14 15- of plotseling op ons af komen in deze Raad aan de orde te stellen. Mijn fractie zou bijzonder graag zien dat de gedachte die wij hebben neergelegd in de motie ik noem het het Heerenveense systeem, want daar werkt het zoals het in de motie wordt voorgesteld door de Raad wordt overgenomen. Als mijn motie zou worden verworpen dat zit er wel in als ik de geluiden van de kant van de P.v.d.A. hoor dan ben ik al lang blij met de afgezwakte motie die de heer De Vries net heeft ingediend. Dat is beter dan helemaal niets. Ik vind het jammer dat die zo is afgezwakt maar ik vind het in ieder geval een verbetering van de mogelijkheden van informatie en nadere oriëntering. Daarom steun ik graag die motie van de P.v.d.A. (De Voorzitter: U trekt Uw motie dus op dit moment niet in.) Nee, zeker niet. De Voorzitter: Wij kunnen nu wel gaan stemmen over de moties. Wij stemmen eerst over de motie die de heren Van Haaren, Singelsma en P. D. van der Wal hebben ingediend. De motie van de heren T. H. van Haaren, J. B. Sin gelsma en P. D. van der Wal wordt verworpen met 26 tegen 5 stemmen. Voor stemmen mevr. J. Dijkstra- Rethlehem en de heren T. H. van Haaren, H. Meijerhof, J. B. Singelsma en P. D. van der Wal. De Voorzitter: Dan krijgen we nu de motie die is ingediend door de heren Janssen, De Vries en Van Haaren. De motie heeft betrekking op het voorstel dat in maart door het College is ingediend. Ik neem aan dat U allemaal weet wat daarmee bedoeld wordt. De motie van de heren G. de Vries, J. F. Janssen en T. H. van Haaren wordt aangenomen met 19 tegen 12 stemmen. Tegen stemmen de heren G. F. Eijgelaar, O. Heidinga, H. Jansma, J. de Jong, K. J. de Jong (weth.), A. Klomp, W. Miedema, Ir. C. L. Rijpma, J. Tiekstra (weth.), Mr. B. P. van der Veen, L. Visser en J. Wiersma. De Voorzitter: Ik neem aan dat de Raad er mee instemt dat de datum van ingang wordt bepaald door B. en W.; in het voorstel stond een datum genoemd maar die klopt natuurlijk niet meer. Akkoord? De Raad stemt hiermee in. De Voorzitter: Dan komen wij nu bij het door de heer Van Haaren geclaimde punt betreffende de ge luidshinder. Ik neem eigenlijk aan dat hij daar de laat ste maanden al genoeg over gezegd heeft. Niet? Dan krijgen we nu nog wat geluidshinder. De heer Van Haaren: Och, het is voor U misschien wel overlast dat ik hier over begin, maar ik wil toch iets zeggen over de lawaaihinder van de vliegbasis. Ik heb hier inderdaad meer over gesproken. Het probleem is bekend; dat mogen we tenminste veronderstellen. Het is met klem naar voren gebracht door bewoners van de stad, door hoofden van scholen en door aller hande verenigingen. De Commissie Geluidshinder stelde een uitvoerig informatiebulletin samen en vroeg om een onderzoek naar de lawaaibelasting. Uit het informatiebulletin, waarin een vergelijking wordt ge maakt met de situatie in Soesterberg, kan worden ge concludeerd dat de lawaaihinder van de basis zodanig is dat men kan spreken van een aantasting van het leefmilieu in sommige dorpen en in sommige wijken van deze gemeente. Het is daarom naar onze mening een duidelijke taak voor onze Gemeente, voor omlig gende gemeenten en de Provincie daadwerkelijk iets te doen aan de beperking van de lawaaihinder. In deze Raad krijg ik de indruk wordt toch de ernst van die hinder onderschat en laat men letterlijk en fi guurlijk het donderend geraas van straaljagers over zich komen. Je vraagt je af hoe dat komt. Merken we het niet, wonen we te ver van de basis af, hebben we er persoonlijk niet zoveel last van? Ik weet het niet. Zijn we misschien zo bang voor Russen en Chinezen, zijn we zulke trouwe aanhangers van de N.A.V.O. dat wij zonder meer passief deze aantasting van het leef milieu als een noodzakelijk kwaad accepteren Ik dacht dat je, zelfs als je een trouw aanhanger bent van de N.A.V.O., moet erkennen dat er oefeningen zijn die niet meer acceptabel zijn omdat ze het milieu op een enorme manier aantasten. Hele grote tankoefenin gen worden ook niet op de Veluwe gehouden; daarvoor gaat men naar Duitsland. We moeten nodig eens af van al die redeneringen van de basiscommandant en andere hoge officieren die stellen dat wij alle lawaai maar moeten slikken om der wille van de paraatheid van de luchtmacht. Ik zie in het overleg met deze dap pere strijders geen oplossing, want de standpunten van paraatheid en bescherming van het leefmilieu zijn on verenigbaar en leiden tot wat men in het schaken een patstelling noemt. Ook in het overleg tussen de Pro vincie en de gemeenten heb ik weinig vertrouwen. Het is een geheim overleg achter gesloten deuren en de leden van deze Raad of geïnteresseerde burgers kun nen op geen enkele manier de vinger aan de pols hou den. Het overleg kan eindeloos voortslepen en het re sultaat moeten we maar afwachten. We hebben met de Commissie Geluidshinder vliegbasis Leeuwarden om een objectief deskundig onderzoek gevraagd. Hierover heeft de Raad een motie aangenomen. En wat is dan het resultaat van het op 5 november j.l. gevoerde over leg Alleen maar een mededeling van de Burgemees ter dat de kwestie van dit onderzoek op de volgende, weer geheime overleg-bijeenkomst aan de orde zal wor den gesteld. Onze Gemeente is veel te passief gebleven; die had bij de basiscommandant, bij de Provincie en bij de Minister van Defensie eisen moeten stellen. Ge lukkig heeft het P.P.R.-kamerlid Bas de Gaay Fortman een minder passieve houding aangenomen en de vra gen gesteld die wij eigenlijk hadden moeten stellen. Resultaat: Er komt een onderzoek naar de geluidsover last die door het gebruik van de vliegbasis Leeuwar den wordt veroorzaakt. Aan de hand van dit onderzoek zal men nadere mogelijkheden van lawaaivermindering onderzoeken. Wij zijn blij met dit resultaat, maar wij zijn toch bang dat het weer een commissie gaat wor den, samengesteld uit militaire deskundigen die nu eenmaal wat lawaaihinder van vliegtuigen betreft oor kleppen op hebben. Laat Leeuwarden met de andere hierbij betrokken gemeenten en de Provincie er op aandringen dat het onderzoek ook wordt uitgevoerd door niet-militaire deskundigen. De resultaten van een dergelijk onderzoek zouden wel eens kunnen leiden tot de constatering dat de vliegbasis Leeuwarden moet ver dwijnen, maar zover is het nog niet. In afwachting hiervan zou de Raad van deze Gemeente de door 2.000 inwoners van Marssum, Jelsum, Cornjum, Engelum, Stiens en Bilgaard gestelde eisen kunnen overnemen en de Minister van Defensie met klem vragen om, in afwachting van de resultaten van het onderzoek, le het vlieg-oefenprogramma te beperken; 2e geen vluch ten gedurende de schooltijden; 3e sterke beperking van doorstarts en nachtvluchten. Ik heb dit neergelegd in een motie die als volgt luidt: „De Raad der gemeente Leeuwarden, op 17 decem ber 1973 in vergadering bijeen, besluit, in afwachting van het bekend worden van de resultaten van het door de Minister van Defensie toegezegd onderzoek inzake de geluidshinder van de vliegbasis Leeuwarden, er bij deze bewindsman op aan te dringen nu reeds het vlieg- oefenprogramma te beperken, o.a. door het stoppen van vluchten tijdens de schooltijden en vermindering van doorstarts en nachtvluchten." De motie is mede-ondertekend door Piet van der Wal. De Voorzitter: Ik zou de Raad willen meedelen dat er een commissie komt waarin het Prov. Bestuur, de gemeentebesturen van de betrokken gemeenten en de Commissie Geluidshinder zitting zullen hebben; er zul len ook twee vertegenwoordigers in zitten van het Mi nisterie van Defensie, waarschijnlijk iemand van de vliegbasis Leeuwarden en een expert uit Den Haag. Die commissie gaat de problematiek aanpakken. Het is de bedoeling dat begin januari de commissie voor het eerst bijeen komt, helemaal niet in het geheim. Daar zal heus wel het nodige van naar buiten komen. Ik moet U met nadruk zeggen de heer Van Haa ren heeft het een paar maal naar voren gebracht dat het beslist niet waar is dat de problematiek van de geluidshinder wordt onderschat, niet door het Col lege en, ik dacht, ook niet door de Raad. De heer Van Haaren is niet de enige die hiervoor pleit; wij doen dat ook, alleen wij doen het op een andere manier. Er komt, geloof ik, een nader voorstel betreffende het in stellen van de commissie in de Prov. Staten en de ver schillende gemeenteraden; dat zal vrij snel in de Raad komen. Ik heb begrepen dat er begin januari al ver gaderd zal worden onder voorzitterschap van gedepu teerde Spiekhout. Wij hebben in principe al meegedeeld dat weth. Ten Brug ons zal vertegenwoordigen in die commissie. Wij zijn dus echt bezig met dit probleem en ik vind het persoonlijk geen zinvolle zaak in dit sta dium de motie aan te nemen die de heer Van Haaren heeft ingediend. Ik ben het er mee eens dat het pro bleem alle aandacht moet hebben; wij werken daaraan mee langs de door mij geschetste weg. Ik ontraad de motie. Wel stel ik voor van onze kant alles in te zetten voor een goed overleg in de commissie. Handhaaft de heer Van Haaren de motie? (De heer Van Haaren: Ik merk wel dat er weinig weerklank is. Ik wil de motie wel handhaven, maar we kunnen er wel bij hand opsteken over stemmen.) Goed, dan breng ik de motie in stemming. De motie van de heren T. H. van Haaren en P. D. van der Wal wordt bij hand opsteken verworpen met 25 tegen 6 stemmen. Begroting van het Markt-, Haven- en Slachthuisbedrijf. Deze wordt z.h.st. vastgesteld overeenkomstig het voorstel van B. en W. Begroting van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst. Deze wordt z.h.st. vastgesteld overeenkomstig het voorstel van B. en W. Begroting van de Dienst voor de Gezondheidszorg. Deze wordt z.h.st. vastgesteld overeenkomstig het voorstel van B. en W. Begroting van het Woningbedrijf. Deze wordt z.h.st. vastgesteld overeenkomstig het voorstel van B. en W. Begroting van de Dienst voor Reiniging en Brandweer. Deze wordt z.h.st. vastgesteld overeenkomstig het voorstel van B. en W. Begroting van de Dienst Stadsontwikkeling. De heer Janssen: Al meer dan'een jaar lang spre ken we in deze Raad van tijd tot tijd over de situatie waarin de secretarie-afdeling Volkshuisvesting en Openbare Werken, in de wandeling V.O.W. genoemd, verkeert of komt te verkeren. In de vergadering van 8 januari 1973 spraken we over de positie die V.O.W. in het ruimtelijke ordeningproces zal innemen. De C.C.P.-fractie diende een motie in om V.O.W. op te splitsen in een bureau R.O. en een deel dat als V.O.W. bij de Secretarie zou blijven. Op 9 januari 1973 sprak de heer Heidinga over de reorganisatie van de afd. V.O.W. waarbij hij concludeerde dat de afdeling er op kon rekenen dat de rechten van het personeel volledig gewaarborgd bleven. In de vergadering van 27 augus tus j.l. kwam de heer Heidinga nog eens terug op punt 5 van de motie-Wiersma zoals die door B. en W. werd overgenomen. Hij zei o.m.: „Eén der zwaarste punten der onduidelijkheid is wel een goed inzicht te krijgen in de taak en plaats van de afd. V.O.W. in de nieuwe vorm die de Dienst Stadsontwikkeling zal krijgen." In zijn beantwoording gaf de heer Tiekstra het College standpunt weer zoals dat was ingenomen in de verga dering van 26 juni 1973; dit luidde aldus: „B. en W. zijn van oordeel dat, als gevolg van het thans lopende organisatie-onderzoek Ruimtelijke Ordening, er ten principale geen wijziging aangebracht dient te worden in de aan de secretarie-afdeling V.O.W. opgedragen ta ken." Even verder in hetzelfde antwoord spreekt de Wethouder over de in te stellen projectgroepen, waar bij de afd. V.O.W. duidelijk moet worden ingeschakeld. Hij geeft ook nog eens weer dat eventuele taakwijzi- gingen tussen V.O.W. en de Dienst Stadsontwikkeling aan de hand van opgedane ervaringen in de loop der jaren geleidelijk mogen worden ingevoerd. Weth. Tiekstra vervolgde met de opmerking dat de tweede fase van het onderzoek dat door Twijnstra en Gudde gepleegd wordt, zal resulteren in een beheersverorde- ning m.b.t. de geïntegreerde dienst waarin ook duide lijk de taakafbakeningen van de afd. V.O.W. zullen voorkomen. Vooral de beheers verordening hadden wij nu graag ter tafel gehad omdat er gedurende lange tijd een grote onzekerheid bestaat over het lot dat de afd. V.O.W. beschoren is. Welke werkzaamheden wor den nu door V.O.W. verricht en welk deel van de af deling is bezig met het werk van de Dienst Stadsont wikkeling? Kortom, hoe draait het bij de afd. V.O.W.? Dit zijn vragen die ons enig inzicht moeten geven over de toekomstmogelijkheden van deze afdeling. Wij ach ten het niet langer verantwoord deze onzekerheden te laten voortbestaan. Dit zal ook zeker de heer De Jong aanspreken; die heeft hier in het verleden ook nogal eens over gesproken. Mocht uit het antwoord van het College niet blijken dat het zeer binnenkort in de Raad behandeld zal worden, dan overweeg ik een motie in te dienen teneinde dit te bewerkstelligen. De hear Jansma: Yn de léste gearkomste fan de bigeliedingskommisje organisaesje-ündersyk romtlike oardering hawwe wy lang diskussiearre oer it rapport fan de wurkgroep administraesje D.S.O. Wy binne dér dy jouns net hielendal ütkommen en der is öfpraet dat der in nota komme soe en in skema. Wy soene der sa mooglik yn jannewaris op werom komme, der fier der oer prate en mooglik dat de kommisje dan ek oer de bihearsforoardering in advys oan B. en W. ütbringe kin. Dêrom soe ik eins foarstelle wolle joun net fier der op dizze frij yngewikkelde problematyk yn to gean mar to wachtsjen oant B. en W. ynkoarten mei in üt- stel by de Ried komme. Dan hawwe wy de stikken foar üs en dan kinne wy der miskien sinniger oer prate as op dit momint. De heer J. de Jong: Ik zou mij graag willen aanslui ten bij hetgeen de heer Jansma heeft gezegd. Ik vind het onjuist hier op dit moment over te gaan praten, terwijl dit nog volop in bespreking is. De heer Tiekstra (weth.): Ik refereer voor wat het standpunt van het College betreft aan het standpunt dat ik in de raadsvergadering van 27 augustus j.l. naar voren heb gebracht. Wat de concrete vraag van de heer Janssen betreft m.b.t. de werkzaamheden die de secretarie-afdeling V.O.W. verricht op het terrein van de ruimtelijke or dening kan ik vrij kort zijn. Alle voorbereidende werk zaamheden, in het bijzonder van juridische aard, m.b.t. bestemmingsplannen zijn op het ogenblik bij de afde ling V.O.W. Dat betekent dat het in het bijzonder de voorbereiding betreft van bestemmingsplan-voorschrif ten e.d. Verder is bij de afdeling V.O.W. b.v. het pas seren van de akten voor het verwervingsbeleid onder gebracht. Voorts is bij de afdeling V.O.W. en dat moet ik met een zekere voorzichtigheid zeggen on dergebracht alles wat betrekking heeft op het afgeven van vergunningen ex art. 19. Dat is op zichzelf ook een logische zaak omdat daar moet de Raad oog voor hebben de bouwvergunningen die afgegeven moeten worden, lopen via de Dienst Bouw- en Woning toezicht die geen onderdeel is van de Dienst Stadsont wikkeling. Dus ten principale blijven dit soort werk zaamheden toch bij de secretarie-afdeling V.O.W. Ik heb de vraag even in algemene zin beantwoord. Verder zou ik t.a.v. deze hele materie willen volstaan met te zeggen dat bij het voorleggen van de ontwerp- beheersverordening aan de Gemeenteraad, nadat die in de begeleidingscommissie is behandeld, volledige opening van zaken kan worden gegeven m.b.t. de po sitie van de secretarie-afdeling V.O.W. Ik dacht dat het standpunt dat ik destijds heb weergegeven nog on verkort gehandhaafd blijft. Ik wil wel meedelen dat ik vanmorgen nog mijn laatste gesprek heb gehad met een hoofdambtenaar van de Secretarie in het bijzonder over het informatieschema, over het schema van de administratieve organisatie en over de ontwerp-be- heersverordening. Ik mag dus aannemen dat stellig in de maand februari, mogelijk zelfs in januari, deze hele problematiek bij de Raad terug komt. Als ik dit zo zeg dan geloof ik dat, als de Raad op dit moment uit-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 4