n}
haven na deze discussie. (De heer Van Haaren: Gelet
op de mening van de heer Vellenga wil ik de motie wel
intrekken.) Goed, dan is dat afgehandeld.
Benoemd worden tot lid van de regioraad: de dames
E. Brandenburg-Sjoerdsma (29 stemmen) en M. M. Th.
Visser-van den Bos (27 stemmen) en de heren O. Hei-
dinga (17 stemmen), W. S. P. P. de Leeuw (27 stem
men), H. Meijerhof (30 stemmen), J. Schaafsma (28
stemmen), G. de Vries (30 stemmen), K. Weide (weth.),
(26 stemmen) en J. Wiersma (28 stemmen). (De heer
P. D. van der Wal kreeg 14 stemmen, de heer J. de
Jong 1 stem; voorts waren er 31 stemmen blanco.)
Tot kandidaat voor het voorzitterschap van de regio
raad wordt aangewezen de heer J. S. Brandsma met
29 stemmen (3 stemmen blanco).
Punt 36b (bijlage no. 351).
Aanbeveling:
de heer L. D. Corée te Leeuwarden.
De heer P. D. van der Wal: U stelt in de raadsbrief
dat U, in afwijking met de gebruikelijke procedure,
meent te moeten komen met een aanbeveling van één
persoon voor de benoeming van een directeur Grond
bedrijf van de Dienst Stadsontwikkeling. Dit is niet
alleen in afwijking met de gebruikelijke procedure, het
is zelfs in strijd met de gemeenteverordening „Ambte
naren benoemd door de Raad". Daarin wordt onder
b. bepaald dat „Burgemeester en Wethouders voor elke
benoeming als bedoeld onder a, een aanbeveling van
zo mogelijk ten minste twee personen opmaken." U
handelt dus duidelijk in strijd met deze gemeentever
ordening. Want hoe maak je het mogelijk om een aan
beveling van ten minste twee personen op te maken?
Dat doe je gewoon door per advertentie sollicitanten
te vragen voor de vakature directeur Grondbedrijf. Dat
heeft U nagelaten. U heeft dat gedaan, schrijft U in
de raadsbrief, op advies van de Commissie Grondbe
drijf. Op het moment dat het advies van de Commissie
Grondbedrijf tot stand kwam, waren er maar drie van
de vijf stemgerechtigde leden aanwezig; er was een lid
afwezig wegens ziekte en er was een vakature. De
medezeggenschapscommissie van de Dienst Stadsont
wikkeling, die al een profielschets voor de nieuwe di
recteur gereed had, werd nog eens bij elkaar geroepen.
Deze ging akkoord met de voorgestelde kandidaat en
sprak zich volgens de raadsbrief niet uit over de te
volgen procedure t.a.v. de benoeming. Maar uit de no
tulen van de betreffende vergadering blijkt dat enkele
leden wel degelijk bedenkingen hebben tegen de enkele
kandidaatstelling. De mogelijkheid tot vergelijking van
de kandidaten wordt hierbij erg gemist. De voorzitter
van de medezeggenschapscommissie, de hoofddirecteur
van de Dienst Stadsontwikkeling, is ingenomen met de
unaniem positieve houding t.o.v. de enige kandidaat.
Volgens hem haalt een advertentie toch niets uit; de
vorige keer waren er ook maar 2 geschikte kandidaten.
En dan volgt er een wel heel vreemde opmerking van de
pas benoemde hoofddirecteur, n.l. dat hij niet zo zeer
gesteld is op weer een vreemde eend in de bijt. Dit
geeft wel te denken. Het gaat er een beetje op lijken
dat enkele personen willen gaan bepalen welke eenden
er in hun bijt bij komen. Ik vind dat een gevaarlijke
ontwikkeling. Ik heb dan ook het volgende voorstel:
„De Gemeenteraad, in vergadering bijeen op 11 de
cember 1973, nodigt B. en W. uit om voor de benoeming
van de directeur Grondbedrijf van de Dienst Stadsont
wikkeling te komen met een aanbeveling van ten min
ste twee personen."
Dit voorstel is behalve door mij ondertekend door de
heer Vellenga.
Als de door mij voorgestelde procedure wordt ge
volgd, kan de Raad op de gebruikelijke wijze een keus
maken uit de kandidaten. Het kan best zijn dat de
oorspronkelijke kandidaat benoemd wordt en wij heb
ben daar dan volledig vrede mee. Maar ik vind dat de
Raad niet op deze wijze gemanipuleerd mag worden
om de benoeming alleen nog maar te sanctioneren.
De heer Vellenga: Bij meer dan één gelegenheid,
zowel in het verleden ais in het zeer jonge verleden,
is vanuit de Raad niet alleen vanuit onze fractie
bij min of meer belangrijke benoemingen aan het Col
lege gevraagd om met aanbevelingen te komen waar
bij de Raad ook echt een keus zou kunnen maken,
laat ik zeggen, uit twee of drie personen. Ik herinner
mij nog heel goed dat bij meer dan één gelegenheid de
toenmalige nestor van deze Raad, de heer Van Balen
Walter, bezwerend de vinger ophief en het College ver
maande om toch met aanbevelingen te komen met meer
dan één naam. Ik moet zeggen dat ik dat in sommige
gevallen toen wel eens ietwat overdreven vond. Achter
af moet ik zeggen dat het erg juist was, omdat het om
twee dingen gaat. In de eerste plaats gaat het om
naleving van datgene wat op papier van College en
Raad wordt gevraagd, maar in de tweede plaats om
het benoemingsrecht van de Raad echt tot zijn recht
te laten komen en die Raad dus ook de keus te geven
tussen meer dan één kandidaat. Daarbij kan zich na
tuurlijk de bijzondere situatie voordoen dat er in eigen
gelederen een zeer capabele man aanwezig is. Welnu,
die waardering kan gehonoreerd worden door de man
mee te laten doen. Is hij de beste dan wordt hij zonder
meer benoemd, is hij even goed als iemand van buiten
dan kan het feit dat hij uit de eigen gemeente komt
domweg de doorslag geven. Wij hebben nog niet zo
lang geleden in deze Raad besloten om de Dienst
Stadsontwikkeling in het leven te roepen. Wij hebben
een bepaalde weg afgelegd om het directorium te be
noemen. Horizontale en verticale constructies zijn de
revue gepasseerd. Daarna zijn de mannetjes op een rij
gezet en daarna heeft de benoeming plaats gevonden
van de hoofddirecteur, ook op een bijzondere manier,
maar ik constateer op dit moment alleen maar dat
feit als zodanig. Nu doet zich vrij snel na het in wer
king treden van de dienst en het z.g. directorium een
vakature voor. Een belangrijke post, dacht ik. Op zich
zelf is leiding geven aan het Grondbedrijf een nogal
verantwoordelijke zaak, maar stellig nu wij tot die
min of meer nieuwe constructie hebben besloten, echt
willen uitgaan van het goed functioneren van een team
en alles wat daarmee annex is, luistert deze benoeming
nauw. M.a.w., men zou mogen verwachten, los van of
i.v.m. de hele voorgeschiedenis van de Dienst Stads
ontwikkeling, dat het College zich terdege zou beraden
om de Raad een goede keus te kunnen laten doen. Wel
nu, dan krijgen wij tussen alle mogelijke andere papie
ren een raadsbrief, gedateerd 29 november 1973, vrij
kort van inhoud, waarin van de kant van het College
geen enkel motief en geen enkel argument wordt ge
noemd waarom U als College besluit om de Raad
slechts één man en één naam aan te bevelen. U ver
stopt zich achter twee commissies. De ene commissie
is die van het Grondbedrijf, onvolledig in zijn vergade
ring, maar gerechtigd om zijn zienswijze weer te geven
en te zeggen: wij zouden die en die procedure willen
volgen. Maar niets zou U beletten om met een beroep
op de wet en de verordeningen en een goede praktijk
dat niet te doen. U had aan één commissie blijk
baar niet genoeg om U achter te verstoppen. Gelukkig
was er ook een medezeggenschapscommissie bij de
Dienst Stadsontwikkeling. Die zegt: Wij staan volledig
achter de kandidatuur van de heer Corée. Misschien
zeggen alle raadsleden ook welWij staan volledig achter
de kandidatuur van de heer Coréealleen wij zouden er
best nog een kandidatuur van een mijnheer X of, wat mij
betreft, een mevrouw IJ naast willen hebben. Het is
dus helemaal niet in het geding of je wel of niet ach
ter de kandidatuur staat. Maar ik vind de medezeggen
schapscommissie een wijze commissie, want die zegt
er bij: Wij spreken ons niet uit over de te volgen pro
cedure. Dat vind ik verstandig. Die legt zich beperkin
gen op en heeft heel goed geweten dat dat een zaak
van het College en de Raad is. Welnu, daar ligt het
advies van de gehavende Commissie Grondbedrijf, daar
ligt het advies van de medezeggenschapscommissie
van de Dienst Stadsontwikkeling je kunt dat ook
nog heel verschillend interpreteren en dan komt het
College zelf, zo sterk en stoer als het is en zegt: Het
College is van oordeel dat, gelet op het vorenstaande
dat zijn dus de commissieverhalen de plaatsing
van een oproep achterwege kan blijven. Schameler en
magerder kan het, dacht ik, niet. Daar komt nog iets
bij. U hebt gevoelens afgetast in de Commissie Grond
bedrijf. Goed zo. U hebt daarna overleg gevoerd met
het seniorenconvent. Goed zo. Wat bleek in het senio
renconvent? Daar bleek dat een aantal fractievoorzit
ters bereid waren om U om bepaalde redenen te volgen
in de mogelijke procedure, n.l. één man, één naam op
de aanbeveling. Maar daar bleek ook dat twee fractie
voorzitters, vertegenwoordigende 17 van de 36 raads
leden, met klem tegen U zeiden: U zou dat niet moeten
doen. Daar is de grootste fractie in deze Raad bij die
dat met klem en kracht tegen U zegt. Die fractie heeft
twee wethouders in het College; één van hen is de
portefeuillehouder. Ik dacht dat het College in zijn to
taliteit daar rekening mee had moeten houden. Dat U
dat niet hebt gedaan, ervaren wij als zeer grievend
voor onze fractie. Ik heb de moeite genomen om bij
sommige vorige benoemingen, waarbij één naam op de
aanbeveling stond, te zeggen: Wij zijn om bepaalde
redenen bereid om er aan mee te werken, maar bedenk
goed dat wij dit zien als een uitzondering, om zelfs de
schijn te vermijden dat wij op een bepaald pad gedron
gen zouden willen worden. U hebt de moeite genomen
om eens na te gaan welke fracties en welke raadsle
den wel of niet voor een bepaalde procedure kiezen
t.a.v. deze belangrijke benoeming. Wij vinden het feit
dat U in deze bijzondere situatie, nu de helft van de
Raad zegt dat U het zo en zo moet doen waar het om
deze belangrijke benoeming gaat, toch een andere weg
kiest zonder één eigen motief, zonder één eigen argu
ment een staaltje van een heel slecht aanbevelingsbe-
leid. Hier wil ik op dit moment mee volstaan.
De heer lï. P. van der Veen: Ik heb deel uitge
maakt van de vergadering die U, mijnheer do Voor
zitter, bijeen geroepen hebt onder de naam senioren
convent en ik heb daar, gehoord Uw argumentatie,
verklaard te kunnen instemmen met het voorstel zo
als U dat nu doet. Ik heb een beetje bezwaar tegen die
vergaderingen van het seniorenconvent omdat naar
mijn idee elk raadslid zijn eigen verantwoordelijkheid
en zijn eigen idee heeft; althans in mijn fractie is het
niet zo dat iedereen blindelings achter zijn voorzitter
aan moet lopen. Als regel is het dus zo dat U dc
senioren bij elkaar roept voor zaken die nog niet in
de publiciteit gekomen zijn en in de fractie zijn over
legd. Als de heer Vellenga nu dan zegt dat hij in hoge
mate gegriefd is door de gang van zaken t.a.v. dit
voorstel, dan zeg ik: Ja, dat de heer Vellenga lange
tenen heeft, wil ik wel geloven, maar dat het gemeen
schappelijke tenen zijn van zijn hele fractie wist ik
niet. (De heer Vellenga: Als ik nu zopas gezegd heb
dat dat wel zo is!) Ik hoor dat nu. (De heer Vellenga:
Ik wist dat ook op het moment dat in het senioren
convent over deze zaak gesproken werd. Maakt dat
het duidelijker?) Nee, dat is dus iets dat ik in het
seniorenconvent niet van U heb kunnen vernemen.
Het is ook niet gebruikelijk, dacht ik. Ik mag mij er
over verwonderen, als U, zonder het commentaar dat
U nu levert, zegt dat Uw fractie zo verontwaardigd
is omdat Uw privémening, uitgesproken in het senio
renconvent, niet gevolgd is. U vertegenwoordigt een
grote fractie, maar die fractie heeft een eigen me
ning, althans als die fractie functioneert zoals een
liberale fractie functioneert.
De hear Singelsma: De F.N.P. is in partij dy't foar
de minderheden doart op to kommen. En ik fiel my
hast twongen om foar it Kolleezje op to kommen. Dat
hoecht net fansels. Jimme dogge it ek nea goed. Hege
beammen hawwe in protte wynfang. (Stim: Jo haw-
we der dus in oare miening oer.) Ik haw faek krityk
op dit Kolleezje; dat is in feit. Mar wy witte de foar-
skiednis dy't him ófspile hat by de fakature fan de
hear Quak en dat de hear Corée doe gadingmakker
wie. De hear Vellenga seit nou dat syn fraksje him
rekke fielt en dat hy it net moai fynt dat it Kolleezje
dit sa dien hat. Ik moat sizze dat ik by de gearkom-
sten fan it seniorenkonvint net yn 'e gaten hie dat
it sa heech opnommen waerd. (De hear Vellenga: Dér
wurde gjin bisluten nommen dér wurdt allinne mar
fregeHwat tinke jimme der fan Ik bin eins in hwat
twifelriedich man. Hwant yn wêzen kin ik net folie
tsjin de argumintaesje fan de hear Vellenga ynbringe;
tsjin dy fan de hear Van der Wal ek net. Sa't hja it
sizze, heart de gong fan saken to wêzen. Mar it pa
pier moat fansels net hielendal baes wêze. Wy witte
de eftergroun fan dizze hiele histoarje. Wy soene in
8ZS
oprop dwaen kinne en der soene „pro forma" minsken
oan meidwaen kinne. Dy soene dan faeks meidwaen
omdat dan oan de formaliteiten foldien wie. Dat is
my ek net nei 't sin. Dêrom koe ik it ek iens wêze
mei de argumintaesje fan it Kolleezje, hoewol't ik
siz: de tsjinstanners hawwe gelyk, dit moat gjin regel
wurde, perfoarst net. De Ried hat it bineamingsrjocht
en moat kar hawwe, op syn minst üt twa kandi
daten. Sa is it perfoarst. Mar ik fyn dit wol in hwat
ütsünderlik gefal en dêrom gean ik dizze kear dochs
mei it Kolleezje mei.
De heer Rijpma: Een korte verklaring van de zijde
van mijn fractie. Ik wil niet ingaan op het feit dat er
een zekere controverse is ontstaan tussen twee raads
fracties en het College. Wij hebben als fractie volledig
ingestemd met de redenen die het College heeft aan
gevoerd om met een aanbeveling van maar één naam
te komen. De heer Corée heeft ook op de vorige voor
dracht gestaan. Dat betekende dat U hem op dat mo
ment gekwalificeerd vond om als directeur van het
Grondbedrijf op te treden. Wij hebben dat in de pro
cedure die toen ontstaan is ook niet ontkend. Alleen,
onze voorkeur is toentertijd uitgegaan naar een an
der. Wij menen dat het om allerlei redenen gewenst
is om in dit geval een grote uitzondering te maken
op de procedure en de heer Corée unaniem dat
hoop ik tenminste te benoemen. Onze fractie zal
in ieder geval unaniem het voorstel van het College
volgen.
De heer Van Haaren: Ik heb ook echt het gevoel
gehad dat de bespreking in het seniorenconvent een
opiniepeiling was. Op grond van die opiniepeiling, van
wat er zo leeft bij de fracties, werd IJ duidelijk dat de
fracties van P.v.d.A. en Axies tegen deze procedure
waren, niet tegen de heer Corée, maar tegen de pro
cedure. Ik ben het met de heer Vellenga eens dat het
onbegrijpelijk is dat U na deze opiniepeiling, waaruit
duidelijk blijkt dat twee fracties (17 raadsleden) tegen
deze procedure zijn, zonder enige motivering ons dit
voorstel doet. Dat vind ik onbegrijpelijk. Ik was er
vast van overtuigd dat U na deze opiniepeiling een
andere procedure zou volgen.
De Voorzitter: Ik zou een enkel woord willen zeg
gen over de reden waarom het College voor deze pro
cedure heeft gekozen. Ik zou met veel nadruk willen
zeggen dat het College reeds had besloten om een op
roep te plaatsen om te voorzien in de vakature van
directeur van het Grondbedrijf. Het College is er zich
volledig van bewust dat de Raad dat is herhaalde
lijk tot uitdrukking gebracht het op prijs stelt niet
geconfronteerd te worden met een aanbeveling van
één naam, maar een keuze wil kunnen maken uit
twee of meer kandidaten. Hiermee rekening houden
de had het College dus reeds beslist om een oproep te
plaatsen. Weth. Tiekstra heeft toen dat is een lo
gische zaak over deze problematiek een discussie
gevoerd in de Commissie Grondbedrijf. Dat is de com
missie van advies en bijstand waarin over deze aan
gelegenheid moest worden gepraat. Weth. Tiekstra
kwam in het College terug met de mededeling dat
de commissie toegegeven dat die niet volledig was,
maar wel bevoegd om advies te geven unaniem
aan het College in overweging gaf zonder meer de
heer Corée te benoemen omdat de Commissie Grond
bedrijf van mening was dat de heer Corée een ge
schikte kandidaat was en dat het naar de mening
van de commissie niet zinvol was om een oproep te
plaatsen voor deze vakature. Het is het goed recht
van die commissie om met dat advies te komen. Wij
hoefden dat advies niet zonder meer te volgen en dat
hebben wij ook niet gedaan, maar het was een ge
geven voor ons. Een tweede gegeven was dat wij de
vorige keer dat er een vakature was de heer Corée op
de aanbeveling hadden geplaatst en daarmee duidelijk
hadden aangegeven dat wij de heer Corée een kandi
daat vonden die voor benoeming in aanmerking kwam;
anders hadden wij hem niet op de aanbeveling gezet.
De mening van de Commissie Grondbedrijf kennende,
hebben wij toen gezegd: Laten wij nu eerst ook horen
wat de mening van de medezeggenschapscommissie
van de dienst is. Want in die commissie zal er toch