18
RAADSVERGADERING
U
__L_
M.b.t. de openbaarheid van de gegevens m.b.t. de
aanvullende bijdrage heb ik al het een en ander ge
zegd. De heer Meijerhof heeft nog wel gezegd dat ta
ken die achterhaald zijn achterwege moeten blijven.
Die zaak kunnen wij bekijken in het kader van de
sanering. De heer Meijerhof heeft gesteld dat het goed
zou zijn het saneringsproces te kanaliseren via de Com
missie voor de Financiën; het lijkt mij een gezonde
gedachte die commissie bij dit werk in te schakelen.
Die commissie kan behulpzaam zijn bij de oplossing van
dit probleem. Wij willen graag overleg en deze com
missie kan hierbij worden betrokken.
Ook de heer Visser heeft in het kader van zijn al
gemene financiële beschouwingen veel punten aange
roerd waarop ik niet in hoef te gaan. Hij heeft waarde
ring uitgesproken voor de meerjarenraming. Ik wil die
waardering ook graag doorspelen naar de mensen die
dit op ambtelijk niveau hebben uitgewerkt.
Hij heeft gevraagd hoe de geaccumuleerde tekorten
in de toekomst gedekt zullen worden. De nadelige dienst-
saldi van 1971 en 1972 hebben wij kunnen dekken met
de saldi-reserve van 5,2 miljoen (4 miljoen op 31 de
cember 1971 plus de daarbij gekomen verhogingen). Tot
en met 1972 staan we dus quitte, maar de saldi-reserve
is op. Het is dus de vraag welk tekort er m.b.t. 1973
overblijft nadat we het tekort op rekeningbasis hebben
vastgesteld en daarvan de aanvullende bijdrage hebben
afgetrokken. Van het tekort dat dan overblijft wordt
een deel overgeboekt naar een volgend jaar voor zover
het zaken betreft waarvoor we geen toestemming van
G.S. hebben gekregen. Het tekort dat dan overblijft van
1973 zou een stukje kunnen zijn van het geaccumuleer
de tekort van de volgende jaren. Wij stellen ons voor
de tekorten die in de komende jaren zullen ontstaan
in de saneringsnota te verwerken; wij moeten ze zien
te dekken in de vorm van het afschrijven over een x-
aantal jaren. Wij zullen ten aanzien daarvan met voor
stellen moeten komen. Ik weet niet hoe groot die te
korten zullen worden, ik hoop dat ze niet al te groot
worden. Maar in de toekomst zullen we ze moeten dek
ken door op de tekorten die we activeren af te schrij
ven. Ik weet niet in hoeveel jaren die kunnen worden
afgeschreven. Maar er wordt aan ons de eis gesteld
dat we de geaccumuleerde tekorten zelf wegwerken in
het saneringsproces. Maar deze zaak wil ik graag in
de Financiële Commissie nog eens aan de orde stellen.
Wij moeten eerst de uitspraak van de Minister en de
Staatssecretaris hebben.
De heer Visser heeft gesteld dat wij het ongewijzigd
beleid moeten vertalen in een gewijzigd beleid. Dat zal
ongetwijfeld het geval moeten zijn. Als wij met de reeds
door mij genoemde beleidsombuigingen geconfronteerd
worden aan de hand van de resultaten van de werk
groep zullen wij niet meer door kunnen gaan met
het uitvoeren van de begroting van 3 974 op basis van
ongewijzigd beleid. Wij zullen zo gauw mogelijk een ge
wijzigd beleid moeten vaststellen; daarmee zal de Com
missie Beleidsplanning zich stellig bezig moeten houden.
Die commissie heeft op het ogenblik een drieto.l taken:
1. de meerjarenraming 1975 t.e.m. 1978 op basis van
ongewijzigd beleid klaar maken, 2. de nota 1975 en
1976 verder uitwerken op basis van ongewijzigd beleid,
eventueel aangevuld met beleidsombuigingen op grond
van de adviezen van raden en commissies en uitspraken
van B. en W. en 3. meewerken, voor zover dat mogelijk
is, aan de saneringsnota, omdat uiteindelijk planning en
sanering samen dienen te vallen bij het indienen van
de saneringsnota. In dat opzicht kunnen wij deze zaken
laten samenvallen, hoewel de Commissie Beleidsplan
ning eigenlijk een andere taak heeft dan werken aan
de sanering van de financiën.
Dan kom ik nu op een aantal vragen die niet op
financieel gebied liggen. Aan de meeste opmerkingen
van de heer Van der Veen kan ik voorbij gaan, maar
ik wil nog even ingaan op zijn opmerking over de afval
producten. Hij weet dat wij in Leeuwarden intussen een
vuilverbrandingsinstallatie hebben. Het is interessant
om over andere verwerkingsmethoden te spreken, maar
die zijn achterhaald door uitspraken van de Raad m.b.t.
dit punt.
De heer Van der Veen heeft gesteld dat m.b.t. de
woningbouw de nodige voorzichtigheid betracht moet
worden en dat de Nota Priemus met de nodige reserve
moet worden bekeken. Ik ben het daarmee eens. Wij
zijn daar intern mee bezig en hopen zo spoedig moge
lijk in de Raad op dit onderwerp terug te komen. Wij
hebben nota genomen van de opmerking die gemaakt
is over het realiseren van minder eentonige woningen.
Ik dacht dat wat de woningbouwverenigingen op dit
moment produceren al veel meer variatie heeft; wij zijn
daarmee m.i. op de goede weg. Ook de kwestie van de
Linnaeusstraat is in beweging. De zaak is in bespreking
in de Commissie voor het Woningbedrijf. Wij hopen
binnen niet al te lange tijd te kunnen komen met maat
regelen; de Raad ziet dat dan wel. Er is gevraagd of
het Mariahof behouden kan blijven. Dat is niet de be
doeling. Er is duidelijk afgesproken dat dit een van de
saneringsgebieden zou zijn; ons standpunt is dat die
sanering moet worden uitgevoerd.
T.a.v. het openbaar vervoer is opgemerkt dat dat on
voldoende als alternatief kan worden aangemerkt in
het kader van de energiecrisis. Dat kan best zo zijn. De
uitbreiding van het openbaar vervoer is kostbaar, maar
wij hebben toch gemeend aanvullende voorzieningen te
moeten treffen d.m.v. een aantal uitbreidingen. Ik heb
straks al een bedrag genoemd van 4 V2 ton, maar op
iets langere termijn zal het meer gaan kosten.
De heer Van Haaren heeft het gehad over het tarie-
venbeleid. Hij heeft straks al van mij gehoord hoe ik
het tarievenbeleid zie in het kader van de hele sanering
van de financiën. Wij denken bij sanering niet uitslui
tend aan tarieven en belastingen, maar dat zijn wel
punten die wij in het kader van de sanering moeten
bekijken. Natuurlijk is het mogelijk om, als het tarieven
beleid sec aan de orde komt, rekening te houden met de
uitgangspunten van de heer Van Haaren. Maar die
kan hij wel naar voren brengen als dat punt aan de
orde komt. Hetzelfde geldt voor mevr. Dijkstra.
Mevr. Dijkstra heeft gevraagd wat de Gemeente doet
om aan de nodige financiën te komen. Ik heb al een
heel aantal maatregelen genoemd, waaruit blijkt hoe
wij hier intern mee bezig zijn. Wij spelen echt niet op
één kaart. Wij trachten alle mogelijkheden die er zijn
hierbij te betrekken om een zo pluriform mogelijk be
leid te kunnen voeren. Het is ons bekend dat mevr.
Dijkstra tegen tariefsverhogingen is.
Zij heeft ook gesproken over goedkope woningen;
daar is inderdaad behoefte aan. Maar zij zou ook eens
moeten bekijken welke voordelen de aanvullende huur
subsidie geeft. De huur van duurdere woningen wordt
daardoor zodanig gecompenseerd dat met huursubsidie
iemand met een minimum loon tegen een redelijke prijs
een duurdere woning kan huren. (De heer Vellenga: Mis
schien kan de Wethouder zich op dit punt enige be
perking opleggen. Dit punt komt als afzonderlijk punt
terug. Mogelijk willen andere fracties dan ook nog een
bijdrage leveren tot de discussie.) Akkoord. (De Voor
zitter: Dit punt wordt dus nu niet meer besproken.
Dat komt later aan de orde.)
Ik ben door mijn punten heen.
De Voorzitter schorst, om 17.30 uur, de vergadering.
van maandag 17 december 1973
's avonds 19.30 uur
(voortzetting van de middagvergadering)
Aanwezig 32 leden de dames E. Brandenburg-
Sjoerdsma, J. Dijkstra-Bethlehem, G. Visscher-Bouwer
en M. M. Th. Visser-van den Bos en de heren S. Bouma,
G. Buising, G. F. Eijgelaar, T. H. van Haaren, O. Hei-
dinga, W. Hemstra (tot 22.40 uur), H. Jansma, J. F.
Janssen, J. de Jong, K. J. de Jong (weth.), A. Klomp,
H. Meijerhof, W. Miedema, Ir. C. L. Rijpma (vanaf
19.45 uur), J. Schaafsma (tot 19.50 uur), J. B. Singel-
sma, K. Spoelstra, N. Sterk, J. Tiekstra (weth.), Mr.
B. P. van der Veen, P. van der Veen, J. T. Vellenga,
L. Visser, G. de Vries, F. van der Wal, P. D. van der
Wal, K. Weide (weth.) en J. Wiersma; 1 vakature.
Afwezig de heren J. ten Brug (weth.), J. Heetla
(weth.), J. Knol en W. S. P. P. de Leeuw.
Voorzitter: de heer J. S. Brandsma, Burgemeester.
Secretaris: de heer Mr. W. J. G. Reumer, loco-Secre
taris.
Voorts zijn aanwezig: de heren W. Braaksma, adj.-
Hoofd van de afdeling Economische Zaken, Beleids
planning en Organisatie, M. F. Koopmans, Hoofd van
de afdeling Sociale Zaken en Welzijnsaangelegenheden,
Mr. H. J. Winkelman, Hoofd van de afdeling Kabinet
en Algemene Zaken, J. Wijngaarden, Hoofd van de af
deling Volkshuisvesting en Openbare Werken, en C.
IJsbrandij, Hoofd van de afdeling Financiën en Belas
tingen
De Voorzitter: Dames en heren, ik stel voor dat wij
onze werkzaamheden hervatten. Ik geef weth. Tiek
stra het woord voor het beantwoorden van de in eerste
instantie bij de algemene beschouwingen gemaakte
opmerkingen en gestelde vragen m.b.t. zijn portefeuille.
De heer Tiekstra (weth.): Ik heb wel eens meer
punten op mijn lijstje gekregen dan vanmiddag het ge
val is geweest. Ik zal dus niet zo lang hoeven te praten.
Er zijn enkele opmerkingen van zeer verschillende
aard gemaakt over het contact met de bevolking,
de inspraakprocedure. Ik wil dat graag bewaren voor
het slot van mijn betoog. Ik zou nu eerst een paar con
crete opmerkingen willen beantwoorden. De heer Vel
lenga heeft wat dit betreft enkele beschouwingen ge
wijd aan de onzekerheid en de lange duur die frustre
rend werkt en dan in het bijzonder m.b.t. de Oldegali-
leën, de Landbuurt en Huizum-Dorp. Ik zou willen
zeggen dat wij wat de Oldegalileën betreft nog wach
ten op de productie m.b.t. het laatste verkeersonder-
zoek dat daar door de projectgroep is ingesteld; zodra
we dat hebben kan het overleg met de wijk worden
voortgezet. T.a.v. Huizum-Dorp verwacht ik dat we in
het eerste halfjaar van 1974, zoals ook afgesproken
is een aantal jaren terug, door tussenkomst van de
vereniging „It aide doarp" opnieuw het contact met de
bevolking kunnen opnemen m.b.t. het ontwerp-bestem-
mingsplan. Wat de Landbuurt betreft, wij gaan starten
met een overleg-procedure m.b.t. de totale wijk en ik
dacht dat in dat kader ook stellig Landbuurt en om
geving kan worden meegenomen; dat wil ik graag toe
zeggen.
De heer Van der Veen heeft enkele opmerkingen ge
maakt die vooral bij de bestemmingsplannen nogal een
rol kunnen spelen. Hij vraagt in het bijzonder m.b.t. de
woningbouw meer aandacht voor de woonomgeving.
Dat is natuurlijk een onderwerp dat bij ieder bestem
mingsplan terug keert. Daarbij vraag ik wel de aan
dacht van de heer Van der Veen voor de omstandig
heid dat ook de verzorging van de woonomgeving een
element uitmaakt van de grondprijzen en dat het niet
altijd lukt om de voorzieningen te treffen die nodig
zijn. Wel kan hij weten dat wij proberen maximaal te
doen wat nodig is voor de woonomgeving, binnen het
kader van de beschikbare middelen.
Dan heeft de heer Van der Veen zich nogal gere
serveerd opgesteld t.o.v. de Transvaalwijk. Ik dacht
dat hij daarmee in enige mate fout zat. Ik heb dat ook
bij de laatste raadsvergadering al gezegd. In de eerste
plaats is het zo dat de bewoners van de Transvaalwijk,
voor zover het de te verbeteren woningen betreft, van
de kosten van de woningverbetering en dat is uiter
aard hun zaak 75% zelf op tafel moeten leggen;
en het loopt op het ogenblik goed met die woningver
betering. In de tweede plaats mag hij weten dat aan
het slot van de vergadering die afgelopen donderdag
is gehouden de jaarvergadering van de Stichting
Transvaalwijk de vergadering aan het bestuur de
opdracht heeft gegeven om met de Gemeente verdere
onderhandelingen en overleg te voeren over de verbe
tering van de woonomgeving op basis van de bereid
heid van die vergadering om per woning f 1.000,te
aanvaarden als grondslag voor een eventueel te heffen
baatbelasting.
Wat het standpunt t.a.v. Leeuwarden-hoog en Leeu
warden-laag betreft het volgende. Het College heeft
een commissie in het leven geroepen die hard aan het
werk is gegaan; die werkt op een zeer krap werksche
ma. Deze week en dat is m.i. een compliment waard
aan het adres van de raadsleden die in de commissie
zitting hebben zal de commissie een hele dag beste
den aan het werk m.b.t. het vergelijken van de beide
projecten. De commissie heeft zich laten opzadelen met
een tijdschema dat als uitkomst heeft dat de rapporte
ring nog in januari aan het College zal worden over
gelegd. Ik dacht dat dat een concrete en duidelijke in
formatie was.
Dan een enkele opmerking over de woorden die ge
wijd zijn aan de inspraakprocedure. Ik geloof dat de
wijze waarop op het ogenblik de inspraak ontwikkeld
is in de gemeente Leeuwarden toch wel duidelijk een
goed perspectief heeft. Men moet daarbij wel in aan
merking nemen dat het bij de inspraak allereerst gaat
om een stuk wederzijdse informatie. Bij de openheid
van het bestuur past dat m.i. terdege. Voorts gaat het
bij inspraak om een duidelijke confrontatie van de
standpunten t.o.v. elkaar en ik geloof dat het in de
Transvaalwijk in het bijzonder ook duidelijk is gewor
den dat door de bevolking op een gegeven ogenblik
ervaren wordt dat, zonder aanvaarding van bepaalde
consequenties m.b.t. datgene wat men wil, deze zaak
niet gerealiseerd kan worden. Ik dacht dat dit een van
de vruchten is van de inspraakprocedure. In die zin
benader ik de inspraakprocedure zeer positief. Maar
wij moeten wel weten dat, als wij praten over inspraak,
het nogal eens gebeurt dat de een er heel wat anders
onder verstaat dan de ander. En als ik dan het woord
participatie hoor dan heb ik op zich geen bezwaar te
gen participatie, mits men ook bereid is in dat proces
de consequenties daarvan te aanvaarden, zoals kenne
lijk in de Transvaalwijk toch duidelijk het geval is. Ik
zou nog willen zeggen dat alle inspraak van de wereld
niets afdoet ook dat heb ik al eerder gezegd aan
de eigen verantwoordelijkheid van de bevoegde be
stuursorganen wat het nemen van de beslissingen be
treft. Ik dacht dat we deze verschillende verantwoor
delijkheden recht overeind moeten houden, wil het in
spraakproces niet leiden tot een voortgaande discussie
zonder dat er beslissingen worden genomen. Hwat dat
oangiet bin ik it iens mei de hear Singelsma en dér
bislüt ik mei dat wy ek de moed hawwe moatte om
bislissingen to nimmen.
De Voorzitter: U hebt het weth. Weide niet moeilijk
gemaakt. Er is voor hem niets overgebleven. Wij kun
nen dus hiermee de eerste instantie afsluiten en aan
de tweede instantie beginnen.
De heer Rijpma is inmiddels ter vergadering geko
men.
De heer Vellenga: Ik zou willen beginnen met de
dingen die van de zijde van het College zijn gezegd;
ik kom graag op enkele zaken nog even terug.