17
spraken zou doen, die voorbarig zouden zijn.
De Voorzitter: Bent U content, mijnheer Janssen,
ais wij in februari hiermee in de Raad komen? (De
heer Janssen: Akkoord.) Wij zullen daar echt naar
streven. Ik kan U ook zeggen dat wij wel gedwongen
zullen zijn hiermee spoedig bij de Raad te komen want
een aantal regelingen zullen 1 januari gewijzigd moe
ten worden. Wij zitten dus ook echt in een dwang
positie. Er wordt alles op alles gezet om op zo kort
mogelijke termijn, via de begeleidingscommissie, in de
Raad te komen met de ontwerp-beheersverordening.
Wij zullen dan ook alle stukken ter inzage leggen die
betrekking hebben op deze materie.
De begroting van de Dienst Stadsontwikkeling wordt
z.h.st. vastgesteld overeenkomstig het voorstel van
B. en W.
Begroting van de Dienst voor Sport en Recreatie.
Deze wordt z.h.st. vastgesteld overeenkomstig het
voorstel van B. en W.
Begroting van de Dienst voor Sociale Werkvoorziening.
Deze wordt z.h.st. vastgesteld overeenkomstig het
voorstel van B. en W.
Begroting van de Gemeentelijke Sociale Dienst.
Deze wordt z.h.st. vastgesteld overeenkomstig het
voorstel van B. en W.
Begroting van het Electriciteitsbedrijf.
Deze wordt z.h.st. vastgesteld overeenkomstig het
voorstel van B. en W.
Gemeentebegroting.
Hoofdstuk III, Openbare Orde.
Volgno. 102.
De heer Van Haaren: Ook dit is een kwestie die
hier al vier keer door mij in de Raad naar voren is ge
bracht. Op de vragen die wij in de afdelingsvergade
ringen hebben gesteld over de B.B., hebben we vier
keer bijna gelijkluidende en toch bijzonder weinig zeg
gende antwoorden gekregen. Er gebeurt nu eenmaal
bijzonder weinig om de bestaande para-militaire, koude-
oorlog-organisatie te doen verdwijnen of te doen op
gaan in een organisatie waarin men veel meer en veel
beter werk zou kunnen doen met het kostbare B.B.-
materiaal. De rapporten van de Commissie Reijnders
liggen in de ijskast en de stellingname van de Provin
cie heeft tot nu toe bitter weinig resultaat gehad.
Daarom is het m.i. juist en noodzakelijk dat de Raad
zijn ongenoegen over deze gang van zaken uitdrukt
door het subsidie aan de B.B. te schrappen. Ik zal hier
verder niets meer aan toevoegen, want het zou een
herhaling zijn van alle voorgaande discussies. Ik lees
alleen nog de motie voor die ik wil indienen.
„De Raad der gemeente Leeuwarden, op 17 december
1973 in vergadering bijeen, besluit het subsidie voor de
Dienst Bescherming Bevolking te schrappen."
De motie is mede-ondertekend door de heer P. D.
van der Wal.
De Voorzitter: Ik zou er alleen nog dit van willen
zeggen. Het is niet zo dat men dit geval maar rustig
op zijn beloop laat. Ik heb in een van de vorige ver
gaderingen al meegedeeld dat de Friese Provinciale
Brandweerbond ondertussen een ontwerp-gemeenschap-
pelijke regeling aan alle 44 gemeenten in Friesland
heeft toegezonden. Daarbij heeft de bond aan de ge
meentebesturen van Leeuwarden, Sneek en Heerenveen
gevraagd om in hun regio nu verder contact op te
nemen om te komen tot een gemeenschappelijke rege
ling. Dit is de eerste stap die moet worden gezet. Het
kost helaas nogal wat tijd. Maar het komt binnenkort
absoluut in de Raad aan de orde. Als wij wat verder
zijn gekomen op dat pad - in feite worden er ook al
verschillende contacten gelegd zal de volgende stap
zijn dat die hulpverleningsorganisatie moet gaan in
haken op de B.B.-organisatie. Ook dat is een proces
dat niet één, twee, drie voltooid is. Maar we werken
er echt op deze organisaties op wat langere termijn te
doen samenvloeien in een algemene organisatie voor
de hulpverlening. Ik doe ook een beroep op de Raad
om in dit stadium dit even zijn gang te laten gaan
Overigens moet ik U er nog op wijzen dat dit een
verplichte uitgave is. Ook al zou de Raad het subsidie
schrappen dan zou het toch opnieuw worden opgevoerd.
Handhaven de indieners de motie? Ja? Kunnen we
bij hand opsteken stemmen? (De heer Van Haaren:
Akkoord.)
De motie van de heren T. H. van Haaren en P. 1,
van der Wal wordt bij hand opsteken verworpen met
17 tegen 14 stemmen.
Hoofdstuk V, Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting.
Volgno. 154.
De hear Miedema: Wy hawwe ek oer dit punt by
de B.B. wie it sa en ek by de iepenbierheit al for-
skillende kearen praet. Dat ik mien dat ik der joun
op werom komme moat, leit him yn myn soareh dat
it Kolleezje salang praet mei in üntwikkelingsmaet-
skippij dat it der miskien net juridysk mar dochs wol
moreel oan boun is. As Jo trije jier mei in bipaelde
klub prate oer in bipaelde saek dan kin de Ried for
meel sizze: Wy hawwe der gjin boadskip oan, jimme
hiene dat net dwaen moatten. Mar ik bin dochs fan
miening dat wy dat dan earder sizze moatte. Ik soc
noch ris herinnerje wolle oan it forhael fan de hear
Vellenga dat hy op 28 maert 1972 halden hat nei't ik
oer dit selde Onderwerp praet hie. Hy sei: „Een ander
punt dat ik graag naar voren zou willen brengen is,
dat ik toch wel op een bepaald moment duidelijk ge
ïnformeerd wil zijn over: om welke ontwikkelingsmaat
schappij gaat het en hoe is de taakverdeling tussen
die ontwikkelingsmaatschappij en bepaalde gemeente
lijke diensten. Dan kunnen we altijd nog op een be
paald moment ja of nee zeggen. Want de Wethouder
heeft gelijk dat de Raad het laatste woord heeft, maar
dat kun je ook zo vertalen dat de Raad het laatst aan
het woord komt. En ik wil graag in een vroeger sta
dium, juist over deze dingen die zo moeilijk kunnen
liggen, nader geïnformeerd worden." Nou, dér bin ik
it hielendal mei iens. Ik tocht dat, nou't dat op 28
maert 1972 sein is, wy yn it lést fan 1973 dy ynljoch-
tings nou wol ris hawwe meije. Dér komt by dat it op't
heden, hwat de bou-aktiviteiten en sa oangiet, net sa
maklik is dêr in sinnich wurd oer to sizzen. By dizzc
hiele üntjowing sil it ek de fraech wêze moatte: Moat
der yn Wurdum boud wurde? Is it forantwurde dêr
to bouwen? Yn hokker tempo moat der boud wurde?
Ik hechtsje der oan dat, foaral yn dizze omstannich-
heden, de Gemeente seis dêr de toutsjes yn hannen hat,
dat wy seis fan momint ta momint bipale kinne hoe-
folle der boud wurde sil en hwat der boud wurde sil.
It giet neffens my net oan ik haw yn it riedsbrief
oer it struktuerplan forline wike sjoen dat men fan
doel is oant 1985 yn dat doarp 650 hüzen to bouwen
dat men mei in üntwikkelingsmaetskippij in akkoart
oangiet oer dit doarp. Ik leau dat wy fan momint ta
momint, fan jier ta jier as Gemeentebistjür seis bipale
moatte kinne hwat wy dogge. It moat sa wêze dat wy
seis de groun oankeapje, dat wy seis alle maetregels
nimme en op elts momint ynspylje kinne op üntjowin-
gen dy't him foardogge. En dêrom soe ik, nou't der
trije jier lang yn de offisiéle stikken fan it Kolleezje
praet wurdt oer in üntwikkelingsmaetskippij, dochs
graech fan it Kolleezje hearre wolle: Hokker óf spraken
lizze der Hokker kant giet it üt Hoe tinkt it Kol
leezje hjir fierder mei to gean? Ik soe tige graech in
moty yntsjinje wolle dat wy hjir mei cphalde en öf-
skied nimme, mar dat kin ik net dwaen omt ik net
wit hwer't jimme mei dwaende binne. Ik wit allinnc
dat jimme prate mei in üntwikkelingsmaetskippij. En
as jo net mear witte, kinne jo ek net sizze dat jo der
op tsjin binne. Ik haw wol in idé.
Myn twadde punt is fan in hwat lytser formaet. By
de bigreatingsbihanneling fan forline jier hat de hear
Heidinga, doe't hy oer dit selde Onderwerp oan it wurd
wie, steld dat hy der oan hechte dat de Gemeente seis
de groun oankeapet, dat wy seis baes bliuwe. De hear
Tiekstra hat dêrop antwurde: De direkteur fan it
Grounbidriuw hat opdracht fan it Kolleezje krige om
dizze grounoankeap to réalisearjen. Ik bin tige nijs-
gjirrieh nei de foarderingen hjirfan, hwant wy hawwe
oant nou ta gjin foarstellen krige hwat dit oangiet.
De heer Hemstra heeft inmiddels de vergadering ver
laten.
De heer Vellenga: Ik kon vermoeden in welke rich
ting de opmerkingen van de heer Miedema ongeveer
zouden gaan. Zonder dat dit punt expliciet en uitvoe
rig in onze fractie is besproken, dacht ik, dat wij in
zijn algemeenheid het betoog van de heer Miedema wel
kunnen onderschrijven. Hij heeft een deel van zijn
speech besteed aan het citeren van opmerkingen die
ik in het verleden over deze kwestie heb gemaakt en
die dekken nog wel steeds het standpunt van mij en
mijn fractie. Het moeilijke punt is dat wij inderdaad
te weinig weten om concreet over deze zaken te kun
nen praten. Wie nu zijn oor te luisteren legt of, an
ders gezegd, wie geregeld berichten volgt over de ver
houdingen tussen sommige gemeenten en bepaalde pro
jectontwikkelingsmaatschappijen, gaat wel eens wat
vrees koesteren. Zonder dat je nu zou kunnen zeggen
dat het te allen tijde een verkeerde zaak is, is wel
duidelijk geworden uit een reeks voorbeelden in den
lande dat men soms te ver in zee gaat met bepaalde
ontwikkelingsmaatschappijen en dat men zich als ge
meente vaak te zeer heeft vastgelegd in bepaalde te
stellen regels die een bepaalde periode overbruggen.
En wanneer ik dan zeg gemeente of gemeentebestuur,
dan zijn het vaak handelingen van een college van
B. en W. waarin een gemeenteraad als zodanig te wei
nig inzicht heeft of heeft gehad, ik heb het op een
andere plaats wel eens zo gezegd, dat er dan een Hoog-
Catharijne-effect kan ontstaan waardoor de raad er als
Jan Klaassen bij zit. Nu weet ik echt niet of er voor
dit soort zware woorden hier in deze Raad plaats is;
vandaar dat ik mij graag aansluit bij de intentie van
de opmerkingen van de heer Miedema, dat wij toch
wel volstrekte duidelijkheid moeten hebben over deze
hele zaak. Wanneer die niet geboden zou kunnen wor
den dan dacht ik dat een duidelijke uitspraak van de
Raad op zijn plaats zou kunnen zijn. Maar er is wel
gelegenheid om ons daar zo meteen nog over te be
raden.
De hear Tiekstra (weth.): Ik haw by de léste bi-
hanneiing fan dit ünderwerp m.b.t. de ynhald fan de
moty fan de hear Miedema sein dat it my talike dat
wy oan de datum fan 1 jannewaris 1974 gjin pine
hoegden to hawwen. Fierder hat it yn de rin fan dit
jier wol bliken dien dat der oer de trasearring fan de
dyk nei it Hearrenfean, binammen hwat de easken
oanbilanget dy't Rykswettersteat stelt m.b.t. de öf-
stan fan de bibouwing, mear düdlikheit bistean moast
ear't wy krekt fêststelle koene hoe't de bigrinzing fan
it plan wêze moast. Yntusken is dat punt opklearre.
It is sa dat by de üntwikkeling fan dit plan earder
gebrük makke is fan de bilangstelling dy't de projekt-
üntwikkelingsmaetskippij hie foar boumooglikheden op
it plattelan. Dêrby spilet fansels ek it kostenaspekt in
greate rol en dat hat wer fan gefolgen hawn dat nei-
gien is, m.b.t. dy kosten, hwat ünder bipaelde omstan-
nichheden it béste wêze soe: hielendal of foar in part
üntpolderje of hielendal opheegje. Ik mien to witten
dat it ündersyk fan de Tsjinst Iepenbiere Wurken
hjirnei koartlyn öfsluten is en dat de gegevens dêroer
nei de üntwikkelingsmaetskippij tastjürd binne. Fan
sels spilet yn de üntwikkeling fan dit plan ek mei de
omstannichheit dat wy hwat hoedener wurden binne
mei de üntwikkeling fan de wenningboumooglikheden.
Wy moatte oppasse dat wy, hwat dat oangiet, net in
al to greate produksje tagelyk op 'e merk bringe en
dan spilet de réalisearring fan Goutum yn dy opstel
ling dochs wol in rol mei. Ik wol der wol by sizze dat
it oerliz mei de üntwikkelingsmaetskippij perfoarst net
ynhaldt dat de Gemeente ek mar ien foech oerdraecht.
Utgongspunt is a. dat de Gemeente de groun seis oan
keapet (dy opdracht is jown, mar dêr kom ik noch op
werom), b. dat sa goed mooglik yn oerliz mei de ünt
wikkelingsmaetskippij de ynhald fan it bistimmings-
plan fêststeld wurdt yn elts gefal foar dat part
hwer't de üntwikkelingsmaetskippij mooglik bilang
stelling foar hat en ek de kalkulaesjes opsteld
wurde; mar de forantwurdlikheit dêrfoar bliuwt by
de Gemeente, wy geane dêrfoar gjin inkele forplich-
ting oan en c. dat de mooglikheit iepen bliuwt dat ek
oaren yn dat gebiet bouwe sille. Dat bitsjut dat wy
fan üs kant oanstjüre op in bistimmingsplan dêr't net
yn 't foar fan fêst stiet dat de üntwikkelingsmaet
skippij dêryn bouwe sil. Wy halde de frijheit eventuele
oare bilangstellenden dêryn to lüken, siker as de ünt
wikkelingsmaetskippij net avensearje soe.
Nou freget de hear Miedema fansels meiiens hwat
der dan torjochte kommen is fan de opdracht oan de
direkteur fan it Grounbidriuw. Ik haw al sein dat
earst de grinzen fan it plan fêst stean moasten. Fier
der wol ik der op wize dat yn it oerliz mei Dep. Stea-
ten op't heden it probleem fan it oankeapjen sa leit
dat wy gjin oankeapbilied opsette kinne dan nei't ek
de ynhald fan it üntwerp-bistimmingsplan bikend is
by Dep. Steaten. Op't heden hat dizze groun noch in
agraryske bistimming. Dat wol sizze dat, hwannear't
wy oankeapen dogge, wy dizze tsjinoer Dep. Steaten
motivearje moatte kinne op basis fan in üntwerp-bi
stimmingsplan; oars krije wy der gjin goedkarring op,
krekt omdat yn de situaesje fan nou it oankeapbilied
fan de Gemeente troch Dep. Steaten öfgryslik kritysk
bisjoen wurdt, binammen op de finansiéle risiko's dy't
der yn sitte, yn forban mei de finansiéle posysje fan
de Gemeente. Ik haw de forwachting dat it üntwerp-
bistimmingsplan dochs wol yn it earste healjier fan
1974 by üs wêze kin omdat it oerliz wol safier is dat
dat kin.
Uit mijn beantwoording van de opmerkingen van
de heer Miedema ik zeg dit aan het adres van de
heer Vellenga blijkt wel dat wij ons een maximum
aan vrijheid voorbehouden t.a.v. de projectontwikke
lingsmaatschappij, maar tegelijkertijd proberen om een
maximum aan mogelijkheden beschikbaar te houden.
Ik deel de kritische opstelling van de heer Vellenga
t.a.v. dit soort instituten; dat is mijn opstelling voort
durend geweest ook in het kader van het overleg van
de V.N.G. Ik ben dus van mening dat wat dat betreft
wij niet alleen formeel hebben te zorgen dat de Raad
geen morele verplichtingen op zich neemt, maar dat
zelfs het College zich te dier zake elke morele ver
plichting van het lijf dient te houden. Ik hoop alleen
dat het overleg met deze ontwikkelingsmaatschappij
er toe kan leiden dat wij sneller tot realisering van
dit plan komen.
De hear Miedema: Ik soe graech in foarstel oer
de oarder fan dizze gearkomste yntsjinje wolle. Is it
ek mooglik dat wy earst kofjedrinke? Dan hawwe
wy yn it skoft even tiid foar oerliz. Wy dogge dat
op it „Blanke Ruim". Elts dy't it hearre wol, kin der
by komme.
De Voorzitter: Ik zal dit punt na de pauze opnieuw
aan de orde stellen. Wij kunnen eerst nog wel een
ander punt behandelen.
Volgno. 160.
De heer P. D. van der Wal: Raadsleden die wel
eens in de Landbuurt of in de Parkstraten komen,
zullen het met mij eens zijn dat er in die gebieden door
het lukraak slopen van de Gemeente mensonwaardige
toestanden zijn ontstaan. Zonder enig overleg met de
bewoners wordt er daar maar op los gebroken. Het is
zelfs voorgekomen dat bij het machinaal slopen van
onbewoonde woningen het dak van een nog bewoonde
woning een kleine meter werd opgelicht en daarna
met wat plastic weer provisorisch werd hersteld. Als
je niet oppast wordt de woning naast de jouwe afge
broken voor je het in de gaten hebt. De straten zijn
kapot gereden en praktisch onbegaanbaar geworden.
Het braak liggend terrein wordt niet of nauwelijks ge
ëgaliseerd en wordt als illegale vuilstortplaats en auto
kerkhof gebruikt. Voor de Reinigingsdienst is het in
die gebieden haast onbegonnen werk en ze beginnen
er dan ook maar zeer sporadisch aan. De bewoners
van de Landbuurt hebben al herhaaldelijk te kennen
gegeven dat zij overleg met de Gemeente over deze
zaken op prijs zouden stellen en nog zeer onlangs is