tot subsidiëring van het jeugd- en jongerenwerk van de Raad voor Jeugdaangelegenheden." Het is de bedoeling dat, als deze motie wordt aan genomen, de inhoud door B. en W. wordt ingepast in de subsidieregeling jeugd- en jongerenwerk. Dan heb ik nog een vraag over art. 23; de heer Van der Veen heeft het daar ook al over gehad. Dat gaat over de inwerkingtreding van de regeling op een nader door B. en W. te bepalen tijdstip. Kunt U meedelen wanneer U denkt de regeling in werking te stellen? De heer Weide (weth.)Ik ben blij dat de Raad in grote lijnen akkoord kan gaan met de subsidieregeling die wij in nauw overleg met de Raad voor Jeugdaan gelegenheden hebben vastgesteld. Wij hebben, dacht ik, terecht gesteld wij komen hier straks misschien nog wel op terug bij de behan deling van het jeugdbeleid in zijn totaliteit dat wij in deze subsidieregeling toch wel duidelijk het accent willen leggen op het vrijwilligerswerk en dat wij daar aan in de naaste toekomst de hoogste prioriteit willen geven. De heer Van der Veen heeft even gewezen op de bestaande regeling voor clubhuizen. U weet dat vele sportverenigingen, speeltuinverenigingen en recreatie verenigingen uit de algemene middelen hebben kunnen putten d.m.v. deze regeling; in de raadsbrief is deze regeling ook omschreven (de z.g. 25%25%50%- regeling tot een maximum van f60.000,Deze f 60.000,was tot voor enkele jaren f 50.000,maar gezien de stijgende kosten van lonen en prijzen hebben wij gemeend het bedrag te moeten verhogen. Er zijn talloze verenigingen die in het verleden gebruik heb ben gemaakt van deze regeling en die daarvan ook in de toekomst, als daartoe middelen beschikbaar zijn, gebruik kunnen blijven maken. De heer Van der Veen heeft ook nog even gewezen op de regeling van C.R.M. Het is inderdaad zo dat in de begroting van het Ministerie voorgesteld wordt de percentages te wijzigen. De begroting van C.R.M. is nog niet in de Kamer behandeld; wij weten dus niet hoe de Kamer hierop zal reageren. Wij blijven dus de bestaande subsidieregelingen voor het jeugd- en jonge renwerk, die hoofdzakelijk betrekking hebben op het beroepsmatige jeugd- en jongerenwerk, hanteren. Dat betekent dus ook dat wij de normale huisvestingssub sidiëring die in deze regeling is voorgesteld, zullen uit voeren. De heer Van der Veen heeft gevraagd of de uit te keren bedragen ook mee kunnen gaan met de kosten stijging die heden ten dage optreedt. Ik dacht dat de percentages die wij nu in de ontwerp-subsidieregeling voorstellen 80% voor kadervorming en 25% voor activiteiten automatisch inhouden dat de kos tenstijgingen in de begrotingen van de jeugdwerkinstel lingen worden meegenomen; de voorgestelde percenta ges zullen worden berekend van de begrotingsbedragen waarin de verhoogde kosten zijn doorberekend. Er is gevraagd wanneer wij denken de regeling in te laten gaan. Wij streven er naar dit zo spoedig mogelijk te doen. Het moet. binnen de bestaande begrotingspos ten worden gerealiseerd; wij zullen in de begroting enige verschuivingen moeten doen plaats vinden. Zo dra wij een bepaalde post overschrijden, zal de inwer kingtreding ernstig worden vertraagd omdat wij dan goedkeuring van G.S. behoeven. Gezien onze huidige financiële positie zie ik in dat opzicht wel wat moei lijkheden. Wij zullen proberen binnen de bestaande begroting deze regeling zo snel mogelijk in werking te doen treden; het is m.i. een goede regeling die in de plaats komt van twee nu bestaande regelingen. Dan kom ik nu bij het jeugdfonds. Er wordt dus voorgesteld een jeugdfonds in te stellen van f 25.000, Wij hebben hier negatief op gereageerd, niet omdat wij niet positief zouden staan ten opzichte van een dergelijk fonds wij hebben tenslotte in de sec tor sport ook een fonds voor bijzondere sport activiteiten en in de sector cultuur een fonds voor culturele doeleinden voor eenmalige activi teiten. Ik zou het persoonlijk een logische gang van zaken vinden dat er ook voor bijzondere activiteiten in het kader van het jeugdwerk een fonds zou komen. Maar op dit moment is er weinig vraag; de behoefte aan gelden voor bijzondere activiteiten op het gebied van het jeugdwerk schijnt niet zo groot te zijn. Een tweede reden is en die is bijzonder belangrijk dat wij op het ogenblik geen middelen hebben om dit fonds in te stellen. De heer Van der Wal heeft een opsom ming gegeven van de verenigingen die een bijdrage hebben gekregen uit het fonds voor bijzondere activi teiten; volièreverenigingen en wat dies meer zij. Uit het overzicht van de bijdragen uit het fonds voor bij zondere activiteiten blijkt dat de betreffende organisa ties de heer Van der Wal vindt ze misschien een beetje lachwekkend een belangrijk stuk activiteit, m.n. ook voor de jeugd, ontwikkelen. Wij honoreren deze activiteiten graag d.m.v. een bijdrage uit het fonds voor bijzondere activiteiten. Dus op dit moment willen wij de huidige situatie graag handhaven; wij zien niet direct de mogelijkheid om dit jeugdfonds in het leven te roepen gezien de beperkte middelen die wij beschik baar hebben. Ik meen namens het College te mogen zeggen dat van deze zijde geen behoefte bestaat aan de motie die door de heer Van der Wal is ingediend. De hear P. van der Veen: Noch in pear opmerkings. Wy binne bliid dat öfwachte wurdt hwat der fan C.R.M. komme sil; as it yndied f 100.000,wurdt dan hoopje wy dat it hjir ek réalisearre wurde kin. Dan noch eat oer dy persintaezjes. Ik doelde dus spesifyk op de hüsfêstingskosten. Dy wurde nou al- linne mar even bineamd; it wurdt as in kostenfaktor opnommen. Yn de „meerjarenraming" foar de kom- mende jierren stiet dus in post fan f 5.000,En dêr- fan siz ik: as dat bidrach alle jierren gelyk bliuwt, buorkje wy efterüt. As wy sizze: dit jier is it f 5.000, mar der komt in trendmjittige forheging by en as wy dat dan ek noch ris yn persintaezjes ütdrukke koene, dan soene wy miskien oer in tweintich jier ris op 80% sitte. Dan duorret it wol hwat slim lang, mar hwat is better as neat. Hwat it tiidstip fan it yn wurking stellen fan de regeling oangiet, hat de Wethalder sein „zo spoedig mogelijk", mar it is fansels wol aerdich to witten hoe lang „zo spoedig mogelijk" duorret. De heer P. D. van der Wal: De Wethouder stelt t.a.v. het jeugdfonds dat er heel weinig aanvragen in die richting zijn gedaan, maar als er geen jeugdfonds bestaat, kan je moeilijk een aanvraag ervoor indienen. Ik vind dit geen goed argument. Ik ben niet overtuigd door zijn motivering van de afwijzing. De Wethouder stelt eigenlijk dat hij het logisch zou vinden dat er een jeugdfonds zou komen. Nu, dat vinden wij ook en van daar dat wij een motie hebben ingediend. De heer De Leeuw: Komt die motie of komt die niet? (De Voorzitter: De motie is bij mij ingediend.) Ik wil daar nog een enkele opmerking over maken. Op zich is het systeem van het jeugdfonds ons wel sympathiek. Ik vind de argumentatie van de Wethou der een beetje zwak de heer Van der Wal heeft dat ook al gezegd als hij die alleen ophangt aan de vraag die er momenteel is. Sterker lijkt mij het argu ment dat er naar alle waarschijnlijkheid geen enkele financiële mogelijkheid voor is. Dan zijn wij van oor deel dat stemmen voor een motie, waarvan je vrijwel zeker weet dat er geen uitvoering aan gegeven kan worden omdat ons geen toestemming voor dit soort zaken wordt verleend, niet een bijzonder zinvolle aan gelegenheid is. Wij zullen ons dan ook tegen de motie uitspreken. De heer Veilenga: Wij hadden er behoefte aan even over die motie na te denken. Ik dacht dat de heer De Leeuw voor een deel wel verwoord heeft hoe wij deze zaak menen te moeten zien. Zo'n fonds moet zin heb ben; dat betekent dus dat er geld in moet zitten, opdat men op het moment dat men er een beroep op doet, er ook iets uit moet kunnen halen. Een fonds zonder poen is niets. Wij hebben de neiging te zeggen: Laat de Raja een aantal keren met goede stukken, met goede begrotingen een beroep doen op het fonds voor bijzon dere doeleinden waarin het pluimvee en weet ik veel al zit. Mochten aanvragen van de Raja een paar keer afgewezen worden, dan moeten we er in de Raad nog maar eens een keertje een robbertje over knokken. Maar mocht het voorlopig lukken om uit dat fonds de 9 activiteiten te betalen, dan heeft de Raja daar wezen lijk meer aan dan aan een fonds zonder poen, want College en Raad zullen gewoon geen kans zien om in dit papieren fonds ook maar één gulden, één kwartje, één dubbeltje of één cent te storten; dat zit er niet aan. Dat is jammer, maar het is wel een feit. De heer Van Haaien: Ik kan het niet helemaal overzien, maar ik heb begrepen dat er bij C.R.M. al een regeling is dat zou dan art. 43, lid 2, zijn waarbij voor experimenten een subsidie kan worden geregeld van 25% tot een maximum van f25.000, De Voorzitter: Voordat ik weth. Weide het woord geef, zou ik een opmerking willen maken over de da tum van inwerkingtreding van de regeling. De veror dening, zoals die nu luidt, kan praktisch onmiddellijk in werking treden. Dat de datum niet is genoemd, houdt verband met het feit dat we nog een paar uitvoe ringsregelingen rond moeten maken. Daarom staat ook in het voorstel dat eventueel bepaalde delen van de regeling wat later in zouden moeten gaan. Maar als U vanavond deze verordening aanneemt, dan kan die praktisch onmiddellijk ingaan omdat de financiële con sequenties zich in hun totaal bewegen binnen het ka der van onze begroting. De heer Vellenga heeft terecht opgemerkt dat we hetgeen in de motie van de heren Van der Wal en Van Haaren staat niet waar kunnen maken. We kun nen proberen dat in de toekomst voor elkaar te krij gen, maar het instellen van een jeugdfonds zou wel financiële consequenties hebben. Wij kunnen dat fonds niet zonder meer instellen. We hebben er op het ogen blik geen geld voor. (De heer P. D. van der Wal: Dan zou dat, zoals in art. 23 ook staat, later in kunnen gaan.) Wij kunnen de verordening later altijd wijzi gen. Ik licht alleen maar toe dat de motie niet zonder meer in het voorstel kan worden opgenomen. De heer Weide (weth.): De heer Van der Veen heeft gesproken over de trendmatige verhoging van de f 5.000,voor huisvestingskosten. Ik dacht dat dat een logische gang van zaken was. Ik wil graag intern bekijken in hoeverre wij dat in de toekomstige meer jarenramingen mee kunnen nemen. Dan nog iets over het jeugdfonds. Ik heb in eerste instantie gezegd dat ik persoonlek positief sta gezien de soortgelijke fondsen in de sectoren sport en cultuur t.o.v. het instellen van een jeugdfonds. Maar, zoals de Voorzitter en de heer Vellenga ook hebben gezegd, op het ogenblik hebben wij geen middelen om in dit fonds te stoppen. Willen wij in het kader van het jeugdwerk een aantal bijzondere activiteiten steu nen, dan kunnen wij dat doen d.m.v. een bijdrage uit het fonds voor bijzondere activiteiten. Ik dacht dat dat beter was dan het instellen van een jeugdfonds waar geen geld in zit. (De heer Vellenga: U bent dus wel bereid dat te doen.) Ik heb gezegd dat ik sympathiek sta(De heer Vellenga: Ja, maar ik meende dat er enige twijfel aan was. Die moeten we wel wegnemen.) (De Voorzitter: Daar mag geen mis verstand over bestaan. Het College staat hier positief tegenover. Wij zijn hier beslist niet principieel tegen; daar is geen sprake van. Er zijn alleen op dit moment geen middelen. Wij zullen dit punt blijven volgen; zo dra zich de mogelijkheid wel voordoet, kunnen wij het fonds alsnog instellen; weth. Weide heeft dat ook al gesteld. Daar hoeft geen meningsverschil over te zijn.) De heer Van Haaren heeft nog even iets gezegd over de mogelijkheden die het Ministerie biedt voor experi menten (25% tot een maximum van f25.000, Als het Ministerie subsidieert, betekent dat natuurlijk wel dat de Gemeente ook nog voor een belangrijk be drag moet subsidiëren. En daarvoor is op dit moment eenvoudig geen geld beschikbaar. Het Ministerie kan deze bedragen wel flink willen verhogen, maar dan nog blijft er een aanzienlijk gedeelte voor rekening van de Gemeente. De Voorzitter: Ik zou de indieners willen vragen of zij na deze discussie de motie handhaven. (De heer P. D. van der Wal: Ik zou de motie willen bewaren. Dat houdt dus in dat ik die op dit moment intrek.) U gaat er dus mee akkoord dat de motie nu niet in stemming komt? (De heer P. D. van der Wal: Ja.) Akkoord. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 25 (bijlage no. 361). Mevr. Dijkstra-B,ethlehem: Een enkelie opmerking over deze raadsbrief, m.n. over de openluchtbaden en het gemeentelijk overdekt zwembad. Ik ben mij er van bewust dat het, gezien de regelmatige aanpassing van dit soort tarieven, vooral voor grotere gezinnen financieel moeilijk zal worden om van deze voor de gezondheid belangrijke voorzieningen gebruik te ma ken. Ik mis bij de genoemde tarieven als ik ze over het hoofd heb gezien, hoor ik het wel de ge zinsabonnementen tegen gereduceerde prijzen. In prak tisch alle zwembaden zijn deze ingevoerd; ze zijn van groot belang gebleken vooral voor de grote gezinnen. Als ze hier nog niet zijn ingevoerd, dan zou ik het Col lege willen verzoeken de mogelijkheid van gezinsabon nementen in te voeren. M.b.tde seizoentarieven voor tenten en caravans zou ik het College willen voorstellen om te bezien of in de categorie van houders van een paspoort 65—f— ook mindervaliden kunnen worden opgenomen; ik vraag dit i.v.m. de vaak grote financiële moeilijkheden van deze groep. Ik vraag mij m.b.t. het totaal van de aanpassing van deze tarieven af: Als wij op deze weg voortgaan, waar blijven dan de mogelijkheden voor de laagst-betaalde groepen om van deze noodzakelijke recreatiemogelijk heden gebruik te maken? De heer Bouina: Op pag. 1 van de raadsbrief staat onder „tennisbanen": „Wij stellen U voor de tarieven met 20% te verhogen, waardoor het verschil tussen deze tarieven en die van het particuliere tennispark „De Bontekoe" kleiner wordt." Ik zou er als raadslid bezwaar tegen maken wanneer de gemeentelijke ta xieven verhoogd zouden worden, enkel en alleen om dat de tarieven van een particuliere instelling hoger zijn. Ik vind dit geen argument om de tarieven te ver hogen. (De Voorzitter: Het is alleen bedoeld als een constatering.) Mevr. Visser-van den Bos: Ik zou iets willen zeg gen over hetzelfde punt waarover ook de heer Bouma heeft gesproken; ik heb hem misschien niet goed be grepen. Misschien is het voorstel t.a.v. de tennisbanen in de raadsbrief niet zo best geargumenteerd, maar je zou ook kunnen stellen dat het heel ongelukkig is dat de Gemeente met zijn tarieven een particulier be drijf een dergelijke concurrentie aandoet. Als de heer Bouma er niets over gezegd had, zou ik hier niet over zijn begonnen, want ik meende dat „De Bontekoe" ook al, m.b.t. allerlei onderhoudswerkzaamheden, door de Gemeente gesteund wordt. Maar anders zou ik het nog gekker vinden. Ik zou graag willen weten of U het in principe juist vindt om een door particulieren geleid bedrijf of het nu een tennispark is of wat dan ook een moordende concurrentie aan te doen door het gemeentelijke bedrijf zodanig te subsidiëren dat het la gere tarieven kan hanteren. Dat lijkt mij gewoon on juist. Het lijkt mij wel nuttig om in dit verband enige cij fers te noemen; dan kunnen we ons een beeld vormen hoe zwaar we subsidiëren. Ik heb de diverse ramingen die ons ter beschikking stonden eens nagekeken. Ik zie dan dat de begrote meerdere baten we hopen dat die overschreden zullen worden, maar het valt wel eens tegen voor 1974 op bijna f 69.000,komen ver geleken met de rekening van 1972. Dat is dus nog niet zo'n enorm groot bedrag als we zien dat de kostenstij gingen, de hogere lasten, vergeleken met 1972 neerko men op f 466.780,Nu ben ik zo reëel geweest om hier de stijging af te trekken van de bedragen die de Gemeente uitgeeft voor recreatiegebieden, want die kun je eigenlijk niet bij deze tarieven voor de sportaccom modaties betrekken; die stijging bedraagt f159.116, De lastenstijging voor sportaccommodaties bedraagt dan f 307.664,waar tegenover maar een stijging van de baten staat van f 69.000,Ik wil mij best aanslui ten bij het gevoelen van mevr. Dijkstra dat het voor

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 9