nale inkomen maakt de mensen niet gelukkiger. Wij
moeten hier dan maar troost uit putten nu stagnatie
van die groei voor Nederland te verwachten is. Het is
trouwens de vraag of het bij stagnatie blijft.
Dr. Van den Brink heeft kortgeleden in de rede voor
het Verbond van Nederlandse Ondernemingen als zijn
mening te kennen gegeven dat in ons land jaarlijks
voor 3 miljard per jaar te weinig wordt geïnvesteerd,
waardoor op langere termijn structuurwerkloosheid
ver-wacht moet worden. Door explosieve loonstijgingen
is de rentabiliteit van de ondernemingen teruggelopen
en heeft het uitstoten van arbeidskrachten plaats ge
had, waarbij de investeringen gericht waren op het
vervangen van arbeid door machines en niet op uit
breiding van de productiecapaciteit. Hij stelde daarbij
dat wij ons systeem van op het prijzenkompas varende
ondernemingsgewijze productie niet moeten vervangen
door een ander systeem. Ons systeem heeft niet alleen
de laatste 25 jaar ons land uit zeer grote moeilijkheden
gehaald, maar is ook het enige dat zich verdraagt met
de vrijheid, waar wij in Nederland zo op gesteld zijn.
Het lijkt er op alsoi wij voorlopig de grenzen van de
groei hebben bereikt. Het heeft aan waarschuwingen
niet ontbroken, maar het is vreemd dat nu juist het
rapport van de Club van Rome de publieke opinie heeft
bereikt en door die opinie is omarmd, alsof het een
catechismus is. Dat is het natuurlijk niet. Het is een
zeer ernstige waarschuwing, maar het is en blijft een
werkstuk van broodetende profeten. Wij moeten ons
wel bewust zijn van de eindigheid van allerlei zaken
welke de natuur ons verschaft en van de kwetsbaar
heid van de aarde waarop wij wonen. De aarde is niet
in staat de hoeveelheden afval, die wij produceren, te
verwerken, of het vergif, dat wij zo zorgeloos spuien,
af te breken en onschadelijk te maken. Wij zullen af-
valprodukten blijven voortbrengen, welke wij moeten
trachten om te vormen tot nuttige produkten of welke
wij onschadelijk moeten maken vóór wij ons er van
ontdoen. Het huisvuil dat wij zullen gaan verbranden,
had ook gebruikt kunnen worden om er via recycling
allerlei bruikbare grondstoffen aan te onttrekken, wel
ke wij thans gaan vernietigen. Overigens hebben wij
ook kennis kunnen nemen van het bouwmateriaal dat
de VAM onder de naam VAMTON van huisvuil heeft
weten te fabriceren. Beton dat voor 2/3 uit huisvuil
en voor 1/3 uit cement bestaat en dat een goedkoop
en goed bouwmateriaal oplevert, zou in de woning
bouw welkom zijn. Het lijkt niet zo erg slim om alles
te verbranden.
De woningbouw hangt samen met de bevolking. Wij
zijn in Nederland aangeland op een punt waarin de
bevolking niet meer toeneemt, maar, naar verwacht
wordt, in de toekomst zal dalen. Er zijn biologen die
menen dat onze planeet al overbevolkt is en ik meen
dat wij op dit ogenblik er van uit kunnen gaan dat in
elk geval het optimum is overschreden. Wanneer dat
gezichtspunt vrij algemeen wordt gedeeld, is het zo
merkwaardig dat allerlei overheden altijd de neiging
hebben om de geldigheid daarvan juist voor hun ge
bied uit te zonderen. Ik denk dat de wenselijkheid van
een geringere bevolking ook voor ons zelf moet wor
den aanvaard. Wanneer ik zeg dat er in Friesland
geen behoefte is aan meer mensen, omdat de ruimte
niet zonder schade meer mensen kan bevatten, roept
dat merkwaardiger wijze emotionele weerstanden op
en wordt zelfs soms de emigratie van de vorige eeuw
er bij gehaald om aan te tonen hoe nodig het is in
Friesland meer inkomstenbronnen te scheppen. Het is
wel opvallend dat dat gelamenteer nooit klinkt uit de
mond van de emigranten zelf, maar slechts uit die van
de blijvers. Wanneer wij een gewest willen hebben
een gewest niet in de afschrikwekkende stijl waar de
heer Heidinga zo welsprekend het woord over heeft
gevoerd waarin voor de agrariërs nog plaats is, en
wanneer wij een schoon milieu wensen, dan is dat on
verzoenlijk met industrialisering en bevolkingstoena
me. De kreet natuurlijke" bevolkingsaanwas zegt mij
niets. Het uitvallen van de elektriciteit is geen natuur
verschijnsel, maar heeft wel merkbare invloed op het
geboortecijfer. In elk geval zullen wij voor Leeuwarden
uit moeten gaan van bepaalde opvattingen over de
loop van de bevolking. Het lijkt er op alsof die voor
Leeuwarden eerder zal afnemen dan toenemen. Dat
betekent dat het rapport van de heer Priemus slechts
met grote reserve als leidraad gehanteerd kan wor
den. Wanneer wij ons bezig houden met de ruimtelijke
ordening is het gewenst om, uitgaande van veronder
stellingen over de loop der bevolking en omtrent de
wensen welke ten aanzien van de woonomgeving zul
len worden gesteld, een bepaalde visie ik heb een
hekel aan dat woord, maar ik weet er zo gauw geen
beter voor te vinden te ontwikkelen, die dan zou
kunnen worden neergelegd in een structuurnota. Bij
voorbeeld in de structuurnota 1971, waarvan de be
handeling door de Raad onlangs weer naar een later
tijdstip is verschoven. Je vraagt je af of het eigenlijk
wel mogelijk is zo'n beleid in zo'n nota neer te leggen.
Er is aan de structuurnota 1971 een hoop werk ten
koste gelegd. Het is een dure zaak geweest; misschien
kunnen B. en W. een indicatie geven van de kosten.
Maar wat hebben we eigenlijk aan die nota? Opvattin
gen veranderen en de beschikbare gegevens zijn ver
anderlijk, zodat zo'n structuurnota al snel veroudert.
We zijn nu toe aan de eerste fase, dat wil zeggen de
bebouwing van het Aldlan, Westeinde, Lekkumerend
enz., waarvoor ook al bestemmingsplannen vastgesteld
en goedgekeurd of voorbereid zijn. Is dan die nota
eigenlijk al niet een voorbeeld van mosterd na de maal
tijd? Ik vrees dat het rendement van het structuur
plan voor de binnenstad en van de doeleindennota, met
alle kosten van voorbereiding, met alle inspraak, met alle
aandacht, in allerlei vormen door allerlei mensen daar
aan gegeven, gering zal zijn. We werken blijkbaar niet
erg efficiënt. Er liggen ook te lang stukken bouwgrond
renteloos braak. Bouwrijp uitgegeven grond blijkt her
haaldelijk te lijden aan wateroverlast. Het voorberei
den en in procedure brengen van bestemmingsplannen
lijkt niet al te vlot te verlopen.
Ten aanzien van de woningbouw worden inmiddels
geluiden vernomen die tot voorzichtigheid manen. De
Directie van de Volkshuisvesting constateert dat in
Friesland honderden nieuwe woningen leeg staan. Wij
constateren dat allerlei mensen die in Leeuwarden geen
woning kunnen vinden die aan hun wensen vol
doet, zich over de gemeentegrens in de dorpen
vestigen. Dat kan gemakkelijk, omdat ze dan
dicht genoeg zitten bij de voorzieningen, welke
Leeuwarden biedt en waarvan Leeuwarden de kos
ten draagt, terwijl de buurgemeenten de uitkerin
gen van het Gemeentefonds toucheren voor zover die
aan het inwonertal gekoppeld zijn. Via intergemeente
lijke bedrijven, als Frigas en I.W.G.L., draagt Leeu
warden bovendien bij in hun kosten van water en gas.
Wanneer gaan we ten aanzien van de elektriciteit de
zelfde bijdrage leveren? In elk geval is het wel duide
lijk dat wij bij de woningbouw meer dan tot nu toe
aandacht zullen moeten geven aan de woonomgeving.
Het massale, het gelijkvormige, het vervelende van de
nieuwe wijken, maakt deze onaantrekkelijk. We zullen
de woningen moeten plaatsen in een schaal en in een
omgeving die herkenbaar zijn en die iets eigens bie
den. We praten over sociale woningbouw. De woningen
moeten goed zijn, aan allerlei eisen voldoen, prettig
bewoonbaar zijn voor de bewoner. Maar als een bewo
ner van een gemeentewoning vraagt daarin een verande
ring te mogen aanbrengen, waardoor die woning beter
aan zijn behoefte kan voldoen, dan mag dat niet van
wege de sacrosancte uniformiteit. Ik meen dat de wo
ningbouwcorporaties op dit stuk van zaken een soepe
ler houding aannemen. Bij nieuwbouw zullen we ons
niet in de eerste plaats behoeven bezig te houden met
woningen in de goedkoopste categorie. De toenmalige
Minister van Volkshuisvesting kon in begin 1973 mee
delen dat van de Nederlandse woningvoorraad plm.
75% minder dan f150,huur per maand deed. We
zullen moeten zoeken naar woningen die minder een
tonig zijn en meer bevrediging geven. Onze grondprij
zen moeten meer gedifferentieerd zijn naar de aantrek
kelijkheid van die grond dan naar de soort van de
daarop te bouwen woningen. We moeten niet te gauw
klaar staan met de steeds geperfectioneerder eisen,
maar meer begrip krijgen voor het feit dat de eigen
herkenbare woning een behoefte vervult die niet af
hankelijk is van gestandaardiseerde perfectie. De be
woners van de Linnaeusstraat zien geen heil in rehabi
litatie; zij willen afbraak. Wanneer de bewoners daar
in zo grote meerderheid zo over denken, dan is dat een
ernstige overweging waard. Maar de bewoners van het
Mariahof willen hun woningen behouden, ook al vol
5
doen die niet aan de huidige standaardeisen. Zij voelen
zich wel in hun omgeving en dan is het goed wanneer
zo'n buurt behouden kan blijven. Ten aanzien van de
Transvaalwijk ben ik wat gereserveerd, nu de kosten
van de rehabilitatie zo hoog zijn, dat, zelfs met betaling
van het grootste deel daarvan door anderen dan de
bewoners zelf, deze bewoners die verbetering klaarblij
kelijk nog niet het geringe aandeel van die kosten
waard achten, dat zij zelf moeten bijdragen.
Overigens wil ik wel opmerken dat de uitbreiding
van de stad een verlies aan oorspronkelijke recreatie
mogelijkheden ik denk aan op korte afstand bereik
baar groen, aan wandelpaden, speelterreinen en na
tuurschoon te weeg heeft gebracht, welk verlies de
Gemeente ten behoeve van alle bewoners zal moeten
goedmaken met groenvoorzieningen, sportvelden, zwem-
gelegenheden en andere recreatieve voorzieningen. Dat
moet zoveel mogelijk binnen de bebouwde kom gebeu
ren, waar bestaande weggetjes en terreinen ongerept
gelaten zullen moeten worden als noodzakelijke rust
en verademingspunten, maar evengoed door middel van
de Groene Ster, waar gelukkig voortdurend aan wordt
gewerkt. Het is, dacht ik, duidelijk dat die door Leeu
warden met rijkssteun natuurlijk tot stand ge
brachte Ster niet eeuwigdurend op het grondgebied van
een andere gemeente zal kunnen blijven liggen.
Wij vinden het een goed ding, wanneer vanuit de
burgerij belangstelling wordt getoond voor het wel en
wee van de stad. Ik heb vorig jaar het genoegen ge
had U opmerkzaam te mogen maken op de mogelijk
heid die de heren De Jong en Schaafsma hadden ge
vonden, om de spoorlijn naar Groningen omlaag te
brengen in plaats van omhoog, waardoor de langs de
spoorlijn gelegen woningen niet in waarde en woonge
not zouden dalen, terwijl andere gunstige gevolgen zo
wel voor de wegverbinding met het oosten als voor de re
constructie van het station en omgeving te verkrijgen
zouden zijn, waardoor de historisch gegroeide hinder
nis tussen Leeuwarden en Leeuwarden-zuid zou kun
nen worden geslecht. Ik heb de indruk dat er bij de
Spoorwegen een soort instinctieve weerstand bestaat
tegen initiatieven van buiten het eigen bedrijf en ik
zou het betreuren wanneer daardoor deze zaak een
voor onze stad minder gunstig verloop zou hebben. Het
zal mij aangenaam zijn wanneer het College enig in
zicht zou kunnen geven in de huidige stand van zaken
en omtrent zijn verwachtingen voor de nabije c.q. ver
der liggende toekomst.
De inzichten over hoe de binnenstad zou moeten zijn,
verschillen. Het is natuurlijk zo dat het niet in de eer
ste plaats gaat over een ideaal dat deze of gene koes
tert, maar om een stad die gebruikt moet worden door
anderen die daaraan hun eigen eisen stellen. Het „Klop
pend Hart" usurpeert door zijn naam een vitaal orgaan
dat blijkbaar niet klopt of afwezig moet worden ge
acht bij wie zich niet tot het enige en echte kloppende
hart bekeert. In die zin houdt de usurpatie van het
hart door één groep de ontkenning in van zodanig or
gaan bij lieden die andere opvattingen hebben. Ik heb
de overtuiging dat dat Kloppend Hart bij vele midden
standers, die in de stad werken, hartkloppingen te weeg
heeft gebracht en er zijn weinig mensen, zowel bij die
middenstanders als bij hun klanten, die op hartklop
pingen gesteld zijn. Wie te ver moet lopen, omdat de
auto uit de stad wordt verbannen, zal de stad deswege
vermijden. Niet ieder is jong genoeg en vlug ter been
om lang door weer en wind te sjouwen. Dat betekent
dat parkeergelegenheid op bekwame afstand nodig is,
zowel voor kort- als voor lang-parkeren. Het College
heeft zelf ook behoefte aan parkeerruimte en het staat
daarin niet alleen. Er zullen parkeergarages moeten
komen en het zou wel eens zo kunnen zijn dat een bij
drage van de Gemeente in de kosten daarvan, op zou
kunnen wegen tegen de kosten welke ten behoeve van
het verkeer anders gemaakt moeten worden in wegen
en in openbaar vervoer. Het openbaar vervoer biedt
thans geen alternatief. Het is onvoldoende frequent en
het bestrijkt een te gering deel van de stad. Met veel
kosten kan daar wel enige verbetering in worden ge
bracht; men kan b.v. de halfuur dienst vervangen door
een 20 minuten dienst, maar het blijft een minder aan
trekkelijk alternatief. Wanneer weer en wind dit toe
laten, kan de fiets uitkomst bieden. Het is dan wel
zaak dat daarvoor geschikte paden komen. Waarom
autowegen geasfalteerd moeten worden, terwijl fietsen
op de keien worden gezet, ontgaat mij. Het esthetisch
aspect mag hier zeker niet de doorslag geven.
Ik mag misschien ten aanzien van de binnenstad
nog opmerken dat de klachten over onveiligheid toene
men. Geweld is tegenwoordig niet slechts een steeds
gebruikelijker politiek pressiemiddel, het begint voor
delen van onze bevolking blijkbaar ook te behoren tot
een steeds meer beoefend tijdverdrijf. Dat betekent dat
de taak van de Politie zwaarder wordt, zonder dat de
beschikbare manschappen en middelen evenredig toe
nemen.
Het is goed wanneer de stad zoveel mogelijk voor
zieningen heeft, waarvan de bevolking kan profiteren.
Daaronder behoort natuurlijk het onderwijs en ook het
hoger onderwijs. We hebben nu de Ubbo Emmius-op-
leidingen, we hebben ook een agogische akademie. Wat
dit laatste betreft maak ik geen gekheid als ik zeg
dat ik daar met enige reserve tegenover sta. Wat er
anders bewogen moet worden dan het volk, is mij niet
helemaal duidelijk en ik zou niet graag dat ageren
willen completeren met demos, omdat ik aan demago
gen geen behoefte heb. Maar zelfs als ik op dit punt
in het geheel geen zorgen zou behoeven te hebben,
blijft de vraag of er voor allen die aan deze akademie
zullen afstuderen, plaats is in de maatschappij. In de
vergadering van de 3 noordelijke raden voor de regio
nale arbeidsmarkt is in oktober j.l. vastgesteld dat het
niveau van de opleidingen sneller stijgt dan dat van
de werkgelegenheid. De Economische Hogeschool te
Tilburg heeft bij een onderzoek bevonden dat van de
afgestudeerde economen hoogstens 40% een functie
vindt waarvoor hun opleiding nodig was. Er is weinig
zo frustrerend om met de heer Vellenga te spreken
als de ervaring dat de maatschappij geen behoefte
heeft aan de kennis die men verworven heeft. Het is
juist in die kringen van gefrustreerde intellectuelen dat
extremistische bewegingen ontstaan en groeien.
Rauschning heeft dat voor Hitler-Duitsland nog eens
aangetoond, maar het beperkt zich niet tot dat extre
misme. Dr. Halberstadt vertelde kortgeleden in een
vergadering van de federatie van bedrijfsverenigingen
dat de voortgaande inflatie meebrengt dat over enkele
jaren de gemiddelde werknemer 70% van zijn inkomen
kwijt zal zijn aan belastingen en sociale lasten. Een
situatie waarvan nauwelijks stimulerende invloed op
de werklust mag worden verwacht. In Duitsland ver
scheen onlangs een boek waarin afgerekend wordt met
de mythe van de hardwerkende Duitser, getiteld „De
luie maatschappij". Men vraagt zich af of Nederland
een veel beter figuur zou slaan. Wanneer wij op de
weg van steeds verdere uitbouw van collectieve voor
zieningen voortgaan, blijft er voor een vrije maatschap
pij niet zo erg veel over.
De voortgaande inflatie dat is het ongelijk ver
deelde geldbederf ontneemt aan de munt een aantal
hoedanigheden die haar geschikt maakten om te gebrui
ken in onze maatschappij, zonder dat een ander mid
del daarvoor in de plaats kan treden. Er worden in
vesteringen gedaan, waarvan het niet meer zichtbaar
wordt of ze verkeerd waren en waardoor afbreuk wordt
gedaan aan de nationale productie en aan de welvaart.
Verder dirigeren komt dan onvermijdelijk in de richting
van een totalitaire staat. De inspraak kan dat niet goed
maken, evenmin als het bij de zaken betrekken van de
burgerij via raden en commissies. De inspraak in uni
versiteiten, in het leger en op partijcongressen heeft
niet de indruk gewekt dat deze daardoor beter gaan
functioneren. Drs. Berg, directeur van de V.N.G. en
lid van de Raad voor de Gemeentefinanciën, kwalifi
ceert de inspraak als een duur zoethoudertje. Hij zegt
dat de baten van de inspraak niet aanwijsbaar zijn;
de onzichtbare kosten zijn echter zeer hoog, terwijl het
aantal overwerkte bestuurders en ambtenaren toe
neemt. Dat is duidelijke, maar geen vrolijke taal. De
Amerikaanse nobelprijswinnaar Arrow wees op het
verschijnsel, de paradox van Arrow genoemd, dat
velerlei inspraak tot onoverkomelijke moeilijkheden
leidt, wanneer een zaak meer dan twee facetten heeft,
zodat plaats is voor meer dan twee standpunten. De
middengroepen, die wat meer genuanceerd plegen te
denken, vormen dan een belemmering om tot duide
lijke meerderheden te komen en worden dus geamo-
veerd om op een punt te komen, waar op autoritaire