie van de heer Vellenga te volgen. Wij schrappen straks gewoon de plaatsvervanger; die kun nen we in een volgende vergadering wel benoemen. Deze kwestie is dus opgelost. Zijn er nu nog meer problemen overgebleven? De heer Bouma: Ik zou nog graag willen weten wat we doen met het 2e lid van art. 13. De Voorzitter: Dat punt moet ter sprake worden gebracht in het algemeen bestuur. Het is inderdaad redactioneel onjuist. Ik zou willen voorstellen dat wij in discussie brengen in het kader van de gemeenschap pelijke regeling of dit moet worden gewijzigd of inge trokken. Ik zou daar de beslissing over het totaal niet van af willen laten hangen; wij vragen onze vertegen woordiger daartoe in het bestuur een voorstel te doen. U hebt gelijk dat dit redactioneel niet klopt. Wij schrap pen dus lid 2 van art. 13 niet, maar wij geven onze vertegenwoordiger opdracht er voor te zorgen dat dit in de toekomst wordt bijgeschaafd dan wel geschrapt; dat besluit zouden we in de Raad moeten nemen. De heer Bouma: Ik meen dat de Wethouder ook nog niet geantwoord heeft op mijn vraag m.b.t. art. 15, lid 4; dat handelt over het toelaten of uitnodigen van belanghebbenden. De heer Weide (weth.)Art. 15, lid 4, luidt: „Het dagelijks bestuur kan belanghebbenden uitnodigen of toelaten om in één of meer van zijn vergaderingen hun belangen te bepleiten of van hun gevoelen te doen blijken." De heer Bouma vroeg of het bestuur dat ook zou kunnen weigeren. Dat zou hieruit inderdaad wel kunnen worden gelezen, maar, het bestuur en de func tie-omschrijving van de secretaris-coördinator ken nende, acht ik het uitgesloten dat het bestuur zou van kracht wordt als de zaak in de Staatscourant 13 weigeren iemand te horen in de vergadering van het bestuur. (De heer Bouma: Mag ik aannemen dat U dat ook nog even in het overleg brengt?) Ja, dat zal ik zeker doen. De Voorzitter: Ik geloof dat dit punt nu voldoende is besproken. Wij kunnen dus nu besluiten over het voorstel. Wat de raadsbrief betreft, de laatste zin moet vanaf „en tevens" worden geschrapt, want de benoe mingen komen pas later in deze vergadering aan de orde. Op dit moment is alleen de concept-regeling in het geding. De Wethouder zal dus trachten in de toe komst de correcties aangebracht te krijgen die hier duidelijk zijn afgesproken. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de Voorzitter gewijzigde voorstel van B. en W. Punt 27 (bijlage no. 353). De hear P. van der Veen: Us fraksje is bliid dat de biliedsnota fan de Raja ütkaem is sadat in plan ta réalisearring fan jeugdwurk yn in ütwurke kader ta stan komme kin. In great part fan myn fraksje kin him ek wol foar in diel fine yn de opmerkings dy't it Kolleezje oer de nota makke hat. Ik soe noch in pear kanttekeningen pleatse wolle en in pear fragen bi- antwurde hawwe wolle. Yn de jeugdnota fan 1968 wurdt praet oer in bilied yn brede sin. Ditselde komt ek wer foar yn dizze nota. B. en W. litte dat nou foar rekken fan de Raja. Graech soe ik dér in forklearring foar hawwe. Oer it funksionearjen fan de koördinaesje sizze Jo dat soks yn de nou to folgjen konstruksje wol fol- dwaende ta syn rjocht komt. Ik tocht dat yn de biliedsnota mear de praktyske kant fan de koördi naesje biljochte waerd; yn de presidiagearkomsten wurde net folie praktyske saken bihannele, mar wurdt nei myn bitinken mear de greate lijn oanjown. Wy binne bliid dat Jo posityf steane tsjinoer it ta stan kommen fan in Jongeren Advyssintrum. Mar de koppeling oan it ophalden fan Release Ljouwert sjog- ge wy dalik net. Release is in frijwilligersprojekt mei as doel it foroarjen fan in maetskippijstruktuer, wylst in Jongeren Advyssintrum in ynstelling is mei bi- ropskrêften mei as doel it forlienen fan yndividuele help. Yn it riedsbrief wize Jo it selsstannich wézen fan de Raja óf ü.o. op subsydzje-technyske grounen. Wy soene graech fornimme hokker biswieren der noch mear binne. Wy halde fêst oan itjinge steld is yn art. 61; dy situaesje wolle wy graech hanthavenje. Mar wy soene graech sjen dat de oan de ried tawezen sekretaris loskoppele wurdt fan de Siktarij-öfdieling en folslein detachearre wurdt by de ried. De dübel- funksje sa't dy nou is, wurdt dan opheven en as sa'n man oan ien ried net genóch hawwe soe hwat syn wurk oanbilanget, dan soe in kombinaesje mei ien of mear rieden miskien wol mooglik wêze. Wy binne bliid to fornimmen dat B. en W. de Raja mear bilüke wolle yn de oerlizsituaesjes mei it parti- kulier ynisiatyf. It eindoel moat wêze: it goed funk sionearjen fan in stik jeugdwurk yn de stêd Ljouwert. De heer De Leeuw: In het algemeen zouden wij een compliment willen geven voor de manier waarop U de raadsbrief hebt samengesteld. Ik heb straks, toen we spraken over de subsidieregeling, al mijn hulde uitgesproken m.b.t. het vrijwilligerswerk en er toen al even op geduid dat het ook ons deugd doet dat er in de nota een duidelijk accent aan wordt gegeven. De tijd laat het helaas niet toe om een aantal elemen ten die in de nota zijn opgenomen wat verder uit te diepen. U zou van onze kant uit de aard der zaak op merkingen kunnen verwachten als wij op een rijtje zetten wat er wordt gezegd over de verhouding tussen overheid en particulier initiatief, wanneer wij de wat vertederende zinnetjes lezen over de confessie er staat letterlijk: „dat mag en kan niet"; ik zal het nu maar even laten bij de stellige manier zoals het er staat en gelet op wat op blz. 29 staat over wat ze met een verrukkelijk gevoel voor humor noemen „vorming en onderwijs voor de 15- en 16-jarigen", om dat wij daaromtrent wel eens wat twijfeltjes hebben, niet om politieke redenen alleen, maar gewoon om praktische redenen. Dat brengt ons gewoon tot de algemene opmerking de heer Van der Veen heeft daar al op geduid dat uit de nota een beetje de al gemene indruk naar voren komt dat hier een interpre tatie wordt gegeven van jeugdwerk en werkterrein - zoals de Raja dat voor zich ziet liggen dat naar onze mening wel een erg breed werkterrein genoemd mag worden. Wij zien dat eigenlijk niet. Stel even dat alle functionele raden zich bezig zouden houden met een volledig uitgediept toepassen van hun uitgangspunt dan bleven we nergens meer. De bedoeling bij het in stellen van de functionele raden is geweest dat er met betrekking tot de specifieke taakgebieden, duidelijk in relatie met het achterland, gezocht wordt naar een zo goed mogelijke communicatie en het aanbrengen van materiaal t.b.v. de besluitvorming van de Gemeente raad en het College van B. en W. Ik ben een beetje bang voor de instelling waardoor de Raja op dit mo ment naar ons gevoel een tikkeltje wordt geleid en ge dreven; U kent de vergelijking wel: eerst heb je onze Lieve Heer, direct daarna de Raad voor Jeugdaangele- genheden en dan een hele tijd niets; er zijn ook ande ren die zeggen dat dat verkeerd is omdat het anders om moet zijn. (Gelach) Ik geloof niet dat we naar die toestand toe moeten. Het is heel duidelijk dat er een belangrijk en ook vruchtbaar werkterrein kan liggen, ook binnen de engere betekenis van het woord, wan neer we het hebben over jeugdwerk. Een heel belangrijke aangelegenheid is natuurlijk de coördinatie. Ik heb bij andere gelegenheden binnen het presidiumoverleg, maar ook in de Raad voor Jeugd- aangelegenheden al eens gezegd dat we toch vre selijk moeten oppassen om al maar lagen tussen te voe gen. Wij hebben bij het instellen van de functionele raden daar zeer uitvoerig over gediscussieerd; wij heb ben toen ook gezegd dat daar aan vast zou zitten een heel eigen en ook financieel systeem. Er is uit de Raad duidelijk de kritiek gekomen dat dat een ontnemen van een deel van de verantwoordelijkheid zou zijn van het uiteindelijke beslissingsorgaan, de Gemeenteraad; wij staan op dit moment op hetzelfde standpunt. Wij vin den dat misschien dat zouden we nader moeten over wegen een verdere uitwerking van de werkijze van de presidia in hun gezamenlijk overleg nader zou kun nen worden bekeken en dat die wat meer effect ge geven zou kunnen worden in die coördinatie. En dan ben ik het helemaal eens met wat van de kant van de heer Van der Veen is gezegd, n.l. dat de positie van de secretarissen van de raden daar direct bij betrok ken moet worden. Ik zou er ook op zich voor voelen om tot een loskoppeling over te gaan detachering heet dat met een mooi woord want de huidige si tuatie, waarbij men zich voor 50% waar moet maken op de secretarie-afdeling en voor 50% aan de raden is gekoppeld dit is een ruwe schatting levert natuurlijk allerlei conflictjes op. Ik zou er voor voelen dat U in overweging neemt om de secretarissen aan de raden te koppelen en de wijze waarop dan directie ven en alles wat daaruit voort vloeit verder zal moeten worden uitgewerkt, lijkt mij typisch een aangelegen heid waarover wij de afzonderlijke raden eens zouden moeten laten spreken. Ik zou willen zeggen dat wij het met de algemene teneur van het rapport eens zijn en dat wij de vinger willen leggen bij de onwenselijkheid om tot sterke uit breiding van de taken te komen. Wij willen echter, met de kritische punten die ik met name genoemd heb ten aanzien van de wat dwaze stelling over de grondslag van de confessionaliteit en alles wat daar aan vast zit, dit rapport toch wel mede als uitgangspunt voor het toekomstige beleid nemen. De heer Van Haaren: Ik vind het merkwaardig dat wij eerst bij punt 24 spreken over de vaststelling van de subsidieregeling jeugd- en jongerenwerk over allerhande uitvoeringskwesties dus en dan later bij punt 27 over het beleid dat daaraan ten grondslag ligt. (De Voorzitter: Die slag is voor U; dat had inder daad andersom gemoeten.) Wij zijn net als de vorige sprekers bijzonder blij met de nota van de Raad voor Jeugdaangelegenheden; onze fractie kan zich daar heel goed in vinden. Wat de raadsbrief betreft, heb ik toch het gevoel dat er een zekere tweeslachtigheid is. U zegt dat U

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 7