2 quête moeten houden onder de vaate bezoekers hoe ze dit bedrijf beleven. Onze afdeling Voorlichting zou sa men met onze vaste persmensen eens een paar zinnige vragen kunnen verzinnen. Tenzij je het ludiek wilt be naderen en een prijs uitlooft voor het mooiste opstel over een raadsvergadering: Ik zat er bij en ik keek er naar. Over het beleven door raadsleden zelf een enkele opmerking. In het algemeen beantwoordt het beleid van dit College aan de inzichten van de meeste, zo niet alle fracties. Dat was ook in 1973 zo! Wij heb ben echt het gevoel dat de meeste Collegeleden er ste vig aan trekken, zo U wilt, tegen aan gaan. Dat geldt ook voor de groep ambtenaren om hen heen. Die zou den ook wel eens een opstel willen schrijven: Ik zat er bij en zuchtte diep. Financiële grenzen bepalen ons beleid. De voeding van het Gemeentefonds en de stellig voor verbetering vatbare verdelingsmaatstaven bepalen de genoemde grenzen. Deels hebben we prioriteiten te slikken, deels kunnen we ze zelf bepalen. Daarom zou het wellicht aan beveling verdienen dat naast de te produceren verkie zingsprograms voor de komende raadsverkiezingen, een lijstje met punten werd gemaakt, welke punten in alle betrekkelijkheid een leidraad kunnen vormen voor het Collegebeleid in september 1974. Dus ook voor de fracties die mensen in het College hebben, na elkaar op die leidraad te hebben gevonden. In maart 1973 hebt U voorgesteld om eens per drie weken, via een bepaalde procedure, de Raad gelegen heid te geven op actuele en urgente zaken in te spelen. Dat voorstel is toen verworpen. Wij overwegen het nu van onze kant opnieuw in te dienen. Ik kan me nog niet voorstellen dat er zulke zwaarwegende bezwaren konden bestaan tegen iets dat ook nog het karakter van een proef had. De grote happen als structuurplannen voor respec tievelijk de gemeente en de binnenstad hebben hun eigen behandeling en kunnen dus vandaag onbesproken blijven. Dat geldt in zekere zin ook voor bepaalde as pecten van de woningbouw die daarbij horen. Toch blijven er in deze sfeer wel enkele zaken over, maar daar komen we nog wel apart op terug. Wonen betekent veel voor mensen. Een te lang du rende onzekerheid over huis, straat en wijk werkt, om dat modewoord eens bij uitzondering te gebruiken, frustrerend. De bewoners van Oldegalileën e.o. kunnen daarover meepraten. In 1974 moeten hier knopen door gehakt worden. Maar ik had ook Landbuurt, Huizum- Dorp (heel ruim genomen), Vegelinbuurt kunnen noe men. De porties werk voor de Dienst Stadsontwikkeling zijn enorm. Dat zal het uiterste vragen aan slagvaar digheid, doelmatigheid en een positieve coöperatieve mentaliteit, intern en tegenover College, Raad, andere gemeentediensten, burgers en noem maar op. Als de hoofddirecteur er in zou slagen dat over te dragen op zijn mededirecteuren en medewerkers van hoog tot laag, zou dat het vertrouwen in zijn beleid in mijn fractie alleen maar doen toenemen! Mijn fractie constateert met veel genoegen dat be gin volgend jaar de derde poot van Triotel gereed komt. Aan de zorg voor de bejaarden kan men het beschavingspeil van volken aflezen. Wel kan de vraag rijzen wat er verder in het gebouw Haniasteeg gebeurt, maar dat punt komt nog aan de orde. Hopelijk zal het ook slagen belangrijke culturele voorzieningen dichter bij hun realisering te brengen. Datzelfde geldt stellig ook voor de z.g. universitaire vestiging en een verdere uitbouw van het hoger be roepsonderwijs, met name het h.e.a.o. De samenhang met versterking van de dienstensector is hier duidelijk aanwezig! Daar waar mijn fractiegenoot Meijerhof zich in fi nanciële beschouwingen zal storten, wil ik nu eindigen in de zetting waarin ik begon. 1974 wordt een moeilijk jaar, voor dit land en voor onze Gemeente. Toch hoop ik dat 1974 voor Leeuwarden een goed jaar moge worden, mede dank zij ons werk dat ons zelf en anderen kan inspireren, hopelijk ook hen die straks het werk over nemen of mee helpen dragen! De heer Klomp is inmiddels ter vergadering gekomen. De heer Heidinga: De behandeling van de begro ting van de gemeente Leeuwarden vindt plaats onder weinig florissante omstandigheden. De financiële toe stand van de Gemeente is niet rooskleurig. De vooruit zichten zijn niet gunstig, misschien ook mede door dc internationale ontwikkelingen. Het inwonertal van de gemeente vermindert nog steeds. Kortom, er is zeker geen reden voor optimisme. De werkelijke financiële toestand van onze Gemeen te treedt steeds duidelijker aan het licht. Er is een zekere camouflage geweest door het opmaken van re serves uit vroeger jaren; misschien heeft de verkoop van erfpachtsgronden nog wel meegespeeld. Het is echter wel duidelijk, dat we eigenlijk reeds jaren boven onze stand hebben geleefd en dat we er verstandig aan zouden hebben gedaan meer de tering naar de nering te zetten, zoals ook mijn fractie enige jaren geleden, toen de ontwikkeling zich steeds duidelijker aftekende, heeft voorgesteld. De Raad in meerderheid wilde een andere weg volgen en, zoals dat behoort in een ge meenschap als de onze, ook wij hebben meegewerkt aan het doortrekken van die lijn, omdat een raads besluit behoort te worden uitgevoerd, want het is in goed overleg en op wettige wijze tot stand gekomen. We zijn echter met onze financiën prompt vastgelopen. We kunnen niet zelf bepalen wat we willen uitgeven of wat we tot stand willen brengen, maar dit wordt wel voor ons bepaald op het Provinciehuis of in Den Haag. De bevoogding van de gemeenten is voor ons altijd al een moeilijk te verteren zaak geweest, al mag men er niet blind voor zijn dat in een dichtbevolkt land als het onze er zonder dat ook wel eens rare dingen zouden kunnen gebeuren. Nu wij echter financieel nood lijdend zijn geworden, hebben wij in feite helemaal niets meer te zeggen; we mogen domweg niet meer uitgeven dan we ontvangen en zo wordt de jaarreke ning, over ons doch zonder ons, toch wel sluitend. Het College heeft, ook al op sterke aandrang uit de Raad, meerjarenramingen laten opmaken. Nu deze meerjarenramingen de Raad hebben bereikt en de eerste besprekingen daarover hebben plaats gevonden, wordt wel eens te meer duidelijk dat we op deze voet niet zullen kunnen doorgaan. Omdat deze meerjaren ramingen toch binnenkort in de Raad zullen moeten worden behandeld en we ook mogen verwachten dat er duidelijkheid komt t.a.v. onze art. 12-positie, lijkt het prematuur thans reeds voorstellen of suggesties te doen inzake beleidsombuigingen, hoewel die er naar het zich laat aanzien, zeker zullen moeten komen. En omdat onze heer Visser, zoals we dat alle jaren ge wend zijn, toch even in de financiën duikt, wilde ik het hier maar bij laten. Op 27 oktober j.l. heeft onze Burgemeester zich doen kennen als zijnde een profeet. Hij heeft n.l. bij de opening van een modelwoning in Aldlan-oost gezegd dat het inwonertal van Leeuwarden zal dalen tot 80.000 en dat het dan weer omhoog zal gaan. Als oor zaak noemde hij de suburbanisatie. Van de omliggende gemeenten was volgens burgemeester Brandsma niet te verwachten dat zij deze ontwikkeling tegen zouden gaan. Daarom zouden Rijk en Provincie hun beleid daarop moeten afstemmen. Volgens de kranten heeft de Burgemeester ook nog gezegd dat hij een eind wil de maken aan een gedachtengang die hij in de ge meente is tegengekomen en die een zekere samenhang legt tussen het dalende inwonertal en het vrij domme beleid van het Gemeentebestuur. Hij vindt deze denk wijze absurd. Ik ben in geen tijden zo'n prachtig staal tje van een socialistische beschouwing, ik zou haast zeggenvan een demagogisch-socialistische beschouwing, tegengekomen. Als de Gemeente een bepaald beleid voert en de bevolking reageert daarop met weg te gaan uit de gemeente, een andere woonplaats kiest, dan is dat niet een dom beleid, o nee, dan moeten de mensen gedwongen worden door Rijk en Provincie. Gelukkig is de tijd voorbij dat de mensen door het grote woning tekort gedwongen werden te wonen in voor hun gezin volstrekt ondoelmatige flatwoningen. Gelukkig zijn in ons land de mensen vrij om te gaan wonen in een an dere gemeente, als hun eigen gemeente geen woning bouw toestaat zoals zij die graag willen hebben. Ik zal niet weer uitvoerig ophalen wat er over deze zaak, gedurende de 16 jaar dat ik raadslid ben, hier in deze Raad is gepasseerd. Maar als Rijk en Provincie de ge 3 meente Leeuwarden nu eens steunden door verdere uit bouw van de dorpen rond Leeuwarden onmogelijk te maken en als we nu eens een belasting instelden op allen die van buiten de gemeente hier komen werken, b.v. 200 gulden per persoon! Dat is toch niet veel, 4 gulden per week afdragen aan de gemeente waarin je je brood verdient. 25.000 pendelaars a f 200,per stuk is f 5.000.000,Als we dan de parkeergelden voor auto's die de gehele dag op onze openbare straten staan ook nog eens drastisch verhogen, hebben we een groot stuk van ons tekort ingehaald. Maar alle gek heid op een stokje, er zijn soms nog wel mensen die van gemaakte fouten willen leren! Het lijkt hier echter wel dat het nog waar is ook wat de oude Romeinen zeiden: „Wie de goden willen verderven, slaan zij met verblindheden." Een andere zaak waarvan ik iets wil zeggen is de gewestvorming in Nederland. De regering Den Uyl- Van Agt heeft, naar verluidt, plannen om aan de Sta ten Generaal voorstellen te doen de elf provincies op te heffen en te vervangen door 4 of 5 provincies, ter wijl het land dan zou moeten worden verdeeld in 50 of 60 gewesten. Het Friesch Dagblad heeft als een der eersten aangetoond dat dit voor Friesland en de Frie zen volstrekt onaanvaardbaar is en dat de Regering daar rekening mee moet houden. Ook onze Provinciale Staten hebben zich duidelijk en unaniem afwijzend op gesteld. Zoals het getracteerd wordt, is het op zichzelf reeds geheel onjuist. Dit zal van bovenaf wor den opgelegd, dus in Holland wordt dit klaargestoomd, ook nog wel door een Regering die de mond vol heeft van overleg en inspraak. Zo hier ooit iets goeds van zal komen, dan zal dit van onderen af, levend in de bevolking, tot stand moeten worden gebracht. Als de Regering op deze heilloze weg doorgaat, zullen ze nog wel van de bok dromen als Friesland in actie komt. De Friezen ontvlammen niet zo gauw, maar als het eenmaal gebeurt Holland is best in staat dat los te maken zonder het zelf in de gaten te hebben; denk maar eens aan kneppelfreed dan is het niet zo best. Ik zou verschrikkelijk graag willen dat de Re gering tijdig in de gaten krijgt dat er door hen met vuur, ja, naar mijn overtuiging met dynamiet gespeeld wordt. De Friese Staten hebben zich duidelijk uitge sproken. Naar mijn mening mag Leeuwarden, als hoofd stad van Friesland, niet achterblijven. Het is nu het belang van dit kleine stukje Friesland dat nog is over gebleven van de grote staat die Friesland was in het begin van onze jaartelling, dat wij staan als één man, eensgezind. Fedde Schurer dichtte daarover al: Fryslan ropt, de findels foar, Net mear drige, yn 'e rige, Fol de kloft fan striders oan, Is üs folk syn kriich üntstoarn? (De hear Singelsma: Nou moatte Jo yn it forfolch ek Frysk prate yn de riedsseal. Ik wachtsje nou fol bi- langstelling it oare jier óf. Mar ik bin it wol mei Jo iens, hear.) En dan kan het niet anders dan dat we ons scharen bij het Provinciaal Bestuur. Ik stel voor dat wij ons standpunt aan de Regering kenbaar maken met het aannemen van de volgende motie: „De Gemeenteraad van Leeuwarden, in vergadering bijeen op 17 december 1973, kennis genomen hebbende van het voornemen van de Regering om Nederland op te delen in 4 of 5 provincies met 50 tot 60 gewesten, spreekt uit dat de Raad het onaanvaardbaar acht de grenzen van de provincie Friesland te wijzigen of de provincie op te delen in gewesten. Deze uitspraak zal ter kennis worden gebracht aan de Regering en aan de beide kamers der Staten Generaal." Deze motie is, behalve door mij, ondertekend door mevr. Dijkstra en de heren B. P. van der Veen, Singel sma en Van Haaren. De heer Vellenga denkt er nog even over, maar zal ook nog wel tekenen. Ik dien deze motie met des te meer vrijmoedigheid in, omdat er gelukkig bij de grote partijen in Friesland eensgezindheid is op dit stuk van zaken. De samen werkende Christelijke partijen hebben dit in hun pro gram staan; de Partij van de Arbeid in Friesland is dezelfde mening toegedaan. Enige tijd geleden sprak minister Geertsema in Grouw, die daar ook voor de V.V.D. dezelfde mening verkondigde. De C.P.N. en de F.N.P. zqn wat dit betreft ook boven alle verdenking verheven. Maar juist omdat de grote partijen in Den Haag heel andere meningen ten beste geven en de ge westvorming van bovenaf opgelegd willen zien, is het van belang dat Leeuwarden een duidelijk geluid laat horen: handen af van Friesland, dat zullen de Friezen zelf wel doen, die redden zich daar wel mee. Dan wil ik nog enige opmerkingen maken over onze Gemeenteraad. Het is de eerste 4 jaar die de C.C.P. straks zal hebben volgemaakt. De samenwerking in onze fractie is goed geweest, hoewel er lang niet over alle zaken gelijk gedacht wordt, hetgeen ook in de stemmingen aan de andere raadsleden wel duidelijk is geworden. Voor zover mij bekend zal deze zelfde groe pering van Christen-democraten ook weer aan de ver- Kiezingen van volgend voorjaar deelnemen. Wij zijn als fractie dankoaar dat wij een belangrijke inbreng heb ben in het bestuur van de gemeente Leeuwarden. Wij zijn ook dankbaar dat, bij alle verschil van mening in de Raad, toch de raadsleden onderling elkaar steeds hebben kunnen waarderen en vriendschappelijk met elkaar konden omgaan, wetende van elkaar dat allen het belang van onze samenleving in Leeuwarden pro- beien te dienen. Wij hopen dat dit straks, ook als een nieuwe Raad aantreedt, weer tot uiting moge komen. Omdat de laatste tijd nogal eens wordt gesproken over het maken van afspraken door partijen onderling, vóór de verkiezingen, b.v. over de vorming van een College, willen we nu reeds zeggen dat wij daarvan geen voor standers zijn. Wij zijn van mening dat door zulke af spraken in het algemeen de invloed van de kiezer op de beleidsvorming zal afnemen; dit nu is geheel tegen onze beginselen ingaand. Ten slotte dit: er is in het afgelopen jaar veel werk gedaan in de Raad, in het College, in raden en commissies, maar ook zeker niet in de laatste plaats door onze Secretarie, door onze diensten, ja, door allen die bij de Gemeente werkzaam zijn. Ik zou daarvan gemakkelijk een bloemlezing kun nen geven. Ik zal dat niet doen, maar ik wil wel onze mensen hartelijk danken voor alles wat zij voor de Gemeente hebben gedaan en voor de ijver en de toe wijding die zij daarbij hebben betracht. Wij zijn weer in de donkere dagen voor Kerstmis. Voor ons gevoel zijn deze dagen donkerder dan anders, mogelijk door de ontwikkelingen op internationaal ge bied. Maar wij mogen over enige dagen weer gedenken dat uit 's werelds duist're wolken een licht der lichten is opgegaan en dat Christus is geboren nu haast 2000 jaar geleden, maar dat Hij nog onder ons werkt met Zijn geest en ons nog roept tot Zijn dienst ook in de zaken van de gemeente Leeuwarden, want Hij zegt: zo gij een van de minsten onder Mijn broeders hebt geholpen, zo hebt gij dat Mij gedaan. En Jezus Chris tus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid. Daarom kunnen wij ook dit werk met blijdschap blij ven doen. De heer B. P. van der Veen: Wij staan voor de be groting voor het laatste jaar van deze zittingsperiode. Op een heleboel terreinen is twijfel gerezen aan de juistheid van steeds maar voortgaande groei en we zullen mogelijk allerlei prognoses moeten herzien. Daar zijn prognoses trouwens voor. Er is echter in elk geval één ding voor onze artikel 12-gemeente zeker, n.l. dat wij zijn aangeland in het tijdperk van de ongedachte verrijking, om te spreken met de heer Den Uyl, die in verband met de olieboycot waarvan overigens nog niemand de precieze omvang of consequenties kan over zien kortgeleden de merkwaardige woorden sprak dat „velen zien hoe een beperking een ongedachte ver rijking kan zijn". Merkwaardig, niet zo zeer om de inhoud van die woorden, maar om de mond die ze sprak en die, dacht ik, gewend was het geluk slechts in steeds meer materiële welvaart te zoeken. Overi gens is het natuurlijk niet waar dat beperking ver rijking te weeg brengt. Wel is het waar dat rijkdom op zichzelf geen geluksgevoel te weeg brengt, hoewel er toch bepaald wel enige juistheid zit in de strofe uit de drei Groschen-oper„Nur wer in Wohlstand lebt, lebt angenehm". Het geluksgevoel heeft niets te maken met het inkomen. Prof. Wemelsfelder heeft ge wezen op de merkwaardige resultaten van een aantal onderzoekingen, die uitwezen dat de bewoners van rijke landen geen andere geluksgevoelens hadden, niet meer of minder dan die uit arme landen. Groei van het natio-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 19