16
ogenblik wordt gevoerd door de centrale overheid en
door de provinciale overheid een politiek die ook wij
als Gemeentebestuur zelf voorstaan ik toch wel
de indruk heb dat de gevolgen van de suburbanisatie
in de komende jaren omgebogen zullen worden en dat
we er rekening mee mogen houden dat na de daling
van het inwonertal er wel weer enige stijging zal plaats
hebben. Maar wij moeten er niet van uitgaan dat wij
ooit het aantal van 116.000 zullen bereiken dat destijds
genoemd is; dat is simpel het gevolg van het feit dat
er landelijk een totaal andere bevolkingsontwikkeling
optreedt dan toen gedacht is. In die geest heb ik mij
op 27 oktober uitgelaten. Ik heb dus wel iets anders
gezegd dan de heer Heidinga straks naar voren bracht.
Aan het adres van de heer Van der Veen zou ik willen
zeggen dat het College wel positiever staat tegenover
de komst van de agogische akademie naar Leeuwar
den dan hij. Maar dat was ook al bij een eerdere dis
cussie in deze Raad gebleken. Wij beoordelen dat bij
zonder positief. U weet, dat wij naar mijn mening
niet ongegrond hoop hebben op de vestiging in
Leeuwarden van de sociale faculteit van de Noorde
lijke Universiteit. Wij menen dat het tot stand komen
van de agogische akademie en de sociale faculteit een
grote stimulans zou kunnen zijn voor de totale ont
wikkeling van onze stad in de toekomst. Samen met
anderen zijn wij nog steeds bezig te proberen in Leeu
warden een h.e.a.o. te krijgen. Ik neem aan dat de
heer Van der Veen daarover t.z.t. wel enthousiaster
zal zijn dan over de agogische akademie. Mede gelet
op de gesprekken die kortgeleden zijn gevoerd gaan
wij er nog steeds van uit dat binnen afzienbare tijd in
Leeuwarden ook een h.e.a.o. zal komen, zij het mis
schien wel op een ietwat andere wijze dan wij in het
verleden wel eens hebben gedacht. Maar dat is niet het
belangrijkste, het belangrijkste is dat die school er
komt en dat wij langs die weg het hoger beroepson
derwijs en het wetenschappelijk onderwijs in onze pro
vincie en onze stad kunnen uitbreiden.
De heer Van der Veen heeft ook gewezen op de uit
breiding van de taken van de Politie. Dat brengt mij
er toe om ook in de Raad toch wel te zeggen dat ja
renlang op nationaal niveau minder aandacht aan dit
toch urgente probleem is geschonken dan nodig was.
Degenen die de kamerdebatten en de discussies met
de ministers De Gaay Fortman en Van Agt hebben
gevolgd, weten dat zowel de Kamer als de Regering
deze problematiek duidelijk onderkent en dat hier op
het ogenblik heel serieus aan wordt gewerkt. Natuur
lijk zullen we ook hier bepaalde remmen in acht moe
ten nemen die de financiële mogelijkheden ons opleg
gen, maar het is niet zo dat men er onverschillig aan
voorbij gaat; daar is geen sprake van. Wij hebben in
Leeuwarden echt geen behoefte aan een geweldige uit
breiding van de Politie, maar een reële uitbreiding zal
wel tot stand moeten komen geler op de toch wel
sterk in aantal toenemende taken waarvoor het po-
litie-apparaat wordt gesteld. Gelukkig heeft dit pro
bleem alle aandacht.
Ik heb met belangstelling geluisterd naar het poli
tieke testament van de heer Van Haaren. Ik dacht dat
iedereen daarvan datgene moest meenemen wat hij
meent dat voor hem van nut is. Ik geloof niet dat de
heer Van Haaren veel punten naar voren heeft ge
bracht waarop ik op dit moment zou moeten reageren.
Hetzelfde geldt eigenlijk voor hetgeen de heer Sin-
gelsma heeft gezegd. Ik bedoel niet dat ook hij een
politiek testament heeft gemaakt; ik heb niet de in
druk dat hij al zover is. Ik heb ook zijn algemene be
schouwing met zeer veel interesse gevolgd, maar de
heer Singelsma heeft aan het College geen vragen ge
steld. Wat dat betreft kan ik volstaan met te zeggen
dat ik met genoegen naar hem heb geluisterd. Hij heeft
geen problemen opgeworpen voor het College en dat
is voor ons een pluspunt. Of er een gedenksteen zou
moeten komen voor kleine partijen in de muur van het
Stadhuis? Daarvoor zou ik geen positieve toezegging
willen doen. Ik zou me een andere plaats kunnen in
denken voor gedenkstenen van kleine mini-partijtjes
dan het Stadhuis; maar dat is weer een heel ander
punt.
Mevr. Dijkstra was wat somber; ze zei: Wat ver
andert er nu eigenlijk na twee dagen vergaderen. Ik
wil wel toegeven dat het wel eens wat meer gespetterd
heeft bij een begrotingszitting dan nu het geval is.
Maar il^ geloof dat dat vooral komt omdat wij een paar
enorme problemen öf net hebben behandeld ik noem
het structuurplan voor de binnenstad en de Harmonie
öf nog moeten behandelen in het begin van volgend
jaar; wat dat laatste betreft noem ik Cambuur als
voorbeeld. Dit heeft met zich gebracht dat de beschou
wingen vandaag iets minder bewogen zijn dan we ge
wend zijn bij een begrotingszitting. Ik geloof toch dat
de opmerkingen die gemaakt worden bij de algemene
beschouwingen ook al hebben ze niet direct resul
taat wel doorwerken. Ik meen dat het een goede
zaak is dat wij ons in de Raad met elkaar bezinnen op
de algemene problematiek waarvoor we staan; die pro
blematiek is bijzonder groot, niet alleen in het kader
van hetgeen nationaal staat te gebeuren, maar vooral
ook in het kader van onze grote financiële zorgen
waarover de Wethouder van Financiën U stellig het
een en ander zal vertellen. Ik ben dus optimistischer
over het nut van deze begrotingszitting dan mevr.
Dijkstra.
Ik geloof dat ik hiermee mijn bijdrage tot de eerste
instantie heb geleverd.
De heer De Jong (weth.)De heer Vellenga heeft
gevraagd naar het overschakelen van olie- op gas-
verwarming. Met die zaak zijn we eigenlijk al een
paar jaar bezig, wij hebben destijds een inventarisatie
gemaakt van alle gemeentegebouwen en nagegaan
voor welke gebouwen gasverwarming goedkoper zou
zijn dan andere soorten verwarming. Wij zijn al een
flink eind opgeschoten. Wij zijn al in veel gebouwen
overgeschakeld op gasverwarming. Wij blijven op dit
punt diligent, juist i.v.m. de oliecrisis. Ik zeg de heer
Vellenga graag toe dat ik persoonlijk nog eens na zal
gaan wat er nog kan gebeuren, zij het dan dat we ook
altijd met investeringen geconfronteerd worden; om
schakeling op een andere soort verwarming kost nogal
wat. Voor zover er direct geen kostenbesparing tegen
over staat, zal het niet zo gemakkelijk zijn. Het pro
bleem is urgent genoeg om het nog eens te bekijken.
(De heer Vellenga: Is de omvang nog erg groot?
Kunt U dat globaal aangeven?) Het betrof dus alle
gemeentegebouwen, inclusief de gemeentescholen. (De
heei- Vellenga: Ik bedoel de omvang van wat nog
zou kunnen of moeten gebeuren. Hebt U daar een
indicatie van Het is niet zo dat we er grotendeels
mee klaar zijn, maar we zijn flink op gang gekomen.
Ik kan het op dit moment niet precies zeggen. Ik wil
hier graag nog eens op terug komen. Misschien kan
ik straks nog eens precies bekijken hoever we zijn.
(De heer Vellenga: Ik durfde het haast niet te vra
gen, maar nu U zo vriendelijk bent het aan te bieden,
zou ik het erg op prijs stellen.) Ik zal zien wat ik er
aan kan doen.
De heer Heidinga heeft in zijn algemene beschouwing
nog even iets gezegd over de art. 12-positie. Hij heeft
opgemerkt dat straks beleidsombuigingen nodig zul
len zijn. Dat is inderdaad een van de zaken waarvoor
we ons klaar moeten maken. Meer leden van de Raad
hebben gevraagd naar de stand van zaken m.b.t. de
art. 12-situatie. Er is op dit moment nog niets bekend
over het tijdstip waarop de aanvraag om een aan
vullende bijdrage zal worden ingewilligd. Wij ver
wachten wel dat dat nog dit jaar zal gebeuren, maar
wanneer precies is nog niet te zeggen. (De Voorzitter:
IJ bedoelt het politieke jaar en niet het kalenderjaar.
Het zal niet meer voor januari in orde komen.) Ik
had hoop dat dat wel het geval zou zijn, maar als
het niet meer in deze maand komt, dan zal het wel
januari worden. De begroting 1974 is opgemaakt op
basis van ongewijzigd beleid. Er zal geëist worden dat
er spoedig een saneringsplan op tafel komt en dat er
binnen een x-aantal jaren toegewerkt zal worden naar
een sluitende begroting. Dat laatste zal de kern van
het saneringsplan moeten uitmaken. Omtrent de lo
pende aanvraag voor een aanvullende bijdrage hebben
wij maar een beperkte informatie. Wij hebben een gesprek
gehad met de Inspecteur voor de Gemeentefinanciën;
daarbij waren ook G.S. aanwezig. Of wij het advies
van G.S. en dat van de Raad voor de Gemeentefinan
ciën ter inzage kunnen leggen, weet ik niet. Ik kan
de heer Meijerhof wel zeggen dat wij, op grond van
de informatie die wij na de afdelingsvergaderingen
17
hebben gekregen, de indruk hebben dat de stukken
m.b.t. de procedure die met de Inspecteur voor de Ge
meentefinanciën is besproken, niet ter inzage gelegd
worden de uitspraak zelf, met redenen omkleed, zal
wel beschikbaar komen; dat was ook hetgeen de
Staatssecretaris had toegezegd. Of bij deze uitspraak
ook het advies van G.S. zal zijn, is mij niet bekend.
(De Voorzitter: De Staatssecretaris heeft in de Ka
mer toegezegd dat twee adviezen openbaar zouden
worden gemaakt, n.l. het advies van de Raad voor de
Gemeentefinanciën en het advies van G.S.) Als dat
zo is, dan lijkt het mij reëel dat wij die adviezen ook
openbaar maken. Ik heb er nog naar geïinformeerd bij
de Griffie en daar had men het nog nooit gedaan; maar
als het van Den Haag komt dan lijkt het mij goed
dat we die gegevens doorspelen.
Dan iets over de beleidsombuigingen. Het is, i.v.m.
het saneringsplan, goed dat U weet dat wij op ambte
lijk niveau al bezig zijn om na te gaan in hoeverre wij
hieraan iets kunnen doen; wij worden bijgestaan door
een werkgroep. Wij zoeken het ik kom dan bij een
opmerking van de heer Meijerhof niet alleen in ta
riefsverhogingen; de werkgroep is bezig te bekijken
waar effciiënter kan worden gewerkt, zodat er be
sparingen kunnen komen en ook hoe b.v. een andere
toerekening van kosten kan plaats vinden waardoor als
gevolg van een andere doorberekening in de tarieven
een aanvullende dekking kan worden gevonden. Voorts
wordt bekeken in hoeverre het dienstbetoon beperkt
of beëindigd kan worden; daar kunnen ook besparin
gen in zitten. Natuurlijk wordt bezien welke tarieven
en belastingen verhoogd kunnen worden. Bovendien
wordt bekeken in hoeverre wij bepaalde onderdelen van
diensten en afdelingen nog eens door moeten lichten
om na te gaan of het anders kan. De werkgroep is
dus bezig met een heel pakket vragen en hoopt bin
nen enkele maanden klaar te zijn. Het College moet
in het eerste halfjaar van 1974 proberen de nodige
bouwstenen te verzamelen voor de saneringsnota. Wij
zullen daarbij ook commissies en eventueel raden in
schakelen om zoveel mogelijk het werk in gezamen
lijk velband te kunnen doen. Als het enigszins moge
lijk is, zal dit College de zaak voldoende voorbereiden,
zodat, als de nietiwe Raad hiermee geconfronteerd
wordt, die kan steunen op de voorbereidingen die de
oude Raad en het oude College in de loop van het
eerste halfjaar getroffen hebben. Er wordt hard aan
gewerkt om dit te realiseren, maar het is geen een
voudige zaak.
De heer Heidinga heeft opgemerkt dat onze tekort
positie wel eens zal kunnen leiden tot beleidsombuigin
gen. Dat zit er inderaad wel in; wij zullen daar ter
dege rekening mee moeten houden. Ik heb U al een
aantal punten genoemd die door de werkgroep wor
den bekeken, maar wij zullen ook aandacht moeten
besteden aan de vragen die er zijn t.a.v. de verhouding
met het Rijk. Het Rijk heeft er in zekere zin ook aan
meegeholpen dat wij deze grote tekorten hebben. Ik
noem alleen maar het niveau van de doeluitkeringen;
daaraan zal iets verbeterd moeten worden. De heer
Meijerhof heeft daar ook al op gewezen. Het tekort
op de doeluitkeringen is in de loop van de jaren nogal
opgelopen. Het is een landelijk probleem waar door de
V.N.G. steeds weer op gehamerd wordt. Hiervoor moet
eindelijk eens een andere voorziening worden getrof
fen. Ik heb het idee dat de oplossing wel dichterbij
komt. Wij zullen daar ook de nodige aandacht aan
moeten besteden.
Een ander punt is b.v. de kwestie van het openbaar
vervoer. In 1974 hebben wij een tekort van 7 ton
netto. Maar er staat een aantal uitbreidingen van lij
nen op het programma en dat kost ook weer 4% ton.
Zo kan de ontwikkeling eigenlijk niet doorgaan. Daar
om hebben de Burgemeester' en ik enkele weken gele
den ook een gesprek gehad met de Minister van Ver
keer en Waterstaat. Die heeft ons eigenlijk wel toe
gezegd dat m.i.v. 1976 ook het openbaar vervoer voor
gemeenten als Leeuwarden voor rekening van het Rijk
zal komen. In dat opzicht lijkt er verbetering te ko
men; het ziet er naar uit dat wij deze hoge post, die
elk jaar groter wordt, in 1976 niet meer voor onze
rekening hoeven te nemen. Dat puntje kan in het sa
neringsproces een rol meespelen.
Een volgend punt dat ik zou willen noemen, is de
verfijningsregeling voor historische stadskernen; U
weet dat die regeling er komt. Voor ons betekent dat
een bedrag van 1,1 miljoen; dat bedrag wordt ver
strekt in twee jaar, dus f 550.000,in het eerste jaar
en f 550.000,in het tweede jaar. Over twee jaar heb
ben wij dus 1,1 miljoen meer in het kader van deze
verfijningsregeling. Zouden we een verfijningsuitkering
krijgen op grond van een dalend inwonertal, dan zou
dat ook mee kunnen helpen. We hebben geraamd dat
we in 1974 3.000 inwoners minder hebben dan we wel
gehad hebben; als we de uitkering globaal ramen op
f 350,dan betekent dat dat we f 1.050.000,meer
zouden krijgen als hiervoor ook een verfijningsrege
ling zou komen. Op dit punt zijn wij dus ook diligent
om te trachten extra middelen beschikbaar te krijgen.
Wij kijken dus niet alleen naar de uitgavenkant,
maar proberen ook de inkomstenkant hier zoveel mo
gelijk bij te betrekken. Wij moeten ons echter, wat de
verfijningsregelingen betreft, wel realiseren dat het
totaal van de verfijningsregelingen in mindering wordt
gebracht op de totale pot die er voor de gemeenten
beschikbaar is; de uitkering uit het Gemeentefonds
wordt daardoor weer wat lager. Maar voor gemeenten
als Leeuwarden kunnen de verfijningsregelingen voor
deel opleveren. Wij houden dit in de gaten.
Er is ook gesproken over het opheffen van de grens
van f 21,(uitkering per inwoner uit het Gemeente
fonds); daarover staat ook iets in de aanbiedingsbrief.
U voelt wel dat dat ook meer dan een miljoen uit
maakt, bijna 1,1 miljoen.
Wij zijn bezig met de voorbereidingen voor de in
voering van de belasting op onroerend goed. Als die
belasting in 1975 ingevoerd is, zit er ook een dekking
in van 2,2 miljoen op jaarbasis.
Wij zijn dus op diverse terreinen al bezig bouwste
nen aan te dragen om het hele saneringsproces op
gang te brengen. Als wij deze dingen goed bekijken dan
kunnen we zeggen dat, hoewel de situatie somber is,
we hard bezig zijn de wagen weer op gang te brengen.
(Mevr. Dykstra-BethlehemAls wij nu nog oud pa
pier ophalen en verkopen voor een dubbeltje de kilo,
dan zijn we er helemaal uit.) Als U denkt dat de pro
blemen daarmee opgelost kunnen worden, dan bent U
wel een beetje al te optimistisch.
Als laatste punt m.b.t. de sanering kom ik nog even
op de adviezen van de raden en commissies. Wij heb
ben hen gevraagd om advies i.v.m. de meerjarenra
ming. Misschien komt daar ook nog iets uit dat ge
bruikt kan worden voor en ingepast kan worden in
het saneringsplan. Wij proberen op alle mogelijke ma
nieren verbetering te brengen in onze positie.
Omdat ik toch met de financiële sector bezig ben,
kom ik nu even op een opmerking van de heer Meijer
hof. Hij heeft gesproken over die kengetallen. Zoals
de heer Meijerhof al stelde, is het een groot probleem
dat wij moeilijk vergelijkingen kunnen trekken omdat
er geen vergelijkbare grootheden zijn met dezelfde
uitgangspunten. Andere gemeenten hebben vaak een
andere begrotingsopstelling. Wij werken duidelijk mee
aan de codering die wij met elkaar moeten zien te krij
gen als grotere gemeenten. Dan kunnen we vergelij
ken; vergelijken heeft alleen maar zin als je ook iets
kunt doen met de gegevens die daaruit komen. In het
kader van de meerjarenraming hebben wij hier al iets
aan gedaan. In ons apparaat verschaft ons dat al heel
wat vergelijkingsmateriaal, vooral omdat er steeds
weer op dezelfde noemer geplaatst moet worden. Wij
hebben intern dezelfde situatie gekend als landelijk
bestaat. Maar wij hebben nu gesteld dat we duidelijk
uit moeten gaan van bepaalde uitgangspunten; wij
moeten b.v. de loon- en prijspolitiek duidelijk verwer
ken. Ik dacht dat juist de meerjarenraming een eerste
aanzet is om binnen het eigen gemeentelijk apparaat
duidelijke vergelijkingen met voorgaande jaren te krij
gen. Maar ook in landelijk verband moet er een der
gelijk systeem komen.
De algemene financiële beschouwing van de heer
Meijerhof mondde niet uit in directe vragen aan mijn
adres; ik heb hem met belangstelling beluisterd. Maar
hij heeft er wel op aangedrongen dat wij de V.N.G.
kritisch moeten volgen. Wij zijn ook wel van plan dat
te doen. Wij zullen moeten proberen, juist bij de sa
nering van de financiën, ook de V.N.G. in te schake
len waar dat mogelijk is.